direct naar inhoud van Artikel 15 Water
Plan: Buitengebied Dinteloord en Prinsenland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0851.bgBPdtlgeheel-v002

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. waterlopen, waterkeringen en waterpartijen en de daarbij behorende oevervoorzieningen;
  • c. waterbergingsgebieden;
  • d. ecologische waarden en natuurlijke waarden;
  • e. het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'sluis', tevens een sluis;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'brug', tevens voor een brug;
  • h. kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • i. het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de Groenblauwe mantel;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. extensieve recreatie;
  • k. educatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • l. kunstwerken zoals kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in de als zodanig bestemde gronden mag niet worden gebouwd behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de waterloop en/of waterkering;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'sluis' mag het aanduidingsvlak volledig worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'sluis' en de aanduiding 'brug' mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2,5 meter.

15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Voorzieningen van algemeen nut

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor de bouw van voorzieningen van algemeen nut, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van een voorziening van algemeen nut mag niet meer bedragen dan 15 m²;
  • b. de hoogte van een voorziening van algemeen nut mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • e. over de waterhuishoudkundige aspecten wordt voorafgaand aan de vergunningverlening advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

15.3.2 Aanlegsteigers

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het oprichten van aanlegsteigers, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van een aanlegsteiger mag niet meer bedragen dan 30 m²;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • d. over de waterhuishoudkundige aspecten wordt voorafgaand aan de vergunningverlening advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

15.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter verbetering van de landschappelijke inrichting en/of positionering van de bebouwing.

15.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:

  • a. opslag van goederen en materialen.

15.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
15.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Water' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewater;
  • b. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. het vellen of rooien van houtgewas;
  • d. het verwijderen van landschapselementen.

15.6.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld onder 15.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. worden uitgevoerd in het kader van het groen blauw stimuleringskader;
  • e. de realisatie van de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap betreffen.

15.6.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 15.6.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. De gronden behorende tot de ecologische hoofdstructuur strekken tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van deze gebieden. De gronden behorende tot de groenblauwe mantel strekken tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van deze gebieden. Zolang de ecologische hoofdstructuur of de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken binnen de groenblauwe mantel niet gerealiseerd is, is de toegestane bestaande planologische gebruiksactiviteit zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving toegelaten. Met betrekking tot de gevolgen voor waterbergend vermogen wordt advies gevraagd aan de beheersinstantie.