direct naar inhoud van Artikel 13 Water - Waterstaatkundige doeleinden
Plan: Leijpark Koningshoeven 2008
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008008-e001

Artikel 13 Water - Waterstaatkundige doeleinden

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Functies

De voor "Water - Waterstaatkundige doeleinden" aangegeven gebieden zijn bestemd voor:

  • a. water en vaarwegen;
  • b. oevers met beschoeiing;
  • c. water aan- en afvoerkanalen / wegen;
  • d. zwaaikommen;
  • e. vaarweg meubilair en tekens;
  • f. leidingwerken ten behoeve van de functie;
  • g. bedieningsgebouwen en sluizen;
  • h. deuren werkplaatsen/ opslagterreinen;
  • i. oeverzones met geplande verruiming vaarwegen;
  • j. toegangswegen objecten;
  • k. inspectiewegen / paden langs de oever;
  • l. alles wat verder voor het in stand houden van de functie vaarwegen van toepassing is.
13.1.2 Bijbehorende voorzieningen

De voor "Water - Waterstaatkundige doeleinden" aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. objecten voor beeldende kunst,

voor zover deze ondergeschikt zijn aan de onder 13.1.1 genoemde functies.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

13.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd

13.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van kunstwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de geleding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan hiervoor op aantoonbare wijze noodzakelijk is;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag ten hoogste 5 meter bedragen.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 28.3nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
13.4 Ontheffing van de bouwregels
13.4.1 Ontheffing voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 28.1 en met de ontheffingsvoorwaarden in 13.4.3 ontheffing te verlenen van:

het bepaalde in artikel 13.2.3 onder b voor de hoogte van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 meter;

het bepaalde in artikel 13.2.3 onder c voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde die naar hun aard en functie toelaatbaar zijn binnen de bestemming zoals zend-en ontvangstinrichtingen, sirenes, lichtmasten e.d.

13.4.2 Ontheffing voor overschrijding van de voorgevelrooilijn vanuit aangrenzende bestemmingsvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, om met inachtneming van de procedureregels in artikel 28.1 en met de ontheffingsvoorwaarden in 13.4.3, ontheffing te verlenen voor de overschrijding van de voorgevelrooilijn van een bouwvlak in een aangrenzend bestemmingsvlak voor:

  • a. ondergeschikte delen van een bouwwerk;
  • b. bouwwerken welke binnen het aangrenzende bestemmingsvlak middels ontheffing ten behoeve van bouwen in het onbebouwd erf zijn toegestaan;

met dien verstande dat:

  • c. niet lager wordt gebouwd dan 4,20 m boven de hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,50 m breedte ter weerszijden van die rijweg;
  • d. niet lager wordt gebouwd dan 2,20 m boven de hoogte van een ander deel van de weg en voor zover de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt.
13.4.3 Ontheffingsvoorwaarden

De in artikel 13.4.1 en 13.4.2 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

  • a. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;
  • c. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. instemming is gegeven door door de vaarwegbeheerder.
13.5 Specifieke gebruiksregels
13.5.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming, behoudens ontheffingen die op grond van deze regels zijn verleend.

13.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  • a. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
  • b. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
  • c. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.
13.5.3 Ontheffing voor meest doelmatig gebruik

Burgemeester en wethouders verlenen met inachtneming van de procedureregels in artikel 28.1ontheffing van het bepaalde in artikel 13.5.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.