direct naar inhoud van Artikel 9 Verkeer
Plan: Centrum Zuid 2008
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008012-e001

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Functies

De voor ´Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

9.1.2 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Verkeer´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. voorzieningen ter verbetering van het microklimaat (geluidhinder, windhinder, regen e.d.) waaronder wallen, schermen, luifelconstructies e.d.;
  • b. terrassen, sanisettes e.d.;
  • c. voorzieningen in verband met de in-/uitgang van ondergrondse parkeergarages;
  • d. objecten voor beeldende kunst, reclametoestellen, draagconstructies voor reclame;
  • e. bouwwerken, geen gebouw zijnde,

voor zover deze ondergeschikt zijn aan de onder 9.1.1 genoemde functies.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

9.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van kunstwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming (zoals bouwwerken ten behoeve van de geleding, beveiliging en regeling van het verkeer) mag niet meer bedragen dan hiervoor op aantoonbare wijze noodzakelijk is;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag ten hoogste 3 m bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 21.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. een goede landschappelijke inpassing;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
9.4 Ontheffing van de bouwregels
9.4.1 ontheffing voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 21.1 en met de ontheffingsvoorwaarden in 9.4.3 ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in artikel 9.2.2 onder b voor de hoogte van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 m;
  • b. het bepaalde in artikel 9.2.2 onder c voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde die naar hun aard en functie toelaatbaar zijn binnen de bestemming zoals zend-en ontvangstinrichtingen, sirenes, lichtmasten e.d.
9.4.2 ontheffing voor overschrijding van het bouwvlak vanuit aangrenzende bestemmingsvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, om met inachtneming van de procedureregels in artikel 21.1 en met de ontheffingsvoorwaarden in 9.4.3, ontheffing te verlenen voor de overschrijding van de voorgevelrooilijn van een bouwvlak in een aangrenzend bestemmingsvlak voor:

  • a. ondergeschikte delen van een bouwwerk;
  • b. bouwwerken welke binnen het aangrenzende bestemmingsvlak middels ontheffing t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf zijn toegestaan;

met dien verstande dat:

  • niet lager wordt gebouwd dan 4,2 m boven de hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,5 m breedte ter weerszijden van die rijweg;
  • niet lager wordt gebouwd dan 2,2 m boven de hoogte van een ander deel van de weg en voor zover de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt.
9.4.3 ontheffingsvoorwaarden

De in artikel 9.4.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

  • a. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;
  • c. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming, behoudens ontheffingen die op grond van deze regels zijn verleend.

9.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwereken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  • a. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
  • b. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
  • c. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.
9.5.3 Toegestaan afwijkend gebruik

incidenteel - gedurende een aantal dagen per jaar - afwijkend gebruik t.b.v. kermis, (sport)activiteiten, zomeractiviteiten, spelen, theater, festival e.d. is toegestaan. Tevens is toegestaan het gebruik ten behoeve van (wekelijkse) markten, standplaatsen voor kramen e.d.

9.5.4 ontheffing voor meest doelmatig gebruik.

Burgemeester en wethouders verlenen met inachtneming van de procedureregels in artikel 21.1ontheffing van het bepaalde in artikel 9.5.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.