Plan: | Bedrijventerrein Vossenberg 2008 |
---|---|
Status: | geconsolideerde versie |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2008013-f001 |
Het ontwerp-bestemmingsplan heeft van 4 september tot en met 15 oktober 2009 ter inzage gelegen met de mogelijkheid tot het indienen van schriftelijke en mondelinge zienswijzen. Er zijn 18 zienswijzen ingediend. Onderstaand volgt een weergave van de zienswijzen en het gemeentelijke standpunt daarop.
N.B: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van natuurlijke personen geanonimiseerd weergegeven (zulks n.a.v. een bericht van de VNG van 2 oktober 2009).
Zienswijzen 1.
Korte inhoud.
Door het plangebied loopt een 8" leiding voor transport van vloeibare koolwaterstoffen (PRB-leiding). Bij de planvorming dient rekening te worden gehouden met deze leiding:
a. 10-6 plaatsgebonden risico: 12 meter aan weerszijden van de leiding;
b. Invloedsgebied groepsrisico (1% letaliteit): 31 meter aan weerszijden van de leiding.
3. In de voorschriften dienen kwetsbare objecten binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour te worden uitgesloten. Beperkt kwetsbare objecten mogen enkel onder zwaarwegende motivatie worden toegestaan.
4. In de toelichting dienen de relevante kenmerken van de PRB-leiding te worden opgenomen:
a. eigenaar /beheerder van de buisleiding;
b. de diameter: 8 inch;
c. de ontwerpdruk: 80 bar;
d. getransporteerde stof: naftaleen - K1 vloeistof.
Standpunt gemeente.
Ad 1 tot en met 3. De in artikel 15.1 genoemde diameter van de leiding zal worden gewijzigd in 8 inch.
Aan artikel 25 Algemene aanduidingsregels zal worden toegevoegd lid 25.4 Veiligheidszone Bevi waarin is bepaald dat binnen de gebiedsaanduiding 'veilig-heidszone-bevi' geen kwetsbare objecten mogen worden opgericht. Beperkt kwetsbare objecten zijn alleen mogelijk op basis van een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen verantwoording.
Ad 4. Wij achten het niet bezwaarlijk om in de toelichting van het bestemmings-plan de relevante kenmerken van de PRB-leiding op te nemen.
Conclusie.
Op grond van het vorenstaande achten wij de zienswijzen gegrond.
Zienswijzen 2.
Korte inhoud.
De zienswijzen richten zich op het volgende:
Standpunt gemeente.
Ad 1. Op de plankaart (nummer 5 van 10) is het perceel opgenomen met de be-stemming Wonen met de aanduiding (k) van kantoor. In de regels van die be-stemming is vervolgens bepaald dat het kantoor een oppervlakte mag hebben van maximaal 150 m2.
Ad 2. In de brief van 26 mei 2009 is een principe-uitspraak gedaan dat de ge-meente onder zekere voorwaarden bereid is om medewerking te verlenen aan een bedrijfsontwikkeling op het perceel. In die brief is ook gesteld dat daarvoor een bestemmingsplanherziening noodzakelijk is. Vervolgens heeft er op 10 juni 2009 een informatief gesprek plaatsgevonden met initiatiefneemster over de verdere bouwplanontwikkeling.
Er is sprake van een duidelijke gedragslijn dat in beheerbestemmingsplannen al-leen nieuwe ontwikkelingen die in een zeer vergevorderd stadium verkeren wor-den meegenomen. Van een dergelijke ontwikkeling is in casu nog geen sprake.
Er is namelijk nog geen concreet bouwplan en/of aanvraag om bouwvergunning ontvangen op basis waarvan dan vervolgens ook nog de nodige (milieu)onder-zoeken worden uitgevoerd. Om die reden is de locatie buiten het bestemmings-plan gelaten en aan het bouwinitiatief zal verdere medewerking worden verleend via een afzonderlijke bestemmingsplanherziening.
Conclusie.
Op grond van het vorenstaande achten wij de zienswijzen ongegrond.
Zienswijzen 3 en 4.
Korte inhoud.
1. Bevi-inrichting.
Bezwaar wordt gemaakt tegen artikel 7.1.1 a onder 2. Door deze bepaling zou men vertraging ondervinden bij de uitvoering van plannen voor de realisering van een nieuwe hal voor de opslag van gevaarlijke stoffen. Ruim voor de ter inzage periode van het ontwerpbestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008 is een aanvraag gedaan op grond van de Wet Milieubeheer. Gesteld wordt dat men hiermede voldoet aan de eis dat de risicocontour 10-6 op eigen terrein ligt zoals aangegeven in het bepaalde in 7.5.3. van artikel 7.
Men vindt het dan ook vreemd dat de plannen niet reeds zijn opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan en verzoekt om een aanpassing.
2. Milieucategorie bedrijfsactiviteiten.
In het huidig geldend bestemmingsplan Vossenberg en Dongenseweg paragraaf II artikel 4, lid 2 is het bedrijf ingedeeld in deelvlak BI. Voor de bedrijven in dit vlak zijn er bedrijfsactiviteiten toegestaan tot milieucategorie 5.
In het ontwerpbestemmingsplan artikel 7.1.1 is het bestemmingsvlak waarin de
activiteiten van het bedrijf plaatsvinden, aangepast naar een maximaal toegestane milieucategorie van 4.2. Gezien de toekomstige ontwikkelingen be-treffende de bouw van een hal voor de opslag van gevaarlijke goederen, en valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), is dit een beperkende factor daar de nieuw te bouwen hal in categorie 5 dient te worden ingedeeld. Er loopt op dit moment een aanvraagprocedure voor de Wet Milieubeheer. Op blad-zijde 55 van het ontwerpbestemmingsplan wordt reeds melding gemaakt van deze ontwikkeling.
Aangezien er reeds voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een aanvraag op grond van de Wet Milieubeheer is gedaan, verzoekt men om ver-melding van het bedrijf in milieucategorie 5 in het overzicht van "Afwijkende be-drijven Vossenberg 2008".
3. Tenaamstelling.
Op bladzijde 53 van het ontwerpbestemmingsplan onder 7.2 Milieuhinder bedrij-en wordt aangegeven dat er een inventarisatie heeft plaatsgevonden van alle be-drijven in het plangebied. In de bijlage "Register van bedrijven in het plangebied" wordt het bedrijf op bladzijde 9 tweemaal vermeld. Een maal echter met de ver-keerde benaming.
4. Windturbines bedrijfsterrein Fuji.
In de diverse hoofdstukken van het ontwerpbestemmingsplan wordt de ontwik-keling van windenergie beschreven. Er ligt een initiatief voor de plaatsing van 5 windturbines op het bedrijfsterrein van Fuji. Daar in dit planvoorstel de plaat-sing van één van de windturbines in de directe nabijheid van de nieuwe opslaghal van gevaarlijke goederen gedacht, tekent men formeel bezwaar aan tegen de plaatsing van deze windturbine. Het bedrijf is voorstander van de ontwikkeling van alternatieve energie maar helaas dient wel rekening te worden gehouden met de eventuele extra kosten (=planschade) door de plaatsing van deze windturbines en het hierdoor ontstane extra omgevingsrisico,. In hoofdstuk 7.3.3. op bladzijde 57 wordt dit ook separaat vernoemd.
Standpunt gemeente.
Ad 1. De plannen van de betreffende onderneming richten zich op de vestiging van een Bevi-inrichting. Daarvoor is op dit moment (alleen) een aanvraag inge-diend op grond van de Wet milieubeheer. Die aanvraag is in behandeling.
In het bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008 is geregeld dat alleen Bevi-inrichtingen die bestaan op het tijdstip van tervisielegging van het bestem-mingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008 zijn toegestaan. Nieuwe BEVI-in-richtingen zijn mogelijk met een ontheffing. Een en ander is geregeld in artikel 7 Bedrijventerrein, lid 7.1 en lid 7.5, sub 7.5.3.
Een ontheffing is mogelijk, mits:
Een en ander is volledig in de lijn van de beleidsvisie Externe Veiligheid die on-langs door ons college is vastgesteld. Ook in de recentelijk door uw raad vastgestelde nieuwe bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen Kraaiven en Loven is deze beleidslijn ten aanzien van Bevi-inrichtingen opgenomen.
Als bestaand bedrijf wordt beschouwd een bedrijf dat beschikt over de nodige (onherroepelijke) milieu - en bouwvergunningen. In het geval van de betreffende onderneming moet de procedure Wet milieubeheer nog worden doorlopen. Een aanvraag om bouwvergunning is nog niet ingediend.
Na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan - naar inschatting begin maart 2010 - ontheffing te verlenen. Mocht er echter dan biedt artikel 50 van de Wo-ningwet de mogelijkheid om vooruitlopend op die inwerkingtreding een bouw-vergunning te verlenen, waarbij dan wel aan de hierboven aangehaalde voor-waarden moet zijn voldaan.
Wij zijn dan ook van oordeel dat aan de voorgenomen bedrijfsuitbreiding op een snelle en ook een meer correcte wijze medewerking kan worden verleend anders dan door het bedrijf nu reeds te beschouwen als een bestaande Bevi-inrichting. Wij menen voorts dat er op deze wijze geen afbreuk wordt gedaan aan de be-drijfsbelangen van de betreffende onderneming.
Ad 2. Gezien de grote afstand tot omliggende woningen bestaat er geen bezwaar om de milieucategorie te stellen op maximaal 5.1, waarbij dan recht wordt ge-daan aan de in vigerende bestemmingsplan Vossenberg en Dongenseweg milieu-categorie. Dit staat los van de beoordeling van de vestiging van een inrichting voor de opslag van gevaarlijke stoffen (zie ad 1).
Ad 3. De correcte bedrijfsnaam wordt opgenomen in de betreffende bijlage.
Ad 4. Ten aanzien van de plaatsing van de windturbines op het bedrijfsterrein van Fuji zijn nadere onderzoeken uitgevoerd. De resultaten hiervan worden opgenomen in de aangepaste milieuparagraaf.
Conclusie.
Op grond van het vorenstaande achten wij de zienswijzen deels gegrond en deels ongegrond.
Zienswijzen 5.
Korte inhoud.
1. De zienswijzen betreffen het perceel kadastraal bekend gemeente Tilburg, sectie F, nummer 3652, groot 4 040 m², plaatselijk bekend Dongeseweg 177, 5047 SE Tilburg. Kadastraal zou dit zijn aangeduid als wonen/natuur.
Op het perceel bevinden zich diverse opstallen waaronder een recreatiewoning. Deze recreatiewoning bevindt zich al tientallen jaren op deze locatie. In het ont-werpbestemmingsplan wordt aan het perceel de bestemming "G" is groen toege-kend. In artikel 9 van de regels wordt deze bestemming nader uitgewerkt Voorts staat op de plankaart de aanduiding "(dr)", welke specifieke aanduiding niet teruggevonden wordt in de legenda behorende bij de plankaart. Niet bekend is welke bestemming hiermee wordt bedoeld. Wel komt in de legenda voor de be-stemming recreatiewoning aan te duiden met de afkorting "(rw)". Aan de op het perceel bevindende recreatiewoning dient deze bestemming als zodanig te wor-den toegekend.
De bezwaren richten zich voorts tegen de in artikel 9.2. opgenomen bouwregels Die bouwregels zijn te beperkend. Er wordt geen enkele uitbreidings c.q. aanpas-singsmogelijkheid geboden. Gesteld wordt dat er onvoldoende planologische argumenten zijn om in het onderhavige gebied zodanig beperkende bouwregels te stellen
2. Daarnaast wordt bezwaar gemaakt tegen de ontwikkelingsplanologie, welk in het ontwerpplan is opgenomen. Aan de ten zuidoosten van het perceel gelegen bospercelen met dienovereenkomstig recreatief gebruik is thans de bestemming Bedrijventerrein toegekend. De bebouwingsmogelijkheden die ingevolge de re-gels hier worden gegeven, zijn vrijwel onbegrensd. Zo mag er in de zijdelingse grens van het bouwperceel tot op een afstand van 5 meter van het perceel van reclamant worden gebouwd. Voor de bebouwingshoogte wordt verwezen in de voorschriften naar de maatvoeringsaanduiding. Deze aanduiding wordt echter gemist op de plankaart. Wel staat een aanduiding met betrekking tot de categorie van bedrijfsactiviteiten. De aanduiding op het aan bosperceel grenzende bedrijfs-perceel is 4a.
Deze nieuwe ontwikkelingen zijn onacceptabel vanwege de invloed op het ge-bruik van het bosperceel. Niet alleen de kolossale bouwmassa ten opzichte van het voormalige gebruik als natuurterrein zal het recreatieve gebruik aantasten, maar daarnaast zal de hinder die wordt ondervonden door de categorie van be-drijven die op het perceel zijn toegestaan, het gebruik van de recreatiewoning en de omliggende gronden ernstig aantasten De aantasting is zodanig onevenredig dat deze onacceptabel is. Op geen enkele wijze wordt recht gedaan aan de in acht te nemen milieuzonering behorende bij deze categorie bedrijven ten opzichte van de bestemming dagrecreatie met daarin opgenomen een recreatiewoning.
Samenvattend wordt verzocht het bestemmingsplan vast te stellen met inacht-neming van een aan het betreffende perceel toe te kennen juiste bestemming, alsmede de uitbreiding van het bedrijventerrein achterwege te laten en de groen-bestemming van het perceel als zodanig te handhaven.
Standpunt gemeente.
Ad 1. Het perceel het vigerende bestemmingsplan Vossenberg en Dongenseweg de bestemming Groen. Dagrecreatieve voorzieningen, daar waar dit op de plan-kaart is aangegeven.
De binnen de bestemming voorkomende recreatiedagverblijven zijn geïnventariseerd en aangegeven in de bij het plan behorende bijlage "inventarisatie recrea-tiedagverblijven Vossenberg - Noord". De in die bijlage opgenomen gegevens zijn toetsingskader voor de uitvoering van het hieronder geformuleerde beleid:
de bestaande recreatieve dagverblijven mogen worden gehandhaafd;
gehele of gedeeltelijke vernieuwing van de bestaande dagrecreatieve voorzieningen is toegestaan, mits:
- de situering niet wordt gewijzigd;
- de aard van het dagverblijf qua functie niet wordt gewijzigd;
- de maten mogen niet worden vergroot;
c. het gebruik van de bestaande recreatieve dagverblijven voor nachtver-
blijf en/of permanente bewoning is niet toegestaan.
Op de plankaart is abusievelijk de bestemming Groen aangegeven. Dit moet de bestemming Bos zijn, zoals die is opgenomen voor een groot deel van het gebied ten noorden van de Dongenseweg. Dit wordt aangepast op de plankaart. In die bestemming is als functie ook extensief recreatief medegebruik opgenomen.
In de legenda behorende bij de plankaarten wordt de aanduiding 'rw' vervangen door 'dr' (dagrecreatie), dit overeenkomstig het in procedure zijnde bestem-mingsplan Buitengebied Zuidwest.
Verder worden de bouwregels aangepast, dit eveneens overeenkomstig het in procedure zijnde bestemmingsplan Buitengebied Zuidwest. Zie verder bij Staat van wijzigingen.
Ad 2. In de huidige situatie grenst het bedrijfsperceel van de betreffende embal-lage - en pallethandel - maar ook andere bedrijfspercelen - al direct aan het bos-gebied. Wij zien de toevoeging van klein deel van het bosgebied aan het bedrij-venterrein in dit licht dan ook niet als een onaanvaardbare ontwikkeling, temeer daar er een forse compensatie plaatsvindt van de op te heffen bospercelen. Voorts is het zo dat er ten opzichte van een dagrecreatieve functie c.q. een recreatief dagverblijf andere normen gelden dan ten aanzien van een (recreatie)- woning.
Conclusie.
Op grond van het vorenstaande achten wij de zienswijzen deels gegrond en deel ongegrond.
Zienswijzen 6.
Korte inhoud.
In het ontwerpbestemmingsplan Vossenberg 2008 is het gebruik van de panden in de perifere detailhandelsstrook op Vossenberg beperkt tot bouwmarkten, keukens, sanitair e.d.
Deze bestemming biedt het betreffende bedrijf formeel niet de mogelijkheid om een breder assortiment (hetzij zelf, hetzij via samenwerking met andere be-drijven) aan de koper aan te bieden.
Gebleken is dat er steeds meer vraag komt van de consumenten binnen de wonenbranche naar andere zaken dan alleen de genoemde. Reden ook waarom bouwmarkten naast hun corebusiness steeds meer woninginrichting gerelateerde zaken in hun assortiment opnemen. Zie de huidige assortimenten van de ter plaatse aanwezige bouwmarkten Hornbach,Praxis, Karwei enz..
Ook reclamant overweegt aan verbreding van het aanbod vanuit de woningbran-che, waardoor de koper voor andere zaken dan alleen een keuken, sanitair etc. bij het bedrijf terecht kan. Men wil dit doen vanuit een samenwerkingsgedachte met bijvoorbeeld Kwantum - Leen Bakker -of carpetrightachtige zaken.
Men overweegt wellicht in de toekomst plannen te maken om de magazijnmeters te verhuizen en hiervoor in de plaats winkelruimte te realiseren. De keuken - en interieurshowroom blijven uiteraard in tact. Volgens reclamant kunnen er prak-tisch geen bezwaren zijn gezien de assortimenten van de genoemde bouwmark-ten in de directe nabijheid.
Verzocht wordt om in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008 de branchering te verruimen zoals omschreven.
Standpunt gemeente.
In het bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008 is het deelgebied Vossenberg Oost aangeduid als een zone voor perifere detailhandel gericht op het thema: doe-het-zelf, keukens en sanitair. Daarmede volgt het bestemmingsplan nauwgezet de door de raad vastgestelde beleidsnota Ruimte voor detailhandel, waarin de perifere detailhandelslocaties zijn vastgelegd met een thema/branche-verdeling. Er is voor ons college geen reden om af te wijken van in die beleids-nota aangegeven branchering per locatie.
Verder willen wij nog opmerken dat wij het aanvaardbaar achten dat binnen het voor doe-het-zelfzaken/bouwmarkten gebruikelijke assortiment al dan niet inci-denteel branchevreemde producten mogen worden verkocht. Dit mag achter niet zodanige vormen aannemen dat dit afbreuk doet aan de formule/opzet van een doe-het-zelfzaak/bouwmarkt.
Conclusie.
Op grond van het vorenstaande achten wij de zienswijzen ongegrond.
Zienswijzen 7.
Korte inhoud.
1. In het plangebied ligt een drietal 40 bar regionale aardgastransportleldingen van het bedrijf. Voor een regionale aardgastransportleiding geldt een belem-meringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de as van de leiding. Verzocht wordt om die strook van 5 meter terug te brengen naar 4 meter.
De gastransportleiding Z-522-16, ter hoogte van de Heieinde te Tilburg, blad 4 van de plankaart is niet ingetekend.
Verzocht wordt om de plankaarten nauwgezet aan te passen aan de ligging van de leidingen.
2. Binnen hoofdstuk 7.3 Externe veiligheid van de toelichting en binnen artikel 16 Leiding-Gas wordt nu nog uitgegaan van een tweetal aardgastransportleidin-gen. Verzocht wordt om binnen hoofdstuk 7.3 (inclusief tabel) en binnen artikel 16 "Leiding-Gas" de gegevens inzake onze aardgastransportleidingen te wijzigen. In het gebied waarop dit plan betrekking heeft ligt een drietal twee 4 inch- 40 bar en een 8 inch-40 bar aardgastransportleidingen van het bedrijf.
3. Naast de aanwezigheid van een drietal regionale aardgastransportleidingen van het bedrijf bevindt zich ter hoogte van de Heieinde en de Oudenstaart (blad 2 en 4 van de plankaart) te Tilburg ook een tweetal qasontvanqststations (G.O.S). Een gasontvangstation (GOS) dient met de bestemming nutsvoorziening in de plankaart te worden opgenomen. Voor wat betreft de aan te houden veiligheids-afstanden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bestaande gasontvangststations is de Wet Milieubeheer en de NEN 1059 "Eisen voor gas-drukregel- en meetstations met een inlaatdruk lager dan 100 bar" van toepassing. De onderhavige qasontvanqststations vallen onder een type B, categorie C inrich-ting.
Volgens tabel 2 van hoofdstuk 4, dient de minimale bebouwingsafstand voor woningen en objecten categorie I 15 meter te bedragen bij stations tot en met 40.000 mVhr.
Verzocht wordt om binnen hoofdstuk 7.3 "Externe veiligheid" van de toelichting ook aandacht te besteden aan de aanwezigheid van een tweetal gasontvangststa-tions en opname op de plankaart.
4. Door het ministerie van VROM wordt momenteel gewerkt aan een nieuwe zoneringregeling, ter vervanging van de thans vigerende circulaire "Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen" uit 1984. De in de circulaire opgenomen deterministische afstanden worden in de nieuwe regeling vervangen door een risicobeleid. Dit beleid zal naar verwachting nog in 2009 in werking treden middels de AMvB Buisleidingen.
Hierin zal met name het (PR) plaatsgebonden- en (GR) groeps risico een promi-nente rol gaan spelen.
Plaatsqebonden risicocontour.
De plaatsgebonden risico contour van 10-6 is een grenswaarde. Binnen deze con-tour mogen zich geen kwetsbare bestemmingen bevinden. Voor beperkt kwetsba-re bestemmingen geldt een genuanceerder beleid. Hiervoor is deze contour een richtwaarde. Tussen de 10-5 en 10-6 contour mogen zich gemotiveerd beperkt kwetsbare bestemmingen bevinden.
Uit het Geomedia Viewer systeem is op te maken dat binnen het plangebied de onderhavige leidingen een geringe PR overschrijdingen hebben. Met andere woorden de 10-6 risicocontour ligt niet op O meter van de leidingen.
Groepsrisico.
In tegenstelling tot een berekening van het plaatsgebonden risico, dat enkel een eigenschap is van de leiding, is het groepsrisico juist een eigenschap van de leiding én de omgeving van die leiding. Naarmate de groep mogelijke slacht-offers groter wordt, moet de kans op zo'n ongeval kleiner zijn. De normen voor het groepsrisico weerspiegelen geen grenswaarde maar een oriënterende waarde. Dit houdt in dat bij de beoordeling van het groepsrisico het lokaal en regionaal bevoegd gezag de mogelijkheid geboden wordt om gemotiveerd van de orienterende waarde af te wijken.
Uitgaande van het nieuwe externe veiligheidsbeleid komt men tot nieuwe vei-ligheidsafstanden.
Verzocht wordt om binnen hoofdstuk 7.3 "Externe veiligheid" met bovenstaande informatie aan te vullen.
Standpunt gemeente.
Ad 1. Op de betreffende plankaarten zal de belemmeringenstrook worden terug-gebracht van 5 naar 4 meter. Ook zal de gastransportleiding Z-522-16, ter hoogte van de Heieinde te Tilburg, op plankaart 4 worden ingetekend.
Ad 2. In hoofdstuk 7.3. Externe veiligheid van de toelichting zullen alle drie bestaande leidingen worden opgenomen.
Ad 3. De gasontvangststations ter hoogte van de Heieinde en de Oudenstaart zullen op de betreffende plankaarten worden opgenomen met de bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening.
Ad 4. In het bestemmingsplan zal rekening worden gehouden met de nieuwe regeling. Het bestemmingsplan wordt hierop aangepast.
Conclusie.
Op grond van het vorenstaande achten wij de zienswijzen gegrond.
Zienswijzen 8.
Korte inhoud.
Het bedrijf is gevestigd aan de Aphroditestraat 18 te Tilburg. Een onderdeel van de bedrijfsformule is de bouw van een verwijsmast. Deze staat ook op bovenge-noemde locatie. De vergunde verwijsmast heeft een totale lengte van 15 meter. In het ontwerpbestemmingsplan is de mast echter niet terug te vinden.
Een aanzienlijk deel van de omzet is afkomstig van het passerend verkeer.
Vaak gaat het hier om een impulsbezoek. Veel passanten beslissen pas om een bezoek aan het bedrijf te brengen na het zien van de "M". Uit onderzoek blijkt dat circa 50% van deze gasten pas na het zien van deze verwijzing besluiten om het restaurant te bezoeken. Een goede verwijsmast is derhalve een wezenlijk onder-deel van het bedrijf en onmisbaar om een rendabel en levensvatbaar bedrijf te kunnen exploiteren.
Mede door de aanwezigheid van de verwijsmast heeft het bedrijf op Vossenberg in Tilburg goed kunnen functioneren. Echter vanwege de hogere bebouwing is de mast nauwelijks zichtbaar. Naast de omzetderving brengt deze situatie nog een probleem met zich mee. Wanneer een mast te laat zichtbaar is, kunnen er name-lijk gevaarlijke situaties op de weg ontstaan, omdat automobilisten alsnog on-verwachte verkeersbewegingen maken om het bedrijf te bereiken.
Men zou graag de verwijsmast op Vossenberg in Tilburg verhogen, zodat deze tij-dig zichtbaar is. Verzocht wordt dan ook om direct in het bestemmingsplan een mast op te nemen met een maximale hoogte van 30 meter.
Standpunt gemeente.
De bouwhoogte die is aangegeven op de plankaart voor het betreffende bedrijfs-perceel wordt verruimd naar 15 meter. Dit is de maximale bouwhoogte die voor het gehele bedrijventerrein wordt gehanteerd. Verder zal op de plankaart de be-grenzing van het bouwvlak worden verruimd, dit overeenkomstig de bouwvlak-ken van de aangrenzende bedrijfspercelen.
Ten aanzien van een mogelijke verhoging van de bestaande verwijsmast delen wij het volgende mede.
In lid 7.3 Ontheffing van de bouwregels is in sub 7.3.1 opgenomen dat onthef-fing kan worden verleend onder zekere voorwaarden voor een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde tot een hoogte van maximaal 30 meter. Aan een eventuele bouwaanvraag tot verhoging van die mast kan dus in principe medewerking worden verleend.
Conclusie.
Op grond van het vorenstaande achten wij de zienswijzen deels gegrond en deels ongegrond.
Zienswijzen 9.
Korte inhoud.
Het perceel heeft als adres Dongenseweg 173 en is gelegen in de noordoosthoek van het plangebied, in het verlengde van de nieuwe Wielevenweg en bevindt zich in een rijtje van particuliere bospercelen van diverse afmetingen. Die percelen worden gebruikt voor recreatieve doeleinden.
1. Bestemmingsplanwijziging ten behoeve van een emballage - en palletbedrijf.
Enkele van de belendende bospercelen zullen bij het achterliggende industrie-errein worden betrokken, dit met als doel het bedrijf gevestigd aan de Minos-straat 38 de mogelijkheid te bieden dit bosgebied bij haar bedrijf te kunnen betrekken. Dit betekent dat de bomen gekapt zullen worden.
Betreurd wordt dat hier een bestaand stuk groen aan de rand van de toch al steeds smaller wordende groene bufferzone tussen industrieterreinen Kraaiven en Vossenberg opgeofferd wordt aan nog meer industriële ontwikkeling.
Door de aanleg van de Noordwesttangent (2005) en de op dit moment in aanleg zijnde verlengde Burgemeester van Voorst tot Voorst weg, alsmede de nieuw-bouw van het dierenasiel, is dit gebied toch al behoorlijk onder druk komen te staan.
Men is van mening dat als de bomen gekapt worden op drie percelen die nu de bestemming Bedrijventerrein krijgen, het groene gebied aangrijpend wordt aan-getast en de natuurwaarden in het resterende gebied ontzettend in kwaliteit zal afnemen.
Daarmee worden degenen, die deze percelen gebruiken volgens de tot op heden normale functie, namelijk extensieve recreatie, ontzettend in hun recreatiegenot aangetast. Waar men het maatschappelijk belang van de genoemde projecten kan inzien, is het dringend maatschappelijk belang van de nu voorliggende bestem-mingsplanwijziging ondergeschikt. In dit geval is het een uitbreiding van een individueel commercieel bedrijf. Dit bedrijf heeft voor een goedkope prijs bos-grond gekocht en zouden nu deze grond mogen omzetten in industrie, voor eigen belang.
Men maakt bezwaar tegen het voorstel om de bestemming van de percelen Don-genseweg 179,181 en 183 te veranderen in Bedrijventerrein.
2. Bestemming perceel als enkel Bos.
Hoewel het perceel van reclamant en de aanliggende percelen bebost zijn en een groene invulling hebben (en groen moeten blijven) is er ook sprake van een be-langrijke tweede functie is: namelijk recreatie.
Hoewel reclamant vermoed dat het huidige gebruik niet in strijd is met het be-stemmingsplan omdat onder het kopje "toelichting en regels" bij de bestemming Bos inderdaad wordt gesproken van mogelijk "recreatief medegebruik" neemt reclamant aan dat de hier bedoelde vormen van recreatie niet overeenkomen met de ter plekke eigenlijk al decennia aanwezige intensieve recreatie.
Elk van de 12 particuliere stukken grond zijn individueel omhekt, en voorzien van een kleine recreatiewoning, gebouwd 30 tot 40 jaar geleden.
De gronden worden door de eigenaren veelvuldig gebruikt ter invulling van vrije tijd en ter recreatie, de aanwezige bouwwerken zijn hiervoor ingericht. Ambtenaren, postbeambtes en andere voorbijgangers bestempelen deze daarom ook vaak als "recreatiewoning".
Hoewel er geen elektra en watervoorziening aanwezig is, is recentelijk door de gemeente nog wel de rioleringssituatie aangepast. In contacten hierover werd ook de term "recreatiewoning" gebruikt.
De vraag is om te onderzoeken of de bestemming Bos kan worden gespecificeerd door de aanwezige structuren aan te merken met de bestemming Recreatiewo-ning en op deze wijze het plan beter overeen te laten komen met de eigenlijke situatie.
In de legenda is de code voor Recreatiewoning al opgenomen. Echter, als het voor een particulier zelfs mogelijk is om de bestemming Bos veranderd te krijgen in Bedrijventerrein, dan moet het wellicht mogelijk zijn om de bestemming Bos definitief te veranderen in de bestemming Recreatie of iets dergelijks.
Het tweede bezwaar houdt dus in dat men graag de bestemming Bos veranderd wil zien in Recreatie en/of de opstal officieel gekenmerkt als recreatiewoning.
Standpunt gemeente.
Ad 1 en 2. Verwezen wordt naar het gemeentelijk standpunt bij zienwijzen 5.
In aanvulling op dat standpunt brengen wij nog naar voren dat er geen noodzaak is om de bestemming Bos te wijzigen in de bestemming Recreatie, waarom door reclamant expliciet is verzocht.
Conclusie.
Op grond van het vorenstaande achten wij de zienswijzen ongegrond.
Zienswijzen 10.
Korte inhoud.
Het bezwaar gaat over de kleine resterende stukjes privé-grond, die nog niet door de industrie zijn opgeslokt, waarvan reclamant ook een perceel bezit (Dongense-weg 171). Deze percelen staan als dagrecreatie te boek, zowel in het oude als het nieuwe bestemmingsplan.
Hiertegen wordt bezwaar gemaakt. Deze percelen alsook de verblijven hierop zouden onder de noemer Recreatie moeten vallen en wel om een aantal reden:
Kort samengevat wordt bezwaar gemaakt tegen de functie dagrecreatie in het ontwerpbestemmingsplan en reclamant zou deze graag veranderd zien in Recreatie. Dit lijkt aanzienlijk minder ingrijpend dan de reeds in het nieuwe plan opgenomen veranderingen van de bestemming Bos (van DR of R naar Bedrijventerrein).
Standpunt gemeente.
Verwezen wordt naar het standpunt van de gemeente bij zienswijzen 5 en 9.
In aanvulling op dat standpunt brengen wij nog naar voren dat de binnen de be-stemming Bos de recreatieve dagverblijven in voldoende mate veiliggesteld zijn. Wij zien voorts geen reden om binnen die bestemming ook nachtverblijf mogelijk te maken. Op dit punt volgen wij ook de regeling zoals die is opgenomen voor de dagrecreatieve verblijven in het in procedure zijnde bestemmingsplan Buiten-gebied Zuidwest.
Conclusie.
Op grond van het vorenstaande achten wij de zienswijzen ongegrond.
Zienswijzen 11.
Korte inhoud.
De zienswijzen betreffen het bedrijfsperceel gelegen aan het adres Heieinde 13 te (5047 SX) Tilburg. Op dat perceel wordt een zogenoemd VOL DS-motorbrand-stoffenverkoop geëxploiteerd. Reclamant acht het juist en kan zich er derhalve dan ook in vinden, dat aan voornoemd bedrijfsperceel de positieve bestemming Bedrijventerrein zal worden toegekend.
In het bedrijf vindt alleen verkoop van motorbrandstoffen plaats aan instellingen of personen, die deze brandstof aanwenden in de uitoefening van hun (andere) bedrijfsactiviteit. Dergelijke verkoop valt te duiden als (een vorm van) groothan-del, te meer nu aan particulieren géén brandstoffen worden verkocht.
Niettemin ontbreekt op de plankaart de aanduiding sbt - ghm, terwijl naar het oordeel van reclamant, gelet op het vorenstaande en gelet op art. 1.62 van de planvoorschriften, ter plaatse wel degelijk sprake is van een groothandel in motorbrandstoffen. Zulks volgt overigens ook uit de bedrijvenlijst 'Bestaande bedrijven Vossenberg 2008', alwaar het perceel van cliënte in de kolom SBIOMS is aangeduid als 'groothandel in motorbrandstoffen'.
Tenslotte wordt dan nog opgemerkt dat de aanduiding sbt - ghm niet in het ren-vooi is opgenomen.
Overigens is het perceel wel voorzien van de aanduiding b=4b, hetgeen lijkt te duiden op het toekennen van de bedrijfscategorie 4b, die evenwel niet in de bij-lage 1, noch elders in de planvoorschriften, bijlagen of toelichting, voorkomt.
Voorts merk ik op dat in de bedrijvenlijst 'Bestaande bedrijven Vossenberg 2008' aan het bedrijf van cliënte overigens de categorie 3.2 toegekend is, terwijl dit blijkens het digitale bestemmingsplan, beschikbaar via www.tilburg.nl. de cate-gorie 4.2 is.
Aldus ontstaat de nodige verwarring en reclamant acht het dan ook juist en om-wille van de rechtszekerheid van belang om deze onduidelijkheid weg te nemen bij de vaststelling van het bestemmingsplan, door niet alleen de plankaart in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie maar tevens de juiste categorie aan het bestaande bedrijf van cliënte toe te kennen.
Indien en voorzover het bedrijf niet moet worden aangemerkt als groothandel in motorbrandstoffen, maar als motorbrandstofpomp zonder LPG zoals bedoeld in Lijst 2 'Opslagen en installaties' van Bijlage 1 onder nummer 35, aangeduid als categorie 2, dan kan cliënt zich vinden in het ontwerpbestemmingsplan mits dit inderdaad tot gevolg heeft dat het bestaande bedrijf op grond van het bepaalde in art. 7.1.1, derde bullit, van de planvoorschriften ter plaatse is toegestaan en derhalve kan/mag worden gecontinueerd. Volledigheidshalve wordt daarbij opge-merkt dat LPG inderdaad ter plaatse niet is/wordt opgeslagen en/of verkocht.
Standpunt gemeente.
Op de betreffende plankaart zal de aanduiding specifieke vorm van bedrijven-terrein - groothandel in motorbrandstoffen (sbt-ghm) worden opgenomen voor het perceel Heineinde 13. Ook in de legenda zal deze aanduiding worden opgenomen.
Voorts is het zo dat in de bedrijvenlijst 'Bestaande bedrijven Vossenberg 2008' aan het bedrijf de categorie 3.2 toegekend is, hetgeen in overeenstemming is met de Staat van bedrijfsactiviteiten. Dat op de plankaart de milieucategorie 4b (lees 4.2) is aangegeven heeft te maken met het feit dat binnen dat deel van het bedrijventerrein Vossenberg de maximaal toelaatbare categorie 4.2 is. Dit houdt dus in dat op het bedrijfsperceel Heieinde 13 in zin algemeenheid een bedrijf mogelijk is tot maximaal categorie 4.2. Op de plankaart zal in plaats van de aanduiding b=4b de aanduiding b=4.2 worden opgenomen.
Conclusie.
Op grond van het vorenstaande achten wij de zienswijzen deels gegrond en deel ongegrond.
Zienswijzen 12.
Korte inhoud.
Gelet op de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 hebben Provinciale Staten op 27 juni 2008 de Interimstructuurvisie Brabant in ontwikkeling vastgesteld, die per 1 juli 2008 het Streekplan 2002 vervangt.
Daarnaast is op 1 juli 2008 de Paraplunota ruimtelijke ordening vastgesteld, waarin een nadere uitwerking is opgenomen van het beleid uit de Interimstruc-tuurvisie. Beide documenten consolideren (inhoudelijk) grotendeels de beleids-uitgangspunten zoals neergelegd in het Streekplan 2002.
Bij de afweging of het plan voldoende rekening houdt met de provinciale belangen zijn deze documenten in aanmerking genomen.
Ten aanzien van het thema natuur is men van oordeel dat de provinciale belan- gen (op onderdelen) in het bestemmingsplan onvoldoende geborgd worden.
Men is van mening dat de aanwezige natuurwaarden op de volgende punten onvoldoende beschermd worden:
Men acht het bestemmingsplan zoals het nu in ontwerp voorligt ten aanzien van bovenstaand thema niet of onvoldoende in overeenstemming met de hierboven geformuleerde provinciale belangen.
Er wordt op aangedrongen om de provinciale belangen bij de vaststelling van het bestemmingsplan te betrekken en het plan op die delen gewijzigd vast te stellen.
Standpunt gemeente.
Ad 1. Voor het bos en de vijver op het bedrijfsterrein van Fuji (nabij de Geswo-renhoekseweg) is door Ecologisch Adviesbureau Cools een begrenzingsvoorstel opgesteld. Met uitzondering van het zuidoostelijke deel van het bos is het be-grenzingsvoorstel overgenomen in het bestemmingsplan. De uitzondering houdt verband met de reeds vigerende bestemming Bedrijven ter plaatse.
In het reguliere vooroverleg ruimtelijke plannen VROM - provincie - gemeente van 2 juli 2009 is de begrenzing van de EHS/GHS voor wat betreft een deel van het bedrijfsperceel van Fuji en de woonpercelen ten zuiden van de Dongenseweg besproken en is akkoord gegaan met een beperking van de begrenzing ter plaatse gezien de vigerende bestemmingen. Dus met andere woorden toen is ingestemd met het buiten beschouwing laten van het deel van het bedrijfsperceel dat reeds een bedrijfsbestemming heeft.
Ad 2. Bij de bepaling van (de begrenzing van) het zoekgebied voor windturbines zijn alle van belang zijnde aspecten meegewogen waaronder ook de ligging van de EHS/GHSgebieden/percelen. De noodzaak om binnen het aangegeven zoek-gebied nogmaals de ligging van die gebieden/percelen in ogenschouw te nemen is naar ons oordeel dan ook niet meer aanwezig.
Conclusie.
Op grond van het vorenstaande achten wij de zienswijzen ongegrond.
Zienswijzen 13.
Korte inhoud.
Verzocht wordt om het plan gewijzigd te gaan vaststellen ten opzichte van het voorliggende ontwerp. De reden daarvoor is dat twee zoneringen van vliegbasis Gilze-Rijen, te weten de Inner Horizontal en Conical Surface en het Instrument Landing System niet correct in de planregels en op de verbeelding zijn opgenomen.
Sinds medio 2008 is door de Dienst Vastgoed Defensie uitvoerig gecommuniceerd met het adviesbureau dat onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheid tot het realiseren van windturbines in het plangebied. De beoogde locatie en de hoogte van de afzonderlijke windturbines zoals deze in het ontwerpbestem-mingsplan zijn benoemd, zijn getoetst aan de zoneringen van Defensie en ak-koord bevonden. Dit neemt niet weg dat de genoemde zoneringen op de rest van het plangebied alsnog van toepassing zijn.
Het plangebied is gelegen binnen de zogenaamde inner Horizontal Surface en Conical Surface (IHCS) van de vliegbasis Gilze-Rijen; dit gebied is vastgesteld ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid.
In het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen (SMT-2) is opgenomen dat, conform de ICAOnormen, rondom de gehele luchthaven een obstakelvrij vlak van 45 m hoog is gelegen met een straal van 4 km rond de landingsdrempeis, dat overgaat in een conisch vlak met een helling van 5% tot 145 m over een afstand van 2 km.
Voor onderhavig plangebied geldt in relatie tot de IHCS een maximale bebouwingshoogte van 90 m boven NAP in het meest zuidwestelijke deel van het plangebied oplopend tot 155 m boven NAP naar het noordoosten.
De vliegbasis Gilze-Rijen beschikt tevens over een Instrument Landing System (ILS). Het ILS is bedoeld voor het nauwkeuriger uitvoeren van naderingen door vliegverkeer, ook onder slechte weersomstandigheden. Voor het goed functio-neren van het ILS is het noodzakelijk dat in een gebied, het verstoringsgebied, rondom de start- en landingsbaan geen verstoring optreedt. Dit gebied bestaatuit meerdere vlakken met daarbij behorende hoogtes, zowel horizontaal als oplopend. Een object dat beneden de betreffende hoogte blijft zal geen versto-ring op het ILS opleveren en zou toelaatbaar kunnen zijn. Een object dat hoger is dan de (zonder meer toelaatbare) betreffende hoogte moet worden getoetst op eventuele verstoringseffecten. Om dit te borgen dienen de maximum toelaatbare hoogtes te worden opgenomen in het bestemmingsplan. Hieraan kan een door B&W te verstrekken ontheffing worden gekoppeld ten behoeve van een hogere bouwhoogte onder de voorwaarde dat de werking van het ILS niet in onaan-vaardbare mate negatief wordt beïnvloed. Voorafgaand aan het verlenen van de vrijstelling dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen bij de beheerder van het betrokken ILS (DVD, Directie Zuid, Postbus 412, 5000 AK Tilburg).
Voor een deel van het plangebied geldt dat in relatie tot het ILS een toetsing nodig is indien er hoger gebouwd wordt dan 60 m boven NAP.
Verzocht wordt de bouwhoogtebeperkingen van de Inner Horizontal en Conical Surface en het Instrument Landing System op te nemen in de planregels en op de verbeelding van het bestemmingsplan.
Standpunt gemeente.
De regeling zowel in de toelichting als in de planregels zullen worden aangepast waarbij een Luchtvaartverkeerszone, onderverdeeld naar Luchtvaartverkeers-zone-ihcs, Luchtvaartverkeerszone-funnel en Luchtvaart-verkeerszone-ils met de daarbij in acht te nemen hoogtematen. Zie verder bij Staat van wijzigingen.
Conclusie.
Op grond van het vorenstaande achten wij de zienswijzen gegrond.
Zienswijzen 14.
Korte inhoud.
Bezwaar wordt gemaakt tegen het niet opnemen van de locatie Dongenseweg 6.3 en 63-d te Tilburg als onderdeel van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008.
Het verbaast reclamant in hoge mate dat diens terreinen met opstallen bestaan-de uit woning, stalling loodsen, kantoor, winkel, werkplaats, magazijnruimten en garagebedrijf aan de Dongenseweg 63 en 63-d te Tilburg niet zijn meegenomen in het bestemmingsplan met een positieve bestemming als caravanstalling ca. en garagebedrijf, waarbij in deze in bijzonder verwezen wordt naar het thans nog vigerende bestemmingsplan Vossenberg en Dongenseweg. In artikel 8 bestemming"Landelijk gebied" is in lid 1: Doeleinden, sub a onder meer vermeld:
-herstelinrichtingen annex stallingruimte voor motor voertuigen en caravans;
-caravanhandel, in bijzonder detailhandel in en opslag van kampeermiddelen en pleziervaartuigen.
De locatie Dongenseweg 63 en 63-d wordt reeds sinds ca. 20 jaar gebruikt als caravanstalling en garagebedrijf. |
Het opnemen van de locatie Dongenseweg 63 en 63-d te Tilburg in het ontwerpbestemmingsplan zou tegelijkertijd de planologische omissie in het aan de loca-tie grenzende bestemmingsplan "Bedrijvenpark Charlotte en verruiming zone industrielawaai Kraaiven" kunnen repareren, waarbij de onderwerpelijke terreinen in verband met het verleggen van 50 dB(A) en 55 dB(A) contourlijnen ten onrechte bestemd werden als landelijk gebied.
Door de locatie Dongenseweg 6.3 en 63-d te Tilburg precies buiten het bestem-mingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008 te houden, daar waar omliggende locaties als het gebied bedrijventerrein aan de Albionstraat en omgeving wel zijn
meegenomen, wordt de mogelijkheid tot eerder bedoelde reparatie en voorts het positief bestemmen ervan als caravanstalling en garagebedrijf schijnbaar bewust verzuimd.
Verzocht wordt om de locatie Dongenseweg 63 en 63-d te Tilburg, alsnog op te
nemen in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008 en deze daarin als zodanig positief te bestemmen ten behoeve van caravanstalling ca. en garagebedrijf.
Standpunt gemeente.
In het onderhavige geval is sprake van een verplaatsing van een aan de Korvelse-weg gevestigde caravanhandel. Door de gemeente is inmiddels de nodige mede-werking verleend aan die verplaatsing met de mogelijkheid van detailhandel met als gevolg dat het bedrijf al op een adequate wijze kan worden geëxploiteerd op de nieuwe locatie.
Er is momenteel nog overleg gaande met het bedrijf over haar definitieve plan-nen. Omdat dat overleg nog niet heeft geleid tot een ook voor ons college vol-ledig aanvaardbaar plan is de locatie buiten het bestemmingsplan gelaten. Aan een uiteindelijk voor beide partijen acceptabel plan zal verdere medewerking worden verleend via een afzonderlijke bestemmingsplanherziening.
Conclusie.
Op grond van het vorenstaande achten wij de zienswijzen ongegrond.
Zienswijzen 15.
Korte inhoud.
Verzocht wordt om de volgende punten in het bestemmingsplan aan te passen:
Standpunt gemeente.
Ad 1. In paragraaf 8.1.1 van hoofdstuk 8 van de toelichting zal worden opgeno-men dat een klein deel van het plangebied is gelegen binnen het stroomgebied van de Zandleij, binnen het beheergebied van de Dommel;
Ad 2. Het begrip 'water en waterhuishoudkundige voorzieningen' zal worden opgenomen in de begrippenlijst van het bestemmingsplan. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het aangeleverde tekstvoorstel van het waterschap.
Ad 3. De functie 'water en waterhuishoudkundige voorzieningen' zal binnen de bestemmingen Verkeer worden opgenomen.
Conclusie.
Op grond van het vorenstaande achten wij de zienswijzen gegrond.
Zienswijzen 16.
Korte inhoud.
Te elfder ure draagt men kennis van het feit dat het bestemmingsplan/de be-stemmingsplannen voor het bedrijventerrein Vossenberg door de gemeente zijn geactualiseerd in de vorm van een beheerbestemmingsplan. Eerder is dat ook op andere bedrijventerreinen gebeurd.
Het BORT heeft destijds voor bedrijvenpark Het Laar vastgesteld dat er vooraf-gaand geen regulier overleg met de bedrijventerreinvereniging (BORT Laar) heeft plaatsgevonden. Gelet op de bestaande afspraken over overleg over relevante onderwerpen tussen de gemeente en BORT was dat niet juist. De gemeente er-kende deze miscommunicatie en beloofde op bestuurlijk vlak beterschap.
Rond Vossenberg wordt echter geconstateerd dat deze situatie zich heeft her-haald. Wederom ligt er een gewijzigd (beheer)bestemmingsplan voor, dat zonder overleg met BORT tot stand is gekomen. Dit is niet juist, te meer daar er wel de-gelijk sprake is van veranderingen (wijzing van de toegestane milieuklasse in bepaalde delen van Vossenberg) die van groot belang zijn voor de gebruiksmo-gelijkheden van Vossenberg, nu en in de toekomst.
Langs deze weg dringen wij met klem aan op het stilzetten van de wijzigingspro-cedure voor het bestemmingsplan teneinde het Tilburgse bedrijfsleven - via BORT of anderszins - alsnog in staat te stellen gemotiveerd te reageren.
Standpunt gemeente.
Op 11 juni 2009 heeft in het kader van de handreiking burgerparticipatie een informatiebijeenkomst plaatsgevonden primair gericht op de plaatsing van wind-turbines op het bedrijfsterrein van Fuji en elders in het plangebied. Ook is het nieuwe bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008 is tijdens deze bij-eenkomst inhoudelijk (verder) gepresenteerd. Voor die bijeenkomst zijn naast het BORT alle bedrijven op het bedrijventerrein Vossenberg uitgenodigd.
Er is op die wijze gepoogd om alle bedrijven bij het bestemmingsplan te betrek-ken. Bij de nieuwe bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen Kraaiven en Loven heeft er wel een afzonderlijk overleg met het BORT plaatsgevonden. Echter ten behoeve van die plannen is geen informatiebijeenkomst belegd. Nu dit wel het geval is geweest bij het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein Vossen-berg is een afzonderlijk overleg met het BORT niet direct noodzakelijk gevonden.
Niettemin heeft er op 5 november 2009 toch nog een overleg met een vertegenwoordiger van het BORT. Het bestemmingsplan is toen toegelicht. Echter is ook nog de afspraak gemaakt dat mondeling dan wel schriftelijk er nog een nadere uitleg over het bestemmingsplan zal worden gegeven.
Conclusie.
Op grond van het vorenstaande achten wij de zienswijzen ongegrond.
Zienswijzen 17.
Korte inhoud.
Binnen het plangebied liggen meerdere inrichtingen vallende onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen en enkele transportmodaliteiten met gevaarlijke stoffen vallende onder de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
In paragraaf 7.3 externe veiligheid stelt u vast dat het groepsrisico ten gevolge van het transport gevaarlijke stoffen niet toeneemt en een verantwoording van het groepsrisico dan ook niet nodig is. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen stelt echter dat er altijd een verantwoording van het groepsrisico dient plaats te vinden. Daarnaast vindt er bij Fujifilm manufacturing Europe bv zelfs een veran-dering met toename van het risico plaats.
De Brandweer Midden en West Brabant dient bij de vaststelling van dit bestem-mingsplan in de gelegenheid te worden gesteld om advies uit te brengen. Dit is niet het geval geweest. Verzocht wordt dan ook alsnog de gelegenheid te geven om advies uit te brengen binnen een redelijke termijn.
Daarnaast valt Fujifilm manufacturing Europe onder het Besluit risico's en zware ongevallen. Indien er een verandering bij een inrichting vallende onder dit be-sluit plaatsvindt, zouden wij het zeer op prijs stellen als men hiervan op de hoogte gesteld zou worden. Op deze wijze kan men zich beter voorbereiden op een incident.
Standpunt gemeente.
Op de eerste plaats willen wij opmerken dat er met betrekking tot de leidingen sprake is van een bestaande situatie. Een verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden beschouwd en verantwoord door het bevoegd gezag. Echter er is in dit geval sprake van een bestemmingsplan waarin de bestaande situatie wordt vastgelegd en er geen veranderingen in dat plan mogelijk worden gemaakt ten aanzien van transportmodaliteiten. Dus de noodzaak tot het opstellen van een verantwoording is naar onze mening niet aanwezig.
De wijzigingen met betrekking tot het bedrijfsterrein van Fuji zijn duidelijk in beeld gebracht. Hiervoor is wel een verantwoording opgesteld.
Conclusie.
Op grond van het vorenstaande achten wij de zienswijzen ongegrond.
Zienswijzen 18.
Korte inhoud.
Bezwaar wordt gemaakt tegen de bestemming die is gelegd op het perceel Don-genseweg 108. Op dat perceel is de bestemming Wonen gelegd. Men wil graag meer mogelijkheden hebben met betrekking tot het achtererf.
Gedacht wordt dan aan een woonfunctie: bijvoorbeeld mantelzorg dan wel te zijner tijd een woning voor een van de kinderen dan wel een woning in combina-tie met een milieuvriendelijk bedrijf of kleinschalige bedrijfsactiviteiten, pas-send in de categorie b-3a, zoals is aangegeven op de hoek van de achterstraat en aan diverse percelen daaraan grenzend.
Graag zou men daarover met de raad dan wel betreffend verantwoordelijke amb-tenaren overleg willen hebben samen met de adviseur(s) van reclamant.
Standpunt gemeente.
Het betreffende perceel maakt deel uit van het gebied gelegen tussen de zuid-zijde van de Dongenseweg en de Albionstraat. Dat gebied heeft nagenoeg geheel een woonbestemming in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008. Er is sprake van vrij diepe en ruime woonpercelen. Het verzoek om de bouw van een woning al dan niet in combinatie met een bedrijfspand op het achtererf van het perceel Dongenseweg 108 mogelijk te maken is onvoldoende concreet en zal net als andere aangehaalde mogelijke nieuwe ontwikkelingen afzonderlijk moe-ten worden bezien. Bovendien zal dan ook het gehele gebied in beschouwing moeten worden genomen. Er is derhalve geen grond om die mogelijkheid nu reeds in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008 op te nemen.
Conclusie.
Op grond van het vorenstaande achten wij de zienswijzen ongegrond. De moge-lijkheid tot bebouwing van het betreffende gebied zal aan de hand van een con-creet verzoek nader worden bezien.