direct naar inhoud van 6.1 Cultuurhistorisch waardevolle objecten
Plan: Leijpark Koningshoeven 2008
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008008-e001

6.1 Cultuurhistorisch waardevolle objecten

6.1.1 Algemeen

Naar aanleiding van de herziening van het beheerbestemmingsplan Leijpark Koningshoeven (verder plangebied genoemd) is door Fontys-BILAN in 2007 een cultuurhistorisch en archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd . Dit onderzoek is deel van een reeks onderzoeken in het kader van de globale herziening van de beheersbestemmingsplannen van de gemeente. In de volgende paragraaf wordt volstaan met een globale beschrijving. Voor gedetailleerde informatie wordt verwezen naar het desbetreffende rapport van BILAN.

Om de cultuurhistorische waarden van het gebied duidelijk in beeld te brengen worden vier aspecten uitgewerkt:

  • a. Historische geografie en ontwikkeling van het landschap
  • b. Archeologie
  • c. Objecten en structuren (monumentale objecten, ensembles en gebieden)
  • d. Richtlijnen en voorwaarden

Al naar hun belang en de beschikbare informatie worden deze aspecten nader belicht. Tevens wordt aangegeven welke aspecten onder enige vorm van beschermende wet- en regelgeving vallen.

Beleidskader:

Monumentenwet 1988

Gemeentelijke monumentenverordening

Gemeentelijk monumentenbeleid en interim archeologiebeleid

Monumentenlijst Tilburg

Bronnen:

  • H. van Dijk & E. de Boer, Van Eselven tot Vyf Hoeven. Tilburg, Groenewoud-Koningshoeven
  • Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek, BILAN 2007 (concept).
  • Cultuurhistorische Inventarisatie Noord-Brabant / M.I.P., gemeente Tilburg, opgesteld door de provincie Noord-Brabant, oktober 1995.
  • Architectuur en stedenbouw 1940-1965, gemeente Tilburg, STOA 2005.
  • Herinventarisatie M.I.P.-panden, BILAN 2006.
6.1.2 Historische geografie en ontwikkeling

Het plangebied bevindt zich op het meest zuidoostelijke deel van de hoge gronden waarop de verschillende nederzettingen van Tilburg lagen. Het plangebied kan grofweg worden verdeeld in hoge akkergronden in het noordwesten en het lage beekdal van de Oude en Nieuwe Leij in het zuidoosten.

Het noordelijke deel van het plangebied behoorde tot de hooggelegen akkergronden van Broekhoven, Driehuizen en De Hoeven of De Vijfhoeven die de zuidelijkste uitloper vormden van het grootste, centrale akkercomplex van Tilburg (De Schijf). Er zijn aanwijzingen dat in dit gebied al in de twaalfde eeuw, maar zeer waarschijnlijk nog eerder, ontginningen plaatsvonden.

De hoge akkergronden van Tilburg werden in het zuiden begrensd door het brede beekdal van de Oude en Nieuwe Leij. De Nieuwe Leij is een aftakking van de Oude, een waterloop die ontspringt in de omgeving van Ravels (B). Voorbij de grens met Tilburg stroomden beide beken door een zeer breed beekdal om ter hoogte van Moerenburg, aan de oostzijde van het Wilhelminakanaal, weer samen te komen. Het beekdal bestond uit beemden (hooi- en graslanden), weidegronden en 'moerassen'.

Het plangebied werd van noordwest naar zuidoost doorsneden door een aantal dijken die het beekdal van de Oude en Nieuwe Leij overstaken. Dit waren, van oost naar west, de Harmen Aerts Dyck (nu Koningshoeven), de Driehuizen Dyk (nu in het Leijpark) en de Broekhovenschen Dyk (nu deel van de Hilvarenbeekseweg). De meeste wegen waren in de Middeleeuwen (of wellicht al eerder) verhoogd om de routes naar het zuiden zeker te stellen. Vanaf die periode komt men de aanduiding 'dijk' dan ook veelvuldig tegen. De nederzettingen in het plangebied, Broekhoven, Driehuizen en De (Vyf)Hoeven, lagen bij het begin van deze verhoogde wegen.

Tot ver in de twintigste eeuw bleef het plangebied een overwegend agrarisch gebied. Rond 1920 werd ten noorden van Broekhoven een kleine wijk gebouwd (Vogeltjesbuurt). In 1939 werd het grootste deel van het plangebied omgevormd tot het Leijpark, naar een ontwerp van L. Springer. Rond de Koningshoeven ontwikkelde zich een klein bedrijventerrein, met name na de vestiging van de fabrieken van de familie Houben in de tweede helft van de negentiende eeuw die aan deze weg ook een aantal villa's liet bouwen.

Het gebied pal ten oosten van het Leijpark is tijdens het interbellum gebruikt als vuilstortplaats, hetgeen nog zichtbaar is in de hier aanwezige, afgeplatte heuvel.

In 1947 is langs de noordgrens van het plangebied de Ringbaan Zuid aangelegd als onderdeel van de Rijksweg 63 naar Breda. In 1958 werd ten zuiden hiervan de A58 aangelegd waarvoor vanaf de Ringbaan Zuid een verbindingsweg werd aangelegd (Kempenbaan).

6.1.3 Archeologie (bodemarchief)

Het meest noordelijke deel van het plangebied heeft op de Archeologische Waarschuwingskaart van Tilburg (ARWATI), vanwege de ligging op een relatief hooggelegen dekzandrug, deels een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. Het iets lager gelegen gebied ten zuiden hiervan, in de omgeving van het Leijpark, heeft een hoge verwachtingswaarde, terwijl de noordoever van het beekdal van de Oude en Nieuwe Leij een basis- tot middelhoge verwachtingswaarde is toegekend. Het beekdal zelf heeft een 'onbekende' verwachting. De grote wegen in en langs het plangebied hebben eveneens een onbekende verwachtingswaarde. Om deze verwachting nader te kunnen specificeren is in het uitgevoerde onderzoek vertrokken vanuit de reconstructie van het prestedelijke landschap, die in nauwe relatie staat tot de bewoningsgeschiedenis. Belangrijk onderdeel is hierbij het hanteren van een lagenbenadering. De verschillende landschappelijke lagen zijn reliëf, water, bodem en wegenpatroon. Deze aspecten werden aangevuld met onder andere archeologische waarnemingen, bekende historische bebouwing en toponymisch onderzoek om een overzicht te krijgen van de historische bewoning en het type landschapsgebruik. De landschapsreconstructie werd gekoppeld aan bekende nederzettingspatronen uit diverse perioden. Op deze manier werd uitspraak gedaan over locaties die gunstig kunnen zijn geweest voor (pre)historische bewoning.

Net als andere stadsdelen van Tilburg voldoet het plangebied aan een aantal historisch-landschappelijke criteria dat kansen biedt aan vroege bewoning of deze althans doet vermoeden. Het gaat hierbij om elementen zoals de nabijheid van water, de afwisseling van reliëf (met name het voorkomen van hoger gelegen locaties), de bodemgesteldheid en de voormalige aanwezigheid van oude structuren die een aanduiding kunnen zijn van oude bewoningspatronen.

De archeologische verwachting, zoals aangeduid op de ARWATI, is op basis van het uitgevoerde cultuurhistorisch en archeologisch onderzoek nader toegespitst en weergegeven in een verwachtingskaart. Deze verwachting geeft echter een historische situatie weer, waarbij geen rekening is gehouden met moderne en submoderne verstoringen waarmee de snelle urbanisatie van het plangebied in de twintigste eeuw gepaard is gegaan. Zo zullen bij de aanleg van woonwijken delen van het plangebied zijn geëgaliseerd en/of afgegraven (funderingen), waardoor de kans op archeologische waarden sterk is verminderd of zelfs geheel is verdwenen. Deze delen van het plangebied hebben daardoor een lagere archeologische verwachting. In figuur 1 zijn de verwachtings- en de verstoringskaart samengevoegd tot een kaart, waarin onderscheid wordt gemaakt in terreinen met geen tot lage archeologische verwachting, terreinen met middelhoge tot hoge archeologische verwachting en archeologisch waardevolle terreinen (o.a. archeologische monumenten).

In het bestemmingsplan Leijpark-Koningshoeven liggen geen terreinen van bijzondere archeologische trefkans of waarde, waarvoor wordt aanbevolen om deze als primaire bestemming archeologie te geven en waarbij voor wijzigingen aan de bestemming een aanlegvergunning vereist is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008008-e001_0006.jpg"

Fig. 1: Archeologische verwachtingskaart Leijpark-Koningshoeven gebaseerd op Van Dijk & De Boer 2007 (concept); bron: Gemeente Tilburg

6.1.4 Objecten en structuren

Objecten

In het plangebied bevinden zich op grond van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke monumentenverordening drie beschermde monumenten. De bebouwing uit de periode 1850 - 1940 is geïnventariseerd in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) . Deze bebouwing heeft geen formeel beschermde status maar komt wel voor op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant en wordt daar ook als waardevol beschouwd. In het plangebied bevinden zich diverse MIP-panden. Voor de architectuur en stedenbouw uit de periode na de Tweede Wereldoorlog dient onderzoek uit 2005 als basis. Uit deze periode bevinden zich geen waardevolle panden in het gebied.

De volgende waardevolle en/of kenmerkende objecten bevinden zich in het plangebied (zie Fig.2):

Rijksmonumenten:

  • Koningshoeven 18, 20 en 30.

MIP-panden:

  • Cenakel 1 t/m 14;
  • Koningshoeven 63, 66, 74, 75, 79, 81, 83, 85, 87 en ongenummerd (brug);
  • IJsclubweg 51 t/m 65 (oneven).

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008008-e001_0007.jpg"

Fig. 2: Waardevolle en/of kenmerkende objecten in het plangebied Leijipark Koningshoeven; bron: Gemeente Tilburg

Structuren

Uit het BILAN-rapport blijkt dat het plangebied tot ver in de twintigste eeuw doorkruist werd door een aantal wegen en paden, dat mogelijk teruggaat op een zeer oud padenpatroon. Bij de aanleg van het Leijpark, de bouw van het Sint-Elisabethziekenhuis en de aanleg van de Kempenbaan is een deel van het netwerk van wegen en paden verloren gegaan. Het tracé van enkele van deze wegen en paden is echter nog deels herkenbaar in het huidige wegenpatroon. Naast het oude wegenpatroon bevinden zich ook nieuwere lijnen en elementen (tot circa 1950) in het plangebied die historisch geografisch waardevol zijn:

  • Ringbaan Zuid;
  • Hoevense Kanaaldijk.

Uit de periode 1940-1970 zijn de volgende kenmerken van bovengemiddelde waarde in het plangebied Leijpark-Koningshoeven bewaard gebleven :

  • Ringbaan Zuid; als stedelijke hoofdroute;
  • in aansluiting op het Leijpark (1934-1939) de groenstrook langs de Ringbaan Zuid.

Delen van het plangebied hebben een bijzondere historische geografische waarde. Het gaat daarbij om:

  • Leijpark; stadspark in Engelse Landschapsstijl naar een ontwerp uit 1922 van L.A. Springer met inpassing van de beek De Leij, gerealiseerd in 1939.
6.1.5 Richtlijnen en voorwaarden

Archeologie

De resultaten van het archeologisch inventariserend bureauonderzoek met inbegrip van de indicatieve periodenkaart van het plangebied, vormen, in combinatie met de vigerende verwachtingskaart(en) en de bekende archeologische waarnemingen, de basis voor advisering en toetsing betreffende archeologische waarden en eventueel vooronderzoek bij ruimtelijke ontwikkelingen en met name vrijstellings- en andere voor archeologie van toepassing zijnde vergunningsprocedures op een bepaalde locatie. Zeker indien het bodemarchief van een bepaald terrein (vermoedelijk) nog niet verstoord is, is nader onderzoek naar eventuele archeologische sporen en vondsten aan de orde (zie Fig. 1).

  • a. Gebied met (middel)hoge archeologische verwachting: bij planvorming (c.q. bouwaanvragen) waarbij sprake is van grondverzet geldt, in die locaties die op de waarschuwingskaart een aanduiding hebben van (middel)hoge archeologische verwachting, advies- en/of onderzoeksplicht inzake archeologie. Deze verplichting geldt bovendien op grond van rijks- en provinciaal beleid voor vrijstellingsprocedures, bestemmingsplanprocedures en MER-plichtige projecten.
  • b. Archeologisch waardevol terrein: aanlegvergunning met als voorwaarde archeologisch vooronderzoek bij planologische ontwikkelingen voor locaties aangeduid op de plankaart als terrein met bestemming archeologie.

Cultuurhistorie

De beschermde monumenten en gebieden (rijks- en gemeentelijke monumenten en beschermde stadsgezichten) vallen onder separate besluitvormingsprocedures, met name de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening gemeente Tilburg. In geval van wijziging van bestemmingen van percelen waarop deze wet- en regelgeving van toepassing is, zal de cultuurhistorische waarde een afwegingsfactor zijn (zie paragraaf 2.3.1).

De cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren, zoals opgenomen in het MIP (en niet voorzien van een geautoriseerde status (rijks- of gemeentelijk monument)) en die uit de naoorlogse periode (wederopbouw), hebben geen officieel beschermde status. Desondanks dient in eventuele planontwikkeling rekening gehouden te worden met deze elementen, waarbij gestreefd dient te worden naar behoud. Hergebruik verdient de voorkeur boven sloop en vervangende nieuwbouw (zie paragraaf 2.3.1).