Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Sonniuswijk 21
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0848.BPW807BUITENGEBIED-VA01

Artikel 3 Agrarisch

 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
3.1.1 Algemeen
De voor agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarisch gebruik;
  2. nevenactiviteiten, voor zover deze via omgevingsvergunning voor het afwijken van bouw- en of gebruiksregels kunnen worden toegestaan;
  3. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  4. behoud van openheid;
  5. extensief recreatief medegebruik;
  6. doeleinden van openbaar nut;
  7. erfbeplanting.
Een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.
 
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1.
  1. agrarisch bouwvlak. Ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ gelden de volgende bepalingen:
    1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ zijn agrarische bedrijven toegestaan;
    2. indien blijkens de aanduiding ‘relatie’ sprake is van een koppeling van twee aanduidingen ‘bouwvlak’ dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.
  2. type agrarisch bedrijf en omschakeling. Ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mag een grondgebonden agrarisch bedrijf worden uitgeoefend. Voorts is, al dan niet in combinatie met een grondgebonden bedrijf, het volgende type agrarisch bedrijf toegestaan overeenkomstig de onderstaande aanduidingen:
    1. ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ een intensieve veehouderij;
    2. ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ een paardenhouderij.
  3. ondergeschikte detailhandel. Voor ondergeschikte detailhandel gelden de volgende bepalingen:
    1. ten dienste van het agrarisch bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan als nevenactiviteit;
    2. het mag enkel gaan om detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten;
    3. maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend;
    4. de activiteit vindt uitsluitend plaats in de aanwezige gebouwen. Nieuwbouw ten behoeve van deze functie is niet toegestaan.
  4. inpandige statische opslag. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit, tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen.
  5. mestverwerking en –vergisting. Mestverwerking en –vergisting wordt als bij het agrarisch bedrijf behorende nevenactiviteit aangemerkt, zij het dat deze voorziening, indien en voor zover gebruik wordt gemaakt van mest of andere producten van derden, uitsluitend kan worden toegestaan na verlening van omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels.
  6. teeltondersteunende voorzieningen. Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
    1. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ toegestaan;
    2. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ als daar buiten toegestaan.
  7. behoud openheid. Ter plaatse van de met ‘wro-zone – aanlegvergunning openheid’ aangeduide gronden is het beleid gericht op het behoud van de grootschalige openheid en het verkavelingspatroon.
  8. waterhuishoudkundige doeleinden. De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als ‘Water’ bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
  9. extensief recreatief medegebruik. Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied, zoals paden, banken, picknicktafels, vogel/wildobservatieposten, bewegwijzering e.d.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Algemeen
Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
 
3.2.2 (Maatvoering) bebouwing buiten bouwvlak
Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding ‘bouwvlak’ geldt het volgende:
  1. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;
    2. het oprichten van sleufsilo’s niet is toegestaan;
    3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 3,5 m, indien en voor zover sprake is van een bouwwerk;
    4. permanente teeltondersteunende voorzieningen alsmede teeltondersteunende kassen niet zijn toegestaan.
  2. ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is toegestaan, zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m.
  3. paardenbakken buiten de aanduiding ‘bouwvlak’ niet zijn toegestaan.
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1 Omgevingsvergunning minicampings
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels ten behoeve van het toestaan van minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ of tot maximaal 100 m uit de aanduiding ‘bouwvlak’, gerekend vanaf de achtergrens van dit bouwvlak, of op een afstand van 100 m van het eigen bestemmingsvlak ‘Wonen’ en ‘Bedrijf’ op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming ‘Wonen’ van derden;
  2. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto’s, campers en toercaravans);
  3. er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per minicamping toegestaan;
  4. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 en een maximale bouwhoogte van 5,5 m;
  5. de sanitaire voorzieningen worden, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen bestaande bebouwing, of anders aansluitend aan de bestaande bebouwing;
  6. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast, dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  8. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  9. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  10. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  11. het is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone-landbouwontwikkelingsgebied’;
  12. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.3.2 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder a. teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding ‘bouwvlak’ een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  2. de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;
  3. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.3.3 Omgevingsvergunning paardenbak t.b.v. hobbymatig gebruik
 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder c. teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen deze bestemming of de bestemming ‘Wonen’ paardenbakken toe te staan buiten de aanduiding ‘bouwvlak’, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de paarden bak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ of binnen het bestemmingsvlak ‘Wonen’;
  2. de paardenbak wordt aansluitend aan de aanduiding ‘bouwvlak’ of het bestemmingsvlak ‘Wonen’ gesitueerd;
  3. de paardenbak dient landschappelijk te worden ingepast;
  4. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
  5. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 800 m2;
  6. er is maximaal één paardenbak per bouwvlak dan wel ten behoeve van het bestemmingsvlak ‘Wonen’ toegestaan en uitsluitend bij het eigen bouwvlak respectievelijk de eigen woning;
  7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  8. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  9. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
3.4.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
In aanvulling op het bepaalde van artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder c. van de Wabo, wordt onder gebruik in overeenstemming met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor mestbewerking van op het eigen bedrijf geproduceerde mest.
 
3.4.2 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder c. van de Wabo, wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’;
  2. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  3. detailhandel, behoudens het bepaalde in 3.1.2 onder c.;
  4. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
  5. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  6. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  7. het bewonen van bedrijfsruimte.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 teneinde gebruik van opstallen en/of percelen voor een andere vorm van bedrijvigheid dan wel nevenactiviteiten mogelijk te maken.
 
3.6 Omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden
 
3.6.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 3.6.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
 
3.6.2 Uitzonderingen vergunningenplicht
Het onder 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’;
  2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het wijzigingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  3. welke ten tijde van het van kracht worden van het wijzigingsplan in uitvoering waren;
  4. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer;
3.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 3.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.
 
3.6.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
 
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden
Criteria voor verlening van de omgevings-vergunning voor werken/werkzaamheden
Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – aanlegvergunning openheid’:
- het planten van hoogopgaande beplanting en boomteelt;
- het graven en dempen van sloten.
De openheid alsmede het grootschalige kavelpatroon mag niet onevenredig worden aangetast.
Het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2.
Het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;
De waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast.