Plan: | Buitengebied Dinteloord en Prinsenland |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0851.bgBPdtlgeheel-v001 |
Aanleiding van het bestemmingsplan
Op 1 juli 2008 trad de Wet ruimtelijke ordening in werking (Wro). Deze wet bepaalt dat alle bestemmingsplannen binnen het grondgebied van de gemeente niet ouder mogen zijn dan 10 jaar. In de wet is een overgangstermijn opgenomen van 5 jaar. Dat betekent dat elke gemeente voor 1 juli 2013 dient te beschikken over een actueel bestemmingsplan voor het gehele grondgebied van de gemeente.
In de gemeente Steenbergen moeten de bestemmingsplannen voor het buitengebied ook worden geactualiseerd. Voor de actualisering wordt het buitengebied verdeeld over twee bestemmingsplannen. Er wordt één bestemmingsplan ontwikkeld voor het buitengebied ten noorden van de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet. Dit is het bestemmingsplan “Buitengebied Dinteloord en Prinsenland”. Het tweede bestemmingsplan heeft betrekking op het gebied ten zuiden van de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet en betreft bestemmingsplan “Buitengebied Steenbergen”.
Doel van het bestemmingsplan
Volgens artikel 3.1 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening legt een gemeente in een bestemmingsplan vast wat de best passende functie van de grond is (de bestemming) met daarbij behorende regels omtrent het gebruik van de grond en de zich daarop bevindende bebouwing.
Met de oude bestemmingsplannen is vaak geprobeerd om zoveel mogelijk ontwikkelingen te reguleren en het beleidskader vast te leggen. Met reguleren alleen wordt echter geen duurzame structuur bereikt, noch behouden. Dit blijkt wel uit het feit dat in de afgelopen jaren, ondanks planologische bescherming, de landelijke trend bestaat dat veel waarden in het buitengebied verloren zijn gegaan onder een toenemende druk van de zogenaamde dynamische functies, zoals stads- en dorpsuitbreiding, verkeer, landbouw en intensieve recreatie.
In het nieuwe bestemmingsplan moeten niet alleen de bestaande waarden en individuele en algemene belangen worden beschermd, maar moet ook een kader voor gewenste ontwikkelingen worden geboden. In het onderliggende bestemmingsplan worden keuzen gemaakt. Enerzijds ten aanzien van de algemene belangen die beschermd worden en anderzijds welke ontwikkelingsmogelijkheden worden opgenomen. Deze keuzen worden in de toelichting van dit bestemmingsplan nader uitgewerkt. Het kader wordt hierbij gevormd door de beleidsdoelen van de hogere overheden, welke op gemeentelijk niveau geconcretiseerd zijn. Op deze manier wordt met het bestemmingsplan de huidige situatie vastgelegd en worden tevens ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Flexibiliteit, maatwerk en inspelen op de toekomst zijn hierbij de kernwoorden. Het betreft hier zogenaamd een in hoofdzaak conserverend bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt door middel van flexibiliteitsbepalingen, zoals wijzigingsbevoegdheden en afwijkingsmogelijkheden.