Plan: | Centrum Zuid 2008 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2008012-e001 |
Binnen een bouwvlak is ondergronds bouwen toegestaan met dien verstande dat:
en mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van:
Burgemeester en wethouders kunnen, met in achtneming van de procedureregels in artikel 21.1ontheffing verlenen van het bepaalde in 16.1.1voor:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 21.1nadere eisen te stellen ten aanzien van de maximale bouwdiepte voor ondergrondse bouwwerken.
Een aanduiding bevindt zich te allen tijde binnen een gebied waarop een bestemmingsvlak van toepassing is, met dien verstande dat de bouwregels uitsluitend van toepassing zijn op de bestemming behorende bij de weergegeven aanduiding.
Waar een hoofdbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De hoofdtoegang van grondgebonden woningen, bovenwoningen en een complex van gestapelde woningen dient in de voor- of zijgevel van het gebouw te worden gesitueerd.
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 21.1 en indien er geen sprake is van grondgebonden woningen, ontheffing verlenen van het bepaalde in 16.4.1, mits:
Bij een woning of woongebouw moet - gelet op de kwaliteit van de woonomgeving, zowel bezien vanuit de woning c.q. het woongebouw als vanuit de belendende percelen en de omgeving - een onbebouwd terrein aanwezig zijn dat tenminste een strook grond omvat die over de volle breedte van het gebouw aansluit aan de achtergevel en een diepte heeft van - gemeten vanaf het verst achterwaarts gelegen deel van het hoofdgebouw inclusief een eventuele aanbouw - tenminste 5 m.
Achter een gebouw, waarvan geen deel tot woning anders dan als bedrijfswoning is bestemd, moet een bij het gebouw behorend onbebouwd gedeelte van het bouwperceel aanwezig zijn ter diepte van tenminste 2 m achter het verst achterwaarts gelegen deel van het gebouw en wel over de volle breedte daarvan.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 21.1 ontheffing te verlenen van:
Wanneer de zijdelingse begrenzing van een bouwwerk niet in de zijdelingse grens van het bouwperceel wordt gebouwd, moet het bouwwerk zodanig zijn gelegen dat de ruimte tussen dit bouwwerk en de zijdelingse grens van het bouwperceel over de breedte van 1 m met een minimale hoogte van 2,2 m vrij toegankelijk is. Bebouwing van ondergeschikte aard wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.
Ter plaatsen van de weergegeven aanduiding ´monumentale boom´ of ´beeldbepalende boom´ mag de afstand van enig bouwwerk tot het hart van deze boom of houtopstand gemeten op een hoogte van 1.30 m vanaf het maaiveld niet minder bedragen dan:
Het in bepaalde in 16.7.1 is niet van toepassing indien:
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de procedureregels in artikel 21.1ontheffing verlenen van het bepaalde in 16.7.1 indien zodanige maatregelen worden getroffen dat het voortbestaan van de betrokken houtopstand / boom wordt gewaarborgd. Als voorwaarde voor deze ontheffing kunnen burgemeester en wethouders een bomeneffectanalyse van een onafhankelijk boomtechnisch adviesbureau eisen. Deze analyse wordt in ieder geval vereist indien: