direct naar inhoud van 5.3 Provinciaal beleid
Plan: Buitengebied Waterland 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0852.BPBGwaterland013-va03

5.3 Provinciaal beleid

5.3.1 Structuurvisie en verordening

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord - Holland is vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (vastgesteld door Provinciale Staten op 21 juni 2010). In de structuurvisie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. Het toekomstbeeld is als volgt gedefinieerd: 'De Provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.'

Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren zijn provinciale belangen benoemd. De drie hoofdbelangen (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de Provincie. De hoofdbelangen zijn in de Structuurvisie uitgewerkt.

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (eveneens vastgesteld op 21 juni 2010), de eerste herziening van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (vastgesteld op 23 mei 2011), de tweede herziening van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (vastgesteld op 17 december 2012) en de derde wijziging Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie - Beleid Wind Op Land (eveneens vastgesteld op 17 december 2012) zijn op grond van art. 4.1 Wro regels gesteld ter waarborging van de provinciale belangen.

In onderstaande tabel wordt het bestemmingsplan getoetst aan de relevante artikelen van de provinciale verordening (PRVS).

Artikel PRVS   Toetsingscriterium   Conclusie  
Artikel 8 Aardkundige waarden
 
Delen van het plangebied zijn aardkundig waardevol. De verordening stelt dat in het bestemmingsplan beschreven moet worden op welke wijze er rekening wordt gehouden met de aanwezige aardkundige waarden.   Aardkundig waardevolle gebieden zijn in dit bestemmingsplan beschermd met een dubbelbestemming met passende planregel.  
Artikel 9 Aanwijzing Bestaand Bebouwd Gebied   De bestaande of de bij een - op het moment van inwerkingtreden van de verordening - geldend bestemmingsplan toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing en kassen zijn aangewezen als bestaand bebouwd gebied.   Het grootste deel van het plangebied ligt buiten bestaand bebouwd gebied, dus in het landelijk gebied.  
Artikel 12 Verbod tot aanleg van bedrijventerreinen en kantoorlocaties
 
In het landelijk gebied voorziet een bestemmingsplan niet in een nieuw bedrijventerrein en kantoorlocatie of een uitbreiding van een bestaand terrein.   Dit bestemmingsplan maakt de genoemde functies niet mogelijk.
 
Artikel 13 Nieuwe woningbouw   In het landelijk gebied voorziet een bestemmingsplan niet in nieuwe woningbouw.   Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe woningbouw mogelijk.
 
Artikel 14 Overige vormen van verstedelijking   In het landelijk gebied voorziet een bestemmingsplan niet in nieuwe verstedelijking of uitbreiding van bestaande verstedelijking.   Dit bestemmingsplan maakt geen verstedelijking van het landelijk gebied mogelijk.  
Artikel 16 De ruimte voor ruimte regeling   Nieuwbouw in het landelijk gebied is niet toegestaan, tenzij er sprake is van sanering van vrijkomende (agrarische) bedrijfsbebouwing en er wordt bijgedragen aan de ruimtelijke en functionele kwaliteit van het gebied. Dit wordt in de verordening de ruimte voor ruimte regeling genoemd. Onder deze regeling zijn nieuwe woningen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
er is sprake van een netto-afname van bebouwing;
er is zekerheid van herstructurering en sloop;
er worden niet meer woningen gebouwd dan noodzakelijk is om de sloop te realiseren;
compensatie vindt plaats in of tegen bestaand bebouwing.   
Dit bestemmingplan geeft invulling aan ruimte voor ruimte door een wijzigingsbevoegdheid.
 
Artikel 17 Verbrede landbouwfuncties op of functiewijzigingen van
agrarische bouwpercelen  
Onder voorwaarden kan een bestemmingsplan mogelijkheden bieden om de agrarische gebouwen op het bouwperceel te gebruiken voor kleinschalige vormen van (bijzondere) huisvesting, werken, recreatie en zorgfuncties.   Deze functies worden bij afwijking mogelijk gemaakt.  
Artikel 18 Recreatiewoningen   Een bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid van permanente bewoning van recreatiewoningen en stacaravans.   Dit bestemmingsplan biedt deze mogelijkheden niet.  
Artikel 19 Ecologische Hoofdstructuur en provinciale Ecologische
Verbindingszones  
Voor zover de natuurfunctie is gerealiseerd moeten de gebieden die behoren tot de Ecologisch Hoofdstructuur bestemd worden als 'natuur'. Verder moet in een bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid zijn opgenomen om de bestemming te wijzigen naar natuur.

Verder mag een bestemmingsplan geen mogelijkheden bieden die omzetting naar de natuurfunctie onomkeerbaar belemmeren en de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur significant aantasten.  
De gebieden die zijn ingericht als natuur zijn ook als zodanig bestemd. Verder is er een wijzigingsbevoegdheid naar 'Natuur' opgenomen. Dit bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden die de ecologische hoofdstructuur schaden.  
Artikel 20 Nationale landschappen en UNESCO-werelderfgoederen
Artikel 21 Kernkwaliteiten Nationale Landschappen en Uitzonderlijke Universele Waarden UNESCO-werelderfgoederen
Artikel 22 Ontwikkelingen binnen een Nationaal Landschap en UNESCO-werelderfgoed  
Het plangebied maakt deel uit van twee Nationale Landschappen; Laag Holland en de Stelling van Amsterdam. In bestemmingsplannen moeten regels worden opgenomen voor het behoud en de versterking van de kernkwaliteiten van Nationale Landschappen. Nieuwe functies en uitbreiding van de bebouwing van bestaande functies is alleen is toegestaan als deze geen significant negatieve effecten hebben op de kernkwaliteiten van het gebied.   De kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen zijn in dit bestemmingsplan beschermd met de gebiedsbestemmingen. Er worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt die negatieve effecten hebben op de kernkwaliteiten van deze gebieden.  
Artikel 24 Rijksbufferzones   Het plangebied ligt in de rijksbufferzone Amsterdam - Purmerend. De verordening bepaalt dat voor rijksbufferzones verdere verstedelijking voor verschillende functies niet mogelijk is.   Dit bestemmingsplan maakt geen verstedelijking van de rijksbufferzone mogelijk.  
Artikel 25 Weidevogelleefgebieden   Een groot deel van het plangebied is bij PRVS aangewezen als weidevogelleefgebied. In deze gebieden is het van belang de openheid te behouden. Daarom is op basis van de verordening bebouwing buiten 'bestaand bebouwd gebied', nieuwe weginfrastructuur, nieuwe bebossing, verstorende activiteiten buiten de huidige agrarische activiteiten en waterpeilverlaging niet toegestaan. Hoogopgaande beplanting moet in een bestemmingsplan gekoppeld zijn aan een omgevingsvergunning.   Dit bestemmingsplan maakt de genoemde activiteiten niet mogelijk. De aanplant van bomen is gekoppeld aan een omgevingsvergunning.  
Artikel 28 Gebieden voor gecombineerde landbouw   Ten aanzien van landbouw maakt PRVS onderscheid in twee zones. Het plangebied valt in zone 2: gebied voor gecombineerde landbouw. In deze zone liggen landschappelijk kwetsbare gebieden zoals veenweidegebieden of cultuurhistorisch waardevolle gebieden. Het landschap bepaalt waar en welke ruimte wordt geboden aan de bedrijfsontwikkeling. In de gebieden waar schaalvergroting niet of slechts gedeeltelijk mogelijk is, wordt meer ruimte geboden voor nieuwe economische activiteiten (verbreding). In dit gebied zijn agrarische bouwpercelen tot 1,5 hectare mogelijk. Voor bouwpercelen tot 2 hectare is maatwerk noodzakelijk.   De agrarische bestemming is afgestemd op zone 2. Dit bestemmingsplan maakt bouwpercelen tot 1,5 hectare mogelijk.  
Artikel 29 Primaire waterkeringen   De Hooge Dijk, Waterlandse Zeedijk en Uitdammerdijk, welke grenzen aan de Gouwzee en het Markermeer, zijn aangewezen als 'Primaire waterkering'. Langs primaire waterkeringen geldt een vrijwaringszone van 100 meter binnendijks en 175 meter buitendijks. De verordening bepaalt dat binnen de vrijwaringszones nieuwe bebouwing of nieuwe functies alleen mogelijk gemaakt mogen worden als:
er sprake is van niet onomkeerbare ontwikkelingen;
een toekomstige landwaartse versterking van de waterkering niet wordt belemmerd;
er kan worden meebewogen met het peil van het IJssel- en Markermeer.  
Alle waterkeringen in dit bestemmingsplan zijn voorzien van een dubbelbestemming, waarbinnen de bescherming van de waterkering wordt geregeld.
 
Artikel 30 Regionale waterkeringen   Er zijn diverse waterkeringen in het plangebied aangewezen als regionale waterkering. De verordening bepaalt dat bestemmingsplannen moeten voorzien in de bescherming van de waterkerende functie. Ook moet de vrijwaringszone in bestemmingsplannen worden opgenomen zodat toekomstige reconstructies van de waterkeringen niet onmogelijk worden gemaakt.   Alle waterkeringen in dit bestemmingsplan zijn voorzien van een dubbelbestemming, waarbinnen de bescherming van de waterkering wordt geregeld.  
Artikel 32 Windturbines   Het bouwen of opschalen van windturbines is niet toegestaan.   De bestaande windturbines aan de Nes zijn geregeld. Nieuwe windturbines en uitbreiding van bestaande zijn niet toegestaan.