Artikel 5.1 Herziening regels bestemmingsplan Buitengebied 2013
De regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 van de gemeente Someren worden als
volgt gewijzigd:
Vervangen in Artikel 1 Begrippen
Agrarisch technisch hulpbedrijf:
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan
agrarische bedrijven of dat agrarische bedrijven bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals
loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en –handel, veetransport en veehandel, met
uitzondering van mestbewerking.
Agrarisch verwant bedrijf:
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren
of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik wordt gemaakt van het telen van gewassen, het
houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met
uitzondering van mestbewerking.
Toevoegen aan Artikel 1 begrippen
Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen
of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden,
zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
Aan artikel 4.1.1 wordt lid r toegevoegd
r. Binnen het bestemmingsvlak is tevens het bouwen van een carnavals- of corsowagen toegestaan
conform de bepalingen in artikel 4.4.4.
4.2.4 Bedrijfswoningen / plattelandswoningen
a. per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan tenzij anders aangeduid ter
plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
b. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning’
is gebruik van de (voormalige) bedrijfswoning als plattelandswoning toegestaan;
c. bij herbouw mag de bedrijfswoning of plattelandswoning uitsluitend gesitueerd
worden ter plaatse van de bestaande fundering en als er sprake is van uitbreiding
daar direct op aansluitend;
d. bij herbouw van een bedrijfswoning dient te worden aangetoond dat deze nodig is
vanuit bedrijfseconomisch oogpunt;
e. de bedrijfswoning of plattelandswoning mag een inhoud hebben van maximaal 750
m3. De inhoud van een kelder wordt niet meegeteld;
f. Indien de inhoud van de bestaande bedrijfswoning of plattelandswoning op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan op basis van een eerder
verleende vergunning al meer bedraagt of mag bedragen, dan geldt deze inhoud,
als maximaal toegestaan. Bij herbouw geldt dat de woning tot maximaal de
vergunde inhoud mag worden teruggebouwd;
g. voor woonboerderijen geldt de totale inhoud van het pand op het moment van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan als de maximaal toegestane inhoud;
h. de maximaal toegestane goothoogte is 6 m1;
i. de maximaal toegestane bouwhoogte is 10 m1;
j. de dakhelling dient tussen de 20 en 60 graden te zijn;
k. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m1;
l. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹;
m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - noodwoning' is een
noodwoning toegestaan waarbij de bebouwing die bestaat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan gedeeltelijk mag worden vernieuwd of
veranderd met inachtneming van de bestaande oppervlakte, goot- en bouwhoogte.
Uitbreiding is niet toegestaan.
4.2.5 Bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de bedrijfswoning / plattelandswoning
a. per bedrijfswoning of plattelandswoning is een bijbehorend bouwwerk toegestaan
met een oppervlakte van maximaal 100 m².
b. de maximaal toegestane goothoogte is 3 m1;
c. de maximaal toegestane bouwhoogte is 5,5 m1;
d. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m1 achter de
voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
e. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m1;
f. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹.
4.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde behorende bij bedrijfswoning /
plattelandswoning
a. per bedrijfswoning of plattelandswoning mag één carport worden gebouwd met de
volgende maatvoering:
1. oppervlakte niet meer dan 20 m²;
2. bouwhoogte niet meer dan 3 m1;
3. de carport dient op een afstand van ten minste 1 m1 achter de
voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning / plattelandswoning te worden
gebouwd;
4. afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m¹;
5. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m1;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, met uitzondering van erfafscheidingen, is
maximaal 2,5 m1 met een afstand tot de bestemmingsgrens van ten minste 5 m1;
c. de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m1
zijn en voor het overige maximaal 2 m1.
4.3.2 Herbouw bedrijfswoning / plattelandswoning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 4.2.4, ten behoeve van de herbouw van een bedrijfswoning of plattelandswoning op een
andere plaats binnen het bestemmingsvlak. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. de nieuwe locatie ligt niet minder dan 5 m¹ van de bestemmingsgrens en niet
minder dan 15 m¹ uit de as van de weg waaraan wordt gebouwd;
b. In het geval van de herbouw van een plattelandswoning, dient herbouw plaats te
vinden binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
c. de bedrijfswoning of plattelandswoning wordt gebouwd ter vervanging van de
bestaande bedrijfswoning of plattelandswoning;
d. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van
de woning mogen niet worden belemmerd;
e. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn
omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
f. met de nieuwe situering is sprake van een milieukundige en ruimtelijke
kwaliteitsverbetering;
g. de sloop van de oorspronkelijke bedrijfswoning is duurzaam verzekerd;
h. bij herbouw van een bedrijfswoning dient te worden aangetoond dat deze nodig is
vanuit bedrijfseconomisch oogpunt;
i. bij herbouw van een plattelandswoning dient te worden aangetoond dat de nieuwe
locatie voldoet aan de eisen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 32.2.
Toevoegen aan Artikel 4 Agrarisch – Agrarisch bedrijf
Artikel 4.4.4 Carnavals- of corsowagen
Het bouwen van een carnavals- of corsowagen is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij het ter
plaatse gevestigde agrarische bedrijf, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a. Het bouwen van een carnavals- of corsowagen mag alleen plaatsvinden in bestaande en
vergunde bebouwing;
b. De bebouwing behoort toe aan een bestaand, in werking zijnde, agrarisch bedrijf;
c. Parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak.
Toevoegen aan Artikel 4 Agrarisch – Agrarisch bedrijf
Artikel 4.5.2 Huisvesting tijdelijke werknemers
Lid m. zelfstandige bewoning van bedrijfsgebouwen en andere niet voor bewoning bestemde
gebouwen is niet toegestaan.
Vervallen in Artikel 4 Agrarisch – Agrarisch bedrijf’
Artikel 4.5.3 Mini-camping
lid a de ontwikkeling is niet gelegen binnen de aanduiding ‘reconstructiewetzone –
landbouwontwikkelingsgebied’.
Vervallen in Artikel 4 Agrarisch – Agrarisch bedrijf’
Artikel 4.5.4 Groepsaccommodatie
lid a de ontwikkeling is niet gelegen binnen de aanduiding ‘reconstructiewetzone –
landbouwontwikkelingsgebied’.
Vervallen in Artikel 4 Agrarisch – Agrarisch bedrijf’
Artikel 4.5.5 Bed en breakfast
lid a de ontwikkeling is niet gelegen binnen de aanduiding ‘reconstructiewetzone –
landbouwontwikkelingsgebied’.
Vervallen in Artikel 4 Agrarisch – Agrarisch bedrijf’
Artikel 4.5.6 Theehuis/uitspanning (routegebonden horeca)
lid a de ontwikkeling is niet gelegen binnen de aanduiding ‘reconstructiewetzone –
landbouwontwikkelingsgebied’.
Toevoegen aan Artikel 4 Agrarisch – Agrarisch bedrijf
Artikel 4.5.8 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
Toevoegen aan Artikel 4
4.5.9 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
Toevoegen aan Artikel 4
4.5.10 Statische opslag als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor statische opslag als
nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen
wanneer ter plaatse sprake is van statische opslag;
b. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de statische opslag is 1.000
m2;
c. er dient gebruik gemaakt te worden van bestaande bebouwing;
d. buitenopslag is uitgesloten;
e. opslag in kassen is uitgesloten.
Toevoegen aan Artikel 4
4.5.11 Kleinschalige niet-agrarische nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor kleinschalige niet-agrarische
nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure
bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij gelden de
volgende randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen
wanneer ter plaatse sprake is van een kleinschalige niet-agrarische nevenfunctie;
b. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoners van de betreffende locatie;
c. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de kleinschalige nietagrarische
nevenfunctie is 350 m2;
d. er dient gebruik te worden gemaakt van de bestaande bebouwing;
e. detailhandel is uitgesloten;
f. buitenopslag is uitgesloten.
Toevoegen lid aan artikel 4.7.3 Wijzigingsbevoegdheid naar 'Wonen' en 'Agrarisch' of 'Agrarisch
met waarden - Landschapswaarden'
i. Na de sloop van de overtollige (bedrijfs) bebouwing mag maximaal 250m² aan
bijgebouwen behouden blijven.
Toevoegen aan Artikel 4
4.7.7 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ te
wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ met de aanduiding ‘Wonen plus’ ten behoeve van de vestiging
van een kleinschalig bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven
en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden
aan de volgende voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande
dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 19.3.2) dienen te
worden toegepast;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 32.2.
Toevoegen aan Artikel 4
4.7.8 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Bedrijf’ ten behoeve van een agrarisch verwant
bedrijf en agrarisch-technisch hulpbedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de
bestemming 'Bedrijf' voor het vestigen van een agrarisch verwant bedrijf of een agrarischtechnisch
hulpbedrijf. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf is beëindigd en hervatting van de agrarische activiteiten ligt niet meer
in de rede;
b. het wijzigen van de bestemming is niet toegestaan ter plaatse van de bestemming
Groenblauwe mantel;
c. de omschakeling naar een agrarisch verwant bedrijf en agrarisch-technisch hulpbedrijf
draagt aantoonbaar bij aan de ontwikkeling van het gemengd landelijk gebied;
d. de beoogde ontwikkeling mag niet leiden tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
e. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met
een baliefunctie;
f. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige
detailhandelsvoorziening;
g. de vrijgekomen agrarische bebouwing moet worden gesloopt met dien verstande dat er
maximaal 600 m² bebouwing mag overblijven voor het agrarisch verwant bedrijf. Deze
krijgen de bestemming 'Bedrijf' terwijl de rest van het voormalige bestemmingsvlak
'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' dezelfde bestemming krijgt als de omliggende gronden;
h. de sloop van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing is duurzaam verzekerd;
i. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing wordt gehandhaafd;
j. indien de bestaande bebouwing bouwtechnisch of anderszins ongeschikt is voor het
agrarisch verwant bedrijf, is nieuwbouw toegestaan;
k. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en
netto ruimtebeslag;
l. de totale omvang van het bestemmingsvlak bedraagt maximaal 1,5 hectare, waarbij wordt
aangetoond dat de ontwikkeling ook op lange termijn past binnen de toegestane omvang;
m. buitenopslag is niet toegestaan;
n. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen;
o. de bestemming 'Bedrijf' dient in ieder geval aan te sluiten op de openbare weg met in- en
uitritten;
p. de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd conform de
bepalingen uit artikel 32.2 en aangetoond met een erfinrichtingsplan;
Toevoegen aan Artikel 4
4.7.9 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Bedrijf’ ten behoeve van statische opslag
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch Bedrijf’ wijzigen in de
bestemming ‘Bedrijf’ voor het vestigen van statische opslag. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf is beëindigd, er worden geen agrarische activiteiten meer uitgeoefend
en hervatting van de activiteiten ligt niet in de rede;
b. de maximaal toegestane bebouwingsoppervlakte ten behoeve van de statische opslag is
1.000 m2;
c. overtollige agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
d. buitenopslag is niet toegestaan;
e. opslag in kassen is niet toegestaan;
f. de maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak bedraagt 5.000 m2.
g. de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing worden gewaarborgd conform de
bepalingen uit artikel 32.2 en aangetoond met een erfinrichtingsplan;
h. ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Waarde – Groenblauwe mantel’ dient de wijziging van
de bestemming gepaard te gaan met een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van de
onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
Toevoegen aan artikel 4
4.7.10 Wijzigingsbevoegdheid naar plattelandswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het
toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' aan een
bestaande bedrijfswoning. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
a. Er moet sprake zijn van een in werking zijnde landbouwinrichting, waar agrarische
activiteiten worden verricht en waarbij de vergunning of melding aanwezig moet zijn op het
moment van toekennen van de aanduiding.
b. Er moet sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de
plattelandswoning.
c. De bouwregels van artikel 4.2.4 zijn van overeenkomstige toepassing.
Toevoegen aan artikel 6 Agrarische waarden – Natuurwaarden
6.7.6 Wijziging in bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ ten behoeve van
voorzieningen voor de opslag van ruwvoer voor een veehouderij
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Natuur
waarden’ wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ met de aanduiding ‘specifieke
vorm van agrarisch – opslag ruwvoer’ voor het oprichten van voerplaten, sleufsilo’s of andere
voorzieningen voor de opslag van ruwvoer tot een oppervlakte van ten hoogste 0,5 hectare – niet
zijnde gebouwen – voor een veehouderij. Deze bevoegdheid geldt slechts wanneer er sprake is van
een grondgebonden veehouderij. Hierbij gelden daarnaast de volgende voorwaarden:
a. de bedoelde voorziening moet direct aansluiten aan een bestemmingsvlak dat een
veehouderij mogelijk maakt;
b. het bedrijf is vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate aangewezen op de opslag
van ruwvoer;
c. de bedoelde voorziening is noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering;
d. de ruimte is binnen het bouwperceel aantoonbaar niet aanwezig;
e. de voorzieningen mogen alleen gebruikt worden voor de opslag van ruwvoer;
f. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 2 m1;
g. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m1;
h. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹;
i. 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met de
aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – opslag ruwvoer’ wordt aangewend voor een
goede landschappelijke inpassing.
Vervallen in Artikel 7 Bedrijf
Artikel 7.5.1 Mini-camping
lid a de ontwikkeling is niet gelegen binnen de aanduiding ‘reconstructiewetzone –
landbouwontwikkelingsgebied’.
Toevoegen aan artikel 10 Gemengd landgoed
Artikel 10.5.3 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
Toevoegen aan Artikel 10
10.5.4 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
Toevoegen aan Artikel 10
10.5.5. Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
Toevoegen aan Artikel 10
Bed en Breakfast als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het als
ondergeschikte functie toestaan van bed and breakfast die wordt geëxploiteerd door de bewoner(s)
van de betreffende locatie in de bestaande bebouwing. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de capaciteit is maximaal 10 personen (eenpersoonsbedden);
b. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
c. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
d. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van andere belangen waaronder
die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 32.2.
Vervangen in Artikel 19 Wonen
19.3.1 Afwijken ten behoeve van inhoud woning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 19.2.2 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane inhoud (zijnde: 750 m³) van een woning tot maximaal 900 m³. Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m³ uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande
tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan
Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen
bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 32.2.
Vervangen in Artikel 19 Wonen
19.3.2 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 19.2.3 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane oppervlakte (zijnde: 100 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande
tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan
Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen
bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 32.2.
Toevoegen aan Artikel 19 Wonen
19.4.4. Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
Vervallen in Artikel 19 Wonen
Artikel 19.5.1 Minicamping
lid a de ontwikkeling is niet gelegen binnen de aanduiding ‘reconstructiewetzone –
landbouwontwikkelingsgebied’.
Vervallen in Artikel 19 Wonen
Artikel 19.5.2 Bed en breakfast
lid a de ontwikkeling is niet gelegen binnen de aanduiding ‘reconstructiewetzone –
landbouwontwikkelingsgebied’.
Vervallen in Artikel 19 Wonen
Artikel 19.5.3 Theehuis/uitspanning (routegebonden horeca)
lid a de ontwikkeling is niet gelegen binnen de aanduiding ‘reconstructiewetzone –
landbouwontwikkelingsgebied’.
Toevoegen aan Artikel 19 Wonen
19.5.5 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
Toevoegen aan Artikel 19
19.5.6 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
Toevoegen aan Artikel 19
19.5.7 Afwijkingsbevoegdheid bewoning door arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning door
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in de bestaande woning.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
c. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
d. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
Vervangen in Artikel 19
19.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen
plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de
milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande
dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 19.3.2) dienen te
worden toegepast;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 32.2.
Verwijderen uit Artikel 29
29.1. Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
Lid e de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
Vervangen Artikel 32.2 Ruimtelijke kwaliteit
32.2.1 Algemeen
Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de
ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder
aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen vergezeld te gaan van een eigen
beeldkwaliteitsplan, dat is gebaseerd op het algemene inspiratiedocument
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
b. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm
van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de
waterhuishoudkundige waarden;
c. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige
aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische waarden, aardkundige
waarden, waterhuishoudkundige en hydrologische waarden;
d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in
redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een
en ander conform het algemene inspiratiedocument beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
e. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening
ruimte.
Toevoegen aan Artikel 32
32.4 Parkeren, laden en lossen
32.4.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te
worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid,
alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van
goederen, met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw,
uitbreiding of functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de
parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van
goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of
onder het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd
blijvende terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende
bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de
benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op
een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte
wordt voorzien.
32.4.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.