direct naar inhoud van Artikel 12 Water
Plan: Bedrijventerrein Katsbogten 2008
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008014-e001

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Functies

De voor ´Water´ aangewezen gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishoudkundige doeleinden en waterberging met bijbehorende taluds, bermen, groenvoorzieningen en kunstwerken.

12.1.2 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Water´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. objecten voor beeldende kunst,

voor zover deze ondergeschikt zijn aan de onder 12.1.1 genoemde functies.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

12.2.2 Bouwverbod

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

12.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van kunstwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de geleding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan hiervoor op aantoonbare wijze noodzakelijk is;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag ten hoogste 5 m bedragen.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 23.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
12.4 Ontheffing van de bouwregels
12.4.1 Ontheffing voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 23.1 en met de ontheffingsvoorwaarden in 12.4.2 ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in artikel 12.2.3 onder b voor de hoogte van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 m;
  • b. het bepaalde in artikel 12.2.3 onder c voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde die naar hun aard en functie toelaatbaar zijn binnen de bestemming zoals zend-en ontvangstinrichtingen, sirenes, lichtmasten e.d.
12.4.2 Ontheffingsvoorwaarden

De in artikel 12.4.1 en Ontheffing voor bouwwerken, geen gebouw zijnde genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

  • a. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;
  • c. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.
12.5 Specifieke gebruiksregels
12.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  • a. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
  • b. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
  • c. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.
12.5.2 Ontheffing voor meest doelmatig gebruik

Burgemeester en wethouders verlenen met inachtneming van de procedureregels in artikel Procedureregels ontheffing en nadere eisen ontheffing van het bepaalde in artikel 12.5.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.