Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Sonniuswijk 21
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0848.BPW807BUITENGEBIED-VA01

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

 
8.1 Luchtvaartverkeerzone – invliegfunnel
 
8.1.1 Verbod
Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone-invliegfunnel’ geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde c.q. voor een hogere bebouwing dan de maximum hoogte van 160 m boven NAP tot 170 m boven NAP in verband met een funnel (obstakelvrij vlak), dat aangeeft het beschermingsgebied van een gedeeltelijke funnel van vliegtuigen. Deze maximum hoogten mogen ook niet worden overschreden door bouwwerken zoals antennes, vlaggenmasten e.d.
 
8.1.2 Afwijken
  1.  Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 8.1.1 onder de voorwaarde dat de werking van de funnel niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed.
  2. Voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen van de Minster van Defensie.
8.2 Reconstructiewetzone en wro-zone
 
Ter plaatse van de gebiedsaanduidingen:
  1. ‘reconstructiewetzone-extensiveringsgebied natuur’;
  2. ‘reconstructiewetzone-extensiveringsgebied overig’;
  3. ‘reconstructiewetzone-landbouwontwikkelingsgebied’;
  4. ‘reconstructiewetzone-verwevingsgebied’;
  5. ‘wro-zone-aanlegvergunning aardkundig waardevol’;
  6. ‘wro-zone-aanlegvergunning hoge akkers’;
  7. ‘wro-zone-aanlegvergunning openheid’;
gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.
 
8.3 Vrijwaringszone – radar
 
8.3.1 Verbod
Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone-radar’ geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde c.q. voor een hogere bebouwing dan de maximum bouwhoogte van 45 m boven NAP teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen. Deze maximum hoogte mag ook niet worden overschreden door bouwwerken zoals antennes, vlaggenmasten e.d.
 
8.3.2 Afwijken
  1. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 8.3.1 onder de voorwaarde dat de werking van de radar niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed.
  2. Voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen van de Minister van Defensie.