direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Broek in Waterland 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0852.BPKBR018-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding en doel

1.2 Opbouw bestemmingsplan

1.3 Leeswijzer

1.1 Aanleiding en doel

Dit is het bestemmingsplan Broek in Waterland 2018 (NL.IMRO.0852.BPKBR018-va01). Dit bestemmingsplan voorziet in een volledig herziene en geactualiseerde planologisch-juridische regeling voor de kern Broek in Waterland.

De huidige planologische regeling voor de kern is vastgelegd in een aantal verschillende (bestemmings)plannen. Daarnaast zijn wijzigingen, vrijstellingen, ontheffingen en omgevingsvergunningen verleend, die in dit bestemmingsplan zijn verwerkt.

Hieronder volgt een opsomming van de geldende (bestemmings)plannen:

Naam   Vaststelling   Goedkeuring  
Bestemmingsplan Broek in Waterland   24 april 2008  
9 december 2008  
Bestemmingsplan Broek in Waterland – De Erven 2   14 maart 2013   n.v.t.  
Projectbesluit Eilandweg   23 december 2010   n.v.t.  
Wijzigingsplan Molengouw 24   23 oktober 2015   n.v.t.  

De geldende (bestemmings)plannen hebben in de loop der tijd hun actualiteit verloren. Herziening van deze plannen is noodzakelijk. Bovendien moeten gemeenten op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vanaf 1 juli 2013 beschikken over bestemmingsplannen die niet ouder zijn dan tien jaar en digitaal raadpleegbaar zijn.

Het doel is om een actueel bestemmingsplan voor de kern Broek in Waterland op te stellen, waarmee het plangebied, in ruimtelijke zin, goed beheerd wordt. Het bestemmingsplan is digitaal opgesteld en is een actief plan waarin het recente beleid van de gemeente, zoals de omgevingsvisie, woonvisie en toeristische visie zoveel mogelijk is verwerkt.

1.2 Opbouw bestemmingsplan

Het bestemmingsplan voldoet aan de eisen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Het bestemmingsplan regelt de gebruik- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en de bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

Voor de verbeelding op papier wordt gebruik gemaakt van topografische en kadastrale ondergronden. Deze ondergronden zijn niet altijd actueel en tonen niet altijd alle bebouwing. Deze ondergronden dienen slechts ter oriëntatie. In het vaststellingsbesluit is opgenomen welke ondergrond is gebruikt bij het opstellen van het plan.

De ondergronden (waaronder luchtfoto's) die worden gebruikt op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl worden beschikbaar gesteld door de website zelf. Ook die ondergronden zijn niet altijd actueel en tonen niet altijd alle bebouwing. De gemeente heeft daar geen invloed op.

1.3 Leeswijzer

Deze toelichting is objectgericht opgezet. Er is gedacht vanuit het digitale systeem. Als men op de digitale verbeelding klikt, komen eerst de 'Regels' in beeld. Vervolgens wordt de toelichting op de regels gegeven. Van daaruit bestaan doorklikmogelijkheden naar de andere delen van de toelichting. De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 2 beschrijft de bestemmingen en geeft weer waarom de hierin opgenomen keuzes zijn gemaakt.
  • Hoofdstuk 3 geeft op hoofdlijnen de uitgangspunten voor het bestemmingsplan weer. Deze zijn in uitgebreide vorm terug te vinden in de Nota van Uitgangspunten en Inventarisatie Bestemmingsplan Broek in Waterland 2018 d.d. 15 november 2016.
  • Hoofdstuk 4 geeft inzicht in de huidige ruimtelijke en functionele situatie.
  • Het achterliggende beleid dat is gebruikt bij de keuze voor de bestemmingen, staat beschreven in Hoofdstuk 5.
  • De milieu- en omgevingsaspecten zijn uitgewerkt in Hoofdstuk 6.
  • Hoofdstuk 7 gaat in op de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 DE BESTEMMINGEN

2.1 Algemeen

2.2 Bestemmingen

2.3 Wijzigingsbevoegdheden

2.1 Algemeen

2.1.1 Opbouw van de bestemmingen

In dit hoofdstuk zijn de verschillende bestemmingen toegelicht. Deze bestemmingen zijn op de verbeelding herkenbaar aan de gekleurde vlakken. Deze bestemmingen kunnen elkaar niet overlappen, waardoor er geen twee bestemmingen gelijktijdig van toepassing kunnen zijn. Wel kunnen voor verschillende delen van één perceel verschillende bestemmingen gelden, zoals bijvoorbeeld deels Wonen – 1 en deels Tuin.

Alle bestemmingen starten met een toelichting waarin een bestemmingsomschrijving wordt weergegeven en waarin kort wordt ingegaan op de specifieke bouw- en gebruiksregels. Daarnaast wordt ingegaan op de afwijkingsregels en de wijzigingsregels. Over het algemeen zijn alle bestemmingen in de planregels als volgt opgebouwd.

  • 1. Bestemmingsomschrijving
    Hierin staat beschreven voor welke functie(s) de gronden mogen worden ingericht en gebruikt en hoe de onderlinge rangorde van functies is. Met zogenoemde functieaanduidingen worden op enkele specifieke locaties extra functiemogelijkheden geboden.
  • 2. Bouwregels
    Hierin is aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken zijn toegestaan en welke maatvoering daarbij moet worden aangehouden.
  • 3. Specifieke gebruiksregels
    Gronden en gebouwen worden gebruikt passend bij de bestemming. Indien nodig worden bepaalde gebruiksvormen uitgesloten. In enkele gevallen zijn objectieve grenzen opgenomen voor functies, zoals oppervlaktematen, hoogtes en dergelijke.
  • 4. Afwijking van de bouw- en gebruiksregels
    In het bestemmingsplan is voor een aantal omstandigheden de mogelijkheid opgenomen om met een omgevingsvergunning af te wijken van de bouw- en gebruiksregels. Hierdoor krijgen burgemeester en wethouders de benodigde flexibiliteit om af te wijken van deze regels voor bepaalde, voorzienbare situaties. Van geval tot geval wordt daarvoor door het bevoegd gezag een afweging gemaakt.
  • 5. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
    Voor een aantal werken en werkzaamheden geldt een vergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde. Het gaat daarbij om werken en werkzaamheden die structureel ingrijpen in de aard van de gegeven bestemming. Dat betekent dat deze pas mogen worden uitgevoerd, nadat een omgevingsvergunning is verkregen. Hierbij vindt een afweging van belangen naar evenredigheid plaats. Als het gaat om activiteiten die behoren tot het normale onderhoud, normaal beheer of het normaal gebruik, is geen vergunning vereist. Bij de toelaatbaarheid van activiteiten wordt vanuit het evenredigheidsbeginsel een belangenafweging gemaakt tussen het belang van de functies van waaruit de vergunning wordt aangevraagd en de specifieke waarden die ter plaatse aanwezig zijn.
  • 6. Wijzigingsbevoegdheden
    Het plan bevat voor een aantal gevallen mogelijkheden om bestemmingen te wijzigen binnen de in de regels aangegeven grenzen. Voor zo'n wijziging bestaan aparte procedureregels. Voor zover het een wijziging binnen de bestemming zelf betreft, bijvoorbeeld het verwijderen van een aanduiding, staat deze in het betreffende artikel genoemd. Voor zover het een wijziging naar een andere bestemming betreft, kan deze in het betreffende artikel zijn opgenomen of in de algemene regels. Dit laatste geldt wanneer het meerdere bestemmingen betreft.
2.1.2 Dubbelbestemmingen

Naast bestemmingen onderscheiden we dubbelbestemmingen. Daarmee kunnen aanvullend op de regels voor de verschillende bestemmingen regels worden gesteld aan de gebruiks- en bouwmogelijkheden binnen het plangebied, om zo bepaalde waarden of belangen veilig te stellen. In dit plan zijn dubbelbestemmingen opgenomen ter bescherming van cultuurhistorische waarden (beschermd dorpsgezicht en archeologische waarden), landschappelijke waarden (aardkundig waardevol gebied), het beheer van waterstaatswerken (waterkering) en ter bescherming van een ondergrondse rioolpersleiding.

2.1.3 Algemene regels

Behalve regels gekoppeld aan (dubbel)bestemmingen zijn in hoofdstuk 3 van de regels algemene regels opgenomen die in beginsel gelden voor het gehele plangebied, ongeacht de geldende bestemming. Wanneer die regels slechts voor een deel van het plangebied gelden, dan wordt in de regels verwezen naar een op de verbeelding opgenomen gebiedsaanduiding. Algemene regels kunnen bestaan uit bouwregels, gebruiksregels, mogelijkheden om met een omgevingsvergunning af te wijken van bouw- en gebruiksregels of algemene wijzigingsregels om bestemmingen te wijzigen.

2.1.4 Overgangsregels

Het overgangsrecht is gericht op bouwwerken die met een vergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar dat nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht is gebracht. Ook tientallen jaren aanwezige bouwwerken, die met een vergunning zijn gebouwd, of langdurig aanwezig gebruik wordt met het overgangsrecht beschermd. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk verdwijnen of dat het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming raakt met de gegeven bestemming.

In beginsel mogen de bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, slechts in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is niet mogelijk om hiermee geheel of in stappen tot een nieuw bouwwerk te komen.

2.1.5 Algemene toetsingscriteria

In de regels wordt verwezen naar algemene toetsingscriteria. Dit speelt ten aanzien van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Hieronder volgt een toelichting op deze criteria.

Beschermd dorpsgezicht

Bij het toepassen van binnenplanse afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden en het verlenen van omgevingsvergunningen moet rekening worden gehouden met de waarden van het beschermd dorpsgezicht. De waarden van het beschermd dorpsgezicht staan beschreven in Bijlage 1 Aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht, zoals opgenomen bij de regels.

Het straat- en bebouwingsbeeld

Er moet worden gestreefd naar een in stedenbouwkundig opzicht samenhangend bebouwingsbeeld. Dit betekent dat bij bebouwing wordt gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede bouwhoogte- / breedte-verhouding tussen de bebouwing onderling;
  • een samenhang in bouwvorm / architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd.

De woonsituatie

Er moet rekening worden gehouden met het in stand houden en garanderen van een redelijke lichttoetreding, de aanwezigheid van voldoende privacy en een goed woon- en leefmilieu.

De verkeersveiligheid

Verkeersveiligheid staat onder druk door de toename van (zwaarder) verkeer op de kleinere wegen. Deze wegen worden ook gebruikt voor toeristisch verkeer. Bij functies waarbij het verkeer toeneemt, moet een zorgvuldige afweging plaatsvinden.

Milieusituatie

Hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking moet worden voorkomen. Bij de situering en omvang van milieubelastende functies moet erop worden gelet dat bestaande milieugevoelige functies niet in het functioneren worden beperkt. Omgekeerd moet er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op worden gelet dat bestaande milieubelastende functies niet in het functioneren worden beperkt. Voor de afweging worden de afstanden van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) gehanteerd.

Landschappelijke en cultuurhistorische waarden

De landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals onder andere de kenmerkende bebouwing maken deel uit van de identiteit van Waterland. Bij de afweging van het begrip landschappelijke en cultuurhistorische waarden is het in stand houden van deze waarden steeds onderdeel van het toetsingskader.

Natuurlijke waarden

De natuurlijke waarden die aan het gebied worden toegekend, zijn de waarden die een relatie hebben met de aanwezige geologische, bodemkundige en biologische elementen. De bescherming van de natuurlijke waarden is een afweging die bij iedere ontwikkeling wordt gemaakt. Bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden is de Wet natuurbescherming steeds onderdeel van het toetsingskader.

Gebruiksmogelijkheden

In principe moeten gronden en gebouwen worden gebruikt overeenkomstig de bestemming. Bij een nieuw gebruik moet altijd worden getoetst aan het huidige gebruik van de aangrenzende bestemmingen. Het aangrenzend gebruik mag niet onevenredig worden gehinderd door het nieuwe gebruik.

2.2 Bestemmingen

In deze paragraaf wordt een korte toelichting gegeven op de inhoud van de bestemmingen in dit bestemmingsplan.

2.2.1 Agrarisch

2.2.2 Bedrijf

2.2.3 Bedrijf - Nutsvoorziening

2.2.4 Gemengd

2.2.5 Groen

2.2.6 Horeca

2.2.7 Maatschappelijk

2.2.8 Maatschappelijk - Begraafplaats

2.2.9 Sport

2.2.10 Tuin

2.2.11 Tuin - Voortuin

2.2.12 Verkeer

2.2.13 Verkeer - Verblijf

2.2.14 Water

2.2.15 Wonen - 1

2.2.16 Wonen - 2

2.2.17 Wonen - 3

2.2.18 Wonen - Wooncentrum

2.2.19 Wonen - Woonschepenligplaats

2.2.20 Leiding - Riool

2.2.21 Waarde - Aardkundig

2.2.22 Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4

2.2.23 Waarde - Beschermd dorpsgezicht Broek in Waterland

2.2.24 Waterstaat - Waterkering

2.2.1 Agrarisch

Toelichting op de bestemming

Binnen het plangebied zijn nog enkele gronden in gebruik voor agrarische doeleinden. Het betreft geen agrarische bouwpercelen. Overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan zijn de mogelijkheden voor grondgebonden agrarisch gebruik opgenomen. Tevens zijn deze gronden bestemd voor het behoud van aanwezige natuur- en landschapswaarden. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, uitgezonderd een kapschuur, deze is toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Daarnaast mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden opgericht.

Voor bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist, waarmee wordt geborgd dat de aanwezige natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden geschaad en/of de mogelijkheden voor herstel van de betrokken waarden niet onevenredig kunnen worden verkleind.

Wijzigingsbevoegdheden

In hoofdstuk 3 (algemene regels) zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen, die zijn overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan. Eén van die wijzigingsbevoegdheden is van toepassing voor gronden met de bestemming Agrarisch. Het betreft een bevoegdheid gericht op de transformatie van een tweetal agrarische percelen aan Galggouw naar Wonen (bestemming Wonen - 2).

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar Hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar Hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar Hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar Hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.2 Bedrijf

Toelichting op de bestemming

De aanwezige bedrijven vallen onder deze bestemming. Deze bedrijven zijn aanwezig overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan.

 

Binnen deze bestemming zijn de bedrijfssoorten toegestaan die zijn genoemd in Bijlage 3 van de regels onder de categorieën 1 en 2 van de VNG-bedrijvenlijst. Dit zijn lichte vormen van bedrijvigheid die algemeen passend en aanvaardbaar zijn voor de vestiging in kernen. Bedrijven van een zwaardere categorie die reeds op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan aanwezig waren zijn specifiek aangeduid.

De bouwregels zijn afgestemd op de bestaande situatie voor wat betreft bebouwing. Onder bestaand wordt in dit plan – zo blijkt uit de omschrijving van dit begrip in artikel 1 van de regels – in beginsel verstaan: bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan. Of te wel met vergunning aanwezig op voornoemde datum. De bouwvlakken waarbinnen de (bedrijfs)gebouwen mogen worden gebouwd, de maximum bebouwingspercentages en de regels ten aanzien van de hoogte en situering van de bedrijfsgebouwen zijn opgenomen overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan.

Voor bedrijfswoningen geldt dat enkel de bestaande bedrijfswoningen als zodanig zijn bestemd. Deze zijn op de verbeelding herkenbaar aan de aanduiding 'bedrijfswoning'. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. Voor wat betreft de situering en de omvang van bedrijfswoningen wordt in afwijking van de algemene omschrijving van het begrip 'bestaand' een afwijkende peildatum gehanteerd, namelijk het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het voorheen geldende bestemmingsplan Broek in Waterland, op 23 november 2007. In dat plan zijn bouwregels opgenomen waarbij voor afstanden tot de perceelsgrens en de omvang van de bedrijfswoning de op die datum aanwezige situatie als bestaande situatie gehanteerd. Ten opzichte van de op die datum aanwezige bedrijfswoningen werd ruimte geboden om de bedrijfswoning aan de achterzijde met maximaal 30% uit te breiden. Aangezien het overnemen van die regeling gewenst is, maar het niet is gewenst meer uitbreiding toe te staan dan de 30% ten opzichte dan de situatie destijds, wordt ook in dit plan uitgegaan van de op 23 november 2007 bestaande situatie. Een uitzondering geldt voor bedrijfswoningen die met vergunning zijn c.q. mogen worden uitgebreid en waarbij de aanvraag om die vergunning is ingediend voor 23 november 2007 en vervolgens de vergunning is verleend na die datum. Dergelijke vergunningen zijn uit de inventarisatie echter niet naar voren gekomen.

De hiervoor bedoelde mogelijkheid om de bedrijfswoning aan de achterzijde uit te breiden is zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan. Uitbreiding met maximaal 30% is in één keer mogelijk, maar kan ook gefaseerd worden toegepast, mits de totale uitbreiding van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 30% van het bestaande hoofdgebouw als beschreven in de vorige alinea.

Ten behoeve van de bedrijfsgebouwen is geen onderscheid gemaakt in een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, maar wordt de term bedrijfsgebouwen gehanteerd. Voor wat betreft de bedrijfswoning is overeenkomstig het voorheen geldende plan wel onderscheid gemaakt tussen bouwregels voor de bedrijfswoning zelf, mogelijkheden om die woning over twee bouwlagen naar achteren uit te breiden en mogelijkheden om al dan niet aan de bedrijfswoning gebouwde bijbehorende bouwwerken van één bouwlaag te bouwen. De bouwregels voor de bedrijfswoning zelf en de uitbreidingsmogelijkheden over twee bouwlagen zijn opgenomen in artikel 4.2.2 van de regels, de regels voor al dan niet aangebouwde bijbehorende bouwwerken van één bouwlaag zijn opgenomen in artikel 4.2.3 van de regels. Dat deze bijbehorende bouwwerken uit maximaal één bouwlaag kunnen bestaan volgt uit de regels voor de goot- en bouwhoogte voor die bouwwerken, als opgenomen in artikel 4.2.3.

Bij recht zijn binnen de bedrijfswoning mogelijkheden voor beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en kleinschalig toeristisch overnachten toegestaan. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachting in een woning is toegestaan tot een bedrijfsvloeroppervlakte die niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de woning en maximaal twee kamers worden gebruikt.

Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan het volgende mogelijk gemaakt worden.

Gelijkwaardige bedrijvigheid

Met een omgevingsvergunning zijn ook bedrijven toegestaan die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de in Bijlage 3 van de regels genoemde bedrijven, mits het niet gaat om geluidzoneringsplichtige bedrijven, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven. Dit kan gelden voor nieuwe bedrijvigheid, die niet als zodanig in de lijst is genoemd, of zwaardere bedrijvigheid die qua omvang zodanig gering is, dat sprake is van vergelijkbaarheid met de toegestane lichtere vorm van bedrijvigheid.

Zwembaden en tennisbanen

Met een omgevingsvergunning zijn bij bedrijfswoningen zowel zwembaden als tennisbanen toegestaan binnen een afstand van 100 meter uit de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning. Het moet gaan om eigen gebruik en er moet voldoende aandacht zijn voor de situering. Om die reden moeten deze zoveel mogelijk achter de hoofdgebouwen en dus uit het zicht worden gesitueerd.

Zwembaden en tennisbanen vallen onder andere bouwwerken en dus niet onder gebouwen, waardoor deze nooit overdekt kunnen zijn. Lichtmasten of andere lichtinstallaties zijn hierbij niet toegestaan.

Wijzigingsbevoegdheden

In hoofdstuk 3 (algemene regels) zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen, die zijn overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan. Eén van die wijzigingsbevoegdheden is van toepassing voor gronden met de bestemming Bedrijf. Het betreft een bevoegdheid gericht op de transformatie van de bedrijfspercelen aan de Hellingweg.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar Hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar Hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar Hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar Hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.3 Bedrijf - Nutsvoorziening

Toelichting op de bestemming

De belangrijke nutsvoorzieningen in het plangebied zijn als zodanig bestemd. De bestaande nutsvoorzieningen zoals gemalen en de grotere elektriciteitshuisjes, zijn bestemd als Bedrijf - Nutsvoorziening.

Overige kleinschalige nutsvoorzieningen (kleiner dan 15 m² en lager dan 3 meter) worden niet separaat bestemd, maar maken deel uit van bijvoorbeeld de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer'.

Aan het Oosteinde is een gasdrukmeet- en regelstation aanwezig dat op grond van het Activiteitenbesluit een veiligheidszone kent. Deze zone is als aanduiding 'veiligheidszone' opgenomen op de verbeelding. Binnen deze zone mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar Hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar Hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar Hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar Hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.4 Gemengd

Toelichting op de bestemming

Het pand met verschillende voorzieningen en (boven)woningen aan Nieuwland valt onder deze bestemming. Binnen deze bestemming zijn uiteenlopende functies toegestaan, waaronder detailhandel, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen. In het pand zijn tevens (boven)woningen aanwezig.

De bouwregels zijn afgestemd op de bestaande situatie voor wat betreft bebouwing. Onder bestaand wordt in dit plan – zo blijkt uit de omschrijving van dit begrip in artikel 1 van de regels – in beginsel verstaan: bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan. Of te wel met vergunning aanwezig op voornoemde datum. Het bouwvlak waarbinnen de hoofdgebouwen mogen worden gebouwd en de regels ten aanzien van de hoogte en situering van de hoofdgebouwen zijn opgenomen overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan c.q. verleende vergunningen.

Het hoofdgebouw is het gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel ruimtelijk als functioneel als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt. Indien het om een woning gaat, dan betreft het in beginsel alle ruimten die daarbij horen, zoals de woonkamer, slaapkamers, keuken, inpandige bergruimte en bijkeuken. De situering van deze functies alleen is echter niet doorslaggevend voor de vraag of sprake is van een hoofdgebouw. Tegen een woning aangebouwde aan- en uitbouwen, garages of bergingen, ook al zijn deze toegankelijk vanuit de woning, maken namelijk geen deel uit van het hoofdgebouw, indien ze in ruimtelijke opzicht te onderscheiden zijn van de hoofdmassa. Een aan- of uitbouw kan en mag wel worden gebruikt als woonkamer, keuken, slaapkamer, etc. Alleen als een uit- of aanbouw , garage of berging geheel is geïntegreerd in de hoofdmassa en niet ruimtelijk en/of bouwkundig daarvan is te onderscheiden, wordt deze (net als een inpandige bergruimte) wel gerekend tot het hoofdgebouw. Indien het een blok van woningen betreft is elke woning als apart hoofdgebouw aan te merken. Elke woning staat immers op een afzonderlijk (bouw)perceel.

Voor wat betreft de situering en de omvang van de hoofdgebouwen wordt in afwijking van de algemene omschrijving van het begrip 'bestaand' een afwijkende peildatum gehanteerd, namelijk het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het voorheen geldende bestemmingsplan Broek in Waterland, op 23 november 2007. In dat plan zijn bouwregels opgenomen waarbij voor afstanden tot de perceelsgrens en de omvang van de hoofdgebouwen de op die datum aanwezige situatie als bestaande situatie gehanteerd. Ten opzichte van de op die datum aanwezige hoofdgebouwen werd ruimte geboden om die hoofdgebouwen aan de achterzijde met maximaal 30% uit te breiden. Aangezien het overnemen van die regeling gewenst is, maar het niet is gewenst meer uitbreiding toe te staan dan de 30% ten opzichte dan de situatie destijds, wordt ook in dit plan uitgegaan van de op 23 november 2007 bestaande situatie. Een uitzondering geldt voor hoofdgebouwen die met vergunning zijn c.q. mogen worden uitgebreid en waarbij de aanvraag om die vergunning is ingediend voor 23 november 2007 en vervolgens de vergunning is verleend na die datum. Dergelijke vergunningen zijn uit de inventarisatie echter niet naar voren gekomen.

Bij recht zijn binnen de woningen mogelijkheden voor beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en kleinschalig toeristisch overnachten toegestaan.

Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachting in een woning is toegestaan tot een bedrijfsvloeroppervlakte die niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de woning en maximaal twee kamers worden gebruikt.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar Hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar Hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar Hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar Hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.5 Groen

Toelichting op de bestemming

In de Groenvisie zijn enkele gebieden aangewezen als beeldbepalend groen. Deze gebieden vallen onder deze bestemming. Binnen de bestemming 'Groen' worden groenvoorzieningen toegestaan in de vorm van bijvoorbeeld plantsoenen, groenstroken en beplanting alsmede ondergeschikt parkeren (uitgezonderd in het beschermd dorpsgezicht), speelvoorzieningen, wegen en paden, openbare nutsvoorzieningen. Daarnaast is overeenkomstig de verleende vergunning (projectbesluit) een aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren toegestaan' opgenomen, waarbinnen parkeren ten behoeve van de woningen binnen de bestemming Wonen - 3 is toegestaan.

Op een aantal plaatsen worden terugkerende evenementen georganiseerd. Deze locaties zijn op de verbeelding aangeduid. In Bijlage 5 bij de regels is aangegeven welke evenementen zijn toegestaan.

Gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van de bestaande speel- en ontmoetingsplek die is aangeduid op de verbeelding. Wel kunnen overeenkomstig het voorheen geldende plan met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid extra ontmoetingsplekken worden gerealiseerd. Per bestemmingsvlak kan daarmee maximaal één ontmoetingsplek mogelijk worden gemaakt. Met een bestemmingsvlak wordt een op de verbeelding opgenomen aaneengesloten vlak met de bestemming 'Groen' bedoeld.

Beeldbepalende bomen worden beschermd via de bomenverordening. Een regeling in het bestemmingsplan is daarom niet noodzakelijk.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar Hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar Hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar Hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar Hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.6 Horeca

Toelichting op de bestemming

De bestaande snackbar op het parkeerterrein aan het Nieuwland is binnen deze bestemming opgenomen. Verder is geen bestemming Horeca opgenomen binnen het plangebied. Binnen de bestemming Maatschappelijk, Wonen - 1 en Wonen - 2 zijn locaties waar zelfstandige horeca-activiteiten plaatsvinden, aangeduid op de verbeelding. Hiernaast komt binnen de bestemmingen Maatschappelijk en Sport kleinschalige horeca voor die passend is bij de betreffende bestemming. Het gaat dan om kleinschalige baractiviteiten.

Het gebruik van de gronden voor terrassen is toegestaan, mits vóór de voorgevel van het gebouw waartoe het terras behoort, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'horeca' binnen de bestemming 'Maatschappelijk'. Hiervan kan worden afgeweken met een omgevingsvergunning voor het toestaan van een eilandterras, mits daarvoor ruimte bestaat in de directe nabijheid van de horeca-inrichting.

Indien een terras is gelegen binnen het beschermd dorpsgezicht kunnen nadere eisen worden gesteld aan de kleuren terrasschotten en van het terrasmeubilair.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar Hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar Hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar Hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar Hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.7 Maatschappelijk

Toelichting op de bestemming

De bestaande maatschappelijke voorzieningen in het plangebied zijn als zodanig bestemd. Binnen de bestemming is de bestaande bebouwing in een bouwvlak vastgelegd overeenkomstig bestaande rechten als opgenomen in het voorheen geldende bestemmingsplan. De locaties waar zelfstandige horeca-activiteiten plaatsvinden zijn aangeduid op de verbeelding. Horeca die passend is bij een maatschappelijke functie past binnen de bestemming. Het gaat dan om kleinschalige baractiviteiten.

Waar op de verbeelding de aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen is één bedrijfswoning toegestaan. Bij recht zijn binnen de bedrijfswoning mogelijkheden voor beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en kleinschalig toeristisch overnachten toegestaan. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachting in een woning is toegestaan tot een bedrijfsvloeroppervlakte die niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de woning en maximaal twee kamers worden gebruikt.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar Hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar Hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar Hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar Hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.8 Maatschappelijk - Begraafplaats

Toelichting op de bestemming

De begraafplaats is apart bestemd. Uitgangspunt is de bestaande situatie en de bestaande rechten die het voorheen geldende bestemmingsplan gaf. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak toegestaan.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar Hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar Hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar Hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar Hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.9 Sport

Toelichting op de bestemming

Voor het bestaande sportcomplex is de bestemming 'Sport' opgenomen. Binnen de bestemming is ook horeca aanwezig, passend bij de sportactiviteiten. Het betreft kleinschalige baractiviteiten in de vorm van een kantine. Tevens is kinderopvang toegestaan. De bestaande situatie van het sportcomplex is vastgelegd. Voor de gebouwen en overkappingen is een bouwvlak op de verbeelding opgenomen. Binnen de bestemming zijn verder lichtmasten en ballenvangers toegestaan. De zendmasten op het sportcomplex zijn specifiek aangeduid.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar Hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar Hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar Hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar Hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.10 Tuin

Toelichting op de bestemming

Op veel percelen ligt een tuin rondom de woning. Het is vanuit stedenbouwkundig oogpunt, vanwege het beschermd dorpsgezicht en vanwege het behoud voor bestaande doorzichten vanuit de kern naar het buitengebied niet gewenst dat overal in de tuinen gebouwen en/of overkappingen worden gebouwd. Daarom is de bestemming 'Tuin' gelegd op delen van percelen die open moeten blijven, om zo doorzichten zoveel mogelijk te behouden en om te voorzien in een geleidelijke overgang van de kern naar het aangrenzende open weidegebied. Dit is met name van belang richting aan de westzijde van de kern, bij De Erven en het Roomeinde.

Binnen deze tuinbestemming is een erker mogelijk aan de voorgevel van woningen binnen de bestemming 'Wonen - 2'. Door middel van aanduidingen ten behoeve van carports en aanbouwen is - in overeenstemming met het voorheen geldende bestemmingsplan - plaatselijk maatwerk geboden.

2.2.11 Tuin - Voortuin

Toelichting op de bestemming

De tuinen waarbij sprake is van cultuurhistorische waarden worden in overeenstemming met het voorheen geldende bestemmingsplan bestemd als Tuin - Voortuin. Dit betreft voortuinen, maar het kan ook (een deel van) een zijtuin betreffen. Ter plaatse van deze bestemming mogen enkel erfafscheidingen worden gebouwd. Verder is een omgevingsvergunning nodig van het aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer dan 20 m2 per perceel, om zodoende de cultuurhistorische waarden binnen het plangebied, overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan, ter plaatse te waarborgen.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar Hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar Hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar Hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar Hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.12 Verkeer

Toelichting op de bestemming

De doorgaande weg (N247) is onder de bestemming 'Verkeer' gebracht. De verkeersfunctie staat bij deze weg voorop. Onder andere bruggen, duikers en daarmee gelijk te stellen overspanningen en overkluizingen, sloten en bijbehorende bermen vallen onder deze bestemming. Voor de beeldbepalende hefbrug met het brugwachtershuisje is de aanduiding 'karakteristiek' opgenomen. In deze bestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van het brugwachtershuisje. Wel zijn er andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen toegestaan.

Ter bescherming van het beeldbepalende brugwachtershuisje is een omgevingsvergunning nodig voor het geheel of gedeeltelijk slopen ervan, net als voor het veranderen en/of uitbreiden van het gebouw. Deze regelingen zijn opgenomen in artikel 36.2 en artikel 31.4.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar Hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar Hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar Hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar Hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.13 Verkeer - Verblijf

Toelichting op de bestemming

De meeste wegen en paden in het plangebied hebben naast een verkeersfunctie ook een duidelijke verblijfsfunctie. Daarom vallen deze wegen, paden pleinen, voet-, rijwielpaden, stoepen, bermen, parkeervoorzieningen, groen- en nutsvoorzieningen, onder deze bestemming. Ook bruggen, duikers en daarmee gelijk te stellen overspanningen en overkluizingen, sloten en bijbehorende bermen vallen onder deze bestemming. Op een aantal plaatsen vinden in deze bestemming evenementen plaats. In Bijlage 5 bij de regels is aangegeven welke evenementen zijn toegestaan. Daarnaast komen op een aantal locaties garageboxen en bergingen voor, zoals aan de Binnenweeren. Deze locaties zijn op de verbeelding aangeduid. Voor de garageboxen en bergingen zijn bouwregels opgenomen in overeenstemming met de mogelijkheden die het hiervoor geldende bestemmingsplan Broek in Waterland (2008) bood.

In deze bestemming mogen, behalve de bestaande garageboxen en bergingen, geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Wel zijn er andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen toegestaan.

Beeldbepalende bruggen zijn op de verbeelding aangeduid met de aanduiding 'karakteristiek'. Ter bescherming van deze beeldbepalende bruggen is een omgevingsvergunning nodig voor het geheel of gedeeltelijk slopen ervan, net als voor het veranderen en/of uitbreiden ervan. Deze regelingen zijn opgenomen in artikel 36.2 en artikel 31.4.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar Hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar Hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar Hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar Hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.14 Water

Toelichting op de bestemming

De hoofdwatergangen in het plangebied hebben een belangrijke waterhuishoudkundige functie onder meer voor de aan- en afvoer van water. In deze bestemming zijn gebouwen en overkappingen niet toegestaan.

Ter plaatse van recreatieve vaar- en schaatsroutes is voor bruggen en duikers een minimale doorvaarhoogte en -breedte opgenomen, zodat de vaar- en schaatsroute niet belemmerd wordt.

Overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan worden aanlegsteigers toegestaan (maximaal 6 meter x 1 meter), tenzij dat door een aanduiding 'steiger uitgesloten' is uitgesloten. Binnen het beschermd dorpsgezicht zijn steigers alleen met een omgevingsvergunning mogelijk. Botenhuizen zijn overeenkomstig het voorheen geldende plan (zowel binnen als buiten het beschermd dorpsgezicht) alleen met een omgevingsvergunning mogelijk. Voor de daadwerkelijke realisering van botenhuizen en aanleggelegenheden moet overigens - ook - privaatrechtelijk toestemming worden verkregen.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar Hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar Hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar Hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar Hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.15 Wonen - 1

Toelichting op de bestemming

De bestemming 'Wonen - 1' heeft betrekking op het beschermd dorpsgezicht, waarbinnen meerdere cultuurhistorisch waardevolle panden liggen. Het gaat hierbij om de gronden die in het hiervoor geldende bestemmingsplan waren bestemd als 'Woondoeleinden categorie I' en zijn gelegen binnen het beschermd gezicht. Ook de gronden die zijn gelegen binnen de 'Grens wijzigingsbevoegdheid beschermd dorpsgezicht' zoals aangegeven op de plankaart van het hiervoor geldende bestemmingsplan 'Broek in Waterland' (2008) zijn bestemd voor Wonen - 1. Op deze manier worden ook de aldaar voorkomende waarden beschermd, ook al zijn ze niet gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht Broek in Waterland'. Het gaat binnen deze bestemming om de bestaande woningen met de bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en terreinen.

Voor het hiervoor beschreven deel van het plangebied geldt een restrictief beleid, uitgaande van het bestaande stratenstelsel, het stelsel van watergangen en het verkavelingspatroon. Ook ten aanzien van de aanwezige bebouwing en de fijnschalige karakteristiek daarvan wordt een restrictief beleid gehanteerd, overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan. Dat heeft op de hierna beschreven wijze zijn beslag gekregen in het plan.

Binnen de bouwregels voor deze bestemming is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen, al dan niet aangebouwde bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken. Het hoofdgebouw is het gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel ruimtelijk als functioneel als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt. Indien het om een woning gaat, dan betreft het in beginsel alle ruimten die daarbij horen, zoals de woonkamer, slaapkamers, keuken, inpandige bergruimte en bijkeuken. De situering van deze functies alleen is echter niet doorslaggevend voor de vraag of sprake is van een hoofdgebouw. Tegen een woning aangebouwde aan- en uitbouwen, garages of bergingen, ook al zijn deze toegankelijk vanuit de woning, maken namelijk geen deel uit van het hoofdgebouw, indien ze in ruimtelijke opzicht te onderscheiden zijn van de hoofdmassa. Een aan- of uitbouw kan en mag wel worden gebruikt als woonkamer, keuken, slaapkamer, etc. Alleen als een uit- of aanbouw , garage of berging geheel is geïntegreerd in de hoofdmassa en niet ruimtelijk en/of bouwkundig daarvan is te onderscheiden, wordt deze (net als een inpandige bergruimte) wel gerekend tot het hoofdgebouw. Indien het een blok van woningen betreft is elke woning als apart hoofdgebouw aan te merken. Elke woning staat immers op een afzonderlijk (bouw)perceel.

Voor het hoofdgebouw is de bestaande situatie het uitgangspunt. Onder bestaand wordt in dit kader verstaan het hoofdgebouw zoals dat aanwezig was op de datum van terinzagelegging van het ontwerp van het voorheen geldende bestemmingsplan Broek in Waterland, 23 november 2007. Een uitzondering geldt voor hoofdgebouwen die met vergunning zijn c.q. mogen worden uitgebreid en waarbij de aanvraag om die vergunning is ingediend voor 23 november 2007 en de vergunning vervolgens is verleend. Een tweede uitzondering geldt voor hoofdgebouwen die na voornoemde datum zijn gesloopt en waarvoor een nieuw hoofdgebouw in de plaats is gebouwd. In die gevallen geldt het overeenkomstig de vergunning opgeleverde nieuwe hoofdgebouw als bestaande situatie.

Ter bescherming van de bijzondere waarden binnen het beschermd dorpsgebied dient bij eventuele uitbreidingen en veranderingen een zorgvuldige afweging gemaakt te worden om afbreuk aan de bestaande kwaliteiten te voorkomen. Daarom zijn de bouwmogelijkheden voor hoofdgebouwen binnen deze bestemming beperkter dan binnen de bestemming 'Wonen - 2'.

Hoofdgebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen het bouwvlak. De voorgevel dient - overeenkomstig het voorheen geldende plan - in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd, welke situering overeenkomt met de bestaande situatie. De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet worden verkleind. Ten aanzien van de oppervlakte, de bouwdiepte, de goothoogte, de bouwhoogte, de kapvorm en de nokrichting van de hoofdgebouwen geldt de bestaande situatie (zie vorige alinea).

Bijbehorende bouwwerken kunnen gebouwen zijn die zowel functioneel als ruimtelijk ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan van het hoofdgebouw, zoals een garage, berging, en dergelijke. Deze bijbehorende bouwwerken kunnen zowel vrijstaand als aangebouwd worden gerealiseerd. Daarnaast zijn er bijbehorende bouwwerken die ruimtelijk ondergeschikt zijn, maar functioneel deel uitmaken van het hoofdgebouw, zoals een uitbreiding van de woonkamer of een serre. De ondergeschiktheid manifesteert zich uitsluitend in ruimtelijke zin, bijvoorbeeld door een lagere nokhoogte, een terugrooiing en dergelijke.

De bouwregels voor bijbehorende bouwwerken in dit plan zijn opgenomen overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan. Deze bouwwerken mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak, mits wordt gebouwd op gronden binnen het verlengde van de gevels van het hoofdgebouw. Dit kunnen zowel aangebouwde als vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn. Uit de opgenomen bouwregels (goot- en bouwhoogte) blijkt dat een aangebouwd bijbehorend bouwwerk nooit uit meer dan één bouwlaag kan bestaan.

Voor bestaande bijbehorende bouwwerken die niet passen binnen de opgenomen regeling, is een 'bestaande maten' regeling opgenomen in artikel 31.2 (bestaande maatvoeringen). Op deze manier worden bijvoorbeeld bestaande, grotere oppervlaktes juridisch geregeld.

Verder is er nog een restcategorie wat niet onder de categorie hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk valt. Dit zijn de zogenoemde andere bouwwerken, zoals een schutting of een vlaggenmast. In de algemene bouwregels is een regeling voor dakterrassen opgenomen.

De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, generatiewonen en kleinschalig toeristisch overnachten. Daarnaast is op het perceel een rustpunt toegestaan.

Op sommige plaatsen wordt de woonfunctie gecombineerd met een kantoor, horeca of een winkel. Deze situaties zijn door middel van een aanduiding op de verbeelding aangegeven. De geldende c.q. vergunde mogelijkheden zijn hierbij overgenomen. Het betreft een kantoor op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' en detailhandel op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'. Ook horecafuncties komen voor in combinatie met wonen, namelijk horeca van categorie I op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1' en horeca van categorie II op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2'. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1' is naast de toegestane woon- en detailhandelsfunctie ook horeca van categorie I toegestaan, mits ondergeschikt aan de overige functies.

Beeldbepalende panden en objecten zijn op de verbeelding aangeduid met de aanduiding 'karakteristiek'. Ter bescherming van deze panden is een omgevingsvergunning nodig voor het geheel of gedeeltelijk slopen ervan, net als voor het veranderen en/of uitbreiden van het gebouw. Deze regelingen zijn opgenomen in artikel 36.2 en artikel 31.4.

Afwijkingsregels

Herschikking bouwperceel

Deze regeling is opgenomen overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan. Om bebouwing op een perceel anders te kunnen situeren kan daar met een omgevingvergunning medewerking aan worden verleend, mits de bebouwing stedenbouwkundig goed wordt ingepast en daarbij aansluiting wordt gezocht bij rooilijnen in de omgeving. De uitbreiding van het grondoppervlak aan bestaande bebouwing (inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken) bedraagt niet meer dan 25%. Overigens wordt deze regeling niet toegepast bij rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden met de aanduiding 'karakteristiek'.

Bouwen tussen de zijgevel en de zijdelingse perceelsgrens

Bijbehorende bouwwerken zijn alleen toegestaan tussen het verlengde van de zijgevels. Overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan is ook in dit plan voorzien in de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning onder voorwaarden ook bijbehorende bouwwerken toe te staan tussen de zijgevel en de zijdelingse perceelsgrens. Daarbij is het behoud van de openheid vanuit het dorp naar het achterliggende landschap een af te wegen belang. Indien een botenhuis wordt gebouwd binnen 3 meter van de bestemmingsgrens met de bestemming Water, dan wordt alvorens de vergunning wordt verleend advies gevraagd aan het Hoogheemraadschap.

Afwijken bestaande maatvoering en bouwvorm

In afwijking van het gehanteerde uitgangspunt dat de bestaande oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, kapvorm en nokrichting behouden blijven, kan met een omgevingsvergunning een afwijking daarvan worden toegelaten, met dien verstande dat deze bevoegdheid niet wordt toegepast bij rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden met de aanduiding 'karakteristiek'. Ook deze regeling is opgenomen overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan. Bij toepassing ervan wordt vooraf advies gevraagd bij de Monumenten- en welstandscommissie.

Platte afdekking aangebouwd bijbehorend bouwwerk

Bijbehorende bouwwerken dienen te worden afgedekt met een kap, zo volgt uit artikel 17.2.2. Met een omgevingsvergunning kan daar voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken van worden afgeweken, mits dat past in het straat- en bebouwingsbeeld en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd gezicht. Hierover wordt vooraf advies gevraagd aan de Monumenten- en welstandscommissie.

Zwembaden en tennisbanen

Met omgevingsvergunning zijn zowel zwembaden als tennisbanen toegestaan binnen een afstand van 100 meter uit de dichtstbijzijnde gevel van de woning. Het moet gaan om eigen gebruik en er moet voldoende aandacht zijn voor de situering. Om die reden moeten deze zoveel mogelijk achter de hoofdgebouwen en dus uit het zicht worden gesitueerd.

Zwembaden en tennisbanen vallen onder andere bouwwerken en dus niet onder gebouwen, waardoor deze nooit overdekt kunnen zijn. Lichtmasten of andere lichtinstallaties zijn hierbij niet toegestaan.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar Hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar Hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar Hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar Hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.16 Wonen - 2

Toelichting op de bestemming

De bestemming 'Wonen - 2' heeft betrekking op de woonpercelen in het plangebied, die buiten het beschermd dorpsgezicht liggen. Het gaat hierbij om de gronden die in het hiervoor geldende bestemmingsplan 'Broek in Waterland' waren bestemd als 'Woondoeleinden categorie II' en waren gelegen buiten de begrenzingen van de 'Grens beschermd dorpsgezicht' en de 'Grens wijzigingsbevoegdheid beschermd dorpsgezicht'.

Voor het hiervoor beschreven deel van het plangebied wordt een minder restrictief beleid nagestreefd dan voor het gebied waarbinnen de bestemming Wonen - 1 is gehanteerd. De regeling voor de bestemming Wonen - 2 is afgestemd op het voorheen geldende bestemmingsplan.

Binnen de bouwregels voor deze bestemming is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen, al dan niet aangebouwde bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken. Het hoofdgebouw is het gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel ruimtelijk als functioneel als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt. Indien het om een woning gaat, dan betreft het in beginsel alle ruimten die daarbij horen, zoals de woonkamer, slaapkamers, keuken, inpandige bergruimte en bijkeuken. De situering van deze functies alleen is echter niet doorslaggevend voor de vraag of sprake is van een hoofdgebouw. Tegen een woning aangebouwde aan- en uitbouwen, garages of bergingen, ook al zijn deze toegankelijk vanuit de woning, maken namelijk geen deel uit van het hoofdgebouw, indien ze in ruimtelijke opzicht te onderscheiden zijn van de hoofdmassa. Een aan- of uitbouw kan en mag wel worden gebruikt als woonkamer, keuken, slaapkamer, etc. Alleen als een uit- of aanbouw , garage of berging geheel is geïntegreerd in de hoofdmassa en niet ruimtelijk en/of bouwkundig daarvan is te onderscheiden, wordt deze (net als een inpandige bergruimte) wel gerekend tot het hoofdgebouw. Indien het een blok van woningen betreft is elke woning als apart hoofdgebouw aan te merken. Elke woning staat immers op een afzonderlijk (bouw)perceel.

Voor het hoofdgebouw is de bestaande situatie het uitgangspunt. Onder bestaand wordt in dit kader verstaan het hoofdgebouw zoals dat aanwezig was op de datum van terinzagelegging van het ontwerp van het voorheen geldende bestemmingsplan Broek in Waterland, 23 november 2007. Een uitzondering geldt voor hoofdgebouwen die met vergunning zijn c.q. mogen worden uitgebreid en waarbij de aanvraag om die vergunning is ingediend voor 23 november 2007 en de vergunning vervolgens is verleend. Een tweede uitzondering geldt voor hoofdgebouwen die na voornoemde datum zijn gesloopt en waarvoor een nieuwe woning in de plaats is gebouwd. In die gevallen geldt het overeenkomstig de vergunning opgeleverde nieuwe hoofdgebouw als bestaande situatie.

Hoofdgebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen het bouwvlak. De voorgevel dient - overeenkomstig het voorheen geldende plan - in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd, welke situering overeenkomt met de bestaande situatie. De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet worden verkleind. Het voorheen geldende plan stond een uitbreiding van het hoofdgebouw aan de achterzijde in twee bouwlagen toe. Het is gewenst die regeling over te nemen, maar het is niet gewenst meer uitbreiding toe te staan dan de 30% ten opzichte van de situatie destijds.

De hiervoor bedoelde mogelijkheid om het hoofdgebouw aan de achterzijde uit te breiden is zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan. Uitbreiding met maximaal 30% is in één keer mogelijk, maar kan ook gefaseerd worden toegepast, mits de totale uitbreiding van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 30% van het bestaande hoofdgebouw als beschreven in de vorige alinea.

Voor de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen zijn overeenkomstig het voorheen geldende plan generieke hoogtes opgenomen.

Bijbehorende bouwwerken kunnen gebouwen zijn die zowel functioneel als ruimtelijk ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan van het hoofdgebouw, zoals een garage, berging, en dergelijke. Deze bijbehorende bouwwerken kunnen zowel vrijstaand als aangebouwd worden gerealiseerd. Daarnaast zijn er bijbehorende bouwwerken die ruimtelijk ondergeschikt zijn, maar functioneel deel uitmaken van het hoofdgebouw, zoals een uitbreiding van de woonkamer of een serre. De ondergeschiktheid manifesteert zich uitsluitend in ruimtelijke zin, bijvoorbeeld door een lagere nokhoogte, een terugrooiing en dergelijke. De bouwregels voor bijbehorende bouwwerken in dit plan zijn opgenomen overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan. Deze bouwwerken mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak. Dit kunnen zowel aangebouwde als vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn. Uit de opgenomen bouwregels (goot- en bouwhoogte) blijkt dat een aangebouwd bijbehorend bouwwerk nooit uit meer dan één bouwlaag kan bestaan.

Voor bestaande bijbehorende bouwwerken die niet passen binnen de opgenomen regeling, is een 'bestaande maten' regeling opgenomen in artikel 31.2 (bestaande maatvoeringen). Op deze manier worden bijvoorbeeld bestaande, grotere oppervlaktes juridisch geregeld.

Daarnaast is er nog een restcategorie bouwwerken die niet als hoofdgebouw of een bijbehorend bouwwerk kan worden aangemerkt. Dit zijn de zogenoemde andere bouwwerken, zoals een schutting of een vlaggenmast. In de algemene bouwregels is verder een regeling voor dakterrassen opgenomen.

De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, generatiewonen en kleinschalig toeristisch overnachten. Daarnaast is op het perceel een rustpunt toegestaan.

Op sommige plaatsen wordt de woonfunctie gecombineerd met een kantoor, dienstverlening of een winkel. Deze situaties zijn door middel van een aanduiding weergegeven. De geldende c.q. vergunde mogelijkheden zijn hierbij overgenomen. Het betreft een kantoor op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' en een hotel ter plaatse van de aanduiding 'hotel'.

Beeldbepalende panden en objecten zijn op de verbeelding aangeduid met de aanduiding 'karakteristiek'. Ter bescherming van deze panden is een omgevingsvergunning nodig voor het geheel of gedeeltelijk slopen ervan, net als voor het veranderen en/of uitbreiden van het gebouw. Deze regelingen zijn opgenomen in artikel 36.2 en artikel 31.4. d.

Afwijkingsregels

Dakopbouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de goot- bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van dakopbouwen met ten hoogste 1,00 m wordt vergroot.

Tweede woning

Overeenkomstig het voorheen geldende plan is voorzien in de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning op een perceel groter dan 1.500 m2 de bouw van een tweede (vrijstaande of twee-aaneengebouwde) woning toe te staan. De woning dient dan wel te worden gebouwd in de bestaande voorgevelrooilijn en er dient te zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Er wordt geen tweedelijns bebouwing toegestaan.

Door de bouw van de tweede woning ontstaat ook een tweede hoofdgebouw. De bouwmogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken gelden echter eenmalig per hoofdgebouw, in verband met de ruimtelijke impact. De maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken blijft, ook bij de bouw van een tweede woning op een perceel, gelijk, vergunningvrije mogelijkheden daargelaten.

Herschikking bouwperceel

Om bebouwing op een perceel anders te kunnen situeren kan daar met een omgevingsvergunning medewerking aan worden verleend, mits de bebouwing stedenbouwkundig goed wordt ingepast en daarbij aansluiting wordt gezocht bij rooilijnen in de omgeving. Deze regeling is overgenomen uit het voorheen geldende plan. De uitbreiding van het grondoppervlak aan bestaande bebouwing (inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken) bedraagt niet meer dan 25%. Overigens wordt deze regeling niet toegepast bij rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden met de aanduiding 'karakteristiek'.

Zwembaden en tennisbanen

Met omgevingsvergunning zijn zowel zwembaden als tennisbanen toegestaan binnen een afstand van 100 meter uit de dichtstbijzijnde gevel van de woning. Het moet gaan om eigen gebruik en er moet voldoende aandacht zijn voor de situering. Om die reden moeten deze zoveel mogelijk achter de hoofdgebouwen en dus uit het zicht worden gesitueerd.

Zwembaden en tennisbanen vallen onder andere bouwwerken en dus niet onder gebouwen, waardoor deze nooit overdekt kunnen zijn. Lichtmasten of andere lichtinstallaties zijn hierbij niet toegestaan.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar Hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar Hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar Hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar Hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.17 Wonen - 3

Toelichting op de bestemming

Deze bestemming is opgenomen ter implementatie van het projectbesluit Eilandweg.

De regeling voor de woningen in dit gebied is dermate specifiek dat is gekozen om deze locatie in een afzonderlijke bestemming te regelen, op basis van het eerder genomen projectbesluit. Voor de woningen zijn bouwvlakken opgenomen op de verbeelding. Deze sluiten aan bij het projectbesluit Eilandweg. De toegestane woningtypen zijn op de verbeelding met een nadere aanduiding weergegeven. Daarnaast zijn de maximale goot- en bouwhoogtes op de verbeelding opgenomen. Deze sluiten aan bij de bestaande hoogtes.

Het hoofdgebouw is het gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel ruimtelijk als functioneel als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt. Indien het om een woning gaat, dan betreft het in beginsel alle ruimten die daarbij horen, zoals de woonkamer, slaapkamers, keuken, inpandige bergruimte en bijkeuken. De situering van deze functies alleen is echter niet doorslaggevend voor de vraag of sprake is van een hoofdgebouw. Tegen een woning aangebouwde aan- en uitbouwen, garages of bergingen, ook al zijn deze toegankelijk vanuit de woning, maken namelijk geen deel uit van het hoofdgebouw, indien ze in ruimtelijke opzicht te onderscheiden zijn van de hoofdmassa. Een aan- of uitbouw kan en mag wel worden gebruikt als woonkamer, keuken, slaapkamer, etc. Alleen als een uit- of aanbouw , garage of berging geheel is geïntegreerd in de hoofdmassa en niet ruimtelijk en/of bouwkundig daarvan is te onderscheiden, wordt deze (net als een inpandige bergruimte) wel gerekend tot het hoofdgebouw. Indien het een blok van woningen betreft is elke woning als apart hoofdgebouw aan te merken. Elke woning staat immers op een afzonderlijk (bouw)perceel.

De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, generatiewonen en kleinschalig toeristisch overnachten. Daarnaast is op het perceel een rustpunt toegestaan.

Naast het hoofdgebouw zijn vergunningvrije bouwwerken toegestaan. Op deze manier wordt aangesloten bij het genomen projectbesluit Eilandweg. Voor bestaande bijbehorende bouwwerken die niet passen binnen de opgenomen regeling, is een 'bestaande maten' regeling opgenomen in artikel 31.2 (bestaande maatvoeringen). Op deze manier worden bijvoorbeeld bestaande, grotere oppervlaktes juridisch geregeld.

Afwijkingsregels

Zwembaden en tennisbanen

Met omgevingsvergunning zijn zowel zwembaden als tennisbanen toegestaan binnen een afstand van 100 meter uit de dichtstbijzijnde gevel van de woning. Het moet gaan om eigen gebruik en er moet voldoende aandacht zijn voor de situering. Om die reden moeten deze zoveel mogelijk achter de hoofdgebouwen en dus uit het zicht worden gesitueerd.

Zwembaden en tennisbanen vallen onder andere bouwwerken en dus niet onder gebouwen, waardoor deze nooit overdekt kunnen zijn. Lichtmasten of andere lichtinstallaties zijn hierbij niet toegestaan.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar Hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar Hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar Hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar Hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.18 Wonen - Wooncentrum

Voor Broekerhaven aan De Draai is de bestemming Wonen - Wooncentrum opgenomen. Deze bestemming is bedoeld voor een woongebouw al dan niet in combinatie met ruimte voor sociaal-/medische voorzieningen.

Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, de maximale toegestane hoogtes zijn aangegeven in de regels. Bijbehorende bouwwerken zijn binnen en buiten het bouwvlak toegestaan.

2.2.19 Wonen - Woonschepenligplaats

Toelichting op de bestemming

De gronden bestemd als Wonen - Woonschepenligplaats zijn bestemd voor ligplaatsen voor woonschepen ten behoeve van permanente bewoning.

Per bestemmingsvlak is één woonschip toegelaten, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woonschepen', het genoemde aantal als maximum geldt. De maxiale toegestane bouwhoogte en oppervlakte is in de regels opgenomen.

Bij een woonschip is een berging toegestaan. De maxiale toegestane bouwhoogte en oppervlakte van een berging zijn in de regels opgenomen.

De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, generatiewonen en kleinschalig toeristisch overnachten. Daarnaast is op het perceel een rustpunt toegestaan.

2.2.20 Leiding - Riool

Toelichting op de bestemming

Voor de rioolpersleidingen geldt de bestemming 'Leiding - Riool'. Binnen de op de verbeelding aangegeven strook mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van het riool.

Voor het uitvoeren werken en werkzaamheden, waaronder het egaliseren en ophogen van gronden, het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het in de grond drijven van voorwerpen, het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen en het planten van bomen en het aanbrengen van andere diepwortelende beplantingen is een omgevingsvergunning vereist. Alvorens een vergunning wordt verleend wordt de leidingbeheerder om advies gevraagd.

Wijzigingsregels

Leiding verwijderen

Als de rioolpersleiding verdwijnt of verlegd dient te worden, is het wenselijk de dubbelbestemming van de verbeelding te verwijderen. Daarvoor is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar Hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar Hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar Hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar Hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.21 Waarde - Aardkundig

Toelichting op de bestemming

De provincie Noord-Holland heeft in de Ruimtelijke Structuurvisie 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening aardkundig waardevolle gebieden aangewezen, waarvan twee deels ook in het plangebied liggen. Deze gebieden hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Aardkundig' gekregen. Ter bescherming van deze waarde, is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen. Voor bepaalde werken en werkzaamheden moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Dit betreft het aanleggen en dempen van sloten, ontgrondingen en andere ingrijpende wijzigingen in de bodemstructuur. Deze vergunning wordt slechts verleend als het gaat om werkzaamheden die geen onevenredige afbreuk doen aan de aardkundige waarden.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar Hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar Hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar Hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar Hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.22 Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4

Toelichting op de bestemming

Ter bescherming van archeologische waarden zijn dubbelbestemmingen opgenomen. De gronden binnen deze dubbelbestemmingen zijn mede bestemd ter behoud van de aanwezige archeologische waarden.

In de Archeologienota Waterland 2011 zijn verschillende zones opgenomen. Per zone is aangegeven vanaf welke oppervlakte en diepte een omgevingsvergunning nodig is voor werkzaamheden die de bodem kunnen verstoren. Bij ingrepen kleiner dan de genoemde oppervlakte en diepte is geen omgevingsvergunning noodzakelijk. Binnen het plangebied komen vier archeologiegebieden voor. In paragraaf 6.5 zijn deze gebieden toegelicht.

Archeologisch onderzoek moet uitgevoerd worden door een gecertificeerd archeologisch onderzoeksbedrijf. Daarmee wordt gewaarborgd dat het onderzoek volgens de KNA-richtlijnen (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) wordt uitgevoerd.

Wijzigingsregels

Dubbelbestemming verwijderen

Als met archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologisch waarden aanwezig zijn, kan met een wijzigingsprocedure de dubbelbestemming worden verwijderd.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar Hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar Hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar Hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar Hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.23 Waarde - Beschermd dorpsgezicht Broek in Waterland

Toelichting op de bestemming

Voor het beschermd dorpsgezicht is een dubbelbestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht Broek in Waterland opgenomen. Deze dubbelbestemming is behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

De cultuurhistorische en ruimtelijke waarden en zijn bebouwing zijn omschreven in Bijlage 1 van de regels.

In de regels voor deze bestemming is geborgd dat bij alle bouwactiviteiten - behoudens vergunningvrije bouwmogelijkheden - altijd een belangenafweging plaatsvindt en in dat kader altijd een toets plaatsvindt aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied. Dit volgt uit de combinatie van het bouwverbod in 28.2, in samenhang met de bevoegdheid als opgenomen in 28.4,om daar met een omgevingsvergunning van af te wijken. Bij toepassing daarvan wordt advies gevraagd bij de Monumenten- en welstandscommissie.

Tevens is de mogelijkheid opgenomen nadere eisen te stellen aan bebouwing.

Op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is reeds een omgevingsvergunning noodzakelijk voor het geheel of gedeeltelijk slopen van panden/objecten binnen het beschermd dorpsgezicht, maar gezien het daaraan verbonden afwegingskader is die vergunningplicht slechts gericht op het voorkomen van open plekken. Om die reden is een aanvullende omgevingsvergunningplicht opgenomen voor het geheel of gedeeltelijk slopen van bebouwing binnen het beschermd gezicht, gericht op het behoud van cultuurhistorische waarden. Bij toepassing daarvan wordt advies gevraagd bij de Monumenten- en welstandscommissie.

Het beschermd dorpsgezicht is van rijkswege aangewezen, de aanwijzing is als Bijlage 1 bij deze regels opgenomen. Hierin is tevens de reden van de aanwijzing onderbouwd.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar Hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar Hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar Hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar Hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.24 Waterstaat - Waterkering

Toelichting op de bestemming

De waterkering in het plangebied is voorzien van deze dubbelbestemming. Dit betreft een regionale waterkering. Deze waterkering is van belang voor de bescherming van het achterland tegen het water.

Met deze bestemming wordt voorzien in het behoud, het herstel en het beheer van de waterstaatsdoeleinden van de waterkering. Ter bescherming van de waterkerende functie is voor diverse werken en werkzaamheden, waaronder het ophogen en afgraven van gronden, het aanbrengen van diepwortelende beplanting en het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen een omgevingsvergunning nodig. Alvorens de vergunning wordt verleend, wordt de beheerder om advies gevraagd. Daarnaast mogen er geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken worden gebouwd, uitgezonderd de bestaande gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar Hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar Hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar Hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar Hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar Hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.3 Wijzigingsbevoegdheden

In het voorheen geldende bestemmingsplan waren een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor specifieke locaties. Voor zover die locaties zijn gelegen binnen de begrenzing van dit bestemmingsplan zijn die wijzigingsbevoegdheden overgenomen. Het betreft de bedrijfspercelen aan de Hellingweg, inclusief de KEBO, waarvoor transformatie naar een woonfunctie wordt nagestreefd.

Aan de de Galggouw, nabij de zuidelijke plangrens, zijn nog een tweetal agrarische percelen gelegen waarvoor in het voorheen geldende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid was opgenomen naar een woonfunctie. Deze bevoegdheid en de daaraan verbonden voorwaarden zijn overgenomen in dit plan.

 

Hoofdstuk 3 PLANUITGANGSPUNTEN

3.1 Algemene uitgangspunten

3.2 Begrenzing van het plangebied

3.3 Hoofduitgangspunten

3.4 Thematische uitgangspunten

3.1 Algemene uitgangspunten

Voor het bestemmingsplan Broek in Waterland 2018 is de 'Nota van Uitgangspunten en Inventarisatie' opgesteld. Het bestemmingsplan is aan de hand van deze nota verder uitgewerkt.

3.2 Begrenzing van het plangebied

Als uitgangspunt voor de begrenzing van het bestemmingsplan wordt de plangrens van het geldende bestemmingsplan 'Broek in Waterland' uit 2008 gehanteerd.

Op een aantal plekken wordt van die begrenzing afgeweken, vanwege:

  • 1. naadloze aansluiting op de plangrens van het bestemmingsplan 'Buitengebied Waterland 2013';
  • 2. een kleine correctie van de plangrens ter hoogte van Wagengouw 7, om te voorkomen dat het perceel wordt doorsneden door de grens van dit bestemmingsplan en het bestemmingsplan 'Buitengebied Waterland 2013';
  • 3. herontwikkeling van de locatie. De gronden in het noordelijk deel met de bestemming 'Recreatieve doeleinden, dagrecreatie' met nadere aanduiding 'watersport' (Drs J. van Disweg 4-6) zijn buiten het plangebied gelaten. Voor deze gronden wordt een aparte procedure doorlopen;
  • 4. herontwikkeling van de locatie. De gronden aan de Molengouw 46 c en d en Drs J. van Disweg 2 zijn buiten het plangebied gelaten. Voor deze gronden wordt een aparte procedure doorlopen;
  • 5. herontwikkeling van de locatie. De gronden aan de Molengouw 60 en 62 zijn buiten het plangebied gelaten. Voor deze gronden wordt een aparte procedure doorlopen;
  • 6. herontwikkeling van de locatie. De gronden aan Zuideinde 20 zijn buiten het plangebied gelaten. Voor deze gronden wordt een aparte procedure doorlopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0852.BPKBR018-va01_0001.png"

Afbeelding: luchtfoto met globale begrenzing plangebied

 

3.3 Hoofduitgangspunten

3.3.1 Een nieuw -digitaal- jasje

Algemeen geldt dat de inhoud van het bestemmingsplan is afgestemd op de daarvoor geldende wettelijke regelingen. De grootste veranderingen komen voort uit de digitale verplichtingen voor bestemmingsplannen en uit veranderingen in (bouw)regelgeving vanuit onder meer de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het bestemmingsplan is daardoor op een andere manier opgebouwd en veel begrippen zijn veranderd. Kortom: het bestemmingsplan heeft een nieuw -en digitaal- jasje.

3.3.2 Beschermd dorpsgezicht

Het beschermd dorpsgezicht Broek in Waterland (aanwijzing d.d. 21 april 1971) is één van de belangrijkste elementen waarmee rekening wordt gehouden in dit bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan is in hoofdzaak gericht op het behoud en de versterking van de waarden van het beschermd dorpsgezicht.

3.3.3 Project Bereikbaarheid Waterland

Voor het Project Bereikbaarheid Waterland geldt ten aanzien van de N247 en de uitwerking van het Dorpsraadplan voor een onderdoorgang in Broek in Waterland, dat de uitwerking van het Project Bereikbaarheid Waterland buiten dit bestemmingsplanproces valt en op termijn een eigen planproces zal doorlopen.

3.4 Thematische uitgangspunten

De thematische uitgangspunten voor dit bestemmingsplan zijn vastgesteld in de eerdere genoemde Nota van Uitgangspunten en Inventarisatie. Deze uitgangspunten komen terug in de beschrijving op de bestemmingen en het beleid (zie Hoofdstuk 2 en Hoofdstuk 5). In algemene zin kan daarover worden gesteld:

  • mogelijkheden die de voorheen geldende bestemmingsplannen boden zijn waar mogelijk overgenomen, ook flexibiliteitsbepalingen zoals afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden;
  • actueel beleid is voor zover relevant verwerkt in het plan;
  • er wordt ruimte geboden voor generatiewonen.

Hoofdstuk 4 HUIDIGE SITUATIE

4.1 Inleiding

4.2 Ligging plangebied

4.3 Ruimtelijke structuur

4.4 Functionele beschrijving

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke en functionele kenmerken van de kern Broek in Waterland beschreven. Tevens wordt kort ingegaan op de ontwikkelingsgeschiedenis.

4.2 Ligging plangebied

De kern Broek in Waterland ligt in het zuidelijke deel van de gemeente Waterland, aan de doorgaande provinciale weg N247 van Amsterdam naar Monnickendam.

4.3 Ruimtelijke structuur

4.3.1 Historische kern

De bebouwing van de historische kern is grotendeels geconcentreerd aangelegd in de vorm van een lint rond het water van het Havenrak. Kenmerkend voor de kern zijn de karakteristieke houten panden. Een aantal houten woningen is nog in het bezit van een opvallende vierkantconstructie aan de achterzijde, die qua vorm lijkt op een stolpboerderij. Ook bakstenen woningen zijn veelvuldig aan te treffen in de oude kern. De vroegste exemplaren dateren uit de achttiende eeuw. De meeste historische bakstenen panden stammen uit de late negentiende en de vroege twintigste eeuw.

De woningen in de historische kern bestaan over het algemeen uit één woonlaag met een kap. De panden hebben verspringende rooilijnen en liggen in de meeste gevallen met de voorzijde aan een weg die langs een oever loopt. Bij voldoende ruimte is deze weg aan twee zijden bebouwd. Ligt de weg dicht langs het water, dan is alleen de landzijde bebouwd en fungeert de ruimte tussen weg en water als (over)tuin. Het pad van het Roomeinde is bijvoorbeeld aan beide zijden bebouwd, dat van het Leeteinde voornamelijk aan één zijde. De afzonderlijke huispercelen waren van origine dikwijls door sloten van elkaar gescheiden. Veel van dit soort sloten zijn nu nog aan te treffen in het dorpsbeeld. Kenmerkend zijn verder de doorzichten tussen de panden op het achterliggende erf en naar het open weidegebied. Het is van belang dat deze doorzichten vanuit het beschermd gezicht behouden blijven en daarmee ook een geleidelijke overgang wordt geboden van het beschermd gezicht naar het open weidegebied en er niet een te grote scheiding ontstaat tussen privé en openbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0852.BPKBR018-va01_0002.jpg"

De oude kern van Broek in Waterland heeft een overwegend groen karakter. Kenmerkend zijn de begroeide oevers met een natuurlijk verloop langs het Havenrak en het Dee en de kleinschalig opgezette voortuinen, met dikwijls een symmetrische aanleg. Van belang is verder het directe contact met het achterliggende open weidegebied, dat op verschillende plekken in de oude kern, vooral aan de westzijde bij De Erven en het Roomeinde, nog aanwezig is. Tot slot moeten de opvallende gekandelaberde lindes genoemd worden rond het Kerkplein. De kerk is het grootste bouwwerk van de kern. Zijn ranke spits, omringd door hoge bomen, is reeds op grote afstand van het dorp te ontwaren.

Het landschap rondom de oude kern wordt gekenmerkt door het geheel van lijnvormige elementen in de vorm van landwegen en dijken, het waterstelsel met grillige gevormde kreken gecombineerd met een rechthoekig patroon van sloten en een patroon van langgerekte kavels. Dit patroon is ook deels nog terug te vinden in de oude kern.

4.3.2 Dorpsuitbreidingen

De dorpsuitbreidingen bestaan uit woonerven/straten met aanliggende rijtjeswoningen, twee-aaneengebouwde woningen en (semi)vrijstaande woningen. De woningen hebben doorgaans twee bouwlagen met een kap. Ook zijn er woningen gerealiseerd met één bouwlaag met een kap, zoals de woningen rond het Burgemeester P. Ph. Paulplantsoen en De Draai.

afbeelding "i_NL.IMRO.0852.BPKBR018-va01_0003.jpg"

De uitbreidingsbuurten bestaan uit bebouwingscomplexen, welke door architectuur, materiaaltoepassing en kleurgebruik als een samenhangende eenheid te herkennen zijn. Langs de N247 wordt het aanzicht bepaald door architectuur uit de wederopbouwperiode. Opvallend is de harmonie van de bouwkundige detaillering en baksteenkleur.

Aan de noordzijde van het Nieuwland wordt het beeld bepaald door jaren '60 architectuur met stroken van vier tot zes woningen. Langskappen en voortuinen zijn bepalend voor het straatbeeld. Aan de buitenrand van het dorp staat een complex met geschakelde woningen in de vorm van semi bungalows.

Recentere uitbreidingen aan de zuidkant van het dorp tonen een andere architectuurhouding. De bebouwing in deze buurten bestaat hoofdzakelijk uit twee-aaneengebouwde woningen. In de meest recente complexen aan de Veenderijgouw en Eilandweg is getracht te komen tot een stijleigen architectuur met een verwijzing naar de houtbouw.

Het voormalige terrein met bedrijvigheid aan de Eilandweg en Hellingweg is relatief kleinschalig met losse bebouwing. Het gebied heeft door de oude, slecht onderhouden bedrijfspanden een verouderde uitstraling. De meeste gebouwen staan direct aan de weg, hebben een eigen identiteit en bestaan meestal uit twee lagen met een plat dak. De oude gebouwen zijn matig van architectuur. Plannen voor een transformatie van het terrein zijn in ontwikkeling.

4.3.3 Verkeersstructuur

De Provinciale weg N247 heeft als interregionale weg een gebiedsontsluitingsfunctie. De provinciale weg doorkruist de kern en deelt deze op in een noordelijk en een zuidelijk deel.

Het noordelijke deel van de kern is vanaf de N247 bereikbaar via de weg het Nieuwland en vormt een ontsluitingslus door de wegen Keerngouw, Drs J. van Disweg, Noordmeerweg, Roomeinde en Kerkplein. Het zuidelijke deel van de kern wordt ontsloten via de Eilandweg van waaruit het zuidelijk deel verder bereikbaar is via de wegen Cornelis Roelestraat, Molengouw, Zuideinde, Hellingweg, Wagengouw en Galggouw.

De overige wegen betreffen woon- en verblijfsstraten; zij behoren tot de categorie erftoegangswegen.

Voor het gedeelte van de Provinciale weg N247 binnen de bebouwde kom geldt een maximum snelheid van 50 km/uur. De rest van het plangebied is aangewezen als 30 km-zone gebied. Het gaat daarbij om straten zonder een doorgaande of gebiedsontsluitingsfunctie.

Voor de verbinding tussen het noordelijk en zuidelijk dorpsdeel is een voet- en fietstunnel onder de N247 aanwezig.

Op de locatie het Nieuwland is een parkeerterrein dat dienst doet als opvang van bezoekers van het sportterrein, dorpshuis, kerk, Broekerhuis en touringcartoeristen.

4.4 Functionele beschrijving

4.4.1 Wonen

Het plangebied bestaat grotendeels uit woonbebouwing. Het merendeel van de woningen zijn grondgebonden eengezinshuizen. Er is sprake van enige differentiatie vanwege de aard van de woningen: tot woning verbouwde boerderij, een woning als onderdeel van een huurcomplex of een koopwoning in één van de dorpsuitbreidingen.

Aan de Draai is een wooncomplex voor senioren gelegen, waarbinnen ook enkele dienstverlenende voorzieningen zijn gevestigd.

Verder liggen op enkele locaties langs 't Dee en Molengouw woonschepen.

4.4.2 Voorzieningen

Aan het plein aan het Nieuwland ligt een concentratie van voorzieningen. Op het plein is een snackbar gevestigd. Langs het Nieuwland is een complex met detailhandel en dienstverlening aanwezig. Boven en naast deze voorzieningen wordt gewoond. Het plein doet dienst voor evenementen en als locatie voor standplaatsen. De meeste overige voorzieningen zoals een café en bank zijn geconcentreerd in de omgeving van de Parallelweg en de aanliggende straten zoals de Dorpsstraat en de Laan. Verspreid over de kern komen enkele winkels en horecavoorzieningen voor. Ook zijn bij een aantal woningen beroepen aan huis aanwezig, zoals een kapper of een accountant.

De aanwezige maatschappelijke functies zijn: de Nederlands hervormde kerk met pastorie, het Broekerhuis met bibliotheek (dat tevens dienst doet als verenigingsgebouw), de basisschool "De Havenrakkers", de peuterspeelzaal, kinderopvang en een ontmoetingsruimte in het voormalige bejaardencentrum "Broekerhaven". Aan het Roomeinde is een begraafplaats gelegen.

Verder omvat het plangebied het sportterrein met voetbalvelden en tennisbanen.

4.4.3 Bedrijven

Aan de westzijde van het plangebied is het voormalige terrein met bedrijvigheid Hellingweg gelegen. Op dit terrein zijn verschillende bedrijven van categorie 2 gevestigd. Dit terrein omvat ook een bedrijf van categorie 3: een bedrijf voor metaaloppervlaktebehandeling. Momenteel staan enkele bedrijfspanden leeg. Dat geldt ook voor het pand waar voorheen de kringloopwinkel was gevestigd. Er bestaan plannen voor transformatie van dit terrein.

Hoofdstuk 5 BELEIDSKADER

5.1 Inleiding

5.2 Rijksbeleid

5.3 Provinciaal beleid

5.4 Regionaal beleid

5.5 Waterbeleid

5.6 Gemeentelijk beleid

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de beleidskaders, waarmee bij het opstellen van dit bestemmingsplan rekening is gehouden. Het beleid ten aanzien van water is in één separate paragraaf opgenomen.

5.2 Rijksbeleid

5.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

afbeelding "i_NL.IMRO.0852.BPKBR018-va01_0004.png"

Kaart regio Noordwest Nederland (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden.

In de SVIR beschrijft het kabinet drie doelen voor de periode tot 2028:

  • verbetering concurrentiekracht;
  • verbetering bereikbaarheid;
  • verbetering leefomgeving, milieu en water.

Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. Er is nu te vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale blik met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland. Om dit te keren, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies (‘decentraal, tenzij…’) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen.

Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Deze 13 nationale belangen zijn:

  • 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond
  • 5. Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem
  • 7. Het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten
  • 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten

Broek in Waterland is gelegen in de regio Noordwest Nederland. De opgave van nationaal belang binnen deze gemeente is het tot stand brengen van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), inclusief de Natura 2000-gebieden (nationaal belang 11). Deze opgaven liggen echter in het buitengebied en zijn niet van toepassing op dit kernplan. Verder zijn nationaal belang 4 en 8 in algemene zin van toepassing op het plangebied.

Het planvoornemen ziet op de actualisering van het bestemmingsplan 'Broek in Waterland' en bijbehorende herzieningen waarbij geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Dit houdt in dat voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit de SVIR gelden.

5.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In het Barro wordt voor een aantal specifieke onderwerpen algemene regels gesteld ten behoeve van de verwerking in bestemmingsplannen. In het SVIR is aangegeven wat het nationale belang is van het stellen van regels voor deze onderwerpen. Het Barro stelt regels voor de Rijksvaarwegen, de Mainportontwikkeling Rotterdam, het kustfundament, grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, ecologische hoofdstructuur, primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte en erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde).

De algemene regels in het Barro hebben vooral een beschermend karakter waardoor de in de SVIR geformuleerde nationale belangen niet worden belemmerd door ontwikkelingen die door bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt. Voor een aantal onderwerpen geeft het Barro de opdracht dan wel de mogelijkheid aan provincies om bij provinciale verordening regels te stellen. Hierbij kan worden gedacht aan de opdracht aan de provincies om in een verordening de gebieden aan te wijzen die het Natuurnetwerk Nederland vormen.

Vanuit het Barro zijn er voor dit plangebied verder geen concrete regels van toepassing waarmee rekening moet worden gehouden in het bestemmingsplan. Ook vanuit de recente wijzigingen (grote rivieren, electriciteitsvoorziening, algemene en overige bepalingen) in het Barro die per 1 juli 2016 in werking zijn getreden, zijn er geen concrete nationale belangen die op het plangebied van toepassing zijn. Het planvoornemen is in overeenstemming met het Barro.

5.2.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro zijn regels opgenomen die eisen stellen aan de inhoud van een toelichting op een bestemmingsplan. Een toelichting dient een verantwoording van de in het plan gemaakte keuzen te bevatten, net als een waterparagraaf, de uitkomsten van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro, de resultaten van verrichte onderzoeken, een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het plan zijn betrokken en de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan. Deze toelichting voldoet daaraan.

Verder dienen bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe stedelijke ontwikkelingen een verantwoording te bevatten aan de hand van de zogenoemde 'Ladder voor duurzame verstedelijking', die is vastgelegd in artikel 3.1.6, tweede lid Bro. Dit afwegingskader verplicht overheden tot het maken van een zorgvuldige ruimtelijke afweging bij het mogelijk maken van nieuwe stedelijke ontwikkelingen in een bestemmingsplan. Het doel is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik en daarmee het voorkomen van (onaanvaardbare) leegstand en onnodig ‘bouwen in de wei’. De Ladder is daarmee een belangrijk instrument voor een goede ruimtelijke ordening.

Een toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet gezien het voorgaande een beschrijving bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Alvorens te toetsen aan de Ladder dient te worden vastgesteld of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit begrip is in artikel 1.1.1 Bro gedefinieerd als ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Uit de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van dit begrip blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, dan kan weliswaar sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, maar kan dergelijke ontwikkeling als te kleinschalig worden aangemerkt om te worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 Bro.

Daarnaast kan op basis van op dit punt gevormde jurisprudentie worden geconcludeerd dat indien sprake is van een functiewijziging zonder toename van het ruimtebeslag, er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling (zie o.a. uitspraken: ELCI:NL:RVS:2014:2143, ECLI:NL:RVS:2014:743, ECLI:NL:RVS:2014:2331, ECLI:NL:RVS:2014:4648). Ook wanneer mogelijkheden worden overgenomen uit het geldende bestemmingsplan is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling (zie o.a. uitspraak ECLI:NL:RVS:2017:1724).

In dit bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden om een tweede woning te bouwen op bouwpercelen met een omvang van minimaal 1.500 m² Ook is de mogelijkheid opgenomen voor 'generatiewonen'. Tot slot zijn ook een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

Tweede woning

Op bouwpercelen met de bestemming Wonen - 2 die groter zijn dan 1.500 m², is het onder voorwaarden mogelijk om een tweede woning te realiseren. De mogelijkheid om een extra woning te realiseren is een bestaande planologische mogelijkheid die is overgenomen uit het hiervoor geldende bestemmingsplan. Daarmee is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Een toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee niet aan de orde.

Generatiewonen

Bij generatiewonen is sprake van het samenwonen van één of meer generaties in één woning of woonschip en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken. Bij generatiewonen wordt in planologische zin geen extra woning toegevoegd. Hierbij is derhalve geen sprake van extra ruimtebeslag en is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Een toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee niet aan de orde.

Wijzigingsbevoegdheden

In dit plan zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om nieuwe woningen mogelijk te maken. Het gaat om maximaal 100 woningen aan de Hellingweg en maximaal 6 woningen aan de Galggouw. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan. Aangezien deze wijzigingsbevoegdheden niet voorzien in meer of andere planologische mogelijkheden dan het voorheen geldende bestemmingsplan, is een toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking niet aan de orde. De behoefte aan woningen in de gemeente Waterland is groot. Vraaggestuurd bouwen is echter niet mogelijk, aangezien de vraag de ruimtelijke draagkracht van het gebied overstijgt. Voor de periode 2030 wordt het toevoegen van circa 500 woningen als richtinggevend aantal gehanteerd, welk aantal is afgestemd op de natuurlijke aanwas van de bevolking. De mogelijkheden om daarin te kunnen voorzien in de kernen, waaronder Broek in Waterland, zijn beperkt. Er wordt eerst gekeken naar invulplekken en bedrijfslocaties waar een functieverandering naar wonen kan plaatsvinden.

De locatie aan de Hellingweg is een locatie waar transformatie van de bedrijvigheid naar wonen invulling van de woningbehoefte kan bieden. Deze locatie is ook concreet benoemd in de visie. De locatie aan de Galggouw is een locatie waar inbreiding kan plaatsvinden. Beide wijzigingsbevoegdheden dragen bij aan het kunnen voorzien in de grote woningbehoefte en zijn ook gesitueerd binnen het bestaand stedelijk gebied als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro. Het aantal woningen dat de wijzigingsbevoegdheden mogelijk maken past binnen de richtinggevende woningbouwopgave die is opgenomen in de Omgevingsvisie Waterland 2030 en de Woonvisie Waterland 2020, rekeninghoudend met het actuele woningbouwprogramma. Hoewel een toets aan de Ladder formeel niet aan de orde is, is gezien het voorgaande dus wel duidelijk sprake van een behoefte, die op de betreffende locaties met toepassing van de wijzigingsbevoegdheden binnen bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen.

5.3 Provinciaal beleid

5.3.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Holland is vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040, vastgesteld d.d. 21 juni 2010 en voor het laatst gewijzigd d.d. 28 september 2015. In de structuurvisie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. Het toekomstbeeld is als volgt gedefinieerd: 'De Provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.'

Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren zijn provinciale belangen benoemd. De drie hoofdbelangen (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de Provincie.

Voorliggend bestemmingsplan is een bestemmingsplan, waarin geen nieuwe ontwikkelingen zijn opgenomen, dan die eerder reeds in het voorgaande, door GS goedgekeurde bestemmingsplan waren opgenomen. Het bestemmingsplan past daarom binnen de kaders van de structuurvisie.

5.3.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

De op 12 december 2016 gewijzigde Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) is op 1 maart 2017 in werking getreden. In deze verordening zijn op grond van art. 4.1 Wro regels gesteld om de in de structuurvisie benoemde provinciale belangen te waarborgen. In onderstaande tabel wordt het bestemmingsplan getoetst aan de relevante artikelen van de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

Alvorens in te gaan op de relevante inhoudelijke artikelen van de PRV is het van belang in te gaan op een tweetal belangrijke begrippen die de PRV hanteert.

Bestaande functies en bebouwing

In artikel 1 van de PRV is beschreven wat wordt verstaan onder bestaande functies en bebouwing. Daaronder wordt begrepen:

  • a. functies en bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening rechtmatig aanwezig zijn of op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend of kan worden verleend;
  • b. functies en bebouwing die kunnen worden toegestaan op grond van onherroepelijke besluiten van gedeputeerde staten of provinciale staten op het moment van inwerkingtreding van deze verordening of;
  • c. het vervangen van rechtmatig aanwezig zijnde bebouwing door bebouwing van gelijke aard, omvang en karakter.

De functies en bouwmogelijkheden die dit plan mogelijk maakt zijn afgestemd op het voorheen geldende bestemmingsplan Broek in Waterland 2008, dat is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 9 december 2008 en op onherroepelijke verleende vergunningen. De functies en bebouwing die met dit plan mogelijk worden gemaakt zijn daarom aan te merken als bestaande functies en bestaande bebouwing.

Bestaand stedelijk gebied

Voor de begripsomschrijving van bestaand stedelijk gebied wordt verwezen naar artikel 1.1.1, eerste lid onder h van het Besluit ruimtelijke ordening: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'. Het plangebied van dit plan kan, met uitzondering van enkele onbebouwde agrarische percelen, worden aangemerkt als bestaand stedelijk gebied.

Artikel PRV   Toetsingscriterium   Conclusie  
5a, lid 1   Een bestemmingsplan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.   Nieuwe stedelijke ontwikkelingen zijn niet in het bestemmingsplan betrokken. Bestaande wijzigingsbevoegdheden waarbij bestaande stedelijke functies als bedoeld in de PRV kunnen worden gewijzigd zijn overgenomen uit het door GS goedgekeurde bestemmingsplan 'Broek in Waterland' (2008)'.  
5b, lid 1   een bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe detailhandel op bedrijventerreinen en kantoorlocaties met uitzondering van:
a. een afhaalpunt ten behoeve van internethandel;
b. detailhandel die in zowel bedrijfseconomisch als ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de toegelaten bedrijfsuitoefening op grond van het geldende bestemmingsplan en daarop nauw aansluit;
c. brand- of explosiegevaarlijke detailhandel of;
d. volumineuze detailhandel indien deze in winkelgebieden uit een oogpunt van hinder, veiligheid of verkeersaantrekkende werking niet inpasbaar is.  
In het bestemmingsplan is niet voorzien in nieuwe detailhandel op bedrijventerreinen of kantoorlocaties. Alleen bestaande rechten zijn weer opgenomen uit het voorheen geldende, door GS goedgekeurde bestemmingsplan.  
5c   Een bestemmingsplan maakt kleinschalige ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied uitsluitend mogelijk binnen bestaande bestemmingsvlakken die al voorzien in een stedelijke functie.   Het bestemmingsplan voorziet niet in kleinschalige ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied. Alleen bestaande rechten zijn weer opgenomen uit het voorheen geldende, door GS goedgekeurde bestemmingsplan.  
7   Een bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid tot vestiging van weidewinkels   Dit bestemmingsplan biedt geen ruimte voor weidewinkels.  
8   In de toelichting van een bestemmingsplan wordt aangegeven in hoeverre rekening is gehouden met de in het gebied voorkomende bijzondere aardkundige waarden zoals beschreven in het bijlage-rapport Actualisatie Intentieprogramma Bodembeschermingsgebieden (vastgesteld door Provinciale Staten d.d. 12 januari 2004, nr. 68).   In het plangebied komen slechts in twee kleine gebieden volgens de provinciale aanwijzing een beschermde waarde voor. Deze is in beschermd met een dubbelbestemming 'Waarde – Aardkundig'. In paragraaf 6.4 wordt hier nader op ingegaan.  
8a   In de toelichting van een bestemmingsplan wordt een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico's van en bij overstroming en de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken.   Het voorontwerpbestemmingsplan is voorgelegd aan het Hoogheemraadschap. In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de watergerelateerde aspecten. De binnen het plangebied aanwezige waterkering is als zodanig bestemd. Verwezen wordt naar paragraaf 6.6, de waterparagraaf.
 
19   1a. Een bestemmingsplan dient voor reeds gerealiseerde natuur binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de Ecologische Verbindingszone (EVZ) te voorzien in de bestemming Natuur.
1b. In een bestemmingsplan wordt voorzien in een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming te wijzigen naar natuur.
1c. een bestemmingsplan voorziet niet in bestemmingen en regels die omzetting naar de natuurfunctie onomkeerbaar belemmeren en de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS en de EVZ significant aantasten.
2. De toelichting op een bestemmingsplan dient een beschrijving te bevatten van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS en de EVZ, hoe die kenmerken en waarden worden beschermd en hoe negatieve effecten daarop worden voorkomen.
3./4. Deze leden bevatten een afwegingskader voor nieuwe activiteiten.  
1a. Een klein deel van het plangebied, ter hoogte van de woonschepenligplaatsen Molengouw WS48B t/m D, is in de verordening aangewezen als EHS. Zie ook afbeelding 1 onder deze tabel. Hier is geen sprake van reeds gerealiseerde natuur. Er is daarom voorzien in een passende bestemming voor het bestaande grondgebruik.
1b. In de algemene regels is voorzien in een passende wijzigingsbevoegdheid.
1c. Dit bestemmingsplan voorziet in een passende bestemming voor het bestaande grondgebruik, overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan. Die bestemmingen voldoen aan de eisen die de PRV daaraan stelt.
2. Slechts een klein deel van het plangebied is onderdeel van de EHS. het betreft het gebied Waterland-Oost / IJdoorn, dat wordt gekenmerkt door graslandgebied, doorsneden met brede waterlopen, Aaën en Dieën met brede rietkragen en veenmosrietland. Daarnaast is de afwisseling van weidevogel- en kruidenrijk grasland en vochtig schraalland waardevol. IJdoorn bestaat uit vochtig weidevogel- en kruidenrijk grasland en veenmosrietland. De aan het betreffende deel van het plangebied toegekende bestemmingen hebben geen negatieve invloed op dit gebied en de wezenlijke kenmerken en waarden daarvan.
3./4. Dit bestemmingsplan staat geen nieuwe activiteiten toe.  
24   1. Voor de gebieden die vallen binnen de begrenzing bufferzones, maakt een bestemmingsplan nieuwe bebouwing niet mogelijk voor:
a. wonen;
b. detailhandel, bedrijven, dienstverlening en kantoren, anders dan dienstbaar aan dagrecreatie, voor natuurbeheer, waterbeheer, veiligheid, hulpdiensten of voor de levering van gas, water of elektriciteit;
c. complexen van recreatiewoningen;
d. grootschalige hotels;
e. bezoekersintensieve overdekte dagrecreatie, en;
f. bezoekersextensieve openluchtrecreatie.  
Slechts kleine gedeeltes vallen binnen de begrenzing van de bufferzone. Het betreft een gedeelte van de begraafplaats en verder met name gronden langs de randen van het plangebied. Zie ook afbeelding 2 onder deze tabel. Binnen dit bestemmingsplan wordt op deze locaties geen nieuwe bebouwing toegestaan als uitgesloten op basis van dit artikel. Ook de opslag die op basis van lid 2 niet mogelijk is, is op basis van dit bestemmingsplan niet mogelijk.

Voor het nationaal landschap Laag Holland zijn zeven kernkwaliteiten geformuleerd: veenpakketten, het grote aantal archeologische locaties, de Middeleeuwse strokenverkaveling en historische watergangen, het geometrische inrichtingspatroon van de droogmakerijen, de karakteristieke dijk- en lintdorpen, de grote openheid van het landschap en veel weide- en moerasvogels.

Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die negatief van invloed zijn op deze kernkwaliteiten.  
25   1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op weidevogelleefgebieden, voorziet niet in:
a. de mogelijkheid van nieuwe bebouwing, anders dan binnen een bestaand bouwblok of een uitbreiding daarvan;
b. de mogelijkheid van aanleg van nieuwe weginfrastructuur;
c. de mogelijkheid van aanleg van bossen of boomgaarden;
d. de mogelijkheid verstorende activiteiten, buiten de huidige agrarische activiteiten, te verrichten die het weidevogelleefgebied verstoren, en;
e. de mogelijkheid werken uit te voeren die realisatie van nieuwe peilverlagingen mogelijk maken.
2. In een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid wordt de aanleg van hoog opgaande beplantingen of laanbeplanting afhankelijk gesteld van een aanlegvergunning, als bedoeld in artikel 3.3. sub a. van de Wet ruimtelijke ordening.  
Op kleine delen van het plangebied is de aanduiding weidevogelleefgebieden gelegd, met name op de begraafplaats. Op deze locaties worden de bestaande rechten gerespecteerd. Nieuwe bebouwing wordt niet mogelijk gemaakt. Ook voorziet het bestemmingsplan niet in mogelijkheden als bedoeld onder b tot en met e. Verder is voor de gronden die deel uitmaken van het weidevogelleefgebied voorzien in een vergunningstelsel als bedoeld in lid 2.


 
26   1. Voor een bestemmingsplan dat betrekking heeft op landbouwgebieden geldt het volgende:
a. agrarische bebouwing wordt geconcentreerd binnen het bouwperceel;
b. in afwijking van onderdeel a geldt dat buiten het bouwperceel gaas- en boogkassen kunnen worden toegestaan mits deze na het groeiseizoen worden verwijderd;
c. ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf is maximaal één agrarische bedrijfswoning toegestaan. Het bestemmingsplan kan met een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 3.6 van de wet, één extra bedrijfswoning mogelijk maken mits dit noodzakelijk is voor het toezicht op de bedrijfsvoering;
d. in gebied voor gecombineerde landbouw, zoals aangeven op kaart 6 en op de digitale verbeelding ervan, heeft een agrarisch bouwperceel een omvang van maximaal 1,5 hectare;
e. in afwijking van onderdeel d kan een agrarisch bouwperceel in gebied voor gecombineerde landbouw een omvang hebben van maximaal 2 hectare, mits wordt gemotiveerd dat de uitbreiding noodzakelijk is voor het primaire productieproces;
f. in gebied voor grootschalige landbouw, zoals aangegeven op kaart 6 en op de digitale verbeelding ervan, heeft een agrarisch bouwperceel een omvang van maximaal 2 hectare;
g. in afwijking van onderdeel f kan een agrarisch bouwperceel in een gebied voor grootschalige landbouw een omvang van meer dan 2 hectare hebben, mits wordt gemotiveerd dat de uitbreiding noodzakelijk is voor het primaire productieproces.
h. in de huisvesting van tijdelijke werknemers kan worden voorzien, indien:
1° de huisvestingsvoorziening wordt gesitueerd binnen het agrarisch bouwperceel;
2° de huisvesting plaatsvindt ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, en;
3° het een ondergeschikte functie ten opzichte van een volwaardig agrarisch bedrijf betreft.
(...)
5. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op veenpolderlandschappen bevat geen regels die voorzien in het scheuren van grasland.  
Binnen het plangebied is geen sprake van agrarische bouwpercelen als bedoeld in de PRV, wel is sprake van percelen met een agrarische bestemming, in overeenstemming met het voorheen geldende bestemmingsplan. De regels voor die bestemming voldoen aan dit artikel van de PRV.

5. Het plangebied is nagenoeg geheel gelegen binnen een veenpolderlandschap. In de regels voor de bestemming Agrarisch is daarom voorzien in een verbod op het scheuren van grasland.


   
30   Regionale waterkeringen
Voor zover een bestemmingsplan mede betrekking heeft op regionale waterkeringen, zoals aangegeven op kaart 8 en de digitale verbeelding ervan, voorziet het bestemmingsplan in bescherming van de waterkerende functie door op deze functie toegesneden bestemmingen en regels en voorziet het bestemmingsplan tevens in een vrijwaringzone aan weerszijden van de waterkeringen opdat reconstructies van de waterkeringen niet onmogelijk worden gemaakt. Deze lokaal benodigde vrijwaringzones worden overgenomen van de Hoogheemraadschappen.  
De regionale waterkering heeft een bestemming 'Waterstaat – Waterkering' gekregen, waarmee een vrijwaringszone is opgenomen. Daarbij is gebruik gemaakt van de gegevens die zijn aangeleverd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK).  
32   Een bestemmingsplan voorziet niet in bestemmingen en regels die het bouwen of opschalen van een of meer windturbines mogelijk maken.   Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe windturbines als bedoeld in de PRV mogelijk.  
33   1 Bestemmingsplannen voor woningbouw, renovatie, (herstructurering) bedrijventerreinen, kantoorlocaties en glastuinbouw dienen te beschrijven op welke wijze invulling wordt gegeven aan energiebesparing en inzet van duurzame energiebesparing en inzet van duurzame energie, waaronder mede wordt verstaan het gebruik van restwarmte, Warmte Koude Opslag en aardwarmte, zonne-energie, biomassa.
2 Een nieuwe stedelijke ontwikkeling dient aan eisen van duurzaam bouwen te voldoen.  
Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Wel bieden de regels mogelijkheden om te voorzien in kleinschalige duurzame energiewinning.  

afbeelding "i_NL.IMRO.0852.BPKBR018-va01_0005.png"

Afbeelding 1: situering Ecologische hoofdstructuur (art 19 PRV)

afbeelding "i_NL.IMRO.0852.BPKBR018-va01_0006.png"

Afbeelding 2: situering bufferzones (art 24 PRV)

Er is getoetst aan alle artikelen van de PRV, maar niet alle artikelen zijn benoemd in voorgaande tabel. Dat is aan de orde wanneer de betreffende regels hebben geen betrekking op dit plangebied omdat ze buiten de betreffende zone of aanduiding liggen, zoals de regels ten aanzien van UNESCO-werelderfgoederen (art. 20 e.v.), buitendijkse gebieden (art. 29) en strandzonering (art. 31). Andere regels zijn niet in de tabel opgenomen omdat ze betrekking hebben op activiteiten die dit plan niet toestaat, zoals bijvoorbeeld intensieve veehouderij, bollenteelt, glastuinbouw zaadveredeling of verbrede landbouw op agrarische bouwpercelen. Voor zowel de regels waarvoor de toetsing is opgenomen in de tabel als de regels waarop de vorige alinea betrekking heeft geldt dat het plan in overeenstemming is met de PRV.

5.3.3 Leidraad landschap en cultuurhistorie

Op 21 juni 2010 is de Leidraad landschap en cultuurhistorie vastgesteld. Het uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is “ontwikkelen met behoud van identiteit en kwaliteit”. Voorkomen moet worden dat nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied worden gepland die binnen bestaand stedelijk gebied een plek zouden kunnen krijgen. Bij noodzakelijke uitbreiding vindt de provincie wij het van groot belang dat deze een bijdrage levert aan de identiteit en kwaliteit van de specifieke plek.

Deze leidraad helpt bij het opstellen van ruimtelijke plannen en wordt door de provincie gebruikt bij ontheffingsaanvragen op grond van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie bij ruimtelijke ontwikkelingen buiten het bestaand stedelijk gebied. De provinciale visie op ruimtelijke kwaliteit en de kernkwaliteiten van de verschillende landschappen en dorpen van Noord-Holland zijn vastgelegd in de leidraad.

Het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit bestaand stedelijk gebied en voorziet niet in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen buiten het bestaand stedelijk gebied. Dit betekent dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de Leidraad landschap en cultuurhistorie.

5.4 Regionaal beleid

5.4.1 Regiovisie Waterland 2040

In de regiovisie Waterland 2040 (januari 2009) hebben de zeven Waterlandse gemeenten (nog) in ISW-verband de koers bepaald voor het ruimtelijk beleid op lange termijn. In de visie staat het behoud en de versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop. Om de kernen vitaal te houden en de bereikbaarheid van de regio binnen de Metropoolregio Amsterdam te waarborgen worden de noodzakelijke sociaal-economische en infrastructurele maatregelen uitgevoerd.

Voorliggend plan is een bestemmingsplan, waarin geen nieuwe ontwikkelingen zijn opgenomen, dan die reeds eerder zijn vastgelegd in het voorheen geldende bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan is daarom in overeenstemming met de kaders van de Regiovisie Waterland 2040.

5.4.2 Samenwerkingsagenda Regionale Woningmarkt 2016-2020

Op 30 juni 2016 is de Samenwerkingsagenda Regionale Woningmarkt 2016-2020 vastgesteld. Hierin is opgenomen op welke thema’s de gemeenten in de Stadsregio Amsterdam op het gebied van de woningmarkt willen blijven samenwerken. Dit zijn de thema’s woningbouwproductie, betaalbare voorraad en woonruimteverdeling.

De regionale samenwerkingsagenda is de ‘paraplu’ voor de diverse gemeentelijke woonvisies in de regio en geeft de gezamenlijke ambities en opgaven weer. De gemeenten werken dit verder uit in hun lokale woonvisie. Op regionaal niveau wordt afgestemd over de vraag in hoeverre de lokale plannen bijdragen aan de regionale ambities en opgaven. De opgaven en acties uit deze samenwerkingsagenda vormen een belangrijke basis voor het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020 (RAP 2016-2020) van de Stadsregio Amsterdam. In paragraaf 5.4.3 wordt nader ingegaan op het RAP 2016-2020.

Op basis van de opgaven en rekening houdend met de randvoorwaarden die zijn opgenomen in de Samenwerkingsagenda Regionale Woningmarkt 2016-2020 heeft een verder uitwerking plaatsgevonden in de Woonvisie Waterland 2020 (zie paragraaf 5.6.2).

Voorliggend plan is een bestemmingsplan, waarin geen nieuwe ontwikkelingen zijn opgenomen, dan die reeds eerder zijn vastgelegd in het voorheen geldende bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan past daarom binnen de kaders van de Samenwerkingsagenda Regionale Woningmarkt 2016-2020.

5.4.3 Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020 (RAP)

De provincie Noord-Holland heeft de gemeenten in de Stadsregio Amsterdam gevraagd gezamenlijk een Regionaal Actieprogramma Wonen (RAP) op te stellen voor de periode 2016 t/m 2020. Dit komt voort uit de provinciale Woonvisie uit 2010 waarin als doelstelling is opgenomen dat in 2020 de inwoners van Noord-Holland beschikken over voldoende woningen met een passende kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu.

De gemeenten in de Stadsregio Amsterdam werken al langere tijd met elkaar samen op het gebied van wonen. Woningmarktbeleid kent een sterke lokale component. Omdat het een onderwerp is dat mensen direct aangaat levert het vaak veel discussies op in raden. Gemeenten hebben dan ook ruimte nodig om in te kunnen spelen op de omstandigheden in de eigen lokale woningmarkt. Er is echter ook een gezamenlijk belang. De woningmarkt is groter dan de eigen gemeente en alleen door samen te werken kan ervoor worden gezorgd dat die markt blijft functioneren.

Door in beeld te brengen wat de regionale opgave is en een optelsom te maken van de plannen van individuele gemeenten kan worden nagegaan of bijsturing nodig is.

Voor de Stadsregio Amsterdam is de verwachte groei van de woningbehoefte ongeveer 9.000 per jaar (45.000 in 2016-2020 en 87.000 in 2015-2025), in Zaanstreek-Waterland 1.420 woningen per jaar. De woningmarktregio heeft een sterke internationale economische positie, dit zorgt ervoor dat er veel mensen willen wonen en daarom is een aantrekkelijke, goed functionerende en diverse woningmarkt van belang.

Voorliggend plan is een bestemmingsplan, waarin geen nieuwe ontwikkelingen zijn opgenomen, dan die reeds eerder zijn vastgelegd in een bestemmingsplan. Nieuwe woningen zijn enkel mogelijk met toepassing van afwijkingsbevoegdheden of wijzigingsbevoegdheden, welke bevoegdheden ook zijn overgenomen uit het hiervoor geldende bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan is daarom in overeenstemming met de kaders van het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020.

5.4.4 Woonagenda Zaanstreek-Waterland

Op 28 augustus 2017 is de regionale Woonagenda Zaanstreek Waterland vastgesteld. Deze woonagenda vormt de uitwerking van het RAP voor de deelregio Zaanstreek-Waterland. De focus ligt daarbij op de jaren 2017-2020, met een doorkijk naar de jaren 2025-2035. In deze Woonagenda kiezen de gemeenten een gezamenlijke koers, die recht doet aan lokale omstandigheden, gebaseerd is op inzicht in de (toekomstige) woningmarkt in Zaanstreek-Waterland en die rekening houdt met en een eigen in kleuring geeft aan de samenwerkingsafspraken met de andere deelregio’s in de MRA. De gezamenlijke koers bestaat uit een visie, doelen en acties. Daarmee trekken de gemeenten gezamenlijk op, zowel binnen Zaanstreek-Waterland als in het overleg met de andere deelregio ’s en andere samenwerkingspartners.

Voorliggend plan is een bestemmingsplan, waarin geen nieuwe ontwikkelingen zijn opgenomen, dan die reeds eerder zijn vastgelegd in een bestemmingsplan. Nieuwe woningen zijn enkel mogelijk met toepassing van afwijkingsbevoegdheden of wijzigingsbevoegdheden, welke bevoegdheden ook zijn overgenomen uit het hiervoor geldende bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Woonagenda Zaanstreek-Waterland.

5.4.5 Gezamenlijke visie en samenwerkingsagenda Zaanstreek-Waterland

Op 28 augustus 2017 is de gezamenlijke visie en samenwerkingsagenda Zaanstreek-Waterland vastgesteld. In deze visie komen de volgende thema’s aan bod: wonen, economie, toerisme en recreatie, landschap en erfgoed, duurzaamheid, bereikbaarheid, ruimtelijke ontwikkeling en big data. Per thema worden de ontwikkelingen, kansen en acties benoemd en toegelicht. De samenwerkingsagenda heeft een dynamisch karakter. De thema’s en acties die worden voorgesteld kunnen, waar nieuwe ontwikkelingen dat nodig maken, worden aangepast.

Voorliggend plan is een bestemmingsplan, waarin geen nieuwe ontwikkelingen zijn opgenomen, dan die reeds eerder zijn vastgelegd in het voorheen geldende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan past binnen de kaders van de gezamenlijke visie en samenwerkingsagenda Zaanstreek-Waterland.

5.4.6 Regionaal gezondheidsbeleid

In de nota 'Regionaal gezondheidsbeleid (2013-2016) voor de regio Zaanstreek-Waterland' is door de samenwerkende gemeenten, waaronder de gemeente Waterland, afgesproken wat zij in de genoemde jaren willen doen op het gebied van openbare gezondheidszorg en dan met name voor overgewicht en alcoholgebruik.

In de nota wordt voor deze twee onderwerpen een integrale aanpak voorgesteld voor:

  • 1. Inrichting van de omgeving
  • 2. Regelgeving en handhaving
  • 3. Voorlichting en educatie
  • 4. Signalering en advies
  • 5. Ondersteuning

Met name de aanpak onder 'Inrichting van de omgeving' is van belang voor het bestemmingsplan.

  • Overgewicht: Gezond gedrag makkelijk en aantrekkelijk maken door inrichting van de openbare omgeving. Om kinderen te stimuleren om buiten te spelen, te fietsen of te wandelen is een veilige, toegankelijke en groene omgeving van belang. Naast voldoende ruimte speelt ook de inrichting een rol: uitdagend, met een gevarieerd aanbod aan goed onderhouden buitenspeelmogelijkheden, bijvoorbeeld op de schoolpleinen. Een andere belangrijke omgeving voor kinderen is de dagopvang, de buitenschoolse opvang en de school.
  • Alcoholgebruik: Alcohol is in onze maatschappij alom aanwezig. Het beperken van reclame-uitingen en de beschikbaarheid van alcohol zijn belangrijke maatregelen om (schadelijk) gebruik te beperken. Hiervoor kan een gemeente de tweede pijler regelgeving en handhaving inzetten. Bijvoorbeeld om regels vast te stellen voor paracommerciële inrichtingen, zoals buurthuizen en sportkantines.

Dit bestemmingsplan maakt de voorgestelde aanpak uit het gezondheidsbeleid mogelijk. Zo zijn er mogelijkheden voor het plaatsen van speelvoorzieningen opgenomen. Verder zijn horecadoeleinden alleen op bepaalde locaties toegestaan en in sportkantines, als daaraan gerelateerde functie.

Geconcludeerd kan worden dat het bestemmingsplan niet strijdig is met het regionaal gezondheidsbeleid. Ten behoeve van het vooroverleg is dit bestemmingsplan ook naar de GGD gestuurd.

5.5 Waterbeleid

5.5.1 Europese regelgeving
5.5.1.1 Europese Kaderrichtlijn Water

Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. De KRW geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater. De doelstelling die in de KRW is opgenomen, is dat in 2027 in alle Europese landen het water voldoende schoon en gezond is. Uit deze KRW vloeien maatregelen voor waterbeheerders voort om aan voornoemde doelstelling te kunnen voldoen.

Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen, maar voorziet in een passende regeling voor het bestaande grondgebruik en voor het gebruik dat reeds was toegestaan op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is daarom niet van invloed op de ecologische of chemische waterkwaliteit en frustreert het halen van de in de KRW geformuleerde doelstelling niet.

5.5.2 Rijksbeleid
5.5.2.1 Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is vastgesteld op 10 december 2015. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Hiermee wordt proactief ingespeeld op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Binnen de planperiode gaan realistische maatregelen in uitvoering die een antwoord bieden op de opgaven voor de korte termijn en voldoende mogelijkheden openlaten om op langere termijn verdere stappen te zetten.

Met dit Nationaal Waterplan wordt een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem gezet, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.

De ambitie is dat overheden, bedrijven en burgers zich in 2021 meer bewust zijn van de kansen en bedreigingen van het water in hun omgeving. Iedereen neemt zijn eigen verantwoordelijkheid om samen te komen tot een waterrobuuste ruimtelijke inrichting, het beperken van overlast en rampen en verstandig handelen in extreme situaties.

Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen, maar voorziet in een passende regeling voor het bestaande grondgebruik en voor het gebruik dat reeds was toegestaan op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan frustreert de uitvoering van het Nationaal Waterplan 2016-2021 niet.

5.5.2.2 Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021

Het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren (Bprw) beschrijft het beheer van de rijkswateren voor de periode 2016-2021 en is opgesteld door Rijkswaterstaat. Het plan vertaalt het Nationaal Waterplan 2016-2021 en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte naar beheer en onderhoud van de rijkswateren. Het Bprw en het Nationaal Waterplan zijn tegelijk opgesteld. Zo zijn beleid en uitvoering in samenhang voorbereid en op elkaar afgestemd.

Binnen het plangebied zijn geen rijkswateren gelegen. Het bestemmingsplan is daarom in overeenstemming met het Bprw en het frustreert de uitvoering ervan niet.

5.5.3 Provinciaal beleid
5.5.3.1 Watervisie 2021 'Buiten de Oevers'

De Watervisie 2021 is vastgesteld op 16 november 2015 en zoekt de koppeling van wateropgaven met ruimte, economie en natuur. Alleen door water goed mee te nemen bij bijvoorbeeld nieuwe ontwikkelingen, kunnen duurzame integrale afwegingen gemaakt worden. Zo is er op en aan het water rust, maar ook ruimte voor vertier en activiteiten. Waar water en natuur zijn, ontstaat vaak als vanzelf recreatie. En die combinatie biedt weer kansen voor economische ontwikkeling. Zo ontstaan mogelijkheden voor natuur en recreatie, en wordt de status als watersportprovincie versterkt. Met de Watervisie 2021 als zelfbindend document worden kaders gesteld voor wateropgaven in Noord-Holland. Dit wordt gedaan op basis van de thema’s Veilig en Schoon & Voldoende.

In het waterveiligheidsbeleid wordt landelijk een overstap gemaakt naar een risicobenadering, waarbij ook het effect van een overstroming op het achterland wordt meegewogen. Met de waterpartners wordt gezorgd voor veilige dijken en keringen en met het waterrobuust inrichten van de omgeving en goede evacuatiemogelijkheden wordt het effect van een eventuele overstroming beperkt.

Schoon en voldoende water is onmisbaar voor een gezonde, productieve en aangename leefomgeving en een soortenrijke natuur. Er wordt voor dat het grond- en oppervlaktewater duurzaam kan worden gebruikt en dat voorraden zorgvuldig worden beheerd, zonder uitputting of verontreiniging.

Binnen het plangebied zijn diverse oppervlaktewateren aanwezig waarop recreatie plaatsvindt, zoals (kano)varen, maar ook schaatsen in vorstperioden. De planregels zijn daar op afgestemd. Het bestemmingsplan is niet van invloed op risico's ten aanzien van overstromingen, wel is voorzien in een passende regeling voor de binnen het plangebied aanwezige waterkering van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Verder is het plan ook niet (negatief) van invloed op de watervoorziening (kwaliteit en kwantiteit).

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Watervisie 2021 en het frustreert de uitvoering ervan niet.

5.5.4 Beleid Hoogheemraadschap
5.5.4.1 Waterprogramma 2016-2021

Het Waterprogramma 2016-2021 is vastgesteld op 3 november 2015. Met dit Waterprogramma geeft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier richting aan het waterbeheer tussen 2016 en 2021. Dat is nodig, want de klimaatverandering en de veranderende maatschappij dwingen tot aanscherping en heroverweging van de keuzes van het waterschap. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Veranderende patronen in communicatie en participatie in de maatschappij vragen grotere betrokkenheid en intensievere dialoog met partners en belanghebbenden. Bovendien zijn er steeds meer partijen betrokken bij het waterbeheer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van dit Waterprogramma is daar invulling aan gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen. De onderwerpen voor deze bouwstenen zijn verzameld via een intensieve dialoog met een groot aantal belanghebbenden.

Het waterprogramma is gericht op het bieden van (meerlaagse) waterveiligheid, het beperken van wateroverlast, het voorzien in voldoende en gezond water en crisisbeheersing. Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen, maar voorziet in een passende regeling voor het bestaande grondgebruik en voor het gebruik dat reeds was toegestaan op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan frustreert de uitvoering van Waterprogramma 2016-2021 niet.

5.5.4.2 Keur 2016

De Keur 2016 bevat regels voor het beheer, het gebruik en het onderhoud van waterstaatswerken, zoals waterkeringen en watergangen. De regels hebben tot doel watersystemen in stand te houden en waterstaatswerken goed te laten functioneren. Daarvoor zijn in de keur verplichtingen en verbodsbepalingen opgenomen. Op grond van de keur zijn binnen de begrenzing van het waterstaatswerk en de beschermingszones bepaalde handelingen verboden. Voor werkzaamheden die plaats vinden binnen deze zones moet contact gezocht worden met het Hoogheemraadschap. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden moet een watervergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan.

De Keur is net als het bestemmingsplan rechtstreeks geldend voor handelingen binnen dit plangebied. Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen, maar voorziet in een passende regeling voor het bestaande grondgebruik en voor het gebruik dat reeds was toegestaan op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan. Voor zover noodzakelijk hebben de regels van de Keur een vertaling gekregen in dit bestemmingsplan.

5.5.4.3 Beleidsnota Waterkeringen 2012-2017

De Beleidsnota Waterkeringen beschrijft het beleid en de randvoorwaarden voor het dagelijks beheer van de primaire en regionale waterkeringen van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Met deze nota geeft het Hoogheemraadschap eenduidige doelstellingen en richtlijnen. Het vormt een richtinggevend document voor de uitvoering van de waterkeringstaak.

Ten westen van het plangebied ligt een genormeerde regionale waterkering, die ook als zodanig is opgenomen op de Legger regionale waterkeringen. Voor deze waterkering geldt op grond van de Waterverordening van het HHNK een beschermingsniveau van 1:1000.

In het bestemmingsplan is voorzien in een passende regeling voor de beschermingszone langs de waterkering, voor zover die is gelegen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan frustreert de uitvoering van de Beleidsnota Waterkeringen 2012-2017 verder niet.

5.5.5 Gemeentelijk beleid
5.5.5.1 Waterplan Waterland

Het doel van het waterplan is een overkoepelend visiedocument te presenteren van het huidige waterbeleid, ambities, kansen en knelpunten binnen het watersysteem van de gemeente Waterland. Binnen het waterplan worden gezamenlijke afspraken gemaakt tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid. Daarnaast vormt het waterplan een opmaat voor de overdracht van het onderhoud van het stedelijk oppervlaktewater vanuit de gemeente aan het Hoogheemraadschap.

De belangen van het watersysteem als ordenend principe worden betrokken bij ruimtelijke ontwikkelingen. Gemeente en Hoogheemraadschap (en eventueel de provincie en Rijkswaterstaat) dienen in een vroegtijdig stadium te zorgen voor afstemming zodat water optimaal in ruimtelijke plannen wordt meegenomen. Ook wordt ernaar gestreefd dat de waterparagraaf een integraal onderdeel is van alle ruimtelijke plannen en besluiten waarin water een aandachtspunt is. In het Waterplan Waterland is een standaard waterparagraaf opgenomen waarmee gemeente en Hoogheemraadschap invulling kunnen geven aan de watertoets. In paragraaf 6.6 wordt nader ingegaan op de waterparagraaf.

Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen, maar voorziet in een passende regeling voor het bestaande grondgebruik en voor het gebruik dat reeds was toegestaan op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan frustreert de uitvoering van het Waterplan Waterland niet.

5.5.6 Conclusie waterbeleid

Bij het opstellen van het bestemmingsplan is rekening gehouden met het nationale en regionale waterbeleid, het beleid van het waterschap en het gemeentelijk beleid. Hoofdwatergangen en waterkeringen zijn specifiek in dit bestemmingsplan bestemd. Voor de waterkering is tevens een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen waarmee de waterkering wordt beschermd. Dit bestemmingsplan voldoet daarmee aan het waterbeleid.

5.6 Gemeentelijk beleid

5.6.1 Omgevingsvisie Waterland 2030

De hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van de gemeente is vastgelegd in de Omgevingsvisie Waterland 2030, die is vastgesteld door de gemeenteraad op 9 maart 2017.

In deze omgevingsvisie is het motto 'Het Nieuw Waterlands Peil', de nieuwe handelsgeest van de gemeente Waterland. Deze handelsgeest is gebaseerd op een interactieve samenleving van contact en initiatief. Hierbij is ruimte nodig in het denken, bemiddelen en faciliteren van initiatieven die bijdragen aan de vitaliteit van de gemeente en de samenwerkingsvormen in de regio. De handelsgeest moet bijdragen aan versterking van de identiteit van de gemeente Waterland door middel van de volgende kernprincipes:

  • vertrek vanuit historie, landschap en natuur;
  • wees groot in kleinschaligheid;
  • houd de stad op afstand maar versterk de verbindingen;
  • ga voor duurzaam;
  • beleef en respecteer het water.

Deze kernprincipes zijn van belang bij ontwikkelingen in Waterland, dat in groot en abrupt contrast staat met de steden die het gebied omringen. De open, landelijke en relatief rustige omgeving zo dicht bij hoogstedelijke woon- en werkmilieus draagt bij aan Waterland als tuin van de stad met unieke kwaliteiten.

De specifieke identiteit van Waterland verschilt per gebied. Broek in Waterland is een kern waarbij de kleinschaligheid van de kern en bebouwing, met de actieve en betrokken bevolking naar voren komt. Ook is een deel van Broek in Waterland aangewezen als beschermd stads-/dorpsgezicht door zijn cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteiten. Het is belangrijk om deze kwaliteiten te kunnen behouden, waar deze onder druk staan door groei in de omliggende stedelijke concentraties. De verstedelijkingsdruk bedreigt de openheid, rust en natuurwaarden van het landschap. Terwijl het juist deze waarden zijn die Waterland maken tot een recreatief uitloopgebied binnen de Metropoolregio Amsterdam.

De kernvisie 'Het Nieuw Waterlands Peil' bevat een aantal kernopgaven, die gebaseerd zijn op de identiteit van Waterland en de deelgebieden daarbinnen. Hierbij komen aspecten aan de orde als ruimte, cultuur, drukte en rust.

Broek in Waterland heeft als gebiedsopgave dat moet worden voorzien in woonruimte voor starters, jongeren en senioren.

Generatiewonen en het splitsen van woningen wordt onder voorwaarden toegestaan om het aandeel kleinere en betaalbare woningen te laten groeien (dit biedt ruimte voor jongeren, starters en voor de groeiende groep kleine huishoudens).

Naast een woonfunctie heeft Waterland een belangrijke recreatieve functie. Gezien de ligging en waterrijkdom is dat voor een belangrijk deel ook voor niet-Waterlanders. Waterland zet in op toeristen en recreanten die van watersport/-recreatie, cultuur, natuur, fietsen en wandelen houden en dat zo dichtbij Amsterdam. Er zijn veel aanbieders van logiesbedrijven, horeca, fiets- en bootverhuur en watersport.

Behalve deze gebiedsopgaven is het van belang om te zorgen voor voldoende bereikbaarheid van de oude kernen en het bieden van ontmoetingsruimte en ondersteunen van het behoud van fysieke voorzieningen. Tot slot zijn duurzaamheid en waterbestendigheid ook belangrijke opgaven binnen de gemeente Waterland.

In dit bestemmingsplan is een passende regeling opgenomen voor generatiewonen. Bij generatiewonen wordt in planologische zin geen extra woning toegevoegd. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om een tweede woning te realiseren op percelen met een minimale oppervlakte van 1.500 m². Deze laatste mogelijkheid is overgenomen uit het geldend bestemmingsplan. Ook de wijzigingsbevoegdheden die het voorheen geldende bestemmingsplan bood om te kunnen voorzien in nieuwe woningbouw, zoals door transformatie van het gebied Hellingweg zijn overgenomen in dit bestemmingsplan.

In dit bestemmingsplan is recreatief medegebruik binnen de bestemming 'Agrarisch' mogelijk. Verder is binnen deze bestemming een aanduiding opgenomen voor vaar- en/of schaatsroutes met een passende regeling voor o.a. de doorvaarthoogte bij bruggen binnen de bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijf' en 'Water' opgenomen. In een aantal bestemmingen (Bedrijf, Wonen - 1, Wonen - 2, Wonen - 3 en Wonen - Woonschepenligplaats) zijn rustpunten toegestaan.

Verder worden mogelijkheden geboden om te voorzien in kleinschalige duurzame energiewinning en is voorzien in passende regelingen voor aanwezige wateren en waterstaatswerken, zoals bruggen en waterkeringen.

Daarmee is dit bestemmingsplan in overeenstemming met de kaders van de Omgevingsvisie Waterland 2030.

5.6.2 Woonvisie Waterland 2020

De gemeente Waterland heeft een woonvisie opgesteld voor de middellange termijn, die rekening houdt met actuele regelgeving en gebaseerd is op feitelijke en toekomstige ontwikkelingen op de woningmarkt.

Op basis van de opgaven en rekening houdend met randvoorwaarden, zijn drie speerpunten voor de woonvisie van Waterland gekozen:

  • 1. Aanpassen van de bestaande woningvoorraad, daarbij wordt ingezet op:
      • Verandering van de samenstelling van de voorraad door middel van sloop, (vervangende) nieuwbouw, woningsplitsing.
      • Aanpassingen voor senioren door flexibilisering van het ruimtelijk beleid door middel van ruimere mogelijkheden voor herbestemming, splitsing, aanbouw, bebouwing tuinen voor zowel bestaande bouw als nieuwbouw.
      • Doorstroming/vergroting van het aanbod door de doorstroming van mensen te bevorderen die niet meer tot de doelgroep behoren en van ouderen voor wie de woning niet langer geschikt is.
      • Behoud en zo mogelijk uitbreiding van de sociale voorraad.
      • Verduurzaming voor alle segmenten van de woningmarkt.
  • 2. Selectief toevoegen van nieuwe woningen, daarbij wordt ingezet op:
      • Plancapaciteit: uitgegaan wordt van natuurlijke groei zijnde ongeveer 50-80 woningen per jaar. Op dit moment bedraagt de plancapaciteit ongeveer 500 woningen. Dit betreft vooral uitbreiding. Voor de toekomst gaat de voorkeur uit naar bouwen binnen bestaande bebouwd gebied. Afstemming over het voorzien in de lokale/regionale behoefte is nodig in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking met de andere gemeenten in de regio.
      • Woningbouwprogramma: gestreefd wordt naar 30% sociaal, 10% sociaal plus en 60% vrije sector. Waterland wil daarmee het nieuwbouwaanbod realiseren voor verschillende inkomensgroepen en tegelijkertijd doorstroming bevorderen. Gezien de vergrijzing is speciale aandacht nodig voor aantrekkelijke appartementen en andere levensloopbestendige woningen in de nabijheid van voorzieningen. De ontwikkelingen van locaties vraagt om maatwerk, waarbij steeds ingespeeld wordt op de specifieke kansen die elke locatie biedt, kijkend naar het marktsegment, naar de lokale behoefte en naar de locatie. Doorstroming is daarbij steeds het sleutelwoord.
  • 3. Zorgdragen voor langer zelfstandig wonen, daarbij wordt ingezet op:
      • Bewustwording bij (toekomstige) ouderen door het bewustwordings- en denkproces te faciliteren met een goede informatievoorziening. Door het schetsen c.q. inzichtelijk maken van alternatieven voor ouderen kan een positieve bijdrage worden geleverd aan de doorstroming.
      • Vergroten en differentiëren woningaanbod ouderen door het vergroten van het woningaanbod voor ouderen. Het gaat daarbij niet alleen over de ruimtelijke spreiding maar ook over de variëteit.
      • Verkennen mogelijkheden beschermd wonen.
      • Wonen met mantelzorg.
      • Waarborgen leefbaarheid.

In dit bestemmingsplan behouden de bestaande woningen de woonbestemming, waarbij in ieder geval bestaande rechten worden gerespecteerd. Binnen de bouwregels wordt de nodige ruimte geboden om de woning te laten voldoen aan de huidige woonwensen dan wel levensloopbestendig te maken. Verder bieden de regels ruimte voor generatiewonen, onder voorwaarden. Daarnaast zijn de afwijkingsbevoegdheid om op percelen groter dan 1.500 m² een tweede woning te realiseren en om bij herschikking van een perceel tot het toevoegen van woningen te komen overgenomen.

Geconcludeerd wordt dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met de kaders van de Woonvisie Waterland 2020.

5.6.3 Aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

In dit bestemmingsplan is voorzien in de mogelijkheid aan-huis-verbonden beroepen uit te oefenen. Hiervoor is aangesloten bij regelingen in andere recente Waterlandse bestemmingsplannen en de daarbij behorende bijlage 'lijst met kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten'.

5.6.4 Beleidsregel antennemasten

In de 'Beleidsregel plaatsing antenne-installaties in de gemeente Waterland (vastgesteld op 26 juni 2008) is het beleid ten aanzien van antennes is vastgelegd. Op basis van deze beleidsregel zijn bestaande antennes aangeduid.

De beleidsregel geldt als toetsingskader voor nieuwe aanvragen. Deze beleidsregel blijft daarom gelden naast het bestemmingsplan.

5.6.5 Beleidsregel dakterrassen

In de 'Beleidsregel met betrekking tot dakterrassen bij woonhuizen' (vastgesteld op 23 juni 2009) is geformuleerd onder welke voorwaarden dakterrassen zijn toegestaan. De voorwaarden die er voor de dakterrassen gelden zijn verwerkt in dit bestemmingsplan. In de algemene bouwregels is een regeling voor dakterrassen opgenomen.

5.6.6 Beleidsregel erfbebouwing

In de 'Beleidsregel erfbebouwing' (laatst vastgesteld op 23 juni 2009) heeft de gemeente eenduidige bouwregels voor erfbebouwing geformuleerd. Deze regel is niet van toepassing binnen het beschermde dorpsgezicht van Broek in Waterland en op erven van hoekwoningen met drie straatgevels. Deze regeling was al opgenomen in het bestemmingsplan 'Broek in Waterland' (2008) maar was nog niet volledig vertaald. Deze verdere vertaling is nu opgenomen in dit bestemmingsplan. De beleidsregel is daardoor niet meer van toepassing voor het plangebied van dit bestemmingsplan.

5.6.7 Beleidsregel kleinschalig toeristisch overnachten

Om het kleinschalig toeristisch overnachten binnen de gemeente Waterland te stimuleren is de 'Beleidsregel met betrekking tot het kleinschalig toeristisch overnachten in de gemeente Waterland' op 5 juli 2011 vastgesteld. Op 17 juli 2012 is door het college een verruiming van het beleid kleinschalig toeristisch overnachten (kto) vastgesteld.

Het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte (max. 30% van de oppervlakte van de woning), mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen een bewoonde woning in ten hoogste 2 kamers aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben is toegestaan in woningen en woonschepen. Onder voorwaarden kunnen deze mogelijkheden met een omgevingsvergunning worden verruimd tot maximaal 100 m². Dit laatste heeft vertaling gekregen in een afwijkingsbevoegdheid. Met het voorgaande is deze beleidsregel vertaald in dit bestemmingsplan. De beleidsregel is daardoor niet meer van toepassing voor het plangebied van dit bestemmingsplan.

5.6.8 Groenvisie

De Groenvisie 2016 (vastgesteld op 24 januari 2008) vormt de basis voor het groenbeleid in de gemeente. In de Groenvisie is beleid ontwikkeld ten aanzien van bomen, restgroen en nieuwbouw- en herstructureringslocaties.

Onderdeel van de Groenvisie is de Bomenverordening. Deze stelt dat voor het vellen van een aantal soorten bomen een omgevingsvergunning nodig is. Bij de verlening van een vergunning wordt zoveel mogelijk herplant opgelegd. Voor het vellen van de volgende bomen is een vergunning nodig:

  • bomen die deel uitmaken van de hoofdgroenstructuur;
  • bomen op lijst waardevolle bomen.

De te beschermen bomen staan op de 'Lijst waardevolle bomen' (laatste versie d.d. 26 juni 2007).

Dit bestemmingsplan gaat uit van bescherming van het groen in het plangebied. Al het publieke eigendom en openbaar toegankelijk groen dat in de Groenvisie is opgenomen, is met de bestemming 'Groen' beschermd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de regeling voor groen binnen en buiten het beschermd dorpsgezicht. Het groen binnen het beschermd dorpsgezicht mag niet worden gebruikt voor parkeervoorzieningen. Voor te beschermen bomen is geen specifieke regeling opgenomen, omdat deze bomen reeds via de Bomenverordening in combinatie met de Lijst waardevolle bomen worden beschermd.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het groenbeleid van de gemeente Waterland.

5.6.9 Maai- en Graasplan 2016

In het kader van maai- en graasbeleid (d.d. 25 februari 216) laat de gemeente op bepaalde locaties in de kern grazers het groenonderhoud doen.

De regeling in het bestemmingsplan frustreert dit gebruik niet.

5.6.10 Beleidsregels standplaatsen gemeente Waterland 2016

De beleidsregels voor standplaatsen is op 20 december 2016 vastgesteld. Hierin is voor de kern Broek in Waterland de locatie en het aantal standplaatsen vastgelegd.

In Broek in Waterland is het toegestaan op de volgende locaties een standplaats in te nemen:

a. Parkeerterrein het Nieuwland, maximaal 5 standplaatsen op woensdag;

b. Parkeerterrein het Nieuwland, maximaal 3 standplaatsen op vrijdag.

De locatie voor de toegestane standplaatsen is vertaald in het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan frustreert het gebruik van deze standplaatsen niet.

5.6.11 Beleidsregels koek en zopie Waterland winterperiode 2016-2017

De beleidsregels voor koek en zopie is op 20 december 2016 vastgesteld. Dit heeft betrekking op aanvragen om een vergunning voor het innemen van een standplaats en het plaatsen van een voorwerp voor de verkoop van koek en zopie op of direct grenzend aan het natuurijs, vallende binnen het gebied van de gemeente Waterland.

In dit bestemmingsplan is hiervoor geen regeling opgenomen omdat dit niet ruimtelijk relevant en slechts incidenteel voorkomt. Het bestemmingsplan frustreert dit gebruik niet.

5.6.12 Beleidsregels terrassen

Ten aanzien van terrassen geldt de 'Beleidsregels terrassen gemeente Waterland 2016' (vastgesteld op 14 juni 2016). Een aanvraag om terrasvergunning op de openbare weg of een aanvraag voor een terras op eigen grond dient te passen binnen de regels van het op het moment van de aanvraag geldende bestemmingsplan.

De beleidsregel is vertaald in de algemene gebruiksregels. Hierin is opgenomen dat terrassen zijn toegestaan mits voor de voorgevel van het gebouw waartoe het terras behoort, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'horeca' binnen de bestemming 'Maatschappelijk'. Daarnaast is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het toestaan van 'eilandterrassen'.

Verder is van belang dat binnen het beschermd gezicht nadere eisen kunnen worden gesteld aan de kleur van terrasschotten en terrasmeubilair.

Het beleid heeft daarmee - voor zover noodzakelijk - zijn vertaling gekregen in dit bestemmingsplan.

5.6.13 Toeristische visie

De 'Toeristische visie 2015-2025' (vastgesteld d.d. 1 juni 2015) gaat in op de wijze waarop de gemeente Waterland, in overleg met het bedrijfsleven een grotere aantrekkingskracht op toeristen en recreanten krijgt, zonder dat dit ten koste gaat van specifieke cultuurhistorische waarden, kleinschaligheid van de beschermde stad- en dorpsgezichten en het unieke landelijke gebied.

De authentieke dorpen en stad, het groene en open landschap, de veelheid aan water en de ligging dicht bij Amsterdam worden gezien als kernwaarden op het gebied van toerisme en recreatie. Aan de hand van vijf speerpunten wil de gemeente, in samenwerking met promotie-organisaties, verenigingen, bedrijven en particulieren, deze kernkwaliteiten versterken om een aantrekkelijk recreatief gebied voor de doelgroepen te blijven en in te spelen op de zichtbare trends op het toeristisch-recreatief gebied.

Deze speerpunten zijn:

  • Verbeteren van recreatieve/ toeristische infrastructuur.
  • Citymarketing.
  • Stimuleren van productontwikkeling en kwaliteitsverbetering van het bestaande aanbod.
  • Watersport en waterrecreatie.
  • Stimuleren van verblijfsaccommodaties die voldoen aan de behoeften van Waterland.

In dit bestemmingsplan is recreatief medegebruik binnen de bestemming 'Water' mogelijk. Verder is binnen deze bestemming een aanduiding opgenomen voor vaar- en/of schaatsroutes met een passende regeling voor o.a. de doorvaarthoogte bij bruggen. In een aantal bestemmingen (Bedrijf, Wonen - 1, Wonen - 2, Wonen - 3 en Wonen - Woonschepenligplaats) zijn rustpunten toegestaan. Tevens heeft in dit bestemmingsplan een vertaling plaatsgevonden van de hiervoor in paragraaf 5.6.7 beschreven Beleidsregel kleinschalig toeristisch overnachten.

5.6.14 Welstandsbeleid

De gemeente Waterland heeft haar welstandsbeleid beschreven in de Welstandsnota Waterland 2013 (vastgesteld d.d. 23 mei 2013) . Het welstandbeleid zegt uitsluitend iets over de uiterlijke kenmerken van bouwwerken. In de Welstandsnota worden algemene en gebiedsgerichte welstandscriteria onderscheiden. De algemene welstandscriteria gelden als uitgangspunt voor iedere welstandsbeoordeling. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt om te beoordelen hoe het bouwwerk past in zijn omgeving. (Ver)bouwplannen worden getoetst aan de Welstandsnota.

Een bestemmingsplan en welstandsnota staan los van elkaar. Een bestemmingsplan regelt de ruimtelijke en functionele aspecten, terwijl een welstandsnota regels bevat over de uiterlijke kenmerken van bouwwerken.

Dit bestemmingsplan is daarom in overeenstemming met het welstandsbeleid van de gemeente Waterland.

5.6.15 Duurzaamheidsagenda 2015 - 2018

In de duurzaamheidsagenda 2015-2018 (vastgesteld d.d. 9 juni 2015) staat dat de gemeente de ambitie heeft om in 2050 energieneutraal te zijn. Dit betekent dat in 2050 alleen energie van hernieuwbare bronnen (zon, wind, biomassa, aardwarmte) wordt gebruikt, voor alle gebouwen (woningen, kantoren, bedrijfspanden) en voor het verkeer en vervoer op het grondgebied van de gemeente Waterland. Om dit te bereiken zet de gemeente sterk in op duurzaamheid, echter, met oog voor de kenmerkende waarden binnen de gemeente.

De gemeente zoekt daartoe samenwerking met bewoners, bedrijven en andere overheden. Naast de verduurzaming van haar eigen bedrijfsvoering en vastgoed, stimuleert en ondersteunt de gemeente duurzame invulling van initiatieven van lokale ondernemers en inwoners in de vorm van advies, facilitering, ambtelijke ondersteuning, communicatie en/of participatie.

De speerpunten zijn:

  • Energiebesparing en duurzame energie: De gemeente zet in op zonne-energie maar ondersteunt - waar mogelijk - ook windenergie-initiatieven. Overige duurzame energie-oplossingen moeten vooral gezocht worden in bodemwarmte en energie uit groen (afval). De gemeente stelt duurzaamheidseisen aan nieuwbouwprojecten en er worden (energie)prestatieafspraken met woningcorporaties gemaakt.
  • Een duurzame gemeente: Het verduurzamen van de gemeentelijke bedrijfsvoering en het gemeentelijk vastgoed.
  • Grondstoffen en recycling: Het bijdragen aan hergebruik van nuttige grondstoffen door gescheiden in te zamelen en het verminderen van het totaal huishoudelijk afval in kg/inwoner.
  • Duurzame mobiliteit: Het omlaag brengen van uitstoot van verkeer en vervoer door het elektrisch vervoer en overige vormen van duurzame mobiliteit, zoals per fiets of over water, te stimuleren.
  • Openbaar groen en landelijk gebied: Het stimuleren en vergroten van de biodiversiteit binnen de gemeente en het stoppen van vervuiling van water en natuurschoon.

Daarnaast daagt de gemeente de markt uit door het belonen van projecten die meer aan duurzaamheid doen dan wettelijk is voorgeschreven. Duurzaamheid wordt voor minimaal 30 procent meegewogen in de criteria bij de selectie van ontwikkelplannen en ontwikkelende partijen.

Gezien het historische karakter van het beschermd dorpsgezicht van Broek in Waterland is het niet wenselijk dat windmolens deel uitmaken van het historische beeld. Deze zijn dan ook in het hele plangebied uitgesloten. Kleinschalige duurzame energiewinning is binnen elke bestemming toegestaan.

Dit beleid heeft voor zover noodzakelijk zijn vertaling gekregen in dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN

6.1 Inleiding

6.2 Mer-beoordeling

6.3 Ecologie

6.4 Cultuurhistorie

6.5 Archeologie

6.6 Waterparagraaf

6.7 Bedrijven en milieuzonering

6.8 Geluid

6.9 Bodem

6.10 Luchtkwaliteit

6.11 Externe veiligheid

6.12 Kabels en leidingen

6.1 Inleiding

Voor het plangebied en omgeving kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden een rol spelen. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de milieu- en omgevingsaspecten beschreven.

6.2 Mer-beoordeling

6.2.1 Normstelling en beleid

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.
6.2.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Gezien het karakter van dit bestemmingsplan maakt het plan geen activiteiten mogelijk die mer-plichtig zijn of als gevolg waarvan belangrijke negatieve milieugevolgen op kunnen treden. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

6.2.3 Conclusie

Voor dit bestemmingsplan geldt geen mer(beoordelings)verplichting.

6.3 Ecologie

6.3.1 Normstelling en beleid

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Als op grond van de Wet natuurbescherming een vergunning nodig is dan 'haakt' deze aan bij de omgevingsvergunning. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'.

Soortenbescherming

Op grond van de Wet natuurbescherming geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng. In de gevallen dat een ontheffing van de verbodsbepalingen noodzakelijk is, dan 'haakt' de ontheffing aan bij de omgevingsvergunning.

6.3.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Gebiedsbescherming

Op kleine delen van het plangebied is sprake van weidevogelleefgebied en gronden die behoren tot NNN. Ter plaatse is sprake van een bestaande situatie, waarvoor een passende regeling is opgenomen, op basis van de mogelijkheden die het voorheen geldende bestemmingsplan reeds bood.

Op circa 1,3 kilometer ten westen van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske en op circa 3 kilometer ten oosten van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer. Zoals hiervoor aangegeven voorziet dit bestemmingsplan in een passende regeling voor de bestaande situatie, op basis van de mogelijkheden die het voorheen geldende bestemmingsplan reeds bood. Dat geldt ook voor de uit het voorheen geldende bestemmingsplan overgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden.

Conclusie gebiedsbescherming

Ten aanzien van het aspect gebiedsbescherming is het bestemmingsplan uitvoerbaar.

Soortenbescherming

Wat betreft de soortenbescherming wordt gewerkt met de zogenoemde 'uitgestelde toets'. De Wet natuurbescherming is altijd onverkort van kracht. Dit betekent dat op het moment dat nieuwe activiteiten aan de orde zijn (bij recht, vergunningvrij of via een afwegingsprocedure) de mogelijke effecten op de te beschermen soorten altijd moeten worden meegewogen. Een beoordeling op het moment dat activiteiten daadwerkelijk aan de orde zijn (en dus niet ten tijde van het maken van het bestemmingsplan) geeft het meest actuele en beschermingswaardige beeld. Indien op dat moment blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en de activiteit strijd oplevert met de bepalingen uit de Wet natuurbescherming, kan de betreffende activiteit pas plaats vinden na het verkrijgen van de ontheffing.

Bij het opstellen van het bestemmingsplan moet echter wel redelijk zicht bestaan op de verleenbaarheid van een eventuele benodigde ontheffing en/of omgevingsvergunning. Anders is het bestemmingsplan niet uitvoerbaar. Gelet op het feit dat in dit bestemmingsplan wordt voorzien in een passende regeling voor het bestaande grondgebruik, wordt bij een voortzetting van dat gebruik het plan op het punt van soortbescherming uitvoerbaar geacht.

Voor wat betreft de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden, die zijn overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan, wordt op basis van de aan die bevoegdheid verbonden voorwaarden, dan wel in het kader van het criterium 'goede ruimtelijke ordening' onderzoek verricht bij de toepassing van de betreffende bevoegdheden.

Conclusie soortenbescherming

Ten aanzien van het aspect soortenbescherming het bestemmingsplan uitvoerbaar.

6.3.3 Conclusie

Vanuit het aspect ecologie zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

6.4 Cultuurhistorie

6.4.1 Normstelling en beleid

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

De provincie Noord-Holland heeft de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie vastgesteld. De kaart is een geografische uitwerking van de Leidraad landschap en cultuurhistorie - die deel uitmaakt van de Provinciale Ruimtelijke Verordening - en een herziening van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). De Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie geeft onder andere informatie over landschapstypen, aardkundige waarden, cultuurhistorische objecten en historische dijken.

6.4.2 Ontwikkelingsgeschiedenis

Voor zover bekend werd Broek in Waterland voor het eerst schriftelijk vermeld in de tweede helft van de dertiende eeuw. Het dorp werd gevestigd aan de waterloop die het Belmermeer, het Broekermeer en het Noordmeer met elkaar verbond.

Tot en met de 18e eeuw

Rond 1650 nam het aandeel van Broek in Waterland aan de handel over zee sterk af. Veeteelt werd steeds belangrijker voor de bewoners en werd tot halverwege de achttiende eeuw een aantrekkelijke bron van inkomsten. De veepest in 1716 gooide echter roet in het eten, waardoor de bewoners andere inkomsten gingen zoeken. De bekende Waterlandse 'vierkanten' (stallen voor vee met hooiopslag) kregen een woonbestemming.

Het geld bleef echter in het dorp. In de achttiende eeuw werd daardoor een hoogtepunt van de Broeker welvaart bereikt. Door beleggingen en rente was het kapitaal, verworven door handel en scheepvaart, gestaag gegroeid. Dit straalde de huizen in het dorp ook uit, vaak met pronkgevels van Louis XV of Louis XVI in diverse kleuren. In combinatie met de tuinen en versieringen was dit een veelkleurig geheel.
De Franse bezetting in 1800 bracht de welvaart tot stilstand. De melkveehouderij werd belangrijker en dure woningen werden omgebouwd tot boerderij.

Tot en met de 19e eeuw

In de negentiende eeuw verdween geleidelijk de kleurenrijkdom uit het dorp. Het zogenoemde 'Broeker grijs', een modekleur met een verwijzing naar de vroegere architectuur, kreeg uiteindelijk de overhand. Binnen deze stroming kregen houten huizen een op natuursteen gelijkende kleur. Bijvoorbeeld blauwgrijs als lijkend op Namense steen of lichte Bentheimer als verwijzing naar Bentheimer zandsteen. De tint lichte Bentheimer is nu nog dikwijls aan te treffen op huizen in Broek. Daarnaast komen enkele huizen in bonte kleuren voor, met name aan de Laan en het Leeteinde.

Tot en met de 20e eeuw

Na de Tweede Wereldoorlog nam de bevolking sterk toe. Vooral in de jaren zeventig werd Broek in Waterland uitgebreid met diverse nieuwbouwwijken. De dorpsplattegrond, die eigenlijk vanaf 1589 opmerkelijk constant is gebleven, wordt dan drastisch veranderd. De voornaamste naoorlogse uitbreiding, aan de noordoostzijde van het Havenrak en de Dorpsstraat, week echter in zijn opzet sterk af van de historische bebouwing. Om de historische kern beter te kunnen beschermen tegen ongewenste ontwikkelingen werd het op 21 april 1971 aangewezen als beschermd dorpsgezicht.

Vanaf de 21e eeuw

Vanaf 2011 werd de woningbouwlocatie Eilandweg in het oosten ontwikkeld. De woonbebouwing kent een bebouwingsvorm en architectuur die aansluit op de karakteristiek van de Waterlandse bebouwing in het dorp en op het platteland. In het zuiden van de kern werd in 2014 tussen de bestaande bebouwing aan de Wagengouw en de waterloop woningbouw gerealiseerd. Hier is sprake van een stijleigen architectuur met een verwijzing naar de houtbouw.

 Historische ruimtelijke ontwikkeling  
Tot de 16e eeuw:
afbeelding "i_NL.IMRO.0852.BPKBR018-va01_0007.png"  
Broek in Waterland is gesitueerd in een veengebied. Vanaf de tiende eeuw is de veengrond ontgonnen door het graven van slootjes, waardoor water kon worden afgevoerd. Het gebied wordt gekenmerkt door een optrekkende verkaveling. Het dorp is aangelegd in een lint langs de waterloop die de Belmermeer, Broekermeer en Noordmeer met elkaar verbindt.  
Tot en met de 18e eeuw:
afbeelding "i_NL.IMRO.0852.BPKBR018-va01_0008.png"  
Na de droogmaling van de Broekermeer concentreert de bebouwing zich rond het Havenrak. Er treedt een verdichting op in de lintbebouwing. Verder is er bebouwing langs de in de zeventiende eeuw gerealiseerde trekvaart.
Het dorp ontwikkelde zich tot een bloeiende handelsplaats vooral gericht op het Oostzeegebied, van waaruit de dorpelingen voornamelijk graan importeerden.  
Tot en met de 19e eeuw:
afbeelding "i_NL.IMRO.0852.BPKBR018-va01_0009.png"  
Ruimtelijk kenmerkt het dorp zich nog steeds als lintbebouwing met een aantal zijtakken. Met de komst van de tramweg treed een verdichting op rond dit gedeelte van het dorp. Ook het Noordmeer wordt drooggemalen.  
Tot en met de 20e eeuw:
afbeelding "i_NL.IMRO.0852.BPKBR018-va01_0010.png"  
De tramweg verdwijnt. In 1938 wordt een provinciale weg aangelegd die het dorp in twee stukken deelt. Overheersend zijn de omvangrijke dorpsuitbreidingen. De aan de buitenzijde van het dorp gelegen woonbuurten staan grotendeels op zichzelf. Alleen in zuidelijke richting langs de Galggouw is enigszins sprake van uitbreiding in de vorm een lint. Het noordelijk deel van het oude dorp heeft haar openheid met het omringende landschap behouden.  
Vanaf de 21e eeuw:
afbeelding "i_NL.IMRO.0852.BPKBR018-va01_0011.png"  
In de jaren ’10 van deze eeuw vindt de meest recente woningbouwontwikkeling plaats. De ruimte tussen het bebouwingslint langs de Wagengouw richting de waterloop wordt verder opgevuld met woningbouw. Ook wordt de locatie aan de Eilandweg voor woningbouw ontwikkeld. Bij beide complexen is rekening gehouden met de identiteit van het dorp en omliggend landschap.  

6.4.3 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

In het plangebied komen diverse cultuurhistorische elementen voor. Hieronder volgt per element een beschrijving.

Beschermd dorpsgezicht

De historische kern van Broek in Waterland is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Om de karakteristieken van dit beschermd gezicht te behouden dienen er regels opgenomen te worden in het op te stellen bestemmingsplannen met de volgende uitgangspunten:

  • onderscheid in bouwmogelijkheden voor de woningen binnen het beschermd dorpsgezicht en de rest van het plangebied;
  • een specifieke regeling voor bouwmogelijkheden en de aanleg van verharding in tuinen gelegen binnen het beschermd dorpsgezicht;
  • het kunnen stellen van nadere eisen aan o.a. kleur- en materiaalgebruik, plaats en vormgeving van bebouwing;
  • het geheel/gedeeltelijk slopen of wijzigen van bouwwerken is alleen mogelijk na het verkrijgen van een omgevingsvergunning, waarbij advies wordt ingewonnen van de Monumenten- en welstandscommissie;
  • botenhuizen zijn met een afwijkingsbevoegdheid mogelijk, indien geen aantasting plaatsvindt van cultuurhistorische waarden en een positief advies van het HHNK is verkregen;
  • binnen 'Water' zijn aanlegsteigers (1 x 6 m) met een afwijkingsbevoegdheid mogelijk indien geen aantasting plaatsvindt van cultuurhistorische waarden.

Het beschermd dorpsgezicht krijgt in het bestemmingsplan dan ook de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht Broek in Waterland'. Naast de onderliggende enkelbestemming (bijvoorbeeld 'Wonen - 1') zijn hier de gronden mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

Monumenten en beeldbepalende panden en objecten

De kern Broek in Waterland is rijk aan cultuurhistorie. Dit uit zich met name in de historische kern met zijn vele monumenten en beeldbepalende panden en objecten. Daarnaast is buiten de historische kern ook een aantal monumenten en beeldbepalende panden en objecten gelegen.

Monumenten

In het plangebied komt een groot aantal monumenten voor. De aanwezige rijks- en gemeentelijke monumenten genieten bescherming op basis van de Erfgoedwet en de gemeentelijke Erfgoedverordening. Tot aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet blijven op basis van overgangsrecht in de Erfgoedwet overigens ook nog delen van de Monumentenwet 1988 van toepassing. Voor monumenten is in het bestemmingsplan daarom geen beschermende regeling noodzakelijk. Een volledig overzicht van de monumenten staat op de website van de gemeente.

Beeldbepalende panden en objecten

Naast de monumenten kent de kern ook andere karakteristieke panden en objecten. Deze panden en objecten zijn op de verbeelding voorzien van de bouwaanduiding 'karakteristiek'. Een aantal van deze panden/objecten ligt binnen het beschermd dorpsgezicht. Het beschermd dorpsgezicht is als dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht Broek in Waterland' in dit bestemmingsplan opgenomen. Op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is reeds een omgevingsvergunning noodzakelijk voor het geheel of gedeeltelijk slopen van panden/objecten binnen het beschermd dorpsgezicht, maar gezien het daaraan verbonden afwegingskader is die vergunningplicht slechts gericht op het voorkomen van open plekken. Om die reden is een aanvullende omgevingsvergunningplicht opgenomen voor het geheel of gedeeltelijk slopen van bebouwing binnen het beschermd gezicht, gericht op het behoud van cultuurhistorische waarden. Daarnaast zijn de gronden binnen het beschermd dorpsgezicht mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing, als beschreven in Bijlage 1 bij de regels.

Voor de beeldbepalende panden en objecten binnen het plangebied (zowel binnen als buiten het beschermd gezicht) die zijn voorzien van de bouwaanduiding 'karakteristiek is in de regels, in aanvulling op het voorgaande, een omgevingsvergunningstelsel voor het geheel of gedeeltelijk slopen (zie artikel 36.2) en een omgevingsvergunningstelsel voor het wijzigen van deze panden/objecten (zie artikel 31.4) opgenomen. Deze panden / objecten met de aanduiding 'karakteristiek' zijn gekoppeld aan een beschrijving in Bijlage 2 bij de regels, waarbij de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd. Op deze manier worden de beeldbepalende en waardevolle panden/objecten zowel binnen als buiten het beschermd dorpsgezicht beschermd.

Met toepassing van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid kan de aanduiding van een pand of object worden verwijderd of juist alsnog worden toegekend.

Aardkundig waardevolle gebieden

In het plangebied liggen twee aardkundig waardevolle gebieden. Deze gebieden zijn in dit bestemmingsplan beschermd met een dubbelbestemming. Hieronder volgt een korte beschrijving per gebied:

  • Ae-en en Die-engebied Waterland, bij Molengouw in het oosten van de kern.
    Dit gebied is representatief voor het voormalige veenlandschap. Hier komen brede en goed zichtbare inbraakgeulen voor, welke uniek zijn voor dit gebied. Het gebied wordt doorsneden door enkele kreekbeddingen, waaronder de veenrivieren de Ae en de Die.
  • Enge Leek, bij de tennisvelden in het noordoosten van de kern.
    Dit betreft een veenstroompje van de voormalige Purmer. Het gebied bestaat voornamelijk uit riet- en zeggeveen.
6.4.4 Conclusie

De cultuurhistorisch waardevolle objecten en gebieden die niet via de Erfgoedwet zijn beschermd, hebben een beschermende regeling gekregen in dit bestemmingsplan. Vanuit het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

6.5 Archeologie

6.5.1 Normstelling en beleid

Voor de bescherming van archeologische waarden is de Erfgoedwet van toepassing. De bedoeling is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).

Voor rijksbeschermde archeologische monumenten geldt de bescherming op grond van de Erfgoedwet en hoeft in het bestemmingsplan geen aanvullende regeling te worden getroffen.

Het archeologisch beleid van de gemeente Waterland is vastgelegd in de 'Archeologienota Waterland 2011'. In deze nota is verwoord hoe het behoud van archeologische waarden of het onderzoek daarnaar worden zeker gesteld. In de Archeologienota worden archeologische monumenten en vijf categorieën met archeologische verwachtingswaarden onderscheiden (zie tabel 1). Deze categorieën zijn weergegeven op een beleidskaart. Deze beleidskaart is opgesteld op basis van de kennis die de afgelopen jaren is verkregen bij diverse archeologische onderzoeken en op basis van de kennis over de ontstaansgeschiedenis van het gebied.

Categorie   Omschrijving  
Rijksbeschermd archeologisch monument   Bij alle bodemingrepen rekening houden met archeologie. Er is een monumentenvergunning vereist.  
1   Bij alle bodemingrepen rekening houden met archeologie.  
2   Rekening houden met archeologie bij een planomvang vanaf 100 m2 en diepte van grondroerende werkzaamheden vanaf 35 centimeter.  
3   Rekening houden met archeologie bij een planomvang vanaf 500 m2 en diepte van grondroerende werkzaamheden vanaf 40 centimeter.  
4   Rekening houden met archeologie bij een planomvang vanaf 2.500 m2 en diepte van grondroerende werkzaamheden vanaf 40 centimeter.  
5   Rekening houden met archeologie bij een planomvang vanaf 10.000 m2 en diepte van grondroerende werkzaamheden vanaf 40 centimeter.  

Tabel: Archeologische categorieën

6.5.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Binnen het plangebied komen de categorieën 1 tot en met 4 voor. Van rijkswege beschermde archeologische monumenten en categorie 5 komen niet voor binnen dit plangebied. De vier voorkomende categorieën worden als dubbelbestemmingen op de verbeelding weergegeven. Binnen deze dubbelbestemmingen is geregeld dat bij ingrepen vanaf de genoemde oppervlakte en diepte een omgevingsvergunning vereist is. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor dergelijke ontwikkelingen wordt getoetst of archeologisch onderzoek nodig is.

In geval tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen geldt een meldingsplicht op grond van de Erfgoedwet. Dit houdt in dat de aanwezigheid van bodemvondsten die ouder zijn dan 50 jaar bij de gemeente Waterland moeten worden gemeld.

6.5.3 Conclusie

Het archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan met dubbelbestemmingen op de verbeelding en passende regels. Vanuit het aspect archeologie zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

6.6 Waterparagraaf

6.6.1 Inleiding

In overleg met Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is vastgesteld wat de gevolgen van dit bestemmingsplan zijn op de waterhuishouding van het gebied. In deze paragraaf wordt aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.

In eerste instantie wordt ingegaan op algemene aspecten van de waterhuishouding in het gebied, waarbij er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die van invloed zijn op de waterhuishouding.

6.6.2 Afvalwaterketen

In de huidige situatie is de kern Broek in Waterland voorzien van een gemengd rioolstelsel, waarbij het hemelwater samen met vuil afvalwater naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) in het beheer bij het Hoogheemraadschap wordt afgevoerd.

Bij nieuwbouw is het uitgangspunt afkoppelen. Dit houdt in dat het regenwater van schoon verhard oppervlak, zoals daken, niet terechtkomt in de riolering.

De binnen het plangebied gelegen rioolpersleiding is voorzien van de dubbelbestemming Leiding - Riool. Op basis van aan deze bestemming verbonden regels mogen binnen deze dubbelbestemming geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van het riool. Verder is voor het uitvoeren van diverse bodemingrepen een omgevingsvergunning vereist. Alvorens een vergunning wordt verleend, wordt de leidingbeheerder om advies gevraagd. De rioolgemalen aan het eind van deze leiding zijn voorzien van de bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening. De bijbehorende geurcontouren zijn op de verbeelding aangeduid met de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geurzone'. In de daaraan verbonden regels (artikel 33.1) wordt het realiseren van nieuwe geurgevoelige objecten uitgesloten.

6.6.3 Grondwater

De grondwaterstand in het plangebied wordt grotendeels bepaald door het peil van het oppervlaktewater. Ter verbetering van de productieomstandigheden voor de landbouw heeft in delen van het agrarisch veenweidegebied (buiten het plangebied) peilverlaging plaatsgevonden. Met name in de veenweidegebieden is het waterpeil van directe betekenis voor de natuurwaarden. Het huidige streefwaterpeil is gekoppeld aan de functies binnen het gebied, maar ook de autonome maaivelddaling speelt een rol, waarvoor in het peilbesluit ook een zakkingsclausule is opgenomen. De maaivelddaling van veenbodems is afhankelijk van de drooglegging en bedraagt enkele millimeters per jaar. Ten aanzien van de grondwaterstand doen zich in de kern Broek in Waterland in de planperiode geen problemen voor.

6.6.4 Oppervlaktewater

Het watersysteem van de kern Broek in Waterland maakt bijna geheel deel uit van één peilgebied, ook wel de Waterlandsboezem genoemd (peil –1,56 m NAP). Dit peilgebied strekt zich uit over een groot gedeelte van de gemeente Waterland, waaronder ook de kernen Monnickendam, Ilpendam en Watergang. Het peilgebied wordt bemalen door gemaal De Poel nabij Monnickendam en gemaal De Kadoelen bij Amsterdam. De hoofdstroomrichting is via de Broekervaart naar Monnickendam.

Het water binnen dit peilgebied bevindt zich in zowel stedelijk als landelijk gebied. Het gedeelte waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft, bevindt zich hoofdzakelijk in het bebouwde gedeelte van Broek in Waterland.

6.6.5 Watergangen

De belangrijke watergangen en -partijen hebben een bestemming 'Water' gekregen. Het gaat daarbij onder andere om de hoofdwatergangen van het Hoogheemraadschap. Deze watergangen hebben een belangrijke functie in de afwatering van het gebied.

6.6.6 Waterkeringen

Nabij Broek in Waterland bevindt zich een regionale waterkering. Deze ligt rondom de droogmakerij de Broekermeer. De beschermingszones aan weerszijden van de waterkering liggen gedeeltelijk in het plangebied. De regionale waterkering langs de Broekermeerdijk is bestemd als 'Waterstaat - Waterkering'. Ook de waterkering van de Noordmeer is voorzien van deze bestemming. Deze dubbelbestemming voorziet in bescherming van de waterkerende functie. Binnen deze bestemming is voor bepaalde bouwwerken, werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig.

6.6.7 Overleg HHNK

In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan voor advies voorgelegd aan het HHNK. Het advies en de reactie daarop zijn opgenomen in de Nota van inspraak en vooroverleg. Op onderdelen is het bestemmingsplan aangepast naar aanleiding van het advies.

6.6.8 Conclusie

De belangrijkste waterhuishoudkundige elementen zijn als zodanig bestemd. Vanuit het aspect water zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

6.7 Bedrijven en milieuzonering

6.7.1 Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

6.7.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Met dit bestemmingsplan worden bij recht geen nieuwe bedrijfsactiviteiten mogelijk gemaakt. Uitgangspunt is dat milieucategorieën 1 en 2 algemeen in de kern zijn toegestaan. Daarnaast zijn via een afwijkingsbevoegdheid bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met categorie 1 en 2-bedrijven toegestaan.

In het plangebied komt ook een bedrijf voor met een hogere milieucategorie. Het betreft een metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf (categorie 3.2) op bedrijventerrein Hellingweg. De VNG adviseert voor 3.2-bedrijven een afstand van 100 meter ten opzichte van gevoelige functies, zoals woningen. Deze afstand wordt niet gehaald. Echter gaat het om een bestaande situatie. De bedrijfssituatie van deze bedrijven is op de ligging nabij gevoelige functies afgestemd. Deze bedrijven zijn in dit bestemmingsplan voorzien van een specifieke aanduiding. Bij vertrek van een dergelijk bedrijf kunnen zich op die locatie dan alleen nog hetzelfde type bedrijf of bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 vestigen.

Aan de Eilandweg 23 was voorheen de Kringloopwinkel Waterland gevestigd. Deze activiteiten zijn hier inmiddels beëindigd en de locatie is onderdeel van het transformatiegebied aan de Hellingweg. Vooralsnog zijn hier de geldende mogelijkheden overgenomen.

Als er zich nieuwe ontwikkelingen voordoen, bijvoorbeeld door een wijzigingsbevoegdheid of bij afwijking, moet in het kader van die procedure getoetst worden of de bedrijfsactiviteiten inpasbaar zijn.

6.7.3 Conclusie

Vanuit het aspect milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

6.8 Geluid

6.8.1 Normstelling en beleid

Wegen

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidszone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidszones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Voor 50 km/uur-wegen binnen de bebouwde kom geldt, bij nieuwe ontwikkelingen, een wettelijk onderzoeksgebied van 200 meter vanuit de rand van de weg. Hierbij geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB(A). Indien deze grenswaarde overschreden wordt en het niet mogelijk is deze door maatregelen te beperken, kunnen burgemeester en wethouders hiervoor hogere waarden vaststellen. Dit voornemen dient tegelijkertijd met het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage te worden gelegd. De maximaal toegestane waarde bedraagt voor buitenstedelijk gebied 53 dB(A) en voor binnenstedelijk gebied 63 dB(A).

Voor 30 km/uur-wegen is in artikel 74, lid 2 Wgh bepaald dat hiervoor geen akoestisch onderzoek noodzakelijk is.

Spoorwegen

Wanneer een nieuwe geluidsgevoelige bestemming in de zone van een spoorweg mogelijk wordt gemaakt geldt (via artikel 107 Wgh) hoofdstuk vier van het Besluit geluidhinder. Bij deze besluiten moeten voor geluidsgevoelige bestemmingen de hoogst toelaatbare geluidsbelasting in acht genomen worden (artikel 4.1 Bgh).

Bij een vaststelling van een bestemmingsplan hoeven bestaande geluidsgevoelige bestemmingen gelegen in de zone van bestaande wegen niet getoetst te worden (artikel 4.1 lid 3 Bgh).

Gezoneerd industrieterrein

Een gezoneerd industrieterrein is in een bestemmingsplan vastgelegd. Op grond van artikel 40 Wgh moet tegelijk met het ontstaan van een industrieterrein een zone rond het industrieterrein vastgelegd worden. Daarbij geldt op grond van artikel 40 Wgh (en art. 53 voor bestaande zones) dat buiten de zone de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

Buiten de zone gelden er geen beperkingen voor (geluidsgevoelige) bestemmingen. Binnen de zone zijn er wel beperkingen voor het bestemmen van geluidsgevoelige bestemmingen. Voor woningen en andere geluidsgevoelige objecten in de zone geldt een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Door middel van een "hogere waarde procedure" kan een hogere geluidsbelasting (hogere waarde) worden toegestaan op woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen. Deze verhoging is mogelijk tot een maximale ontheffingswaarde. Deze maximale ontheffingswaarde is afhankelijk van de situatie (zoals nieuwe dan wel bestaande woningen).

6.8.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Wegen

Op een groot deel van de wegen in het plangebied geldt een 30 km/uur-regime. Deze wegen hebben geen geluidszone. Op een aantal wegen aan de rand van het plangebied mag 50 km/uur gereden worden. Het plangebied wordt doorsneden door de provinciale weg N247. Ter hoogte van Broek in Waterland geldt op deze weg een maximumsnelheid van 50 km/uur. Deze weg heeft wel een geluidszone. Ook de Belmermeer, Broekergouw, Broekermeerdijk, Burgemeester Peereboomweg, Drs. J. van Disweg, Eilandweg, Galggouw, Keerngouw, Middenweg, Noordmeer en Parallelweg kennen een zone.

Langs de wegen met een geluidszone wordt de bestaande situatie gehandhaafd. Er zijn bij recht geen mogelijkheden om nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones op te richten. Voor de bestaande situaties en/of planologisch mogelijk gemaakte situaties waarvoor een overschrijding geldt zijn in het verleden hogere waarden verleend. In het plangebied zijn geen saneringssituaties aanwezig.

Het bestemmingsplan voorziet wel in een afwijkingsbevoegdheid, met toepassing waarvan het realiseren van een tweede woning binnen de bestemming Wonen - 2 mogelijk is op bouwpercelen groter dan 1.500 m². Daarnaast is het mogelijk om met een omgevingsvergunning bij herschikking van de bebouwing op het perceel woningen toe te voegen binnen de bestemmingen Wonen - 1 en Wonen - 2. Deze mogelijkheden zijn overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan. Aangezien voor deze afwijkingsbevoegdheden geen hogere grenswaarden zijn vastgesteld parallel aan de vaststellingsprocedure voor het voorheen geldende bestemmingsplan, is een akoestisch onderzoek uitgevoerd om na te gaan in hoeverre daartoe alsnog noodzaak bestaat. Gezien het systeem van de Wet geluidhinder kan dit namelijk niet worden doorgeschoven naar het moment van toepassing van de afwijkingsbevoegdheden.

Verkennend akoestisch onderzoek

Uit het verkennend akoestisch onderzoek, dat als Bijlage 1 is opgenomen bij deze toelichting, blijkt dat de wegen Belmermeer, Noordmeer en Parallelweg als akoestisch niet relevant worden beschouwd, aangezien het doodlopende wegen betreft. Voor de wegen Broekergouw, Broekermeerdijk, Drs. J. van Disweg, Eilandweg, Keerngouw en Middenweg blijkt uit het onderzoek dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op deze wegen de voorkeursgrenswaarde op de gevels van de aanwezige woningen niet overschrijdt. Daaruit volgt dat ook ter plaatse van de voorgevelrooilijn langs die wegen wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Bij toepassing van voornoemde afwijkingsbevoegdheden moet worden gebouwd langs de bestaande (voorgevel)rooilijnen, waar dan gezien de onderzoeksresultaten ook wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.

Voor de Burgemeester Peereboomweg en Galggouw geldt dat de voorkeursgrenswaarde op de gevels van enkele woningen wel wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt echter nergens overschreden. Langs deze wegen bieden de afwijkingsbevoegdheden gezien de daaraan verbonden voorwaarden echter geen mogelijkheden nieuwe woningen te realiseren op gronden waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden.

Voor de N247 geldt dat de geluidbelasting de voorkeursgrenswaarde op de gevels van een aantal bestaande woningen wel overschrijdt. Alleen ter plaatse van Jaagweg 1 wordt de maximale ontheffingswaarde overschreden. Op basis van voornoemde afwijkingsbevoegdheden zijn in dat deel van het plangebied waar de geluidbelasting meer bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde, maar waar de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden, mogelijkheden om woningen toe te voegen. Voor die locaties is het vaststellen van een hogere grenswaarde noodzakelijk.

Nader akoestisch onderzoek

Naar aanleiding van het voorgaande is een nader akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de percelen Cornelis Roelestraat 34, Eilandweg 31 en Molengouw 46, welk onderzoek als Bijlage 2 is opgenomen bij deze toelichting. Voor deze percelen is op gevelrooilijnniveau de vast te stellen hogere waarde bepaald. Tevens is onderzocht of het treffen van overdrachts- of bronmaatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting mogelijk zijn.

Het perceel aan de Cornelis Roelestraat 34 is gelegen binnen de geluidzone van de wegen N247 en Parallelweg. Het perceel aan de Eilandweg 31 is gelegen binnen de geluidzone van de wegen Broekermeerdijk, Eilandweg, Middenweg en N247. Het perceel aan de Molengouw 46 is enkel gelegen binnen de geluidzone van de weg Burgemeester Peereboomweg.

 

De Parallelweg is doodlopend en is vanwege de lage etmaalintensiteit als akoestisch niet relevant te beschouwen. Deze weg is in het akoestisch onderzoek daarom verder buiten beschouwing gelaten. Voor de wegen Broekermeerdijk, Eilandweg en Middenweg geldt dat de geluidbelasting van het wegverkeer op deze wegen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op geen enkele gevelrooilijn van de onderzochte percelen overschrijdt.

 

Voor de Burgemeester Peereboomweg geldt dat de geluidbelasting van het wegverkeer op deze weg de voorkeursgrenswaarde alleen overschrijdt op de toetspunten gelegen op de gevelrooilijnen voor het perceel Molengouw 46. Voor de provinciale weg N247 geldt dat de geluidbelasting op de gevelrooilijnen de voorkeursgrenswaarde wel overschrijdt, met uitzondering van de toetspunten gelegen op gevelrooilijnen voor het perceel Molengouw 46.

 

De maximale ontheffingswaarde van 63 dB voor nieuwbouw in stedelijk gebied wordt nergens overschreden. Het is daarom mogelijk om een hogere waarde vast te stellen, mits de toepassing van overdrachts- of bronmaatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend is, of 'overwegende bezwaren' ontmoet.

 

Het aanleggen van een geluidwal of geluidscherm (overdrachtsmaatregelen) gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting van het wegverkeer tot de voorkeursgrenswaarde stuit in de onderhavige situatie op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige en landschappelijke aard. Voor het toepassen van stiller wegdek (bronmaatregel) geldt dat de voorkeurgrenswaarde ten gevolge van de N247 daarna nog altijd wordt overschreden. Deze geluidreducerende maatregel is daarom niet doeltreffend. Het toepassen van een stiller wegdek stuit bovendien op overwegende bezwaren van financiële aard.

 

Een andere mogelijke overdrachtsmaatregel is het vergroten van de afstand tussen geluidbron en de ontvanger, door gevelrooilijnen te verschuiven. Voor de gevelrooilijn van de Cornelis Roelestraat 34 en Eilandweg 31 geldt dat al sprake is van een afstand van circa 55 meter tot de wegas van de N247. Voor de gevelrooilijn van Molengouw 46 is al sprake van een afstand van circa 13 meter tot de wegas van de Burgemeester Peereboomweg. Aangezien een verdubbeling van deze afstand slechts 3 dB reductie oplevert, is het vergroten van deze afstand door het verplaatsen van de gevelrooilijn niet doeltreffend als maatregel.

Procedure

Gezien het voorgaande worden de benodigde hogere waarden vastgesteld. De procedure daarvoor loopt parallel aan de bestemmingsplanprocedure. Het ontwerpbesluit hogere waarden ligt gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage.

Wanneer toepassing wordt gegeven aan de afwijkingsbevoegdheden om een tweede woning te realiseren of tot een herschikking te komen en voor dat perceel een hogere waarde is vastgesteld, dan dient uit de aanvraag omgevingsvergunning te blijken dat de te realiseren woningen voldoende karakteristieke gevelwering bieden conform het Bouwbesluit 2012.

In het geval zich een ontwikkeling aandient die mogelijk kan worden gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid en die ontwikkeling is gesitueerd binnen de geluidszone van een weg, dan moet voor die procedure worden onderzocht of wordt voldaan aan de Wet geluidhinder. Indien een hpgere waarde nodig blijkt, dan kan de procedure tot het vaststellen daarvan parallel lopen aan de procedure voor het wijzigingsplan.

Spoorwegen

Het plangebied is niet gelegen binnen de invloedsgebieden van spoorwegen.

Gezoneerd industrieterrein

Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van een gezoneerd industrieterrein.

6.8.3 Conclusie

Vanuit het aspect geluid zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

6.9 Bodem

6.9.1 Normstelling en beleid

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

In de Bodemagenda 2011-2016 (vastgesteld op 13 maart 2012) heeft de gemeente doelstellingen geformuleerd met betrekking tot de wijze waarop de gemeente invulling kan geven aan de gewenste verbreding van het bodembeleid. Bij ontwikkelingen komt men in aanraking met verschillende aspecten van de bovengrond en ondergrond. De aanleg van nieuwe infrastructuur en voorzieningen zoals riolering, kabels en leidingen leidt tot grondverzet. Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat de bovengrond in de gemeente Waterland heterogeen verontreinigd is. Vrijkomende grond is meestal niet vrij toepasbaar.

6.9.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

In dit bestemmingsplan gaat het om de bestaande situaties. Binnen het bestemmingsplan worden er bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In het geval zich een ontwikkeling aandient (via wijzigingsbevoegdheid of bij afwijking) wordt voor de omgevingsvergunning tenminste een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.

6.9.3 Conclusie

Vanuit het aspect bodem bestaan geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

6.10 Luchtkwaliteit

6.10.1 Normstelling en beleid

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de ministeriële regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.
6.10.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan maakt het realiseren van een tweede woning op bouwpercelen groter dan 1.500 m² mogelijk. Deze mogelijkheden zijn overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan. Daarnaast is het mogelijk om met een omgevingsvergunning bij herschikking van de bebouwing op het perceel woningen toe te voegen.

Tweede woning

Op percelen met de bestemming Wonen - 2 en die groter zijn dan 1.500 m², is het onder voorwaarden mogelijk om een tweede woning te realiseren. De mogelijkheid om een extra woning te realiseren is een bestaande planologische mogelijkheid die is overgenomen uit het hiervoor geldende bestemmingsplan.

Herschikking

Op percelen met de bestemmingen Wonen - 1 en Wonen - 2, is het onder voorwaarden mogelijk om maximaal twee extra woningen te realiseren. De mogelijkheid om deze extra woningen te realiseren is een bestaande planologische mogelijkheid die is overgenomen uit het hiervoor geldende bestemmingsplan.

Doordat sprake is van het overnemen van bestaande planologische mogelijkheden is er vanuit het aspect luchtkwaliteit geen sprake van belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Daarnaast zal het aantal woningen dat kan worden toegevoegd niet boven de 1.500 woningen uitkomen. Het realiseren van een tweede woning is immers enkel toegestaan binnen de bestemming Wonen - 2 en daarnaast bedraagt de minimale oppervlakte van het perceel 1.500 m², waardoor deze afwijkingsbevoegdheid slechts voor een beperkt aantal percelen toepasbaar is. Ook de mogelijkheden om tot herschikking te komen zijn beperkt, aangezien aansluiting moet worden gezocht bij de bestaande rooilijnen in de omgeving en deze regeling niet kan worden toegepast bij monumenten en beeldbepalende panden als aangeduid met de aanduiding 'karakteristiek'.

6.10.3 Conclusie

Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Er treedt dan ook geen verslechtering van de luchtkwaliteit op.

6.11 Externe veiligheid

6.11.1 Normstelling en beleid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. De wetgeving over 'externe veiligheid' heeft tot doel de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR)1 en het groepsrisico (GR)2.

6.11.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Binnen het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen en buisleidingen aanwezig. Wel worden over de N247 gevaarlijke stoffen vervoerd. Deze weg is niet opgenomen in het Basisnet Weg. Dit houdt in dat er langs de route geen ruimte wordt gereserveerd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Dat er zich langs deze wegen geen knelpunten voordoen in verband met externe veiligheid, wordt bevestigd door een viertal onderzoeken naar het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze weg. Voor het PR geldt namelijk, wanneer het aantal lpg-tankwagens per jaar lager is dan 6.500, een autoweg geen 10-6 PR-contour heeft.

Voor een extern veiligheidsadvies uit 20073 zijn er gemiddeld 7 vervoerbewegingen met gevaarlijke stoffen per dag waargenomen op knooppunt N235 / N247.

Daarnaast is in 2006 een rapportage opgesteld in het kader van vervoer van gevaarlijke stoffen op de N2474. In 2009 is een nader onderzoek uitgevoerd5. Uit deze onderzoeken blijkt dat er vervoersbewegingen plaatsvinden met gevaarlijke stoffen op de N247. Uit de onderzoeken blijkt de volgende jaarintensiteit van vervoersbewegingen met gevaarlijke stoffen:

  • zeer brandbare vloeistoffen (LF1): 1.463 transporten per jaar;
  • brandbare Vloeistoffen (LF 2): 1.658 transporten per jaar:
  • lichtontvlambare Gassen: 878 transporten per jaar.

Geconcludeerd kan worden dat de 10-6 jaar-risicocontour wel aanwezig is, maar dat deze niet buiten de weg komt, aangezien het aantal lpg-tankwagens per jaar lager is dan 6.500.

Volgens het externe veiligheidsadvies (2007) blijft het groepsrisico op bovengenoemde locaties onder de oriënterende waarde. In het onderzoek is de aanname gedaan dat het aantal bewoners per hectare 300 bedraagt en alle verkeer zich op het baanvlak direct naast de bebouwde gebieden bevindt, dit geldt voor telpunten N235 / N247 en N244 / N247. Uit de rapportages uit 2006 en 2009 blijkt eveneens dat oriënterende waarde niet wordt overschreden.

Ten slotte is in 2012 onderzoek6 uitgevoerd naar GF3 (licht ontvlambare gassen). Voor wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt is het transport van GF3 bepalend voor het plaatsgebonden risico en groepsrisico. In het onderzoek zijn de bekende telgegevens geanalyseerd, waardoor een voldoende betrouwbaar beeld van de gegevens is verkregen. Bij hantering van het maximale aantal GF3-transporten is er geen 10-6-contour aanwezig is. Verder concludeert het onderzoek dat het groepsrisico op alle wegen onder de oriëntatiewaarde ligt. Voor de wegen in de gemeente Waterland geldt zelfs dat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.

6.11.3 Conclusie

Het bestemmingsplan laat binnen de invloedszone van de N247 geen nieuwe functies toe waar mensen verblijven. Per saldo blijft het aantal personen binnen het invloedsgebied van de N247 als gevolg van dit bestemmingsplan gelijk. Het groepsrisico blijft daardoor gelijk.

De Nota van Uitgangspunten is voor advies voorgelegd aan de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (VRZW). Hierbij is aangegeven dat volstaan kan worden met een kwalitatieve beschouwing van externe veiligheid, waarbij wordt aangesloten bij het Besluit externe veiligheid transportroutes. Hieraan wordt in dit bestemmingsplan voldaan. In het kader van het vooroverleg is de VRZW in de gelegenheid gesteld een advies uit te brengen, maar de VRZW heeft laten weten geen verder advies uit te brengen, aangezien het een beheersmatig bestemmingsplan betreft, dat geen wijzigingen in risicobronnen, kwetsbare objecten dan wel zelfredzaamheid tot gevolg heeft.

Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

6.12 Kabels en leidingen

6.12.1 Normstelling en beleid

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

6.12.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Evenwijdig aan de Broekervaart loopt een rioolpersleiding. Rondom deze leiding geldt een zone waarbinnen geen bebouwing is toegestaan.

6.12.3 Conclusie

De rioolpersleiding is op de verbeelding en in de regels voorzien van een toegesneden dubbelbestemming. Vanuit het aspect kabels en leidingen zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 UITVOERBAARHEID

7.1 Inleiding

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.3 Economische haalbaarheid

7.4 Grondexploitatie

7.1 Inleiding

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Onderdeel hiervan is de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid. Ook wordt er in dit hoofdstuk aandacht besteedt aan het aspect grondexploitatie.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op 24 november 2016 is de openbare kennisgeving ex artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gedaan van het voornemen van de actualisering van de bestemmingsplannen van de gemeente. De stand van zaken van dit bestemmingsplan is uitvoerig bijgehouden op de website van de gemeente Waterland. Kennisgevingen zijn gedaan in het huis-aan-huisblad, via officiële bekendmakingen en in de Staatscourant.

Het bestemmingsplan doorloopt een uitgebreide procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun mening op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.

Voorbereidingsfase

Vanuit het oogpunt van maatschappelijke uitvoerbaarheid, heeft de gemeente belanghebbenden de gelegenheid gegeven om, via een inspraakprocedure, zijn of haar inspraakreactie op het voorontwerpbestemmingsplan naar voren te brengen. Daarnaast is een inloopavond georganiseerd waar belangstellenden de gelegenheid hadden om het bestemmingsplan in te zien en vragen te stellen. Bovendien is het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan betrokken diensten en instanties.

Ten aanzien van alle ingekomen inspraak- en overlegreacties is door het college een standpunt bepaald in de inspraak- en vooroverlegnotitie. Het resultaat van de inspraak en het vooroverleg is verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

Ontwerpfase

Het ontwerpbestemmingsplan doorloopt de in de Wro opgenomen formele bestemmingsplanprocedure. Dit betekent dat het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage is gelegd. Gedurende deze periode heeft eenieder de mogelijkheid gehad een zienswijze in te dienen. Daarnaast is een inloopavond georganiseerd waar belangstellenden de gelegenheid hadden om het bestemmingsplan in te zien en vragen te stellen.

Vaststellingsfase

Ten aanzien van alle ingekomen zienswijzen is een standpunt bepaald in de Zienswijzennota, tevens nota van wijzigingen. De indieners van de zienswijzen zijn hiervan op de hoogte gesteld. In deze nota zijn ook enkele ambtshalve wijzigingen beschreven. De wijzigingen naar aanleiding van de Zienswijzennota, tevens nota van wijzigingen, zijn verwerkt in het bestemmingsplan.

7.3 Economische haalbaarheid

Eventuele (binnenplanse) afwijkingen of wijzigingen komen voor rekening van particuliere opdrachtgevers. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is daarmee gewaarborgd.

7.4 Grondexploitatie

Met de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, indien sprake is van bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden.

Het bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen van een dusdanige omvang dat daarvoor gelet op het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening een exploitatieplan moet worden opgesteld.