Plan: | Bedrijventerrein Vossenberg 2008 |
---|---|
Status: | geconsolideerde versie |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2008013-f001 |
Binnen de gemeente Tilburg is een groot aantal wetten en beleidsstukken met betrekking tot natuur en groen van kracht. Beleid en wetgeving is verdeeld over rijk, provincie en gemeente.
Op rijksniveau zijn Natuurbeschermingswet 1998, Flora- en faunawet en Boswet van kracht. De Natuurbeschermingswet 1998 (vastgesteld in 2006) biedt bescherming aan gebieden met bijzondere waarden, zoals de Natura2000-gebieden. De Flora- en faunawet (2002) beschermt vrijwel alle in het wild voorkomende planten- en diersoorten (incl. de soorten, die genoemd worden in het Verdrag van Bern, de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn). In de Boswet (1961) is de kap van individuele bomen en bos buiten de bebouwde kom geregeld.
In het Streekplan van de Provincie Noord-Brabant (2002) is vorm gegeven aan de provinciale Ecologische Hoofdstructuur. In Noord-Brabant wordt deze de Groene Hoofdstructuur (GHS) genoemd. Uitgangspunt van de GHS is het bereiken van een duurzaam ecologisch netwerk door de ontwikkeling van grootschalige natuur en tussenliggende ecologische verbindingszones. Naast strikte begrenzingen, zijn op provinciaal niveau ook zoekgebieden voor de GHS aangegeven. Per gemeente wordt de begrenzing nader uitgewerkt.
Op gemeentelijk niveau zijn met name de Kadernota Groene Mal, het Groenstructuurplan Plus en de Bomenverordening van belang. In de Kadernota Groene Mal (2002) is het rijks- en provinciaal beleid uitgewerkt en zijn aanvullende bepalingen voor natuur en ecologie binnen de gemeentegrenzen opgenomen. Het Groenstructuurplan Plus (1998) geeft een lange-termijnvisie op beheer en inrichting van het openbaar groen. In de Bomenverordening (2008) is de bescherming van bomen binnen de bebouwde kom van de gemeente Tilburg vastgelegd.
De gemeente dient de Groene Hoofdstructuur op perceelsniveau in het bestemmingsplan vast te leggen. Voor het bos en de vijver aan de Gesworenhoekseweg is door Ecologisch Adviesbureau Cools een begrenzingsvoorstel opgesteld (zie het rapport ´Concrete begrenzing EHS en GHS binnen het terrein van Fujifilm Manufacturing Europe BV te Tilburg, juni 2009 dat als bijlage is opgenomen). Met uitzondering van het zuidoostelijke deel van het bos is het begrenzingsvoorstel (zie figuur 1) overgenomen in het bestemmingsplan. De uitzondering houdt verband met de vigerende bestemming ´Bedrijven´ ter plaatse.
Ook voor het gebied tussen het bedrijventerrein Vossenberg, de Noordwesttangent, bedrijventerrein Kraaiven en het Wilhelminkanaal is door Ecologisch Adviesbureau Cools een begrenzingsvoorstel gemaakt (zie hiervoor het rapport 'Ecologische visie en begrenzingsvoorstel GHS/EHS gebied Kraaiven - Vossenberg te Tilburg' dat als bijlage is opgenomen. Dit voorstel is voor het plangebied van het bedrijventerrein Vossenberg overgenomen.
Hierop zijn enkele uitzonderingen. De eerste uitzondering betreft het voorstel voor de nieuwe delen 'Overig bos- en natuurgebied'. De gedeelten die in eigendom zijn worden als 'Natuur' bestemd. Een gedeelte van de percelen ten oosten van de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg en ten noorden van de Dongenseweg is in het kader van het vigerende Bestemmingsplan Noordwesttangent: Natuurcompensatie Vossenberg West - Spinder, deel 1 (Gemeente Tilburg, 24 maart 2003) al bestemd als natuur. Enkele andere delen worden niet als 'Natuur' bestemd, omdat deze niet in eigendom zijn van de gemeente.
De tweede uitzondering betreft de begrenzing van het bos ter plaatse van de woningen langs de Dongenseweg. Hier is namelijk reeds de vigerende bestemming 'Wonen' aanwezig.
De derde uitzondering op het begrenzingsvoorstel vormt de begrenzing van het bos bij pallet- en emballagehandel Van de Wijgert aan de Minosstraat. In overleg met de partners van de Groene Mal (waaronder de provincie) is besloten om ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijf te komen tot een herbegrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur ter plaatse.
Met de Groene Mal-partners is overeengekomen om de 9.190 m2 bestaand bosgebied c.q. EHS/GHS-Natuur te vergroten met zesmaal de bestaande oppervlakte (d.w.z. 5,5 hectare) en deze te verleggen naar een gebiedsdeel tussen de Spinder en De Mast (ten noorden van de Noordwesttangent). Het gebied tussen de Spinder en de Mast wordt ingericht met 1,5 hectare bos, bloemrijk grasland, ruigte en een poel. Het nieuwe gebied heeft een oppervlakte van circa 6,1 hectare (exclusief de oppervlakte van de Vossenbergseweg die over de gehele lengte door het gebied loopt).
Voor meer informatie wordt verwezen naar het rapport 'Herbegrenzing van de EHS/GHS-Natuur in relatie met de uitbreiding Van de Wijgert te Tilburg' (EAC, maart 2009) dat is opgenomen als een bijlage.
Windturbines Fujifilm
Ten behoeve van de oprichting en het gebruik van 5 windturbines op het terrein van Fujifilm is ecologisch onderzoek uitgevoerd en een toetsing aan de wet- en regelgeving voor natuur gedaan. De resultaten hiervan zijn opgenomen in het rapport 'Ecologisch onderzoek Windpark Fujifilm, Toetsing aan de wet en regelgeving voor natuur' (Grontmij, april 2009). In onderstaande tekst wordt ingegaan op de conclusies uit het bovengenoemde rapport. Voor meer informatie wordt verwezen naar het rapport dat als een bijlage is opgenomen.
Toetsing aan het provinciaal beleid
De oprichting van het park zorgt niet voor een directe aantasting van de EHS of GHS. Het gebruik, met name van turbine 4, kan echter wel voor verstoring zorgen van doelsoorten van eiken-beukenbossen (wespendief, buizerd). De flora wordt niet beïnvloed. Aangezien het hier om een multifunctioneel type gaat is enige menselijke beïnvloeding toelaatbaar. De oprichting en het gebruik van windpark Fujifilm zorgen daarom niet voor aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS.
De windturbines liggen niet in de GHS en hebben geen invloed op haar functioneren.
Toetsing aan de Natuurbeschermingswet
Het windpark is niet gepland in gebied dat onder de bescherming van de Natuurbeschermingswet valt. Het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied is de Loonse en Drunense Duinen, een habitatrichtlijngebied. Het initiatief heeft geen invloed op de soorten en habitattypen waarvoor dit gebied zal worden aangewezen. Ook op Vogelrichtlijngebieden in de wijdere omgeving heeft het windpark geen invloed.
Het aanvragen van een Natuurbeschermingswetvergunning is daarom niet aan de orde.
Toetsing aan de Flora- en faunawet
Bij de oprichting van de windturbines worden geen vaste verblijfplaatsen of groeiplaatsen van beschermde soorten aangetast. Indien de aanlegwerkzaamheden tijdens het broedseizoen van vogels worden uitgevoerd is het niet uitgesloten dat nesten worden verstoord. De kans hierop is het grootst bij de oprichting van turbine 4, nabij het bosperceel en de plas. Het verstoren van vogelnesten is verboden op grond van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Door onderstaande maatregelen te treffen kan dit voorkomen worden. Voor het verstoren van vogelnesten verleent LNV in principe geen ontheffing.
Bij de oprichting is het verder mogelijk dat molshopen of konijnenholen worden aangetast. Hiervoor hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden. Voor deze ('tabel 1') soorten geldt namelijk een vrijstelling van ontheffingaanvraag bij ruimtelijke ingrepen. Aangezien de mol en het konijn zoveel op het terrein voorkomen zijn verder geen maatregelen nodig voor deze soortgroepen.
Mitigerende maatregelen
Om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen kunnen de volgende maatregelen worden uitgevoerd:
Zoekgebied overige windturbines
In het plangebied van het bestemmingsplan is nog (een geringe hoeveelheid) ruimte voor meer windturbines. Hiervoor is op basis van o.a. ecologische aspecten een zoekgebied aangegeven. Criterium voor de bepaling van het zoekgebied vanuit ecologie was de aanwezige GHS/EHS in en rond het gebied. In deze GHS/EHS is plaatsing vanuit ecologisch oogpunt niet gewenst. Daarnaast is met het zoekgebied minimaal 50 meter afstand aangehouden tot de GHS/EHS.
In een later stadium (in de initiatieffase) dient voor (een) nieuwe windturbine(s) net als voor de reeds opgenomen windturbines ecologisch onderzoek en een toetsing aan de wet en regelgeving voor natuur worden uitgevoerd.