19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie – Verblijfsrecreatie – 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. het uitoefenen van activiteiten gericht op verblijfsrecreatie;
-
b. een verblijfsrecreatief bedrijf, met daarop toegestaan:
-
1. 143 standplaatsen voor (sta)caravans, kampeerauto's of tenten voor niet-toeristisch en/of toeristisch kamperen;
-
2. een gebouw voor ondergeschikte en ondersteunende horeca ten behoeve van de verblijfsrecreatie en een bowlingbaan met ondersteunende horeca ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen en horeca';
-
3. een receptieruimte, een kampwinkel, was-, kleed- en douchegelegenheid ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen en horeca';
-
4. sanitaire voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – sanitaire voorziening';
-
5. een kinderboerderij;
-
6. speelvoorzieningen;
-
7. recreatieve doeleinden met een zwembad, een lig- en speelweide alsmede het behoud, herstel, bescherming en/of ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';
-
8. een speelterrein ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening';
-
c. er is één bedrijfswoning toegestaan, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis in de bedrijfswoning en/of bijbehorende bijgebouwen;
-
d. kwaliteitsverbetering van het landschap;
met de daarbij behorende:
-
e. bijbehorende bijgebouwen;
-
f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
g. tuinen, erven en terreinen;
-
h. wegen, paden en parkeervoorzieningen,
-
i. groenvoorzieningen;
-
j. voorzieningen van algemeen nut;
-
k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
-
a. voor het bouwen geldt dat uitsluitend gebouwen, bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd die ten dienste staan van de bestemming;
-
b. bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht, met dien verstande dat daar waar een bebouwingspercentage op de verbeelding is opgenomen, de bebouwde oppervlakte op het bouwvlak niet meer mag bedragen dan het opgenomen percentage.
19.2.2 Bedrijfsgebouwen voor centrale voorzieningen en horeca
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen voor centrale voorzieningen en horeca gelden de volgende bepalingen:
-
a. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 meter en 7,5 meter;
-
b. de bedrijfsgebouwen dienen te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen.
19.2.3 Bedrijfsgebouwen voor sanitaire voorzieningen
-
a. de bouwhoogte van sanitaire voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter, met dien verstande dat daar waar een maximale bouwhoogte is aangegeven op de verbeelding, deze hoogte aangehouden dient te worden;
-
b. de totale oppervlakte van de gebouwen sanitaire voorzieningen mag niet meer bedragen dan 160 m².
19.2.4 (Sta)caravans, kampeerauto's of tenten
Voor (sta)caravans, kampeerauto's of tenten gelden de volgende bepalingen:
-
a. de oppervlakte per standplaats voor niet-toeristisch kamperen bedraagt minimaal 115 m²;
-
b. de oppervlakte per standplaats voor toeristisch kamperen bedraagt minimaal 95 m²;
-
c. de oppervlakte per standplaats mag niet meer bedragen dan 130 m² zonder parkeerplaats en 145 m² met parkeerplaats;
-
d. de oppervlakte van (sta)caravans, kampeerauto's of tenten bedraagt maximaal 35 m²;
-
e. de hoogte van (sta)caravans, kampeerauto's of tenten mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
-
f. de onderlinge afstand tussen twee (sta)caravans, kampeerauto's of tenten bedraagt minimaal 3 meter;
-
g. de afstand van (sta)caravans, kampeerauto's of tenten tot de bouwperceelgrens bedraagt minimaal 12 meter.
19.2.5 Bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen
Voor het bouwen van de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
a. de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 500 m³ bedragen;
-
b. de breedte van de bedrijfswoning dient minimaal 7 m te bedragen;
-
c. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 meter en 7,5 meter;
-
d. nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw. Vervangende nieuwbouw van de bestaande bedrijfswoning moet plaatsvinden op de locatie van de bestaande fundering;
-
e. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bijgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 meter en 5,5 meter;
-
f. de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen dienen te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen; bijbehorende aangebouwde bijgebouwen als onderdeel van de bedrijfswoning mogen met een plat dak worden afgewerkt, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3,3 meter mag bedragen;
-
g. de gezamenlijke oppervlakte aan aangebouwde bijbehorende bijgebouwen mag niet meer dan 35 m² bedragen; vrijstaande bijbehorende bijgebouwen zijn niet toegestaan;
-
h. qua situering dient er een directe samenhang te zijn tussen de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen.
19.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
-
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
-
b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
-
c. de bouwhoogte van antennes mag niet meer bedragen dan 10 meter;
-
d. de oppervlakte van het zwembad bedraagt maximaal 3000 m²;
-
e. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
-
f. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, die tot op de bouwperceelgrens mogen worden opgericht.
19.4 Afwijken van de bouwregels
19.4.1 Afstand bouwperceelgrens
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een bouwperceelgrens, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de veiligheid uit het oogpunt van brandoverslag niet in het gedrang komen;
-
b. er geen onevenredige aantasting is van de in het geding zijne belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven
-
c. er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving is.
19.4.2 Afstand weg
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven afstand tot de kant van de weg, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de veiligheid uit het oogpunt van brandoverslag niet in het gedrang komen;
-
b. uit onderzoek naar geluidhinder blijkt dat er geen strijdigheid is met de Wet geluidhinder of andere relevante wetgeving;
-
c. er geen onevenredige aantasting van het verkeersbelang is. Hiertoe wordt tevoren advies ingewonnen bij de wegbeheerder;
-
d. er geen onevenredige aantasting van de in het geding zijne belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
-
e. er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving is.
19.4.3 Herbouw bedrijfswoning anders dan op de bestaande fundamenten
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en toestaan dat de herbouw van de bedrijfswoning niet op de bestaande fundamenten plaatsvindt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. de bedrijfswoning wordt binnen het bestaande bouwvlak opgericht;
-
b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
-
c. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
-
d. er is geen onevenredige aantasting van het verkeersbelang. Hiertoe wordt tevoren advies ingewonnen bij de wegbeheerder;
-
e. er is geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
f. er is geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving.
19.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:
-
a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
-
b. wonen, al dan niet door tijdelijke medewerkers, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 19.1 sub c;
-
c. (ondergeschikte) detailhandel met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
-
d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
-
e. seksinrichtingen;
-
f. het gebruik van (vrijstaande) bijbehorende bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
-
g. een inrichting als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), tenzij dit op de verbeelding of in de regels expliciet is toegestaan.
19.6 Afwijken van de gebruiksregels
19.6.1 Bedrijf aan huis
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. er is een bedrijfswoning aanwezig;
-
b. de woonfunctie van de bedrijfswoning blijft als hoofdfunctie behouden;
-
c. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
-
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
-
e. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
-
f. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
-
g. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de uitoefening van het bedrijf uitvoert, tevens de gebruiker van de bedrijfswoning is;
-
h. maximaal 40 % van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 100 m², mag in gebruik zijn ten behoeve van het bedrijf aan huis;
-
i. uitsluitend ondergeschikte detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse uitgeoefende bedrijf aan huis is toegestaan;
-
j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
-
k. buitenopslag is niet toegestaan;
-
l. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
-
m. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische waterhuishoudkundige, abiotische of milieuhygiënische aard;
-
n. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.
19.6.2 Afhankelijke woonruimte
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en toestaan dat een (vrijstaand) bijbehorend bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. er is een bedrijfswoning aanwezig;
-
b. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
-
c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
-
d. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bijgebouwen of binnen andere bestaande gebouwen wordt ingepast waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m²;
-
e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
-
f. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
-
g. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is
-
h. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
-
i. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.