direct naar inhoud van 3.5 Water- en milieubeleid
Plan: Bedrijventerrein Vossenberg 2008
Status: geconsolideerde versie
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008013-f001

3.5 Water- en milieubeleid

3.5.1 Waterplan en Waterstructuurplan

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het Waterplan (1997) en verder uitgewerkt en ruimtelijk vertaald in het Waterstructuurplan (2002). In het Waterplan zijn algemene doelstellingen geformuleerd met betrekking tot het gemeentelijk waterbeleid op de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidsgedachte. Het Waterstructuurplan koppelt het actieprogramma uit het Waterplan aan ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente en geeft hiermee onder andere invulling aan water als ordenend principe. In het waterstructuurplan zijn de volgende hoofddoelstellingen voor het gemeentelijk waterbeleid opgenomen:

  • a. Streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
  • b. Optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficient gebruik van water;
  • c. Vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water.

De principes van duurzaam waterbeheer zijn nog steeds actueel, wel hebben de laatste jaren er op landelijk (Nationaal Bestuursakkoord Water) en europees niveau (Kaderrichtlijn Water) veel ontwikkelingen plaatsgevonden op dit beleidsveld. Afgesproken is om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en vervolgens op orde te houden richting 2050 om wateroverlast zoveel mogelijk te voorkomen. Tevens dient in 2015 de goede chemische en ecologische toestand van het watersysteem te zijn bereikt. Het Tilburgse waterbeleid zal hiertoe worden geactualiseerd.

3.5.2 Bodembeleid gemeente Tilburg: in goede aarde

In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg. Het rapport is opgebouwd uit vier delen, respectievelijk de hoofdlijnen van het beleid, het gemeentelijk beleid verder uitgewerkt, het maatregelenprogramma en het meerjarenprogramma bodemsanering.

Het eerste deel gaat in op de Tilburgse bodemproblematiek: hoe is de bodemverontreiniging ontstaan, en welke soorten verontreinigingen worden aangetroffen, om hoeveel verontreinigde plekken gaat het en waarom moet er gesaneerd worden. De aanpak van bestaande verontreiniging richt zich in eerste instantie op de ruimtelijke ambities van de stad. Bodemsanering wordt zoveel mogelijk geïntegreerd in deze projecten opgepakt.

Daarnaast wordt voor de hele stad de bodemkwaliteit in beeld gebracht. Deze bodemkwaliteit wordt vergeleken met de basiskwaliteit om vast te stellen waar nog onderzoek en sanering moet plaatsvinden. Bij het wegwerken van de werkvoorraad stimuleert de gemeente dat anderen dan zijzelf de gevallen van bodemverontreiniging saneren, zoals bedrijven op bedrijventerreinen, projectontwikkelaars en in voorkomende gevallen door publiekprivate samenwerking.

Bij urgente gevallen wacht de gemeente eventuele ontwikkeling van plannen niet af. Waar mensen een gezondheidsrisico lopen of de verontreiniging zich snel verspreidt, dwingt de gemeente verantwoordelijke partijen de sanering ter hand te nemen.

In het tweede deel van de nota staan partijen die bij de bodemproblematiek betrokken zijn centraal. De zorg voor de bodem in algemene zin volgt uit de gemeentewet. Vanuit de Wet Milieubeheer heeft de gemeente de taak om nieuwe bodemverontreiniging te voorkomen. De gemeente is het bevoegd gezag bij de aanpak van bodemsanering vanuit de Wet bodembescherming en is budgethouder in het kader van de Wet stedelijke vernieuwing. Als het bevoegd gezag Wbb heeft de gemeente Tilburg vastgesteld aan welke basiskwaliteit de Tilburgse bodem moet voldoen. De gemeente stimuleert marktwerking bij de uitvoering van bodemsanering en voert waar nodig zelf bodemsanering uit.

De gemeente toetst op grond van de Woningwet de bodemkwaliteit bij de aanvraag van een bouwvergunning. De gemeente onderzoekt in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bodemkwaliteit bij het opstellen van bestemmingsplannen en weegt dit aspect mee bij het vaststellen van bestemmingen. In het kader van de Wet collectieve preventieve volksgezondheid betrekt de gemeente de GGD bij bodemonderzoek en sanering. Een nieuw onderwerp is bodemsanering en archeologie. In de komende periode worden deze twee werkvelden op elkaar afgestemd. De gemeentelijke bodemtaken worden op transparante en toetsbare wijze uitgevoerd. Hiervoor wordt het kwaliteitshandboek gehanteerd waarin werkprocessen en richtlijnen zijn vastgelegd.

Verder gaat de gemeente in deze nota in op de verantwoordelijkheid van de gemeente als eigenaar van terreinen en als planontwikkelaar. Ook wordt er stilgestaan bij de uitvoering van bodemsanering. Tevens wordt er informatie gegeven welke van belang is voor bedrijven. Enerzijds wordt de regels en maatregelen in het kader van milieuvergunningsverlening om bodemverontreiniging te voorkomen behandeld en anderzijds wordt stilgestaan bij de aanpak van bestaande verontreiniging.

Informatie die van belang is voor initiatiefnemers van bouwwerken en ontwikkelingslocaties worden tevens gegeven. Zo wordt er weergegeven wat de bodemtoets bij een aanvraag bouwvergunning inhoudt en hoe Tilburg met een bijdrage in de marktwerking stimuleert bij bodemsanering.

Als laatste laat de gemeente zien hoe haar bodemtaken en -beleid afgestemd zijn met andere partijen, hoe belanghebbenden bij bodemsanering worden betrokken en hoe over het bodembeleid in het algemeen zal worden gecommuniceerd.

3.5.3 Energiebeleidsplan Tilburg: energiekoers en energiedaden

Er is bij de opzet van het energiebeleidsplan aangesloten op de landelijke ontwikkelingen. Daarbij is gebruik gemaakt van een uniforme ambitietabel voor gemeenten (de zogenaamde MENUkaart). De tabel kent drie oplopende ambitieniveaus; actief, voorlopend en innovatief. Op basis van de ambitietabel en in overleg met de portefeuillehouder zijn de doelstellingen/ambities voor Tilburg bepaald. Deze zijn vervolgens vertaald in impulsen welke op hun beurt verder zijn uitgewerkt in activiteiten voor acht verschillende thema's.

Alle organisatieonderdelen die een rol vervullen bij de uitvoering van het energiebeleidsplan zijn betrokken geweest bij het bepalen van de doelstellingen/ambities. Deze laten zich samenvatten in het behalen van tenminste het actieve en waar mogelijk het lopende niveau. Dit is vertaald in de volgende kernambities:

  • a. alle nieuwe gemeentelijke gebouwen worden energiezuinig gebouwd;
  • b. er is volledig inzicht in het energiegebruik van gemeentelijke gebouwen;
  • c. heel Tilburg wordt energiezuinig verlicht;
  • d. energiezuinige woningbouw is de norm;
  • e. met de markt wordt samengewerkt aan een hogere energieprestatie voor bestaande woningen;
  • f. stimuleren van energiezuinig ondernemen;
  • g. duurzame mobiliteit herkenbaar in Tilburg;
  • h. 10% van het berekende duurzame energiepotentieel is gerealiseerd;
  • i. internationale contacten op het gebied van gemeentelijk energiebeleid worden uitgebouwd.

Zoals reeds gezegd zijn deze kernambities vertaald in impulsen en verder uitgewerkt in activiteiten. De impulsen hebben als doel het realiseren van de kernambities. Uitvoering van de in dit plan opgenomen activiteiten betekent een intensivering van het huidige Tilburgse energiebeleid. Om de voortgang van uitvoering van de activiteiten te bewaken zijn een aantal heldere indicatoren geselecteerd. Deze worden meegenomen in de gemeentelijke milieumonitor.

3.5.3.1 Windenergie

Eerdere besluitvorming

Eind jaren '90 is er een onderzoek uitgevoerd naar mogelijke locaties voor windmolens in Tilburg. Dit heeft in 2000 geleid tot een besluit over een in te zetten vervolgtraject. Begin 2001 zijn door het college de volgende potentiële locaties voor de plaatsing van windmolens benoemd langs de A58 ter hoogte van het waterwingebied (bekend als Prise d'Air), ter plaatse van het knooppunt de Baars (A58) en aan de noordzijde van de stad langs de tangent en op Spinder. De locaties zijn tevens opgenomen in de Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 dat op 31 januari 2005 is vastgesteld door de raad.

Op 2 februari 2009 is door de raad het Klimaatprogramma 2009 - 2012 vastgesteld. Daarin is de doelstelling opgenomen om van Tilburg in 2045 een klimaatneutrale en klimaatbestendige stad te maken. Om deze doelstelling te bereiken zal zowel worden ingezet op een aanzienlijk lager energieverbruik (energiebesparing) als ook op een vergroting van het aandeel lokaal opgewekte duurzame energie. De productie van windenergie moet daar een belangrijk aandeel in leveren.

Eind 2008 is door Fujifilm, het BORT (Bedrijven Overleg regio Tilburg) en de gemeente Tilburg (vanuit het project Spoorzone) een intentieverklaring ondertekend. Met de ondertekening van deze verklaring wordt door de partijen een belangrijke stap gezet in de ontwikkeling en realisatie van een groot windmolenpark op het bedrijventerrein Vossenberg.

Het belang bij de ondertekening van de intentieverklaring is voor Tilburg tweeledig. Allereerst biedt ondertekening de mogelijkheid om een belangrijke stap te zetten in een CO2-neutraal te ontwikkelen Spoorzone. Daarnaast past een dergelijke ontwikkeling uitstekend bij de ambitie om als stad in 2045 klimaatneutraal te zijn.

Waarom windenergie in Tilburg?

Met plaatsing van windmolens wordt een grote CO2-winst gehaald. Plaatsing van windmolens in o.a. Tilburg zijn hard nodig om de Brabantse doelstelling (115 MW in 2010) zoals vastgelegd in het nationale BLOW akkoord (Bestuursakkoord Landelijke Ontwikkeling Windenergie) te halen. Tot 2008 is daarvan nog maar 45 MW daadwerkelijk gerealiseerd. De provincie heeft vervolgens in een windnota en in het streekplan aangegeven op welke plaatsen windenergie gerealiseerd kan worden.

Bij de provincie wordt op dit moment beleid voorbereid om de windenergiedoelstelling te realiseren via grote windmolenparken.

Tilburg heeft enkele jaren geleden zowel het Klimaatverbond als het Verdrag van Aalborg ondertekend. In beide internationale verdragen is uitgesproken dat de ondertekenaars zich zullen inspannen om de uitstoot van broeikasgassen te beperken. Realisatie van windmolens betekent een aanzienlijke reductie van de door Tilburg geproduceerde kooldioxide (CO2).

Met de realisatie van windmolens neemt Tilburg haar verantwoordelijkheid om ook op haar eigen grondgebied een deel van de nodige energietransitie (veranderingstraject naar een meer duurzame energievoorziening) in te vullen. Door de realisatie van windmolens wordt minder CO2-belasting worden toegerekend aan de gemeente Tilburg. Er wordt op een zeer effectieve manier lokaal een bijdrage geleverd aan de reductie van de CO2-uitstoot. Dit past in de doelstelling van Tilburg om in 2045 klimaatneutraal te zijn.

Tilburg laat met de realisatie van windmolens zien, dat zij moderne technologie inzet om een deel van haar eigen energieverbruik zelf op te wekken. Het kan worden gezien als een daadkrachtig en vernieuwend beeldmerk van deze stad.

Windenergie op Vossenberg

Om de BLOW doelstelling voor Noord-Brabant te realiseren kiest de provincie voor meer grootschalige windmolenparken. Hiermee wordt voorkomen dat door een versnipperde plaatsing het, met name open, landschap wordt aangetast. Deze aantasting wordt verder voorkomen door het plaatsen van windmolens te koppelen aan bestaande of nieuwe bebouwing- en/of infrastructuren. Deze koppeling is al eerder meegenomen bij de in het de Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 genoemde zoeklocaties.

Het voorgaande betekent dat o.a. moet worden gezocht naar mogelijkheden om de plaatsing van windmolens te koppelen aan bestaande en nieuwe bedrijventerreinen. Deze terreinen zijn veelal op enige afstand van woonbebouwing gelegen. Een dergelijk terrein biedt mogelijkheden voor plaatsing van meerdere windmolens. Daarnaast wordt verstoring van het landschap voorkomen door aan te sluiten op de bestaande of nieuwe bebouwingsstructuur van bedrijventerreinen.

Naast windenergie zullen ook andere duurzame energievormen worden ingezet om de weg naar een CO2-neutraal Tilburg in te zetten. Daarbij zal zeker ook zonne-energie worden toegepast.

3.5.4 Luchtkwaliteitsplan 2005-2010

Luchtverontreiniging draagt in belangrijke mate bij aan de vermindering van de levensverwachting met name in stedelijke gebieden. De problematiek rond luchtkwaliteit in het stedelijk gebied heeft geleid tot Europese regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. Deze regelgeving is op nationaal niveau vertaald in de Wet milieubeheer. Met name hoofdstuk 5 titel 2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2 bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Deze wet is op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. In deze wet zijn voor een aantal stoffen grenswaarden opgenomen. Grenswaarden geven een niveau van de buitenluchtkwaliteit aan, dat in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu in zijn geheel, binnen een bepaalde termijn moeten worden bereikt.

De problematiek van de luchtkwaliteit in de gemeente Tilburg spitst zich toe op de stoffen fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door snelrijdend verkeer en leidt met name langs snelwegen en drukke verkeerswegen tot verhoogde NO2-concentraties. Daarnaast produceert verkeer in stedelijk gebied veel fijn stof (PM10). Dieselverkeer (vrachtwagens en bussen) zorgen voor de grootste bijdrage. Andere luchtverontreinigende bronnen in Tilburg zijn industrie, scheepvaart en huishoudens (open haarden en allesbranders).

De belangrijkste knelpunten met overschrijding van de grenswaarde van stikstofdioxide en fijn stof zijn gelegen in delen van Oud-Zuid, Oud-Noord en Centrum. De knelpunten komen met name voor langs de drukkere wegen zoals Ringbaan West, delen van Ringbaan Oost en Hart van Brabantlaan.

Het niet voldoen aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer kan ernstige consequenties hebben voor nieuwe ruimtelijke plannen, verkeersplannen en milieuvergunningen.

Geconcludeerd wordt dat de gemeente Tilburg zonder aanvullende lokaal beleid niet alleen nu maar ook in de toekomst te maken blijft houden met overschrijdingen van de grenswaarden ten aanzien van luchtkwaliteit en met de bijbehorende mogelijke gevolgen voor de gezondheid. De gemeente kan binnen haar eigen beïnvloedingssfeer een significante bijdrage leveren aan het oplossen van deze knelpunten.