direct naar inhoud van Artikel 15 Wonen-Gestapeld
Plan: Leijpark Koningshoeven 2008
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008008-e001

Artikel 15 Wonen-Gestapeld

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Functie

De voor "Wonen-Gestapeld" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met dien verstande dat er sprake is van gestapelde woningen;
  • b. bouwwerken van algemeen nut.
15.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de aangegeven aanduiding :

  • a. kantoren (k),
  • b. culturele doeleinden (sco-cd),
  • c. carport (sba-ct),

zijn de voor "Wonen-Gestapeld" aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij aangegeven functie(s).

15.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor "Wonen-Gestapeld" aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • d. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
  • e. groen- en speelvoorzieningen;
  • f. objecten voor beeldende kunst;
  • g. een beroepsmatige activiteit als een aan huis verbonden beroep.

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 15.1.1 en 15.1.2 genoemde functies.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

15.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, waarbij ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak mogen overschrijden;
  • b. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag 100 bedragen, tenzij anders is aangegeven;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 10 meter, tenzij een andere bouwhoogte is aangegeven;
  • d. de maximale goothoogte in de voor- en achtergevelrooilijn is gelijk aan de maximale bouwhoogte, tenzij een andere goothoogte is aangegeven. In dat geval geldt tevens de maximale afschuiningshoek zoals aangegeven;
  • e. het bouwen van ondergrondse bouwwerken is toegestaan.
15.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat de afstand tot de (verlengde) voorgevel van het hoofdgebouw minimaal 3 meter moet bedragen;
  • b. aan- en uitbouwen bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;
  • c. ten aanzien van de hoogte:
    • 1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbebouwing vermeerderd met een dakconstructie van maximaal 0,50 meter, met een maximale totale hoogte van 4,5 meter;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag ten hoogste 3 meter bedragen, tenzij anders is aangegeven;
    • 3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 4,5 meter waarbij de afschuiningshoek maximaal 45° mag bedragen, tenzij anders is aangegeven. Deze afschuining geldt niet in die gevallen waarbij op het naastgelegen perceel in de perceelscheiding al een gebouw met een zelfde of hogere hoogte aanwezig is dan wel gelijktijdig wordt opgericht.
15.2.4 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 meter;
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
15.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op het onbebouwd erf niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag in het bouwvlak niet meer dan 3 meter en in het onbebouwd erf niet meer dan 1 meter bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding (sba-ct) zijn uitsluitend carports toegestaan met een maximale hoogte van 3 meter. Het bebouwingspercentage ter plaatse van deze aanduiding bedraagt 100%.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 28.3nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  • c. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 meter achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
15.4 Ontheffing van de bouwregels
15.4.1 Ontheffing ten behoeve van bouwen in het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 28.1. en met de ontheffingsvoorwaarden in 15.4.3 voor het bouwen in het bouwvlak ontheffing te verlenen van:

  • a. de aangegeven goothoogte van hoofdgebouwen in de achtergevelrooilijn, onder voorwaarde dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan eenmaal de helft van de afstand tot de tegenoverliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok, vermeerderd met 1 meter, met een maximum van 10 meter. Bij het ontbreken van een tegenoverliggende achtergevelrooilijn geldt een maximum van 10 meter;
  • b. de aangegeven goothoogte van hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn, onder voorwaarde dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan eenmaal de afstand tot de tegenoverliggende voorgevelrooilijn, vermeerderd met 1 meter, met een maximum van 10 meter. Bij het ontbreken van een tegenoverliggende voorgevelrooilijn geldt een maximum van 10 meter.
15.4.2 Ontheffing ten behoeve van bouwen in het onbebouwd erf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 28.1 en met de ontheffingsvoorwaarden in 15.4.3 voor het bouwen in het onbebouwd erf ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in 15.2.5 sub b, voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, die naar hun aard en bestemming op een onbebouwd erf toelaatbaar zijn, met een maximum van 5 meter;
  • b. het bepaalde in 15.2.5 sub b voor vlaggemasten in het onbebouwd erf tot een hoogte van maximaal 10 meter.
  • c. het bepaalde in 15.2.2 sub a, voor bouwwerken ten behoeve van gevelrenovatie met een maximum van 0.10 m;
  • d. het bepaalde in 15.2.3 voor ondergrondse bouwwerken, zoals kelders en kelderingangen mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil;
  • e. het bepaalde in 15.2.5, voor balkons en galerijen van maximaal 1,50 meter diepte;
  • f. het bepaalde in 15.2.2, voor trappenhuizen, buitentrappen en liftschachten en hijsinrichtingen;
  • g. het bepaalde in 15.2.2, voor overbouwingen ten dienste van de verbinding tussen twee bouwwerken;
  • h. de in 15.2.5 opgenomen maximum hoogte van erfafscheidingen bij bijzondere in stedenbouwkundig opzicht afwijkende situaties met een maximum van 2 meter.
15.4.3 Ontheffingsvoorwaarden

Ontheffingen als bedoeld onder 15.4.1 en 15.4.2 worden slechts verleend indien:

  • a. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
  • c. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast
  • e. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • h. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening wordt gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.
15.5 Specifieke gebruiksregels
15.5.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming, behoudens ontheffingen die op grond van deze regels zijn verleend.

15.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in 15.5.1, strijdig met de bestemming "wonen - gestapeld", wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. de uitoefening van enige tak van handel, nijverheid of dienstverlening daaronder begrepen een ambachtelijk of industrieel bedrijf, met uitzondering van uitoefening van beroepsmatigeactiviteiten als bedoeld in 15.1.3;
  • c. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
  • d. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
  • e. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • f. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in 15.1.3.
15.5.3 Ontheffing voor meest doelmatig gebruik

Burgemeester en wethouders verlenen met inachtneming van de procedureregels in artikel 28.1ontheffing van het bepaalde in 15.5.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

15.6 Wijzigingsbevoegdheid
15.6.1 Wijzigingsbevoegdheid opheffing veiligheidszone LPG

  • a. Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de procedureregels in artikel 28.2 het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'veiligheidszone LPG' verwijderd wordt, indien het aanwezige LPG tankstation gesaneerd is.
  • b. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemming de regels van het plan van overeenkomstige toepassing.
  • c. Op de gronden die zijn begrepen in het wijzigingsplan mag niet worden gebouwd zolang het plan nog niet is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten.
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de procedureregels als bedoeld in artikel 28.1 ontheffing verlenen van het bepaalde onder sub c van dit artikel voor bebouwing op gronden begrepen in het wijzigingsplan, mits van Gedeputeerde Staten de verklaring is ontvangen dat zij tegen het verlenen van de ontheffing geen bezwaar hebben.