direct naar inhoud van Artikel 41 Overige regels
Plan: Buitengebied Steenbergen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0851.bgBPstbgeheel-v001

Artikel 41 Overige regels

41.1 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
41.1.1 Verbod

Het is op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders verboden ter plaatse van de aangeduide waarden buiten het bouwvlak de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. milieuzone – attentiegebied ehs
    • 1. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,60 meter beneden maaiveld;
    • 2. de aanleg van drainage, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
    • 3. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;
    • 4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.
  • b. milieuzone - beheergebied ehs
    • 1. het verharden van oppervlakten vanaf minimaal 100 m².
  • c. milieuzone – reserveringsgebied waterberging
    • 1. het afgraven, ophogen, vergraven;
    • 2. het verharden van oppervlakte vanaf minimaal 100 m².
  • d. milieuzone – winterbed
    • 1. het afgraven, ophogen, vergraven;
    • 2. het verharden van oppervlakten vanaf minimaal 100 m².
  • e. milieuzone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen
    • 1. het afgraven, ophogen, vergraven;
    • 2. het verharden van oppervlakte vanaf minimaal 100 m².
  • f. milieuzone – zoekgebied ecologische verbindingszone
    • 1. het verharden van oppervlakten vanaf minimaal 100 m².
  • g. overig – aardkundig waardevol gebied
    • 1. het afgraven, ophogen, indrijven;
    • 2. het onderbemalen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
    • 3. het opplanten;
    • 4. het verharden van oppervlakten vanaf minimaal 100 m².
  • h. overig - archeologische verwachtingswaarde (hoog/middelhoog)
    • 1. het afgraven, vergraven, egaliseren dieper dan 0,50 meter en meer dan 200 m²;
    • 2. het onderbemalen, graven sloten dieper dan 0,50 meter en meer dan 200 m²;
    • 3. het diepploegen dieper dan 0,50 meter en meer dan 200 m²;
    • 4. het verharden oppervlakte dieper dan 0,50 meter en meer dan 200 m²;
    • 5. de aanleg van leidingen dieper dan 0,50 meter en meer dan 200 m²;
    • 6. het onderhoud van bestaande drainage dieper dan 1,20 meter en meer dan 200 m² en de aanleg van nieuwe drainage (niet zijnde vervanging van de bestaande drainage) dieper dan 1,20 meter en meer dan 200 m²;
    • 7. de aanleg van lage en hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dieper dan 0,50 meter en meer dan 200 m².
  • i. overig – cultuurhistorisch vlak
    • 1. het afgraven, ophogen, indrijven;
    • 2. het onderbemalen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
    • 3. het opplanten;
    • 4. het verharden oppervlak.
  • j. overig – schootsvelden
    • 1. het aanleggen of verharden van wegen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 2. het ophogen;
    • 3. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting;
    • 4. het wijzigen van het profiel van sloten, watergangen en vestinggrachten dan wel het graven of dempen hiervan.

41.1.2 Verbod cultuurhistorische waarden

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de op de gronden aanwezige cultuurhistorische waardevolle en/of karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

41.1.3 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld onder 41.1.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. worden uitgevoerd in het kader van het groen blauw stimuleringskader;
  • e. de realisatie van de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap betreffen.

41.1.4 Uitzonderingen op verbod cultuurhistorische waarden

Het verbod in artikel 41.1.2 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. sloopwerkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. sloopwerkzaamheden gericht op de instandhouding van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische waarden;
  • d. sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.

41.1.5 Toetsingscriteria
  • a. De omgevingsvergunning als bedoeld onder artikel 41.1.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, hetzij direct, hetzij indirect de te verwachten gevolgen geen blijvende onevenredige afbreuk doen aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • b. De gronden behorende tot de ecologische hoofdstructuur, zoals aangeduid op de verbeelding, strekken tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van deze gebieden. De gronden behorende tot de Groenblauwe mantel, zoals aangeduid op de verbeelding, strekken tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van deze gebieden. Zolang de ecologische hoofdstructuur of de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken binnen de Groenblauwe mantel niet gerealiseerd is, is de toegestane bestaande planologische gebruiksactiviteit zoals opgenomen in de bestemmings- omschrijving van artikel 3 tot en met 34 toegelaten.

41.1.6 Toetsingscriteria cultuurhistorische waarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in onder 41.1.2 kan worden verleend, indien:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit van de bebouwing dusdanig slechts is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van bebouwing betreft, die op zichzelf niet als cultuurhistorisch waardevol kunnen worden aangemerkt, en door het slopen daarvan geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorisch waardevolle hoofdvorm plaatsvindt.