Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Parapluplan NAF-beleid Someren
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0847.BP02017004-VS01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
Het bestemmingsplan Parapluplan NAF-beleid Someren met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02017004-VS01 van de gemeente Someren.
 
1.2. Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
 
1.3. Verbeelding
De kaart, waarop de gronden, die in het plangebied zijn gelegen, zijn aangegeven.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Dit plan heeft betrekking op het herzien van een gedeelte van de regels van:
- het bestemmingsplan "Someren Buitengebied" van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 29 juni 2011 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02011002-VS02;
- het bestemmingsplan ‘Buitengebied Someren 2011, eerste partiële herziening’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 25 september 2014 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02014001-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2013’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 20 juni 2013 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02012005-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2014’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 21 april 2014 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02013022-VS02;
- het bestemmingsplan ‘Lieropsedijk 28 en 37’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 27 april 2011 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02010014-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Ruiter 17 en Hollestraat ong. Someren’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 29 juni 2011 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02010022-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Heikantstraat/Dellerweg/Ruiter 2010’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 29 juni 2011 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02011001-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Kerkendijk-Michelslaan’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 29 juni 2011 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02010015-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Zandstraat 99’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 7 december 2016 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02013017-VS03;
- het bestemmingsplan ‘Smulderslaan 51 Someren-Heide’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 29 juni 2011met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02010006-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Camping de Kuilen’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 29 februari 2012 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02100013-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Houtbroekdijk 30’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 30 mei 2012 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02010020-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Hollestraat 28’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 29 juni 2011 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02010021-VS01; 
- het bestemmingsplan ‘Recreatieve zone de Heihorsten’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 26 juni 2014 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP020100023-VS02;
- het bestemmingsplan ‘Moorsel 7’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 23 april 2013 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02011014-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Kuilerstraat 25’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 24 juni 2013 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02012003-VS01;
- het bestemmingsplan ‘1e partiële herziening Golfbaan De Swinkelsche 2012’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 24 april 2013 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Moorsel 1 Lierop’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 24 april 2013 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02012006-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Broekkant 4-5’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 25 september 2013 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02012007-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Boerenkamplaan tussen 91-93 te Someren-Eind’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 19 december 2012 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02012010-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Brimweg 10 Someren’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 30 april 2014 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02012012-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Moorsel 3 Lierop’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 4 september 2013 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP0212017-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Kerkendijk 60 Someren’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 25 september 2013 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02012018-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Brugstraat 9a’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 16 december 2015 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02013007-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Ruimte voor Ruimte woning, Vaarselstraat ong tussen 48 en 54’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 26 november 2015 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP2014006-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Landgoed Heihorsten’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 26 januari 2011 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02010008-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Landgoed Heihorsten herziening 2013’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 26 juni 2014 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02013019-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Laan ten boomen ong (naast 31) te Lierop’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 16 juli 2015 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02013020-VS01; 
- het bestemmingsplan ‘Loonbedrijf Kerkendijk 158’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 25 september 2014 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02013021-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Kuilerstraat 25, woningsplitsing’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 26 november 2015 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02014014-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Stalmansweg 9-11’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 21 februari 2013 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02012002-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Hoijserstraat 13’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 23 april 2014 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02014003-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2014, herziening Houtbroekstraat 8’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 29 januari 2015 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02014005-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Achterbroek 6 en 47’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 28 september 2011 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02011004-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Houtbroekstraat 9’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 28 mei 2014 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02011012-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Ruiter 10’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 28 januari 2016 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02014011-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Fouragehandel – Laarstraat 5’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 28 juli 2015 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02015001-VS01;’
- het bestemmingsplan ‘Kievitstraat 29 Someren’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 21 juli 2016 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02015004-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Nieuwendijk 126’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 27 februari 2013 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP2012001-VA01 ;
- het bestemmingsplan ‘Veegplan gemeente Someren 2015’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 25 februari 2016 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP2015003-VS01;
- het bestemmingsplan ‘Veegplan II gemeente Someren 2016’ van de gemeente Someren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 30 maart 2017 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02016002-VS01;
 
- De overige regels en bijlagen behorende bij de bestemmingsplannen ‘Someren buitengebied’, ‘Buitengebied Someren 2011, eerste partiële herziening’, ‘Buitengebied 2013’, ‘Buitengebied 2014’, ‘Lieropsedijk 28 en 47’, ‘Ruiter 17 en Hollestraat ong. Someren’, ‘Heikantstraat/Dellerweg/Ruiter 2010’, Kerkendijk-Michelslaan’, ‘Zandstraat 99’, ‘Smulderslaan 51’,’Camping de Kuilen’, ‘Houtbroekdijk 30’, ‘Hollestraat 28’, ‘Recreatieve zone de Heihorsten’, ‘Moorsel 7’, ‘Kuilerstraat 25’, ‘1e partiële herziening Golfbaan de Swinkelsche 2012’, ‘Moorsel 1’, ‘Broekkant4-5’, ‘Boerenkamplaan tussen 91-93 te Someren-Eind’, ‘Brimweg 10 Someren’, ‘Moorsel 3 Lierop’, ‘Kerkendijk 60’, ‘Brugstraat 9a’, ‘Vaarselstraat ongenummerd tussen 48 en 54 Ruimte voor Ruimte woning’, ‘Landgoed Heihorsten’, ‘Landgoed Heihorsten herziening 2013’, ‘Laan ten Boomen ongenummerd (naast 31) te Lierop, ‘Loonbedrijf Kerkendijk 158’, ‘Kuilerstraat 25 woningsplitsing’, ‘Stalmansweg 9-11’, ‘Hoijserstraat 13’, ‘Buitengebied 2014, herziening Houtbroekstraat 8’, ‘Achterbroek 6 en 47’, ‘Houtbroekstraat 9’, ‘Ruiter 10’, ‘Fouragehandel – Laarstraat 5’, ‘Kievitstraat 29 Someren’, ‘Nieuwendijk 126’, ‘Veegplan gemeente Someren 2015’ en veegplan II gemeente Someren 2016’ blijven onverkort en ongewijzigd van toepassing.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Someren Buitengebied (2011)
 
Artikel 3.1 Herziening regels bestemmingsplan Someren buitengebied
De regels van het bestemmingsplan Buitengebied Someren van de gemeente Someren worden als
volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
Agrarisch technisch hulpbedrijf:
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan
agrarische bedrijven of dat agrarische bedrijven bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals
loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en –handel, veetransport en veehandel, met
uitzondering van mestbewerking.
Arbeidsmigrant:
Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te
verwerven
bewoning:
het verblijven in of gebruiken van een ruimte als woonruimte inclusief nachtverblijf zonder dat
elders aantoonbaar over een hoofdverblijf wordt beschikt.
Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen
of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden,
zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie, tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Vervangen in Artikel 1 Begrippen
Agrarisch verwant bedrijf:
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren
of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik wordt gemaakt van het telen van gewassen, het
houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met
uitzondering van mestbewerking.
 
Toevoegen aan Artikel 4 Agrarisch – Agrarisch bedrijf
Herziening van artikel 4.1
 
Aan artikel 4.1 wordt lid 10 toegevoegd
10. Binnen het bestemmingsvlak is tevens het bouwen van een carnavals- of corsowagen
toegestaan conform de bepalingen in artikel 4.4.2.
 
Vervangen artikel 4.2.4 door
4.2.4 Bedrijfswoningen / plattelandswoningen
1. Per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan tenzij op de verbeelding een ander
getal is aangegeven.
2. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning’ is
gebruik van de (voormalige) bedrijfswoning als plattelandswoning toegestaan;
3. Bij (her)bouw mag de bedrijfswoning of plattelandswoning uitsluitend gesitueerd worden
ter plaatse van de bestaande fundering en als er sprake is van uitbreiding daar direct op
aansluitend.
4. Bij (her)bouw van een bedrijfswoning dient te worden aangetoond dat deze nodig is vanuit
bedrijfseconomisch oogpunt.
5. De inhoud van een bedrijfswoning of plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 750
m³, de inhoud van kelders, wordt niet meegeteld.
6. Indien de inhoud van de bestaande bedrijfswoning of plattelandswoning op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan op basis van een eerder verleende vergunning
al meer bedraagt of mag bedragen, dan geldt deze inhoud, als maximaal toegestaan. Bij
herbouw geldt dat de woning tot maximaal de vergunde inhoud mag worden
teruggebouwd.
7. Voor woonboerderijen geldt de totale inhoud van het pand als de maximaal toegestane
inhoud.
8. De afstand tot de as van de weg moet tenminste 15m¹ zijn.
9. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m¹.
10. De hoogte mag niet meer bedragen dan 10 m¹.
 
Vervangen artikel 4.2.5 door
4.2.5 Bijgebouwen bij bedrijfswoning / plattelandswoning
1. Per bedrijfswoning of plattelandswoning is een bijgebouw toegestaan met een oppervlakte
van maximaal 100m².
2. De maximaal toegestane goothoogte is 3m¹.
3. De maximaal toegestane bouwhoogte is 5,5m¹.
4. De afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5m¹.
5. De afstand to de as van de weg is ten minste 15m¹.
 
Vervangen artikel 4.2.6 door
4.2.6 Andere bouwwerken bij bedrijfswoning / plattelandswoning
1. Per bedrijfswoning / plattelandswoning mag één carport worden gebouwd met een
oppervlakte van maximaal 20m²en een maximale hoogte van 3m¹.
2. Voor andere bouwwerken geldt een hoogte van maximaal 1m¹ vóór de voorgevelrooilijn en
van 2 m¹ achter de voorgevelrooilijn.
 
Vervangen artikel 4.3.1 door
4.3.7 Afwijkende situering bedrijfswoning / plattelandswoning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 4.2.4 onder 2, ten behoeve van de herbouw van een bedrijfswoning of plattelandswoning op
een andere plaats binnen het bestemmingsvlak.
Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
1. de nieuwe locatie ligt niet minder dan 5 m¹ van de bestemmingsgrens en niet minder dan
15 m¹ uit de as van de weg waaraan wordt gebouwd;
2. In het geval van de herbouw van een plattelandswoning, dient herbouw plaats te vinden
binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
3. de bedrijfswoning of plattelandswoning wordt gebouwd ter vervanging van de bestaande
bedrijfswoning of plattelandswoning;
4. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
5. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
6. met de nieuwe situering is sprake van een milieukundige en ruimtelijke
kwaliteitsverbetering;
7. de sloop van de oorspronkelijke bedrijfswoning of plattelandswoning is duurzaam
verzekerd;
8. bij herbouw van een bedrijfswoning dient te worden aangetoond dat deze nodig is vanuit
bedrijfseconomisch oogpunt;
9. bij herbouw van een plattelandswoning dient te worden aangetoond dat de nieuwe locatie
voldoet aan de eisen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
10. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 34.1.
 
Vervanging artikel 4.4 specifieke gebruiksregels door
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik
Onder met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
1. Het gebruik van gebouwen anders dan de bedrijfswoning voor bewoning.
2. Het binnen gebouwen meer dan één bouwlaag gebruiken voor het houden van dieren. Dit
geldt niet voor volière- en scharrelstallen voor legkippen. Hier mogen twee lagen worden
gebruikt om de dieren te huisvesten.
 
Aan artikel 4.4 wordt lid 2 toegevoegd
Artikel 4.4.2 Carnavals- of corsowagen
Het bouwen van een carnavals- of corsowagen is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij het ter
plaatse gevestigde agrarische bedrijf, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a. Het bouwen van een carnavals- of corsowagen mag alleen plaatsvinden in bestaande en
vergunde bebouwing;
b. De bebouwing behoort toe aan een bestaand, in werking zijnde, agrarisch bedrijf;
c. Parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak.
 
Vervangen artikel 4
4.5.5 Huisvesting tijdelijke werknemers
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 4.4.1 onder 1, ten behoeve van de structurele of tijdelijke huisvesting van tijdelijke
werknemers in een bedrijfswoning, in bestaande of direct vergunbare bedrijfsgebouwen of ten
behoeve van alleen tijdelijke huisvesting in woonunits, (sta-)caravans of vergelijkbare
onderkomens.
Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
1. deze huisvesting dient noodzakelijk te zijn uit een oogpunt van een doelmatige agrarische
bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de structurele of tijdelijke grote arbeidsbehoefte in
het betreffende agrarisch bedrijf, waarover advies gevraagd kan worden aan de AAB;
2. de huisvesting mag uitsluitend werknemers betreffen, die alleen binnen het bedrijf, waar ze
gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
3. bij huisvesting in een woning mogen maximaal 20 personen per locatie worden gehuisvest;
4. bij huisvesting in een bedrijfsgebouw mogen maximaal 40 personen per locatie worden
gehuisvest;
5. huisvesting in woonunits, (sta-) caravans of vergelijkbare onderkomens is alleen
toegestaan als het gaat om een aantoonbaar tijdelijke oplossing gedurende niet meer dan 6
maanden per kalenderjaar;
6. bij tijdelijke huisvesting in woonunits, (sta-) caravans of vergelijkbare onderkomens deze
na afloop van de termijn zoals bepaald onder e worden verwijderd;
7. per woonunit mogen maximaal vier personen worden gehuisvest. Het maximaal te
huisvesten personen is niet meer dan 40;
8. de bouwhoogte van een woonunit mag niet meer bedragen dan 3 m¹;
9. de onder e genoemde verblijven moeten worden geplaatst binnen het agrarische
bestemmingsvlak;
10. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 34.1;
11. per drie huisvestingsplaatsen moet minimaal 1 parkeerplaats binnen het bestemmingsvlak
beschikbaar zijn. Het totaal aantal benodigde parkeerplaatsen wordt naar boven afgerond;
12. in afwijking op de leden d en g kan ten behoeve van piekmomenten in de
vollegrondstuinbouw voor een periode van maximaal 6 maanden gemotiveerd worden
afgeweken van het aantal maximaal te huisvesten personen;
13. zelfstandige bewoning van bedrijfsgebouwen en andere niet voor bewoning bestemde
gebouwen is niet toegestaan.
 
Aan de omgevingsvergunning worden de voorschriften verbonden dat:
a. de vergunning wordt ingetrokken indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijk grote
arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is;
b. binnen twee maanden nadat het gebruik als tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers
is beëindigd, dit door de bedrijfsvoerder schriftelijk wordt gemeld bij het college van
burgemeester en wethouders;
c. na beëindiging van het gebruik als tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers de
voorzieningen ten behoeve van de tijdelijke huisvesting binnen zes maanden na
beëindiging van het gebruik worden verwijderd.
 
Toevoegen aan Artikel 4
Artikel 4.5.7 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
1. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
2. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
3. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
4. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
5. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
6. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.5.8 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
1. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
2. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
3. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.5.9 Statische opslag als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor statische opslag als
nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
1. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen
wanneer ter plaatse sprake is van statische opslag;
2. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de statische opslag is 1.000m2;
3. er dient gebruik gemaakt te worden van bestaande bebouwing;
4. buitenopslag is uitgesloten;
5. opslag in kassen is uitgesloten.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.5.10 Kleinschalige niet-agrarische nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor kleinschalige niet-agrarische
nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure
bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij gelden de
volgende randvoorwaarden:
1. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen
wanneer ter plaatse sprake is van een kleinschalige niet-agrarische nevenfunctie;
2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoners van de betreffende locatie;
3. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de kleinschalige nietagrarische
nevenfunctie is 350 m2;
4. er dient gebruik te worden gemaakt van de bestaande bebouwing;
5. detailhandel is uitgesloten;
6. buitenopslag is uitgesloten.
 
Toevoegen lid 5 aan Artikel 4.7.2 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Wonen’:
5. Na de sloop van de overtollige (bedrijfs) bebouwing mag maximaal 250m² aan
bijgebouwen behouden blijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.7.4 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ te
wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ met de aanduiding ‘Wonen plus’ ten behoeve van de vestiging
van een kleinschalig bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven
en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden
aan de volgende voorwaarden:
1. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
2. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande
dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 21.3.2) dienen te
worden toegepast;
3. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m
2. De sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
5. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
6. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
7. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
8. buitenopslag is niet toegestaan;
9. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
10.de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 34.1;
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.7.5 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Bedrijf’ ten behoeve van een agrarisch verwant
bedrijf en agrarisch-technisch hulpbedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de
bestemming 'Bedrijf' voor het vestigen van een agrarisch verwant bedrijf of een agrarischtechnisch
hulpbedrijf. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
1. het agrarisch bedrijf is beëindigd en hervatting van de agrarische activiteiten ligt niet meer
in de rede;
2. het wijzigen van de bestemming is niet toegestaan ter plaatse van de bestemming
Groenblauwe mantel;
3. de omschakeling naar een agrarisch verwant bedrijf en agrarisch-technisch hulpbedrijf
draagt aantoonbaar bij aan de ontwikkeling van het gemengd landelijk gebied;
4. de beoogde ontwikkeling mag niet leiden tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met
een baliefunctie;
6. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige
detailhandelsvoorziening;
7. de vrijgekomen agrarische bebouwing moet worden gesloopt met dien verstande dat er
maximaal 600 m² bebouwing mag overblijven voor het agrarisch verwant bedrijf. Deze
krijgen de bestemming 'Bedrijf' terwijl de rest van het voormalige bestemmingsvlak
'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' dezelfde bestemming krijgt als de omliggende gronden;
8. de sloop van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing is duurzaam verzekerd;
9. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing wordt gehandhaafd;
10. indien de bestaande bebouwing bouwtechnisch of anderszins ongeschikt is voor het
agrarisch verwant bedrijf, is nieuwbouw toegestaan;
11. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en
netto ruimtebeslag;
12. de totale omvang van het bestemmingsvlak bedraagt maximaal 1,5 hectare, waarbij wordt
aangetoond dat de ontwikkeling ook op lange termijn past binnen de toegestane omvang;
13. buitenopslag is niet toegestaan;
14. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen;
15. de bestemming 'Bedrijf' dient in ieder geval aan te sluiten op de openbare weg met in- en
uitritten;
16. de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd conform de
bepalingen uit artikel 34.1 en aangetoond met een erfinrichtingsplan;
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.7.6 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Bedrijf’ ten behoeve van statische opslag
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch Bedrijf’ wijzigen in de
bestemming ‘Bedrijf’ voor het vestigen van statische opslag. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
1. het agrarisch bedrijf is beëindigd, er worden geen agrarische activiteiten meer uitgeoefend
en hervatting van de activiteiten ligt niet in de rede;
2. de maximaal toegestane bebouwingsoppervlakte ten behoeve van de statische opslag is
1.000 m2;
3. overtollige agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
4. buitenopslag is niet toegestaan;
5. opslag in kassen is niet toegestaan;
6. de maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak bedraagt 5.000 m2;
7. de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing worden gewaarborgd conform de
bepalingen uit artikel 34.1 en aangetoond met een erfinrichtingsplan;
8. ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Waarde – Groenblauwe mantel’ dient de wijziging
van de bestemming gepaard te gaan met een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van
de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.7.7 Wijzigingsbevoegdheid naar plattelandswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het
toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' aan een
bestaande bedrijfswoning. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
1. Er moet sprake zijn van een in werking zijnde landbouwinrichting, waar agrarische
activiteiten worden verricht en waarbij de vergunning of melding aanwezig moet zijn op het
moment van toekennen van de aanduiding.
2. Er moet sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de
plattelandswoning.
3. De bouwregels van artikel 4.2.6 zijn van overeenkomstige toepassing.
 
Toevoegen aan Artikel 6 Agrarisch met waarden – Abiotische waarden
6.6.7 Wijziging in bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ ten behoeve van
voorzieningen voor de opslag van ruwvoer voor een veehouderij
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Abiotische
waarden’ wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ met de aanduiding ‘specifieke
vorm van agrarisch – opslag ruwvoer’ voor het oprichten van voerplaten, sleufsilo’s of andere
voorzieningen voor de opslag van ruwvoer tot een oppervlakte van ten hoogste 0,5 hectare – niet
zijnde gebouwen – voor een veehouderij. Deze bevoegdheid geldt slechts wanneer er sprake is van
een grondgebonden veehouderij. Hierbij gelden daarnaast de volgende voorwaarden:
1. de bedoelde voorziening moet direct aansluiten aan een bestemmingsvlak dat een
veehouderij mogelijk maakt;
2. het bedrijf is vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate aangewezen op de opslag
van ruwvoer;
3. de bedoelde voorziening is noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering;
4. de ruimte is binnen het bouwperceel aantoonbaar niet aanwezig;
5. de voorzieningen mogen alleen gebruikt worden voor de opslag van ruwvoer;
6. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 2 m¹;
7. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m¹;
8. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹;
9. 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met de
aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – opslag ruwvoer’ wordt aangewend voor een
goede landschappelijke inpassing.
 
Toevoegen aan Artikel 8 Agrarisch met waarden – Natuurwaarden
8.5.7 Wijziging in bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ ten behoeve van
voorzieningen voor de opslag van ruwvoer voor een veehouderij
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Natuur
waarden’ wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ met de aanduiding ‘specifieke
vorm van agrarisch – opslag ruwvoer’ voor het oprichten van voerplaten, sleufsilo’s of andere
voorzieningen voor de opslag van ruwvoer tot een oppervlakte van ten hoogste 0,5 hectare – niet
zijnde gebouwen – voor een veehouderij. Deze bevoegdheid geldt slechts wanneer er sprake is van
een grondgebonden veehouderij. Hierbij gelden daarnaast de volgende voorwaarden:
1. de bedoelde voorziening moet direct aansluiten aan een bestemmingsvlak dat een
veehouderij mogelijk maakt;
2. het bedrijf is vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate aangewezen op de opslag
van ruwvoer;
3. de bedoelde voorziening is noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering;
4. de ruimte is binnen het bouwperceel aantoonbaar niet aanwezig;
5. de voorzieningen mogen alleen gebruikt worden voor de opslag van ruwvoer;
6. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 2 m¹;
7. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m¹;
8. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹;
9. 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met de
aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – opslag ruwvoer’ wordt aangewend voor een
goede landschappelijke inpassing.
10. Er mag geen afbreuk worden gedaan aan de aanwezige waterhuishoudkundige en
hydrologische waarden.
 
Toevoegen aan Artikel 21
21.4.3 Bewoning anders dan door een huishouden
1. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
2. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Vervangen in Artikel 21 Wonen
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Afwijken ten behoeve van inhoud woning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 16.2.2 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane inhoud (zijnde: 750 m³) van een woning tot maximaal 900 m³. Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
1. per m³ uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande
tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan
Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen
bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
Type landschap
Aantal m2 te slopen bebouwing om 1 m3 extra bebouwing mogelijk te maken
NNB
1
Kampenlandschap
1 2/3
Beekdallandschap
1 2/3
Oude heideontginningen
2
Jonge heideontginningen
2 1/3
Bebouwingsconcentraties
1 2/3
2. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
3. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
4. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
5. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
6. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 34.1.
 
21.3.2 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 16.2.4 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane oppervlakte (zijnde: 100 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande
tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan
Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen
bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
Type landschap
Aantal m2 te slopen bebouwing om 1 m2 extra bebouwing mogelijk te maken
NNB
1
Kampenlandschap
2
Beekdallandschap
2
Oude heideontginningen
3
Jonge heideontginningen
3 ½
Bebouwingsconcentraties
2
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 34.1.
 
Toevoegen aan Artikel 21
21.5.5 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
1. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
2. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
3. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
4. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
5. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
6. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 21
21.5.6 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
1. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
2. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
3. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 21
21.5.7 Afwijkingsbevoegdheid bewoning door arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning door
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
1. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in de bestaande
woning.
2. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
3. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
4. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Vervangen in Artikel 21
21.6.2. Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen
plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de
milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
1. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
2. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m
2, met dien verstande
dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 21.3.2) dienen te
worden toegepast;
3. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m
2. De sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
5. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
6. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
7. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
8. buitenopslag is niet toegestaan;
9. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
10. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 34.1.
 
Vervallen in artikel 31 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
31.1.5 de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
 
Vervangen Artikel 34 door
34.1 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
34.1.1 Algemeen
Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de
ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder
aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
1. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen vergezeld te gaan van een eigen
beeldkwaliteitsplan, dat is gebaseerd op het algemene inspiratiedocument
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
2. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm
van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de
waterhuishoudkundige waarden;
3. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige
aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische waarden, aardkundige
waarden, waterhuishoudkundige en hydrologische waarden;
4. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in
redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een
en ander conform het algemene inspiratiedocument beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
5. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening
ruimte.
 
34.1.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 34.1.1, houdt in ieder geval in dat:
a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat eerst
gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële,
juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling
binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
c. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande
bebouwing plaats te vinden in het kader van concentratie van bebouwing en zuinig
ruimtegebruik.
 
Toevoegen aan Artikel 34
34.4 Parkeren, laden en lossen
34.4.1 Algemeen
1. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te worden
voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid, alsook ruimte en
het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien
verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding of
functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de parkeerkencijfers van het
CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van goederen op eigen
terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder het gebouw, dan wel op of
onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein mogen bevinden.
2. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het voldoen
aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, dan wel
naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid
wordt voorzien;
3. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op een
andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt
voorzien.
 
34.4.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
1. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren
ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
2. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt, en
in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
Artikel 4 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Buitengebied Someren 2011, eerste partiële herziening
 
Artikel 4.1 Herziening regels bestemmingsplan Someren buitengebied
De regels van het bestemmingsplan Buitengebied Someren 2011, eerste partiële herziening van de gemeente Someren worden als volgt gewijzigd:
 
Vervangen in Artikel 21 Wonen
21.3.2 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 21.2.3 onder 1, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal toegestane oppervlakte (100 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten minste de volgende voorwaarden:
  1. per 25 m² uitbreiding dient telkens minimaal 100 m² aan legaal opgerichte of krachtens overgangsrecht toegelaten bebouwing op het perceel zelf of elders in het buitengebied van Someren te worden gesloopt;
  2. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de toepassing van deze regeling;
  3. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
  4. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  5. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
  6. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 34.1.
Artikel 5 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Buitengebied 2013
 
Artikel 5.1 Herziening regels bestemmingsplan Buitengebied 2013
De regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 van de gemeente Someren worden als
volgt gewijzigd:
 
Vervangen in Artikel 1 Begrippen
Agrarisch technisch hulpbedrijf:
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan
agrarische bedrijven of dat agrarische bedrijven bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals
loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en –handel, veetransport en veehandel, met
uitzondering van mestbewerking.
 
Agrarisch verwant bedrijf:
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren
of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik wordt gemaakt van het telen van gewassen, het
houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met
uitzondering van mestbewerking.
Toevoegen aan Artikel 1 begrippen
 
Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen
of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden,
zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Aan artikel 4.1.1 wordt lid r toegevoegd
r. Binnen het bestemmingsvlak is tevens het bouwen van een carnavals- of corsowagen toegestaan
conform de bepalingen in artikel 4.4.4.
 
4.2.4 Bedrijfswoningen / plattelandswoningen
a. per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan tenzij anders aangeduid ter
plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
b. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning’
is gebruik van de (voormalige) bedrijfswoning als plattelandswoning toegestaan;
c. bij herbouw mag de bedrijfswoning of plattelandswoning uitsluitend gesitueerd
worden ter plaatse van de bestaande fundering en als er sprake is van uitbreiding
daar direct op aansluitend;
d. bij herbouw van een bedrijfswoning dient te worden aangetoond dat deze nodig is
vanuit bedrijfseconomisch oogpunt;
e. de bedrijfswoning of plattelandswoning mag een inhoud hebben van maximaal 750
m3. De inhoud van een kelder wordt niet meegeteld;
f. Indien de inhoud van de bestaande bedrijfswoning of plattelandswoning op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan op basis van een eerder
verleende vergunning al meer bedraagt of mag bedragen, dan geldt deze inhoud,
als maximaal toegestaan. Bij herbouw geldt dat de woning tot maximaal de
vergunde inhoud mag worden teruggebouwd;
g. voor woonboerderijen geldt de totale inhoud van het pand op het moment van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan als de maximaal toegestane inhoud;
h. de maximaal toegestane goothoogte is 6 m1;
i. de maximaal toegestane bouwhoogte is 10 m1;
j. de dakhelling dient tussen de 20 en 60 graden te zijn;
k. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m1;
l. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹;
m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - noodwoning' is een
noodwoning toegestaan waarbij de bebouwing die bestaat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan gedeeltelijk mag worden vernieuwd of
veranderd met inachtneming van de bestaande oppervlakte, goot- en bouwhoogte.
Uitbreiding is niet toegestaan.
 
4.2.5 Bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de bedrijfswoning / plattelandswoning
a. per bedrijfswoning of plattelandswoning is een bijbehorend bouwwerk toegestaan
met een oppervlakte van maximaal 100 m².
b. de maximaal toegestane goothoogte is 3 m1;
c. de maximaal toegestane bouwhoogte is 5,5 m1;
d. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m1 achter de
voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
e. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m1;
f. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹.
 
4.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde behorende bij bedrijfswoning /
plattelandswoning
a. per bedrijfswoning of plattelandswoning mag één carport worden gebouwd met de
volgende maatvoering:
1. oppervlakte niet meer dan 20 m²;
2. bouwhoogte niet meer dan 3 m1;
3. de carport dient op een afstand van ten minste 1 m1 achter de
voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning / plattelandswoning te worden
gebouwd;
4. afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m¹;
5. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m1;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, met uitzondering van erfafscheidingen, is
maximaal 2,5 m1 met een afstand tot de bestemmingsgrens van ten minste 5 m1;
c. de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m1
zijn en voor het overige maximaal 2 m1.
 
4.3.2 Herbouw bedrijfswoning / plattelandswoning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 4.2.4, ten behoeve van de herbouw van een bedrijfswoning of plattelandswoning op een
andere plaats binnen het bestemmingsvlak. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. de nieuwe locatie ligt niet minder dan 5 m¹ van de bestemmingsgrens en niet
minder dan 15 m¹ uit de as van de weg waaraan wordt gebouwd;
b. In het geval van de herbouw van een plattelandswoning, dient herbouw plaats te
vinden binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
c. de bedrijfswoning of plattelandswoning wordt gebouwd ter vervanging van de
bestaande bedrijfswoning of plattelandswoning;
d. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van
de woning mogen niet worden belemmerd;
e. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn
omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
f. met de nieuwe situering is sprake van een milieukundige en ruimtelijke
kwaliteitsverbetering;
g. de sloop van de oorspronkelijke bedrijfswoning is duurzaam verzekerd;
h. bij herbouw van een bedrijfswoning dient te worden aangetoond dat deze nodig is
vanuit bedrijfseconomisch oogpunt;
i. bij herbouw van een plattelandswoning dient te worden aangetoond dat de nieuwe
locatie voldoet aan de eisen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 32.2.
 
Toevoegen aan Artikel 4 Agrarisch – Agrarisch bedrijf
Artikel 4.4.4 Carnavals- of corsowagen
Het bouwen van een carnavals- of corsowagen is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij het ter
plaatse gevestigde agrarische bedrijf, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a. Het bouwen van een carnavals- of corsowagen mag alleen plaatsvinden in bestaande en
vergunde bebouwing;
b. De bebouwing behoort toe aan een bestaand, in werking zijnde, agrarisch bedrijf;
c. Parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak.
 
Toevoegen aan Artikel 4 Agrarisch – Agrarisch bedrijf
Artikel 4.5.2 Huisvesting tijdelijke werknemers
Lid m. zelfstandige bewoning van bedrijfsgebouwen en andere niet voor bewoning bestemde
gebouwen is niet toegestaan.
 
Vervallen in Artikel 4 Agrarisch – Agrarisch bedrijf’
Artikel 4.5.3 Mini-camping
lid a de ontwikkeling is niet gelegen binnen de aanduiding ‘reconstructiewetzone –
landbouwontwikkelingsgebied’.
 
Vervallen in Artikel 4 Agrarisch – Agrarisch bedrijf’
Artikel 4.5.4 Groepsaccommodatie
lid a de ontwikkeling is niet gelegen binnen de aanduiding ‘reconstructiewetzone –
landbouwontwikkelingsgebied’.
 
Vervallen in Artikel 4 Agrarisch – Agrarisch bedrijf’
Artikel 4.5.5 Bed en breakfast
lid a de ontwikkeling is niet gelegen binnen de aanduiding ‘reconstructiewetzone –
landbouwontwikkelingsgebied’.
 
Vervallen in Artikel 4 Agrarisch – Agrarisch bedrijf’
 
Artikel 4.5.6 Theehuis/uitspanning (routegebonden horeca)
lid a de ontwikkeling is niet gelegen binnen de aanduiding ‘reconstructiewetzone –
landbouwontwikkelingsgebied’.
 
Toevoegen aan Artikel 4 Agrarisch – Agrarisch bedrijf
Artikel 4.5.8 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.5.9 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.5.10 Statische opslag als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor statische opslag als
nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen
wanneer ter plaatse sprake is van statische opslag;
b. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de statische opslag is 1.000
m2;
c. er dient gebruik gemaakt te worden van bestaande bebouwing;
d. buitenopslag is uitgesloten;
e. opslag in kassen is uitgesloten.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.5.11 Kleinschalige niet-agrarische nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor kleinschalige niet-agrarische
nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure
bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij gelden de
volgende randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen
wanneer ter plaatse sprake is van een kleinschalige niet-agrarische nevenfunctie;
b. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoners van de betreffende locatie;
c. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de kleinschalige nietagrarische
nevenfunctie is 350 m2;
d. er dient gebruik te worden gemaakt van de bestaande bebouwing;
e. detailhandel is uitgesloten;
f. buitenopslag is uitgesloten.
 
Toevoegen lid aan artikel 4.7.3 Wijzigingsbevoegdheid naar 'Wonen' en 'Agrarisch' of 'Agrarisch
met waarden - Landschapswaarden'
i. Na de sloop van de overtollige (bedrijfs) bebouwing mag maximaal 250m² aan
bijgebouwen behouden blijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.7.7 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ te
wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ met de aanduiding ‘Wonen plus’ ten behoeve van de vestiging
van een kleinschalig bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven
en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden
aan de volgende voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande
dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 19.3.2) dienen te
worden toegepast;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 32.2.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.7.8 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Bedrijf’ ten behoeve van een agrarisch verwant
bedrijf en agrarisch-technisch hulpbedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de
bestemming 'Bedrijf' voor het vestigen van een agrarisch verwant bedrijf of een agrarischtechnisch
hulpbedrijf. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf is beëindigd en hervatting van de agrarische activiteiten ligt niet meer
in de rede;
b. het wijzigen van de bestemming is niet toegestaan ter plaatse van de bestemming
Groenblauwe mantel;
c. de omschakeling naar een agrarisch verwant bedrijf en agrarisch-technisch hulpbedrijf
draagt aantoonbaar bij aan de ontwikkeling van het gemengd landelijk gebied;
d. de beoogde ontwikkeling mag niet leiden tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
e. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met
een baliefunctie;
f. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige
detailhandelsvoorziening;
g. de vrijgekomen agrarische bebouwing moet worden gesloopt met dien verstande dat er
maximaal 600 m² bebouwing mag overblijven voor het agrarisch verwant bedrijf. Deze
krijgen de bestemming 'Bedrijf' terwijl de rest van het voormalige bestemmingsvlak
'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' dezelfde bestemming krijgt als de omliggende gronden;
h. de sloop van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing is duurzaam verzekerd;
i. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing wordt gehandhaafd;
j. indien de bestaande bebouwing bouwtechnisch of anderszins ongeschikt is voor het
agrarisch verwant bedrijf, is nieuwbouw toegestaan;
k. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en
netto ruimtebeslag;
l. de totale omvang van het bestemmingsvlak bedraagt maximaal 1,5 hectare, waarbij wordt
aangetoond dat de ontwikkeling ook op lange termijn past binnen de toegestane omvang;
m. buitenopslag is niet toegestaan;
n. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen;
o. de bestemming 'Bedrijf' dient in ieder geval aan te sluiten op de openbare weg met in- en
uitritten;
p. de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd conform de
bepalingen uit artikel 32.2 en aangetoond met een erfinrichtingsplan;
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.7.9 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Bedrijf’ ten behoeve van statische opslag
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch Bedrijf’ wijzigen in de
bestemming ‘Bedrijf’ voor het vestigen van statische opslag. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf is beëindigd, er worden geen agrarische activiteiten meer uitgeoefend
en hervatting van de activiteiten ligt niet in de rede;
b. de maximaal toegestane bebouwingsoppervlakte ten behoeve van de statische opslag is
1.000 m2;
c. overtollige agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
d. buitenopslag is niet toegestaan;
e. opslag in kassen is niet toegestaan;
f. de maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak bedraagt 5.000 m2.
g. de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing worden gewaarborgd conform de
bepalingen uit artikel 32.2 en aangetoond met een erfinrichtingsplan;
h. ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Waarde – Groenblauwe mantel’ dient de wijziging van
de bestemming gepaard te gaan met een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van de
onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
 
Toevoegen aan artikel 4
4.7.10 Wijzigingsbevoegdheid naar plattelandswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het
toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' aan een
bestaande bedrijfswoning. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
a. Er moet sprake zijn van een in werking zijnde landbouwinrichting, waar agrarische
activiteiten worden verricht en waarbij de vergunning of melding aanwezig moet zijn op het
moment van toekennen van de aanduiding.
b. Er moet sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de
plattelandswoning.
c. De bouwregels van artikel 4.2.4 zijn van overeenkomstige toepassing.
 
Toevoegen aan artikel 6 Agrarische waarden – Natuurwaarden
6.7.6 Wijziging in bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ ten behoeve van
voorzieningen voor de opslag van ruwvoer voor een veehouderij
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Natuur
waarden’ wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ met de aanduiding ‘specifieke
vorm van agrarisch – opslag ruwvoer’ voor het oprichten van voerplaten, sleufsilo’s of andere
voorzieningen voor de opslag van ruwvoer tot een oppervlakte van ten hoogste 0,5 hectare – niet
zijnde gebouwen – voor een veehouderij. Deze bevoegdheid geldt slechts wanneer er sprake is van
een grondgebonden veehouderij. Hierbij gelden daarnaast de volgende voorwaarden:
a. de bedoelde voorziening moet direct aansluiten aan een bestemmingsvlak dat een
veehouderij mogelijk maakt;
b. het bedrijf is vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate aangewezen op de opslag
van ruwvoer;
c. de bedoelde voorziening is noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering;
d. de ruimte is binnen het bouwperceel aantoonbaar niet aanwezig;
e. de voorzieningen mogen alleen gebruikt worden voor de opslag van ruwvoer;
f. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 2 m1;
g. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m1;
h. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹;
i. 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met de
aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – opslag ruwvoer’ wordt aangewend voor een
goede landschappelijke inpassing.
 
Vervallen in Artikel 7 Bedrijf
Artikel 7.5.1 Mini-camping
lid a de ontwikkeling is niet gelegen binnen de aanduiding ‘reconstructiewetzone –
landbouwontwikkelingsgebied’.
 
Toevoegen aan artikel 10 Gemengd landgoed
Artikel 10.5.3 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 10
10.5.4 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 10
10.5.5. Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Toevoegen aan Artikel 10
Bed en Breakfast als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het als
ondergeschikte functie toestaan van bed and breakfast die wordt geëxploiteerd door de bewoner(s)
van de betreffende locatie in de bestaande bebouwing. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de capaciteit is maximaal 10 personen (eenpersoonsbedden);
b. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
c. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
d. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van andere belangen waaronder
die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 32.2.
 
Vervangen in Artikel 19 Wonen
19.3.1 Afwijken ten behoeve van inhoud woning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 19.2.2 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane inhoud (zijnde: 750 m³) van een woning tot maximaal 900 m³. Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m³ uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande
tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan
Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen
bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 32.2.
 
Vervangen in Artikel 19 Wonen
19.3.2 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 19.2.3 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane oppervlakte (zijnde: 100 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande
tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan
Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen
bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 32.2.
 
Toevoegen aan Artikel 19 Wonen
19.4.4. Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Vervallen in Artikel 19 Wonen
Artikel 19.5.1 Minicamping
lid a de ontwikkeling is niet gelegen binnen de aanduiding ‘reconstructiewetzone –
landbouwontwikkelingsgebied’.
 
Vervallen in Artikel 19 Wonen
Artikel 19.5.2 Bed en breakfast
lid a de ontwikkeling is niet gelegen binnen de aanduiding ‘reconstructiewetzone –
landbouwontwikkelingsgebied’.
 
Vervallen in Artikel 19 Wonen
Artikel 19.5.3 Theehuis/uitspanning (routegebonden horeca)
lid a de ontwikkeling is niet gelegen binnen de aanduiding ‘reconstructiewetzone –
landbouwontwikkelingsgebied’.
 
Toevoegen aan Artikel 19 Wonen
19.5.5 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 19
19.5.6 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 19
19.5.7 Afwijkingsbevoegdheid bewoning door arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning door
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in de bestaande woning.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
c. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
d. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Vervangen in Artikel 19
19.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen
plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de
milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande
dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 19.3.2) dienen te
worden toegepast;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 32.2.
 
Verwijderen uit Artikel 29
29.1. Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
Lid e de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
 
Vervangen Artikel 32.2 Ruimtelijke kwaliteit
32.2.1 Algemeen
Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de
ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder
aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen vergezeld te gaan van een eigen
beeldkwaliteitsplan, dat is gebaseerd op het algemene inspiratiedocument
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
b. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm
van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de
waterhuishoudkundige waarden;
c. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige
aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische waarden, aardkundige
waarden, waterhuishoudkundige en hydrologische waarden;
d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in
redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een
en ander conform het algemene inspiratiedocument beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
e. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening
ruimte.
 
Toevoegen aan Artikel 32
32.4 Parkeren, laden en lossen
32.4.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te
worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid,
alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van
goederen, met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw,
uitbreiding of functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de
parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van
goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of
onder het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd
blijvende terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende
bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de
benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op
een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte
wordt voorzien.
 
32.4.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt. 
 
Artikel 6 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Buitengebied 2014
 
Artikel 6.1 Herziening regels bestemmingsplan Buitengebied 2014
De regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2014 van de gemeente Someren worden als
volgt gewijzigd:
 
Vervangen in artikel 1 Begrippen
Agrarisch verwant bedrijf:
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren
of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik wordt gemaakt van het telen van gewassen, het
houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met
uitzondering van mestbewerking.
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
Agrarisch technisch hulpbedrijf:
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan
agrarische bedrijven of dat agrarische bedrijven bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals
loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en –handel, veetransport en veehandel, met
uitzondering van mestbewerking.
 
Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen
of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden,
zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang anders in de regels is bepaald.
 
Aan artikel 4.1.1 wordt lid s toegevoegd
s. Binnen het bestemmingsvlak is tevens het bouwen van een carnavals- of corsowagen toegestaan
conform de bepalingen in artikel 4.4.3.
 
Vervangen artikel 4.2.5 door:
4.2.5 Bedrijfswoningen / plattelandswoningen
a. per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan tenzij anders aangeduid ter plaatse
van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
b. bij herbouw mag de bedrijfswoning of plattelandswoning uitsluitend gesitueerd worden ter
plaatse van de bestaande fundering en als er sprake is van uitbreiding daar direct op
aansluitend;
c. Bij (her)bouw van een bedrijfswoning dient te worden aangetoond dat deze nodig is vanuit
bedrijfseconomisch oogpunt.
d. herbouw van een woonboerderij is alleen mogelijk indien dit is gericht op behoud en/ of
herstel van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
e. de bedrijfswoning of plattelandswoning mag een inhoud hebben van maximaal 750 m3. De
inhoud van een kelder wordt niet meegeteld;
f. Indien de inhoud van de bestaande bedrijfswoning of plattelandswoning op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan op basis van een eerder verleende vergunning
al meer bedraagt of mag bedragen, dan geldt deze inhoud, als maximaal toegestaan. Bij
herbouw geldt dat de woning tot maximaal de vergunde inhoud mag worden
teruggebouwd;
g. voor woonboerderijen geldt de totale inhoud van het pand als de maximaal toegestane
inhoud;
h. de maximaal toegestane goothoogte is 6 m1;
i. de maximaal toegestane bouwhoogte is 10 m1;
j. de dakhelling dient tussen de 20 graden en 60 graden te zijn;
k. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m1;
l. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹;
m. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 23.2;
 
Vervangen artikel 4.2.6 door:
4.2.6 Bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de bedrijfswoning / plattelandswoning
a. per bedrijfswoning of plattelandswoning is een bijbehorend bouwwerk toegestaan met een
oppervlakte van maximaal 100 m²;
b. de maximaal toegestane goothoogte is 3 m1;
c. de maximaal toegestane bouwhoogte is 5,5 m1;
d. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m1 achter de
voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning of plattelandswoning te worden gebouwd;
e. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m1;
f. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹.
 
Vervangen artikel 4.2.7 door:
4.2.7 Bouwwerken geen gebouwen zijnde behorende bij bedrijfswoning /
plattelandswoning
a. per bedrijfswoning of plattelandswoning mag één carport worden gebouwd met de
volgende maatvoering:
1. oppervlakte niet meer dan 20 m²;
2. bouwhoogte niet meer dan 3 m1;
3. de carport dient op een afstand van ten minste 1 m1 achter de voorgevelrooilijn
van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
4. afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m¹;
5. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m1;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, met uitzondering van erfafscheidingen, is
maximaal 2,5 m1 met een afstand tot de bestemmingsgrens van ten minste 5 m1;
c. de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m1 zijn en
voor het overige maximaal 2 m1.
 
Vervangen artikel 4.3.3 door:
4.3.3 Herbouw bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 4.2.5 ten behoeve van de herbouw van een bedrijfswoning of plattelandswoning op
een andere plaats binnen het bestemmingsvlak.
Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
a. de nieuwe locatie ligt niet minder dan 5 m¹ van de bestemmingsgrens en niet minder dan
15 m¹ uit de as van de weg waaraan wordt gebouwd;
b. In het geval van de herbouw van een plattelandswoning, dient herbouw plaats te vinden
binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
c. de bedrijfswoning of plattelandswoning wordt gebouwd ter vervanging van de bestaande
bedrijfswoning of plattelandswoning;
d. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
e. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
f. met de nieuwe situering is sprake van een milieukundige en ruimtelijke
kwaliteitsverbetering;
g. de sloop van de oorspronkelijke bedrijfswoning of plattelandswoning is duurzaam
verzekerd;
h. bij herbouw van een bedrijfswoning dient te worden aangetoond dat deze nodig is vanuit
bedrijfseconomisch oogpunt;
i. bij herbouw van een plattelandswoning dient te worden aangetoond dat de nieuwe locatie
voldoet aan de eisen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 23.2.
 
Toevoegen aan Artikel 4 Agrarisch – Agrarisch bedrijf
Artikel 4.4.3 Carnavals- of corsowagen
Het bouwen van een carnavals- of corsowagen is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij het ter
plaatse gevestigde agrarische bedrijf, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a. Het bouwen van een carnavals- of corsowagen mag alleen plaatsvinden in bestaande en
vergunde bebouwing;
b. De bebouwing behoort toe aan een bestaand, in werking zijnde, agrarisch bedrijf;
c. Parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak.
 
Toevoegen aan Artikel 4 Agrarisch – Agrarisch bedrijf
Artikel 4.5.8 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.5.9 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.5.10 Statische opslag als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor statische opslag als
nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen
wanneer ter plaatse sprake is van statische opslag;
b. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de statische opslag is 1.000
m2;
c. er dient gebruik gemaakt te worden van bestaande bebouwing;
d. buitenopslag is uitgesloten;
e. opslag in kassen is uitgesloten.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.5.11 Kleinschalige niet-agrarische nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor kleinschalige niet-agrarische
nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure
bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen
wanneer ter plaatse sprake is van een kleinschalige niet-agrarische nevenfunctie;
b. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoners van de betreffende locatie;
c. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de kleinschalige nietagrarische
nevenfunctie is 350 m2;
d. er dient gebruik te worden gemaakt van de bestaande bebouwing;
e. detailhandel is uitgesloten;
f. buitenopslag is uitgesloten.
Toevoegen lid j aan Artikel 4.7.3 Wijzigingsbevoegdheid naar 'Wonen' en 'Agrarisch' of 'Agrarisch
met waarden - Landschapswaarden' of 'Agrarisch met waarden - Natuurwaarden'
j. Na de sloop van de overtollige (bedrijfs) bebouwing mag maximaal 250m² aan
bijgebouwen behouden blijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.7.5 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ te
wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ met de aanduiding ‘Wonen plus’ ten behoeve van de vestiging
van een kleinschalig bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven
en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden
aan de volgende voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande
dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 9.6.1) dienen te
worden toegepast;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 23.2;
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.7.6 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Bedrijf’ ten behoeve van een agrarisch verwant
bedrijf en agrarisch-technisch hulpbedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de
bestemming 'Bedrijf' voor het vestigen van een agrarisch verwant bedrijf of een agrarischtechnisch
hulpbedrijf. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf is beëindigd en hervatting van de agrarische activiteiten ligt niet meer
in de rede;
b. het wijzigen van de bestemming is niet toegestaan ter plaatse van de bestemming
Groenblauwe mantel;
c. de omschakeling naar een agrarisch verwant bedrijf en agrarisch-technisch hulpbedrijf
draagt aantoonbaar bij aan de ontwikkeling van het gemengd landelijk gebied;
d. de beoogde ontwikkeling mag niet leiden tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
e. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met
een baliefunctie;
f. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige
detailhandelsvoorziening;
g. de vrijgekomen agrarische bebouwing moet worden gesloopt met dien verstande dat er
maximaal 600 m² bebouwing mag overblijven voor het agrarisch verwant bedrijf. Deze
krijgen de bestemming 'Bedrijf' terwijl de rest van het voormalige bestemmingsvlak
'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' dezelfde bestemming krijgt als de omliggende gronden;
h. de sloop van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing is duurzaam verzekerd;
i. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing wordt gehandhaafd;
j. indien de bestaande bebouwing bouwtechnisch of anderszins ongeschikt is voor het
agrarisch verwant bedrijf, is nieuwbouw toegestaan;
k. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en
netto ruimtebeslag;
l. de totale omvang van het bestemmingsvlak bedraagt maximaal 1,5 hectare, waarbij wordt
aangetoond dat de ontwikkeling ook op lange termijn past binnen de toegestane omvang;
m. buitenopslag is niet toegestaan;
n. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen;
o. de bestemming 'Bedrijf' dient in ieder geval aan te sluiten op de openbare weg met in- en
uitritten;
p. de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd conform de
bepalingen uit artikel 23.2 en aangetoond met een erfinrichtingsplan;
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.7.7 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Bedrijf’ ten behoeve van statische opslag
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch Bedrijf’ wijzigen in de
bestemming ‘Bedrijf’ voor het vestigen van statische opslag. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf is beëindigd, er worden geen agrarische activiteiten meer uitgeoefend
en hervatting van de activiteiten ligt niet in de rede;
b. de maximaal toegestane bebouwingsoppervlakte ten behoeve van de statische opslag is
1.000 m2;
c. overtollige agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
d. buitenopslag is niet toegestaan;
e. opslag in kassen is niet toegestaan;
f. de maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak bedraagt 5.000 m2.
g. de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing worden gewaarborgd conform de
bepalingen uit artikel 23.2 en aangetoond met een erfinrichtingsplan;
h. ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Waarde – Groenblauwe mantel’ dient de wijziging
van de bestemming gepaard te gaan met een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van
de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
 
Toevoegen aan artikel 4
4.7.8 Wijzigingsbevoegdheid naar plattelandswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het
toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' aan een
bestaande bedrijfswoning. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
a. Er moet sprake zijn van een in werking zijnde landbouwinrichting, waar agrarische
activiteiten worden verricht en waarbij de vergunning of melding aanwezig moet zijn op het
moment van toekennen van de aanduiding.
b. Er moet sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de
plattelandswoning.
c. De bouwregels van artikel 4.2.6 zijn van overeenkomstige toepassing.
 
Vervangen in Artikel 9 Wonen
9.3.1 Afwijken ten behoeve van inhoud woning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 9.2.2 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane inhoud (zijnde: 750 m³) van een woning tot maximaal 900 m³. Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m³ uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande
tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan
Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen
bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 23.2.
 
9.3.2 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 9.2.3 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane oppervlakte (zijnde: 100 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande
tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan
Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen
bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 23.2.
 
Toevoegen aan artikel 9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.3 Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Toevoegen aan Artikel 9
9.5.5 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 9
9.5.6 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 9
9.5.7 Afwijkingsbevoegdheid bewoning door arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning door
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in de bestaande woning.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
c. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
d. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Vervangen in Artikel 9
9.6.1. Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen
plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de
milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande
dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 9.3.2) dienen te
worden toegepast;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 23.2.
 
Verwijderen uit artikel 20
20.1. e de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
 
Toevoegen aan Artikel 23
23.4 Parkeren, laden en lossen
23.4.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te
worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid,
alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van
goederen, met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw,
uitbreiding of functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de
parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van
goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder
het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende
terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende
bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de
benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op
een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte
wordt voorzien.
 
23.4.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
   
Artikel 7 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Lieropsedijk 28 en 4
 
Artikel 7.1 Herziening regels bestemmingsplan Lieropsedijk 28 en 47
De regels van het bestemmingsplan Lieropsedijk 28 en 47 van de gemeente Someren worden als volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1
1.39 arbeidsmigrant:
Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te verwerven
 
1.40 bewoning:
het verblijven in of gebruiken van een ruimte als woonruimte inclusief nachtverblijf zonder dat elders aantoonbaar over een hoofdverblijf wordt beschikt.
 
1.41 Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden, zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
1.42 Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
1.43 Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
1.44 Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
1.45 Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Vervangen in Artikel 1, artikel 1.38 woning door
1.38 woning/wooneenheid:
één complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder tevens begrepen gezinsvervangende woonvormen.
 
Toevoegen aan Artikel 5 Wonen -1 5.4.3 Bewoning arbeidsmigranten
  1. Het is toegestaan om 4 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
  2. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
Toevoegen aan Artikel 5.5
5.5.3 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden: 39/208
  1. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
  2. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van zorgbehoevenden te realiseren;
  3. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
  4. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
  5. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn landschappelijk goed inpasbaar;
  6. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende woningen en bedrijven.
Toevoegen aan Artikel 5.5
5.5.4 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
  1. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
  2. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn landschappelijk goed inpasbaar;
  3. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende woningen en bedrijven.
5.5.5 Afwijkingsbevoegdheid voor bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
  1. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
  2. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
  3. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn landschappelijk goed inpasbaar;
  4. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende woningen en bedrijven.
Toevoegen artikel 5.6
5.6 Afwijken van de bouwregels
5.6.1 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.3 onder b, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal toegestane oppervlakte (zijnde: 150 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten minste de volgende voorwaarden:
  1. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
 
  1. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de toepassing van deze regeling;
  2. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
  3. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  4. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
  5. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 11.
Toevoegen Artikel 5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:
  1. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte bebouwing;
  2. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bedrijfsbebouwing is 350 m2, met dien verstande dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 5.6.1) dienen te worden toegepast;
  3. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2, die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
  4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  5. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
  6. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
  7. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
  8. buitenopslag is niet toegestaan;
  9. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
  10. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 11.
Toevoegen aan Artikel 6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.3 Bewoning arbeidsmigranten
  1. Het is toegestaan om 4 arbeidsmigranten te huisvesten in een (bedrijfs)woning.
  2. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
Toevoegen aan Artikel 6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.3 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
  1. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
  2. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van zorgbehoevenden te realiseren;
  3. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
  4. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
  5. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn landschappelijk goed inpasbaar;
  6. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende woningen en bedrijven.
Toevoegen aan Artikel 6.5
6.5.4 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
  1. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
  2. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn landschappelijk goed inpasbaar;
  3. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende woningen en bedrijven.
6.5.5 Afwijkingsbevoegdheid voor bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
  1. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
  2. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
  3. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn landschappelijk goed inpasbaar;
  4. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende woningen en bedrijven.
Toevoegen aan Artikel 6 Wonen-2
6.6 Afwijken van de bouwregels
6.6.1 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.3 onder b, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal toegestane oppervlakte (zijnde: 150 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten minste de volgende voorwaarden:
  1. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
 
 
  1. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de toepassing van deze regeling;
  2. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
  3. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  4. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
  5. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 11.
Toevoegen Artikel 6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.3 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:
  1. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte bebouwing;
  2. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 6.6.1) dienen te worden toegepast;
  3. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2, die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
  4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  5. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
  6. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
  7. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
  8. buitenopslag is niet toegestaan;
  9. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
  10. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 11.
Toevoegen aan Artikel 7
7.4.3 Bewoning arbeidsmigranten
  1. Het is toegestaan om 4 arbeidsmigranten te huisvesten in een (bedrijfs)woning.
  2. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
Toevoegen aan Artikel 7
7.5.3 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
  1. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
  2. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van zorgbehoevenden te realiseren;
  3. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
  4. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
  5. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn landschappelijk goed inpasbaar;
  6. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende woningen en bedrijven.
Toevoegen aan Artikel 7
7.5.4 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
  1. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
  2. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn landschappelijk goed inpasbaar;
  3. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende woningen en bedrijven.
Toevoegen aan Artikel 7
7.5.3 Afwijkingsbevoegdheid voor bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
  1. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
  2. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
  3. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn landschappelijk goed inpasbaar;
  4. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende woningen en bedrijven.
Toevoegen in Artikel 7.7 Wijzigingsbevoegdheid
7.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:
  1. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte bebouwing;
  2. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 7.6.1) dienen te worden toegepast;
  3. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2, die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
  4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  5. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
  6. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
  7. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
  8. buitenopslag is niet toegestaan;
  9. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
  10. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 11.
Vervangen artikel 9 Algemene bouwregels door:
9.1 Bouwverordening De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. de ruimte tussen bouwwerken.
     
Toevoegen aan Artikel 9
9.2 Parkeren, laden en lossen
9.2.1 Algemeen
  1. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid, alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
    1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding of functiewijziging;
    2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
    3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein mogen bevinden.
  2. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
  3. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
9.2.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
  1. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
  2. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
Toevoegen artikel 9.3 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
9.3 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
9.3.1 Algemeen
Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de
ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder
aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen gebaseerd te zijn op het beleidsdocument
‘Beeldkwaliteitsplan Lieropsedijk 28- Lieropsedijk 47 Donksedreef’;
b. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm
van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de
waterhuishoudkundige waarden;
c. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige
aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische waarden, aardkundige
waarden, waterhuishoudkundige en hydrologische waarden;
d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in
redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een
en ander conform het beleidsdocument ‘Beeldkwaliteitsplan Lieropsedijk 28- Lieropsedijk
47 Donksedreef’;
e. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening
ruimte.
 
9.3.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 11.1.1, houdt in ieder geval in dat:
a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat eerst
gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële,
juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling
binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
c. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande
bebouwing plaats te vinden in het kader van concentratie van bebouwing en zuinig
ruimtegebruik.
 
Artikel 8 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Ruiter 1 ong. Someren
 
Artikel 8.1 Herziening regels bestemmingsplan Ruiter 17 en Hollestraat ong. Someren
De regels van het bestemmingsplan Ruiter 17 en Hollestraat ong. Someren van de gemeente
Someren worden als
volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
1.28 Arbeidsmigrant:
Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te
verwerven
 
1.29 bewoning:
het verblijven in of gebruiken van een ruimte als woonruimte inclusief nachtverblijf zonder dat
elders aantoonbaar over een hoofdverblijf wordt beschikt.
 
1.30 Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen
of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden,
zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
1.31 Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
1.32Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
1.33 Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
1.34 beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011:
het beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011 op 29 juni 2011 door de raad is vastgesteld.
 
1.35 Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Vervangen Artikel 1.27
1.27 woning/wooneenheid:
één complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden,
waaronder tevens begrepen gezinsvervangende woonvormen.
 
Toevoegen aan Artikel 4 Wonen
4.3.3 Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Toevoegen aan Artikel 4 Wonen
4.4.2 Afwijkingsbevoegdheid bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
c. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
d. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4.4
4.4.3 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4.4
4.4.4 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen Artikel 4 Wonen
4.5 Afwijken van de bouwregels
4.5.1 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 4.2.1 onder i, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane oppervlakte (zijnde: 150 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande
tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan
Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen
bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
 
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 7.3.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.6 Wijzigingsbevoegdheden
4.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen
plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de
milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande
dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 4.5.1) dienen te
worden toegepast;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 7.3.
 
Vervangen artikel 7 Algemene bouwregels door:
7 Algemene bouwregels
7.1 Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige
aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing,
behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e. de ruimte tussen bouwwerken.
 
Toevoegen aan Artikel 7
7.2 Parkeren, laden en lossen
7.2.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te
worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid,
alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van
goederen, met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw,
uitbreiding of functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de
parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van
goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder
het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende
terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende
bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de
benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op
een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte
wordt voorzien.
 
7.2.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
 
Toevoegen aan Artikel 7
7.3 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
7.3.1 Algemeen
Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de
ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder
aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen vergezeld te gaan van een eigen
beeldkwaliteitsplan, dat is gebaseerd op het algemene inspiratiedocument
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
b. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm
van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de
waterhuishoudkundige waarden;
c. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige
aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische waarden, aardkundige
waarden, huishoudkundige en hydrologische waarden;
d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in
redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een
en ander conform het algemene inspiratiedocument beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
e. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening
ruimte.
 
7.3.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 7.3.1, houdt in ieder geval in dat:
a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat eerst
gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële,
juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling
binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
c. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande
bebouwing plaats te vinden in het kader van concentratie van bebouwing en zuinig
ruimtegebruik.
 
Artikel 9 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Heikantstraat/Dellerweg/Ruiter 2010
 
Artikel 9.1 Herziening regels bestemmingsplan Heikantstraat / Dellerweg / Ruiter 2010
De regels van het bestemmingsplan Heikantstraat / Dellerweg / Ruiter 2010 van de gemeente Someren worden als volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
Arbeidsmigrant:
Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te verwerven
 
bewoning:
het verblijven in of gebruiken van een ruimte als woonruimte inclusief nachtverblijf zonder dat elders aantoonbaar over een hoofdverblijf wordt beschikt.
 
Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden, zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
Woning/wooneenheid:
één complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden,
waaronder tevens begrepen gezinsvervangende woonvormen.
 
Beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011:
het beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011 op 29 juni 2011 door de raad is vastgesteld.
 
Bijgebouw:
een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat bouwkundig of architectonisch ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw
 
Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Wonen Plus:
het door een van de bewoners aan huis uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit met maximaal
milieucategorie 2 zoals bepaald op basis van de Brochure bedrijven en milieuzonering, niet zijnde
detailhandel of erotische dienstverlening, die door zijn beperkte omvang en beperkte ruimtelijke
uitstraling met behoud van de woonfunctie in een woning met de daarbij behorende bijgebouwen
kan worden uitgeoefend. Hieronder wordt ook verstaan het uitoefenen van een bedrijf waarbij de
daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten in hoofdzaak elders op locatie plaatsvinden terwijl aan huis de
organisatorische activiteiten en activiteiten zoals opslag van materialen en stalling van voertuigen
plaatsvinden;
 
Vervangen artikel 7.4 door:
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1. Aan huis verbonden beroepen
Binnen de bestemming “
Wonen” is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als
ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het
verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
b. detailhandel is niet toegestaan;
c. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
 
7.4.2 Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning binnen de bestemming ‘Wonen’.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Toevoegen aan Artikel 7 Wonen
7.5 Afwijkingsbevoegdheden gebruiksregels
7.5.1 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel Wonen
7.5.2 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 7 Wonen
7.5.3 Afwijkingsbevoegdheid Bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een (bedrijfs)woning.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
c. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
d. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen in Artikel 7
7.6 Wijzingsbevoegdheden
7.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen
plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de
milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande
dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 11.5) dienen te
worden toegepast;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.2.
 
Vervangen artikel 9 Algemene bouwregels door
9.d. Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige
aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing,
behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
5. de ruimte tussen bouwwerken.
 
Toevoegen aan Artikel 9
9.e Parkeren, laden en lossen
9.e.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te
worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid,
alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van
goederen, met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw,
uitbreiding of functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de
parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van
goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder
het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende
terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende
bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de
benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op
een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte
wordt voorzien.
 
9.e.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
 
10.d Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
10.d.1 Algemeen
Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de
ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder
aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen vergezeld te gaan van een eigen
beeldkwaliteitsplan, dat is gebaseerd op het algemene inspiratiedocument
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
b. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm
van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de
waterhuishoudkundige waarden;
c. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige
aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische waarden, aardkundige
waarden, huishoudkundige en hydrologische waarden;
d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in
redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een
en ander conform het algemene inspiratiedocument beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
e. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening
ruimte.
 
10.d.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 10.2.1, houdt in ieder geval in dat:
a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat eerst
gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële,
juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling
binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
c. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande
bebouwing plaats te vinden in het kader van concentratie van bebouwing en zuinig
ruimtegebruik.
 
Toevoegen aan Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
11.5 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.1 onder b, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal toegestane oppervlakte (zijnde: 150 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten minste de volgende voorwaarden:
  1. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
  1. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de toepassing van deze regeling;
  2. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
  3. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  4. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
  5. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.2.
Artikel 10 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Kerkendijk-Michelslaan
 
Artikel 10.1 Herziening regels bestemmingsplan Kerkendijk - Michelslaan
De regels van het bestemmingsplan Kerkendijk - Michelslaan van de gemeente Someren worden
als volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
1.53 Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen
of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden,
zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
1.54 Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
1.55 beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011:
het beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011 op 29 juni 2011 door de raad is vastgesteld.
 
1.56 Wonen Plus:
het door een van de bewoners aan huis uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit met maximaal
milieucategorie 2 zoals bepaald op basis van de Brochure bedrijven en milieuzonering, niet zijnde
detailhandel of erotische dienstverlening, die door zijn beperkte omvang en beperkte ruimtelijke
uitstraling met behoud van de woonfunctie in een woning met de daarbij behorende bijgebouwen
kan worden uitgeoefend. Hieronder wordt ook verstaan het uitoefenen van een bedrijf waarbij de
daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten in hoofdzaak elders op locatie plaatsvinden terwijl aan huis de
organisatorische activiteiten en activiteiten zoals opslag van materialen en stalling van voertuigen
plaatsvinden;
 
1.57 Arbeidsmigrant:
Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te
verwerven
 
1.58 bewoning:
het verblijven in of gebruiken van een ruimte als woonruimte inclusief nachtverblijf zonder dat
elders aantoonbaar over een hoofdverblijf wordt beschikt.
 
1.59 Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
1.60 Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
1.60 Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Vervangen in Artikel 1:
1.51 woning/wooneenheid:
één complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden,
waaronder tevens begrepen gezinsvervangende woonvormen.
 
Vervangen in Artikel 5 Wonen-1
5.4.4 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 5.2.3 onder b, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane oppervlakte (zijnde: 150 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in
onderstaande tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het
Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit
bestemmingsplan. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of
krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
 
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet
voor de toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van
de woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn
omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 12.
 
5.5 Specifieke gebruiksregels door
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik
a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende
opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze
strijdig met deze bestemming;
b. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in
ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van:
1. gronden en/of opstallen voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan,
verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken
van producten;
2. gronden en/of opstallen voor detailhandel;
3. gronden en/of opstallen voor verblijfsrecreatie;
4. gronden en/of opstallen voor seksinrichtingen;
5. aan-, uit- en (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als
afhankelijke woonruimte.
 
Toevoegen in Artikel 5
5.5.2 Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Toevoegen Artikel 5.6
5.6.4 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 5.6
5.6.5 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 5.6
5.6.6 afwijkingsbevoegdheid voor bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
c. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
d. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan artikel 5.7 wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen
plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de
milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande
dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 5.4.4) dienen te
worden toegepast;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.6.
 
Vervangen in Artikel 6 Wonen-2
6.4.4 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 6.2.3 onder b, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane oppervlakte (zijnde: 150 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande
tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan
Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen
bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
 
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.6.
 
6.5 Specifieke gebruiksregels door
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1. Strijdig gebruik
a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende
opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig
met deze bestemming;
b. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in
ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van:
1. gronden en/of opstallen voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of
herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
2. gronden en/of opstallen voor detailhandel;
3. gronden en/of opstallen voor verblijfsrecreatie;
4. gronden en/of opstallen voor seksinrichtingen;
5. aan-, uit- en (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke
woonruimte.
 
Toevoegen in Artikel 6
6.5.2 Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Toevoegen Artikel 6.6
6.6.4 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 6.6
6.6.5 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 6.6
6.6.6 Afwijkingsbevoegdheid voor bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
c. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
d. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Vervangen artikel 7.5 door:
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1. Strijdig gebruik
a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende
opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig
met deze bestemming;
b. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in
ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van:
1. gronden en/of opstallen voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of
herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
2. gronden en/of opstallen voor detailhandel;
3. gronden en/of opstallen voor verblijfsrecreatie;
4. gronden en/of opstallen voor seksinrichtingen;
5. aan-, uit- en (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke
woonruimte.
 
Toevoegen in Artikel 7
7.5.2 Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Toevoegen Artikel 7.6
7.6.4 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 7.6
7.6.5 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 7.6
7.6.6 afwijkingsbevoegdheid voor bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
c. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
d. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Vervangen in Artikel 8 Wonen-4
8.4.4 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 8.2.3 onder b, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane oppervlakte (zijnde: 100 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande
tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan
Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen bebouwing
dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
 
 
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.6.
 
Vervangen artikel 8.5 specifieke gebruiksregels door:
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1. Strijdig gebruik
a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende
opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig
met deze bestemming;
b. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in
ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van:
1. gronden en/of opstallen voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of
2. herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
3. gronden en/of opstallen voor detailhandel;
4. gronden en/of opstallen voor verblijfsrecreatie;
5. gronden en/of opstallen voor seksinrichtingen;
6. aan-, uit- en (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke
woonruimte.
 
Toevoegen in Artikel 8
8.5.2 Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een (bedrijfs)woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Toevoegen Artikel 8.6
8.6.4 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 8.6
8.6.5 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
8.6.6 Afwijkingsbevoegdheid voor bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
c. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
d. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen artikel 8.7 wijzigingsbevoegheden
8.7.3 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen
plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de
milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande
dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 8.4.4) dienen te
worden toegepast;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.6.
 
Vervangen artikel 10.1 Bouwregels door
10.1 Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige
aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing,
behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e. de ruimte tussen bouwwerken.
 
Toevoegen aan Artikel 10
10.5 Parkeren, laden en lossen
10.5.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te
worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid,
alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van
goederen, met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw,
uitbreiding of functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de
parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van
goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder
het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende
terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende
bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de
benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op
een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte
wordt voorzien.
 
10.5.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
 
Toevoegen aan Artikel 10
10.6 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
10.6.1 Algemeen
Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de
ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder
aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen vergezeld te gaan van een eigen
beeldkwaliteitsplan, dat is gebaseerd op het algemene inspiratiedocument
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
b. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm
van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de
waterhuishoudkundige waarden;
c. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige
aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische waarden, aardkundige
waarden, waterhuishoudkundige en hydrologische waarden;
d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in
redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een
en ander conform het algemene inspiratiedocument beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
e. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening
ruimte.
 
10.6.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 34.2.1, houdt in ieder geval in dat:
a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat eerst
gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële,
juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling
binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
c. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande
bebouwing plaats te vinden in het kader van concentratie van bebouwing en zuinig
ruimtegebruik.
 
Artikel 11 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Zandstraat 99
 
Artikel 11.1 Herziening regels bestemmingsplan Zandstraat 99
De regels van het bestemmingsplan Zandstraat 99 van de gemeente Someren worden als
volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
Agrarisch technisch hulpbedrijf:
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan
agrarische bedrijven of dat agrarische bedrijven bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals
loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en –handel, veetransport en veehandel, met
uitzondering van mestbewerking.
 
Arbeidsmigrant:
Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te
verwerven
 
Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen
of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden,
zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Vervangen in Artikel 1 begrip Agrarisch verwant bedrijf door:
Agrarisch verwant bedrijf:
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren
of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik wordt gemaakt van het telen van gewassen, het
houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met
uitzondering van mestbewerking.
 
Toevoegen aan Artikel 4 Agrarisch – Agrarisch bedrijf
Herziening van artikel 4.1
Aan artikel 4.1.1 wordt lid p toegevoegd
p. Binnen het bestemmingsvlak is tevens het bouwen van een carnavals- of corsowagen
toegestaan conform de bepalingen in artikel 4.4.4.
 
Vervangen artikel 4.2.4 door:
4.2.4 Bedrijfswoning / Plattelandswoning
a. Per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan tenzij anders aangeduid ter plaatse van
de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
b. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning’ is gebruik
van de (voormalige) bedrijfswoning als plattelandswoning toegestaan;
c. Bij herbouw mag de bedrijfswoning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande
fundering en als er sprake is van uitbreiding daar direct op aansluitend.
d. Bij (her)bouw van een bedrijfswoning dient te worden aangetoond dat deze nodig is vanuit
bedrijfseconomisch oogpunt.
e. De bedrijfswoning of plattelandswoningmag een inhoud hebben van maximaal 750 m³. De
inhoud van een kelder wordt niet meegeteld.
f. Indien de inhoud van de bestaande bedrijfswoning of plattelandswoning op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan op basis van een eerder verleende vergunning al meer
bedraagt of mag bedragen, dan geldt deze inhoud, als maximaal toegestaan. Bij herbouw geldt dat
de woning tot maximaal de vergunde inhoud mag worden teruggebouwd.
g. Voor woonboerderijen geldt de totale inhoud van het pand op het moment van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan als de maximaal toegestane inhoud.
h. De maximaal toegestane goothoogte is 6 m¹.
i. De maximaal toegestane bouwhoogte is 10 m¹.
j. De dakhelling dient tussen de 20 en 60 graden te zijn.
k. De afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m¹.
l. De afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹.
 
Vervangen artikel 4.2.5 door:
4.2.5 Bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de bedrijfswoning /plattelandswoning
a. Per bedrijfswoning of plattelandswoning is een bijbehorend bouwwerk toegestaan met een
oppervlakte van maximaal 100 m²;
b. de maximaal toegestane goothoogte is 3 m¹;
c. de maximaal toegestane bouwhoogte is 5,5 m¹;
d. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m¹ achter de
voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
e. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m¹;
f. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹.
 
4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde behorende bij de bedrijfswoning /
plattelandswoning
a. Per bedrijfswoning of plattelandswoning mag één carport worden gebouwd met de volgende
maatvoering:
1. oppervlakte niet meer dan 20 m²;
2. bouwhoogte niet meer dan 3 m¹;
3. de carport dient op een afstand van ten minste 1 m¹ achter de voorgevelrooilijn van de
bedrijfswoning te worden gebouwd;
4. afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m¹;
5. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹;
6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, met uitzondering van erfafscheidingen, is
maximaal 2,5 m¹ met een afstand tot de bestemmingsgrens van ten minste 5 m¹;
b. de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m¹ zijn en voor
het overige maximaal 2 m¹.
 
Vervangen artikel 4.3.2 door:
4.3.2 Afwijkende situering bedrijfswoning / plattelandswoning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 4.2.4 ten behoeve van de herbouw van een bedrijfswoning of plattelandswoning op
een andere plaats binnen het bestemmingsvlak.
Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
a. de nieuwe locatie ligt niet minder dan 5 m¹ van de bestemmingsgrens en niet minder dan
15 m¹ uit de as van de weg waaraan wordt gebouwd;
b. In het geval van de herbouw van een plattelandswoning, dient herbouw plaats te vinden
binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
c. de bedrijfswoning of plattelandswoning wordt gebouwd ter vervanging van de bestaande
bedrijfswoning of plattelandswoning;
d. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
e. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
f. met de nieuwe situering is sprake van een milieukundige en ruimtelijke
kwaliteitsverbetering;
g. de sloop van de oorspronkelijke bedrijfswoning of plattelandswoning is duurzaam
verzekerd;
h. bij herbouw van een bedrijfswoning dient te worden aangetoond dat deze nodig is vanuit
bedrijfseconomisch oogpunt;
i. bij herbouw van een plattelandswoning dient te worden aangetoond dat de nieuwe locatie
voldoet aan de eisen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 9.4.
 
Aan artikel 4.4 wordt lid 4 toegevoegd
Artikel 4.4.4 Carnavals- of corsowagen
Het bouwen van een carnavals- of corsowagen is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij het ter
plaatse gevestigde agrarische bedrijf, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a. Het bouwen van een carnavals- of corsowagen mag alleen plaatsvinden in bestaande en
vergunde bebouwing;
b. De bebouwing behoort toe aan een bestaand, in werking zijnde, agrarisch bedrijf;
c. Parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak.
 
Vervangen artikel 4.5.2 Huisvesting tijdelijke werknemers door:
4.5.2 Huisvesting tijdelijke werknemers
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 4.4.1 onder h, ten behoeve van de structurele of tijdelijke huisvesting van tijdelijke
werknemers in een bedrijfswoning, in bestaande of direct vergunbare bedrijfsgebouwen of ten
behoeve van alleen tijdelijke huisvesting in woonunits, (sta-)caravans of vergelijkbare
onderkomens.
Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
a. deze huisvesting dient noodzakelijk te zijn uit een oogpunt van een doelmatige agrarische
bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de structurele of tijdelijke grote arbeidsbehoefte in
het betreffende agrarisch bedrijf, waarover advies gevraagd kan worden aan de AAB;
b. de huisvesting mag uitsluitend werknemers betreffen, die alleen binnen het bedrijf, waar ze
gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
c. bij huisvesting in een woning mogen maximaal 20 personen per locatie worden gehuisvest;
d. bij huisvesting in een bedrijfsgebouw mogen maximaal 40 personen per locatie worden
gehuisvest;
e. huisvesting in woonunits, (sta-) caravans of vergelijkbare onderkomens is alleen toegestaan
als het gaat om een aantoonbaar tijdelijke oplossing gedurende niet meer dan 6 maanden
per kalenderjaar;
f. bij tijdelijke huisvesting in woonunits, (sta-) caravans of vergelijkbare onderkomens deze na
afloop van de termijn zoals bepaald onder e worden verwijderd;
g. per woonunit mogen maximaal vier personen worden gehuisvest. Het maximaal te
huisvesten personen is niet meer dan 40;
h. de bouwhoogte van een woonunit mag niet meer bedragen dan 3 m¹;
i. de onder e genoemde verblijven moeten worden geplaatst binnen het agrarische
bestemmingsvlak;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 9.4;
k. per drie huisvestingsplaatsen moet minimaal 1 parkeerplaats binnen het bestemmingsvlak
beschikbaar zijn. Het totaal aantal benodigde parkeerplaatsen wordt naar boven afgerond;
l. in afwijking op de leden d en g kan ten behoeve van piekmomenten in de
vollegrondstuinbouw voor een periode van maximaal 6 maanden gemotiveerd worden
afgeweken van het aantal maximaal te huisvesten personen;
m. zelfstandige bewoning van bedrijfsgebouwen en andere niet voor bewoning bestemde
gebouwen is niet toegestaan.
Aan de omgevingsvergunning worden de voorschriften verbonden dat:
1. de vergunning wordt ingetrokken indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijk grote
arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is;
2. binnen twee maanden nadat het gebruik als tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers
is beëindigd, dit door de bedrijfsvoerder schriftelijk wordt gemeld bij het college van
burgemeester en wethouders;
3. na beëindiging van het gebruik als tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers de
voorzieningen ten behoeve van de tijdelijke huisvesting binnen zes maanden na
beëindiging van het gebruik worden verwijderd.
 
Toevoegen aan Artikel 4
Artikel 4.5.3 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.5.4 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.5.5 Statische opslag als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor statische opslag als
nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen
wanneer ter plaatse sprake is van statische opslag;
b. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de statische opslag is 1.000
m2;
c. er dient gebruik gemaakt te worden van bestaande bebouwing;
d. buitenopslag is uitgesloten;
e. opslag in kassen is uitgesloten.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.5.6 Kleinschalige niet-agrarische nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor kleinschalige niet-agrarische
nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure
bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij gelden de
volgende randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen
wanneer ter plaatse sprake is van een kleinschalige niet-agrarische nevenfunctie;
b. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoners van de betreffende locatie;
c. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de kleinschalige nietagrarische
nevenfunctie is 350 m2;
d. er dient gebruik te worden gemaakt van de bestaande bebouwing;
e. detailhandel is uitgesloten;
f. buitenopslag is uitgesloten.
 
Toevoegen lid h aan artikel 4.7.2
Wijzigingsbevoegdheid naar 'Wonen' en 'Agrarisch'
h. Na de sloop van de overtollige (bedrijfs) bebouwing mag maximaal 250m² aan
bijgebouwen behouden blijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.7.4 Wijzigingsbevoegdheid naar plattelandswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het
toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' aan een
bestaande bedrijfswoning. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
a. Er moet sprake zijn van een in werking zijnde landbouwinrichting, waar agrarische
activiteiten worden verricht en waarbij de vergunning of melding aanwezig moet zijn op het
moment van toekennen van de aanduiding.
b. Er moet sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de
plattelandswoning.
c. De bouwregels van artikel 4.2.4 zijn van overeenkomstige toepassing.
 
Vervangen artikel 6.1 Algemene bouwregels door
6.1. Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige
aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing,
behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e. de ruimte tussen bouwwerken.
 
Toevoegen aan Artikel 9
9.3 Parkeren, laden en lossen
9.3.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te
worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid,
alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van
goederen, met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw,
uitbreiding of functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de
parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van
goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder
het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende
terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende
bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de
benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op
een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte
wordt voorzien.
 
9.3.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
 
Toevoegen Artikel 9.4
9.4 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
9.4.1 Algemeen
Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de
ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder
aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen vergezeld te gaan van een eigen
beeldkwaliteitsplan, dat is gebaseerd op het algemene inspiratiedocument
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
b. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm
van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de
waterhuishoudkundige waarden;
c. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige
aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische waarden, aardkundige
waarden, huishoudkundige en hydrologische waarden;
d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in
redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een
en ander conform het algemene inspiratiedocument beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
e. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening
ruimte.
 
9.4.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 9.4.1, houdt in ieder geval in dat:
a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat eerst
gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële,
juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling
binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
c. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande
bebouwing plaats te vinden in het kader van concentratie van bebouwing en zuinig
ruimtegebruik.
 
Artikel 12 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Smulderslaan 51
 
Artikel 12.1 Herziening regels bestemmingsplan Smulderslaan 51
De regels van het bestemmingsplan Smulderslaan 51 van de gemeente Someren worden als
volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
Agrarisch technisch hulpbedrijf:
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan
agrarische bedrijven of dat agrarische bedrijven bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals
loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en –handel, veetransport en veehandel, met
uitzondering van mestbewerking.
 
Agrarisch verwant bedrijf:
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren
of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik wordt gemaakt van het telen van gewassen, het
houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met
uitzondering van mestbewerking.
 
Arbeidsmigrant:
Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te
verwerven
 
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011:
het beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011 op 29 juni 2011 door de raad is vastgesteld.
 
bewoning:
het verblijven in of gebruiken van een ruimte als woonruimte inclusief nachtverblijf zonder dat
elders aantoonbaar over een hoofdverblijf wordt beschikt.
 
Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen
of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden,
zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Toevoegen aan Artikel 4 Agrarisch – Agrarisch bedrijf
Herziening van artikel 4.1
Aan artikel 4.1 wordt lid e toegevoegd
e. Binnen het bestemmingsvlak is tevens het bouwen van een carnavals- of corsowagen
toegestaan conform de bepalingen in artikel 4.4.2.
 
Vervangen artikel 4.2.3 door:
4.2.3 Bedrijfswoning / Plattelandswoning
a. Per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan tenzij anders aangeduid ter plaatse van
de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
b. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning’ is gebruik
van de (voormalige) bedrijfswoning als plattelandswoning toegestaan;
c. Bij herbouw mag de bedrijfswoning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande
fundering en als er sprake is van uitbreiding daar direct op aansluitend.
d. Bij (her)bouw van een bedrijfswoning dient te worden aangetoond dat deze nodig is vanuit
bedrijfseconomisch oogpunt.
e. De bedrijfswoning of plattelandswoning mag een inhoud hebben van maximaal 750 m³. De
inhoud van een kelder wordt niet meegeteld.
f. Indien de inhoud van de bestaande bedrijfswoning of plattelandswoning op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan op basis van een eerder verleende vergunning al meer
bedraagt of mag bedragen, dan geldt deze inhoud, als maximaal toegestaan. Bij herbouw geldt dat
de woning tot maximaal de vergunde inhoud mag worden teruggebouwd.
g. Voor woonboerderijen geldt de totale inhoud van het pand op het moment van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan als de maximaal toegestane inhoud.
h. De maximaal toegestane goothoogte is 6 m¹.
i. De maximaal toegestane bouwhoogte is 10 m¹.
j. De dakhelling dient tussen de 20 en 60 graden te zijn.
k. De afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m¹.
l. De afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹.
 
Vervangen artikel 4.2.4 door:
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de bedrijfswoning /plattelandswoning
a. Per bedrijfswoning of plattelandswoning is een bijbehorend bouwwerk toegestaan met een
oppervlakte van maximaal 100 m²;
b. de maximaal toegestane goothoogte is 3 m¹;
c. de maximaal toegestane bouwhoogte is 5,5 m¹;
d. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m¹ achter de
voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
e. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m¹;
f. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹.
 
Vervangen artikel 4.2.5 door:
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde behorende bij de bedrijfswoning /
plattelandswoning
a. Per bedrijfswoning of plattelandswoning mag één carport worden gebouwd met de volgende
maatvoering:
1. oppervlakte niet meer dan 20 m²;
2. bouwhoogte niet meer dan 3 m¹;
3. de carport dient op een afstand van ten minste 1 m¹ achter de voorgevelrooilijn van de
bedrijfswoning te worden gebouwd;
4. afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m¹;
5. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹;
6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, met uitzondering van erfafscheidingen, is
maximaal 2,5 m¹ met een afstand tot de bestemmingsgrens van ten minste 5 m¹;
b. de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m¹ zijn en voor
het overige maximaal 2 m¹.
 
Toevoegen artikel 4.3.4:
4.3.4 Afwijkende situering bedrijfswoning / plattelandswoning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 4.2.4 ten behoeve van de herbouw van een bedrijfswoning of plattelandswoning op
een andere plaats binnen het bestemmingsvlak.
Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
a. de nieuwe locatie ligt niet minder dan 5 m¹ van de bestemmingsgrens en niet minder dan
15 m¹ uit de as van de weg waaraan wordt gebouwd;
b. In het geval van de herbouw van een plattelandswoning, dient herbouw plaats te vinden
binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
c. de bedrijfswoning of plattelandswoning wordt gebouwd ter vervanging van de bestaande
bedrijfswoning of plattelandswoning;
d. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
e. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
f. met de nieuwe situering is sprake van een milieukundige en ruimtelijke
kwaliteitsverbetering;
g. de sloop van de oorspronkelijke bedrijfswoning of plattelandswoning is duurzaam
verzekerd;
h. bij herbouw van een bedrijfswoning dient te worden aangetoond dat deze nodig is vanuit
bedrijfseconomisch oogpunt;
i. bij herbouw van een plattelandswoning dient te worden aangetoond dat de nieuwe locatie
voldoet aan de eisen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 6.4.
 
Herziening van artikel 4.4 specifieke gebruiksregels
Artikel 4.4.1 wordt vervangen door:
4.4.1 Strijdig gebruik
Onder met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
a. Het gebruik van gebouwen anders dan de bedrijfswoning voor bewoning.
b. Het binnen gebouwen meer dan één bouwlaag gebruiken voor het houden van dieren. Dit
geldt niet voor volière- en scharrelstallen voor legkippen. Hier mogen twee lagen worden
gebruikt om de dieren te huisvesten.
c. Het gebruiken van de gronden binnen de aanduidingsvlakken 'specifieke vorm van
agrarisch - landschappelijke inpassing'.
 
Aan artikel 4.4 wordt lid 2 toegevoegd
Artikel 4.4.2 Carnavals- of corsowagen
Het bouwen van een carnavals- of corsowagen is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij het ter
plaatse gevestigde agrarische bedrijf, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a. Het bouwen van een carnavals- of corsowagen mag alleen plaatsvinden in bestaande en
vergunde bebouwing;
b. De bebouwing behoort toe aan een bestaand, in werking zijnde, agrarisch bedrijf;
c. Parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak.
 
Toevoegen aan Artikel 4
Artikel 4.5.2 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.5.3 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.5.4 Statische opslag als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor statische opslag als
nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen
wanneer ter plaatse sprake is van statische opslag;
b. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de statische opslag is 1.000
m2;
c. er dient gebruik gemaakt te worden van bestaande bebouwing;
d. buitenopslag is uitgesloten;
e. opslag in kassen is uitgesloten.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.5.5 Kleinschalige niet-agrarische nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor kleinschalige niet-agrarische
nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure
bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen
wanneer ter plaatse sprake is van een kleinschalige niet-agrarische nevenfunctie;
b. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoners van de betreffende locatie;
c. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de kleinschalige nietagrarische
nevenfunctie is 350 m2;
d. er dient gebruik te worden gemaakt van de bestaande bebouwing;
e. detailhandel is uitgesloten;
f. buitenopslag is uitgesloten.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.5.6 Huisvesting tijdelijke werknemers
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 4.4.1 onder a, ten behoeve van de structurele of tijdelijke huisvesting van tijdelijke
werknemers in een bedrijfswoning, in bestaande of direct vergunbare bedrijfsgebouwen of ten
behoeve van alleen tijdelijke huisvesting in woonunits, (sta-)caravans of vergelijkbare
onderkomens.
Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
a. deze huisvesting dient noodzakelijk te zijn uit een oogpunt van een doelmatige
agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de structurele of tijdelijke grote
arbeidsbehoefte in het betreffende agrarisch bedrijf, waarover advies gevraagd kan
worden aan de AAB;
b. de huisvesting mag uitsluitend werknemers betreffen, die alleen binnen het bedrijf,
waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
c. bij huisvesting in een woning mogen maximaal 20 personen per locatie worden
gehuisvest;
d. bij huisvesting in een bedrijfsgebouw mogen maximaal 40 personen per locatie
worden gehuisvest;
e. huisvesting in woonunits, (sta-) caravans of vergelijkbare onderkomens is alleen
toegestaan als het gaat om een aantoonbaar tijdelijke oplossing gedurende niet
meer dan 6 maanden per kalenderjaar;
f. bij tijdelijke huisvesting in woonunits, (sta-) caravans of vergelijkbare
onderkomens deze na afloop van de termijn zoals bepaald onder e worden
verwijderd;
g. per woonunit mogen maximaal vier personen worden gehuisvest. Het maximaal te
huisvesten personen is niet meer dan 40;
h. de bouwhoogte van een woonunit mag niet meer bedragen dan 3 m¹;
i. de onder e genoemde verblijven moeten worden geplaatst binnen het agrarische
bestemmingsvlak;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 6.1;
k. per drie huisvestingsplaatsen moet minimaal 1 parkeerplaats binnen het
bestemmingsvlak beschikbaar zijn. Het totaal aantal benodigde parkeerplaatsen
wordt naar boven afgerond;
l. in afwijking op de leden d en g kan ten behoeve van piekmomenten in de
vollegrondstuinbouw voor een periode van maximaal 6 maanden gemotiveerd
worden afgeweken van het aantal maximaal te huisvesten personen;
m. zelfstandige bewoning van bedrijfsgebouwen en andere niet voor bewoning
bestemde gebouwen is niet toegestaan.
Aan de omgevingsvergunning worden de voorschriften verbonden dat:
1. de vergunning wordt ingetrokken indien de daaraan ten grondslag liggende
tijdelijk grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is;
2. binnen twee maanden nadat het gebruik als tijdelijke huisvesting van tijdelijke
werknemers is beëindigd, dit door de bedrijfsvoerder schriftelijk wordt gemeld
bij het college van burgemeester en wethouders;
3. na beëindiging van het gebruik als tijdelijke huisvesting van tijdelijke
werknemers de voorzieningen ten behoeve van de tijdelijke huisvesting binnen
zes maanden na beëindiging van het gebruik worden verwijderd.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.6 Wijzigingsbevoegdheden
4.6.1 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ te
wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ met de aanduiding ‘Wonen plus’ ten behoeve van de vestiging
van een kleinschalig bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven
en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden
aan de volgende voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien
verstande dat de het bevoegd gezag een omgevingsvergunning kan verlenen voor
het toestaan van een uitbreiding van de maximaal toegestane oppervlakte (zijnde:
100 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 350 m². Hierbij gelden ten minste de
volgende voorwaarden:
1. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in
onderstaande tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op
het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit
bestemmingsplan. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of
krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
 
  
2. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet
voor de toepassing van deze regeling;
3. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid
van de woning mogen niet worden belemmerd;
4. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn
omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
5. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350
m2, die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet
op de aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk
(milieu)onderzoek aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 6.4.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.6.2 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Bedrijf’ ten behoeve van een agrarisch verwant
bedrijf en agrarisch-technisch hulpbedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de
bestemming 'Bedrijf' voor het vestigen van een agrarisch verwant bedrijf of een agrarischtechnisch
hulpbedrijf. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf is beëindigd en hervatting van de agrarische activiteiten ligt niet meer in
de rede;
b. het wijzigen van de bestemming is niet toegestaan ter plaatse van de bestemming
Groenblauwe mantel;
c. de omschakeling naar een agrarisch verwant bedrijf en agrarisch-technisch hulpbedrijf
draagt aantoonbaar bij aan de ontwikkeling van het gemengd landelijk gebied;
d. de beoogde ontwikkeling mag niet leiden tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
e. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met
een baliefunctie;
f. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening;
g. de vrijgekomen agrarische bebouwing moet worden gesloopt met dien verstande dat er
maximaal 600 m² bebouwing mag overblijven voor het agrarisch verwant bedrijf. Deze
krijgen de bestemming 'Bedrijf' terwijl de rest van het voormalige bestemmingsvlak
'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' dezelfde bestemming krijgt als de omliggende gronden;
h. de sloop van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing is duurzaam verzekerd;
i. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing wordt gehandhaafd;
j. indien de bestaande bebouwing bouwtechnisch of anderszins ongeschikt is voor het agrarisch
verwant bedrijf, is nieuwbouw toegestaan;
k. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en
netto ruimtebeslag;
l. de totale omvang van het bestemmingsvlak bedraagt maximaal 1,5 hectare, waarbij wordt
aangetoond dat de ontwikkeling ook op lange termijn past binnen de toegestane omvang;
m. buitenopslag is niet toegestaan;
n. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen;
o. de bestemming 'Bedrijf' dient in ieder geval aan te sluiten op de openbare weg met in- en
uitritten;
p. de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd conform de
bepalingen uit artikel 6.4 en aangetoond met een erfinrichtingsplan;
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.6.3 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Bedrijf’ ten behoeve van statische opslag
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch Bedrijf’ wijzigen in de
bestemming ‘Bedrijf’ voor het vestigen van statische opslag. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf is beëindigd, er worden geen agrarische activiteiten meer uitgeoefend
en hervatting van de activiteiten ligt niet in de rede;
b. de maximaal toegestane bebouwingsoppervlakte ten behoeve van de statische opslag is
1.000 m2;
c. overtollige agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
d. buitenopslag is niet toegestaan;
e. opslag in kassen is niet toegestaan;
f. de maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak bedraagt 5.000 m2;
g. de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing worden gewaarborgd conform de
bepalingen uit artikel 6.4 en aangetoond met een erfinrichtingsplan;
h. ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Waarde – Groenblauwe mantel’ dient de wijziging
van de bestemming gepaard te gaan met een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van
de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.6.4 Wijzigingsbevoegdheid naar plattelandswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het
toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' aan een
bestaande bedrijfswoning. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
a. Er moet sprake zijn van een in werking zijnde landbouwinrichting, waar agrarische
activiteiten worden verricht en waarbij de vergunning of melding aanwezig moet zijn op het
moment van toekennen van de aanduiding.
b. Er moet sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de
plattelandswoning.
c. De bouwregels van artikel 4.2.3 zijn van overeenkomstige toepassing.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.6.5 Wijzigingsbevoegdheid naar 'Wonen' en 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden -
Landschapswaarden'
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de
bestemming 'Wonen' en 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden', voor zo ver
het gaat om de agrarische bedrijfswoning met bijbehorende grond. Hierbij gelden de volgende
specifieke randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf is beëindigd en hervatting van de agrarische activiteiten ligt niet
meer in de rede;
b. bewoning van bedrijfsgebouwen is niet toegestaan;
c. het bestemmingsvlak wordt gereduceerd tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met
bijbehorend(e) bouwwerk(en), erf, tuin en verharding (maximaal circa 2.500 m2). Deze
krijgen de bestemming 'Wonen' terwijl de rest van het voormalige bestemmingsvlak
'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' dezelfde bestemming krijgt als de omliggende gronden;
d. er geen splitsing in meerdere woonfuncties plaatsvindt uitgezonderd boerderijsplitsing
indien voldaan wordt aan de randvoorwaarden die hiervoor gelden volgens artikel 9.6.2;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd tenzij de bebouwing
cultuurhistorische, landschappelijke en/ of architectonische waarde bezit;
f. ter plaatse van de aanduiding ‘veehouderij' of ‘beperkingen veehouderij’ ontbreken reële
mogelijkheden om een veehouderij te hervestigen;
g. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op
de aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk
(milieu)onderzoek aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
h. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 6.4.
i. Na de sloop van de overtollige (bedrijfs) bebouwing mag maximaal 250m² aan
bijgebouwen behouden blijven.
 
Toevoegen artikel 6 Algemene bouwregels
6.2. Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige
aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing,
behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e. de ruimte tussen bouwwerken.
 
Toevoegen aan Artikel 6
6.3 Parkeren, laden en lossen
6.3.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te
worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid,
alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van
goederen, met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw,
uitbreiding of functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de
parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van
goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder
het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende
terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende
bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de
benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op
een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte
wordt voorzien.
 
6.3.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
 
Toevoegen aan Artikel 6.4
6.4 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
6.4.1 Algemeen
Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de
ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder
aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen vergezeld te gaan van een eigen
beeldkwaliteitsplan, dat is gebaseerd op het algemene inspiratiedocument
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
b. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm
van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de
waterhuishoudkundige waarden;
c. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige
aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische waarden, aardkundige
waarden, huishoudkundige en hydrologische waarden;
d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in
redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een
en ander conform het algemene inspiratiedocument beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
e. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening
ruimte.
 
6.4.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 6.3.1, houdt in ieder geval in dat:
a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat eerst
gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële,
juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling
binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
c. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande
bebouwing plaats te vinden in het kader van concentratie van bebouwing en zuinig
ruimtegebruik.
 
Artikel 13 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Camping de Kuilen
 
Artikel 13.1 Herziening regels bestemmingsplan Camping de Kuilen
De regels van het bestemmingsplan Camping de Kuilen van de gemeente Someren worden als volgt gewijzigd:
 
Vervangen artikel 9 Algemene bouwregels
9.1. Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. de ruimte tussen bouwwerken.
Toevoegen aan Artikel 9
9.2 Parkeren, laden en lossen
9.2.1 Algemeen
  1. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid, alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
    1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding of functiewijziging;
    2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
    3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein mogen bevinden.
  2. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
  3. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
9.2.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
  1. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
  2. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt. 
Artikel 14 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Houtbroekdijk 30
 
Artikel 14.1 Herziening regels bestemmingsplan Houtbroekdijk 30
De regels van het bestemmingsplan Houtbroekdijk 30 van de gemeente Someren worden als volgt gewijzigd:
 
Aan artikel 1 Begrippen:
Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Aan artikel 4.1 wordt lid 5 toegevoegd
5. Binnen het bestemmingsvlak is tevens het bouwen van een carnavals- of corsowagen toegestaan conform de bepalingen in artikel 4.4.2.
 
Hernummering van artikel 4.4 specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik
Onder met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en gebouwen voor andere bedrijfsdoeleinden dan volgens de bestemmingsomschrijving is toegestaan en voor het gebruik van andere gebouwen dat de bedrijfswoning voor wonen.
 
Aan artikel 4.4 wordt lid 2 toegevoegd
Artikel 4.4.2 Carnavals- of corsowagen
Het bouwen van een carnavals- of corsowagen is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. Het bouwen van een carnavals- of corsowagen mag alleen plaatsvinden in bestaande en vergunde bebouwing;
  2. De bebouwing behoort toe aan een bestaand, in werking zijnde, agrarisch bedrijf;
  3. Parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak.
Toevoegen artikel 7.1 Algemene bouwregels
7.1. Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. de ruimte tussen bouwwerken.
Toevoegen aan Artikel 6
6.3 Parkeren, laden en lossen
6.2.1 Algemeen
  1. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid, alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
    1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding of functiewijziging;
    2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
    3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein mogen bevinden.
  2. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
  3. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
7.2.3 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
  1. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
  2. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
Artikel 15 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Hollestraat 28
 
Artikel 15.1 Herziening regels bestemmingsplan Hollestraat 28
De regels van het bestemmingsplan Hollestraat 28 van de gemeente Someren worden als volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
1.28 Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden, zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
1.29 Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
1.30 beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011:
het beeldkwaliteitplan Buitengebied 2011 op 29 juni 2011 door de raad is vastgesteld.
 
1.31 arbeidsmigrant:
Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te verwerven
 
1.32 bewoning:
het verblijven in of gebruiken van een ruimte als woonruimte inclusief nachtverblijf zonder dat elders aantoonbaar over een hoofdverblijf wordt beschikt.
 
1.33 Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
1.34 Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
1.35 Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Toevoegen aan Artikel 4 Wonen
4.3.3 Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Toevoegen Artikel 4.4
4.4.2 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4.4
4.4.3 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4.4
4.4.4 Afwijkingsbevoegdheid voor bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
c. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
d. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
4.5 Afwijken van de bouwregels
4.5.1 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Oppervlakte bijbehorende bouwwerken Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder i, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal toegestane oppervlakte (zijnde: 100 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten minste de volgende voorwaarden:
a. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
  
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 7.3.
 
Toevoegen Artikel 4.6 Wijzigingsbevoegdheden
4.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen
plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de
milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bedrijfsbebouwing is 350 m2, met dien
verstande dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 4.5) dienen
te worden toegepast;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 7.3.
 
Vervangen artikel 7 Algemene bouwregels door:
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1. Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige
aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing,
behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e. de ruimte tussen bouwwerken.
 
Toevoegen aan Artikel 7
7.2 Parkeren, laden en lossen
7.2.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te
worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid,
als ook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van
goederen, met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw,
uitbreiding of functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de
parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van
goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder
het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende
terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende
bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de
benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op
een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte
wordt voorzien.
 
7.2.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
 
Toevoegen aan Artikel 7
7.3 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
7.3.1 Algemeen
Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de
ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder
aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen vergezeld te gaan van een eigen
beeldkwaliteitsplan, dat is gebaseerd op het algemene inspiratiedocument
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
b. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm
van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de
waterhuishoudkundige waarden;
c. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige
aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische waarden, aardkundige
waarden, huishoudkundige en hydrologische waarden;
d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in
redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een
en ander conform het algemene inspiratiedocument beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
e. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening
ruimte.
 
7.3.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 34.2.1, houdt in ieder geval in dat:
a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat eerst
gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële,
juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling
binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
c. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande
bebouwing plaats te vinden in het kader van concentratie van bebouwing en zuinig
ruimtegebruik.
 
Artikel 16 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Recreatieve zone de Heihorsten
 
Artikel 16.1 Herziening regels bestemmingsplan Recreatieve zone De Heihorsten
De regels van het bestemmingsplan Recreatieve zone De Heihorsten van de gemeente Someren
worden als volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
1.78 Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen
of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden,
zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
1.79 Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
1.80 Arbeidsmigrant:
Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te
verwerven
 
1.81 Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
1.82 Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
1.83 beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011:
het beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011 op 29 juni 2011 door de raad is vastgesteld
 
1.84 Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Toevoegen aan Artikel 7, in Artikel 7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.3 Afwijken ten behoeve van inhoud woning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 7.2.2 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane inhoud (zijnde: 750 m³) van een woning tot maximaal 900 m³. Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
• per m³ uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande
tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan
Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen
bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
• de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
• de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
• de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
• de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
• de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.3.
 
Toevoegen aan Artikel 7, in Artikel 7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.4 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Oppervlakte bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 7.2.3 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane oppervlakte (zijnde: 100 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande
tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan
Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen
bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.3.
 
Toevoegen aan Artikel 7.4
7.4.2 Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Toevoegen Artikel 7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.5 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 7.5
7.5.6 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 7.5
7.5.7 Afwijkingsbevoegdheid voor bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
c. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
d. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Vervangen in Artikel 7.7 Wijzigingsbevoegdheden
7.7.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen
plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de
milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande
dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 4.5) dienen te worden
toegepast;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit het
beeldkwaliteitsplan.
 
Vervangen artikel 10 Algemene bouwregels door
10.1. Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige
aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing,
behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e. de ruimte tussen bouwwerken.
 
Toevoegen aan Artikel 10
10.2 Parkeren, laden en lossen
10.2.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te
worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid,
alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van
goederen, met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw,
uitbreiding of functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de
parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van
goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder
het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende
terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende
bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de
benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op
een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte
wordt voorzien.
 
10.2.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
 
Toevoegen aan Artikel 10
10.3 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
10.3.1 Algemeen
Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de
ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder
aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen vergezeld te gaan van een eigen
beeldkwaliteitsplan, dat is gebaseerd op het algemene inspiratiedocument
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
b. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm
van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de
waterhuishoudkundige waarden;
c. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige
aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische waarden, aardkundige
waarden, huishoudkundige en hydrologische waarden;
d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in
redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een
en ander conform het algemene inspiratiedocument beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
e. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening
ruimte.
 
10.3.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 10.3.1, houdt in ieder geval in dat:
a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat eerst
gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële,
juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling
binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
c. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande
bebouwing plaats te vinden in het kader van concentratie van bebouwing en zuinig
ruimtegebruik.
 
Artikel 17 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Moorsel 7
 
Artikel 17.1 Herziening regels bestemmingsplan Moorsel 7
De regels van het bestemmingsplan Moorsel 7 van de gemeente Someren worden als
volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
1.77 Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen
of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden,
zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
1.78 Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te
verwerven.
 
1.79 Arbeidsmigrant:
Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te
verwerven.
 
1.80 Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
1.81 Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
1.82 beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011:
het beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011 op 29 juni 2011 door de raad is vastgesteld
 
1.83 Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Toevoegen aan Artikel 5, in Artikel 5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.3 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Oppervlakte bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 5.2.3 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane oppervlakte (zijnde: 100 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande tabel
te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan
Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen bebouwing
dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.4.
 
Toevoegen aan Artikel 5 Wonen
5.4.5 Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Toevoegen aan Artikel 5
5.5.4 Afwijkingsbevoegdheid voor bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
c. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
d. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen Artikel 5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.2 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 5.5
5.5.3 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Vervangen Artikel 5.6 Wijzigingsbevoegdheden
5.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen
plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de
milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande
dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 5.3.3) dienen te
worden toegepast;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit het artikel 10.4.
 
Vervangen artikel 10 Algemene bouwregels door
10.1. Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige
aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing,
behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e. de ruimte tussen bouwwerken.
 
Toevoegen aan Artikel 10
10.4 Parkeren, laden en lossen
10.4.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te
worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid,
alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van
goederen, met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw,
uitbreiding of functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de
parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van
goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder
het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende
terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende
bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de
benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op
een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte
wordt voorzien.
 
10.4.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
 
Toevoegen aan Artikel 10
10.5 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
10.5.1 Algemeen
Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de
ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder
aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen vergezeld te gaan van een eigen
beeldkwaliteitsplan, dat is gebaseerd op het algemene inspiratiedocument
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
b. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm
van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de
waterhuishoudkundige waarden;
c. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige
aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische waarden, aardkundige
waarden, huishoudkundige en hydrologische waarden;
d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in
redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een
en ander conform het algemene inspiratiedocument beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
e. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening
ruimte.
 
10.5.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 10.4.1, houdt in ieder geval in dat:
a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat eerst
gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële,
juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling
binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
c. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande
bebouwing plaats te vinden in het kader van concentratie van bebouwing en zuinig
ruimtegebruik.
 
Artikel 18 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Kuilerstraat 25
 
Artikel 18.1 Herziening regels bestemmingsplan Kuilerstraat 25
De regels van het bestemmingsplan Kuilerstraat 25 van de gemeente Someren worden als
volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
1.44 Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen
of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden,
zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
1.45 Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
1.46 beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011:
het beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011 op 29 juni 2011 door de raad is vastgesteld.
 
1.47 Arbeidsmigrant:
Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te
verwerven
 
1.48 Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
1.49 Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
1.50 Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie.
 
Hernummering Artikel 4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik
 
Toevoegen aan Artikel 4 Wonen
4.4.2 Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Vervangen Artikel 4.3.1.a door:
4.3.1 a Afwijken ten behoeve van inhoud woning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 4.2.2 onder b, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane inhoud (zijnde: 750 m³) van een woning tot maximaal 900 m³. Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
• per m³ uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande
tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan
Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen
bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
 
• de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
• de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
• de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
• de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
• de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 7.5.
 
Vervangen Artikel 4.3
4.3.1.b Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Oppervlakte bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 7.2.3 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane oppervlakte (zijnde: 100 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande
tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan
Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen
bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 7.5.
 
Toevoegen Artikel 4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.5 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4.5
4.5.6 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.5.7 Afwijkingsbevoegdheid voor bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
c. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
d. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Vervangen Artikel 4.6 Wijzigingsbevoegdheden
4.6.2 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen
plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de
milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande
dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 4.3.1.b) dienen te
worden toegepast;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit het artikel 7.5.
 
Toevoegen aan Artikel 7
7.4 Parkeren, laden en lossen
7.4.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te
worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid,
alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van
goederen, met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw,
uitbreiding of functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de
parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van
goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder
het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende
terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende
bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de
benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op
een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte
wordt voorzien.
 
7.4.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
 
Toevoegen aan Artikel 7
7.5 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
7.5.1 Algemeen
Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de
ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder
aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen vergezeld te gaan van een eigen
beeldkwaliteitsplan, dat is gebaseerd op het algemene inspiratiedocument
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
b. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm
van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de
waterhuishoudkundige waarden;
c. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige
aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische waarden, aardkundige
waarden, huishoudkundige en hydrologische waarden;
d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in
redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een
en ander conform het algemene inspiratiedocument beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
e. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening
ruimte.
 
7.5.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 7.5.1, houdt in ieder geval in dat:
a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat eerst
gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële,
juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling
binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
c. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande
bebouwing plaats te vinden in het kader van concentratie van bebouwing en zuinig
ruimtegebruik.
 
Artikel 19 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan 1e partiële herziening Golfbaan de Swinkelsche 2012
 
Artikel 19.1 Herziening regels bestemmingsplan 1e partiële herziening Golfbaan De Swinkelsche 2012
 
De regels van het bestemmingsplan 1e partiële herziening Golfbaan De Swinkelsche 2012 van de gemeente Someren worden als volgt gewijzigd:
 
Vervangen artikel 10 door:
Artikel 10 Overige regels
 
Artikel 10.1 Andere wetgeving
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerpplan.
 
Toevoegen aan artikel 10
10.2 Parkeren, laden en lossen
10.2.1 Algemeen
  1. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid, alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
    1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding of functiewijziging;
    2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
    3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein mogen bevinden.
  2. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
  3. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
10.2.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
  1. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
  2. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt. 
Artikel 20 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Moorsel 1
 
Artikel 20.1 Herziening regels bestemmingsplan Moorsel 1
De regels van het bestemmingsplan Moorsel 1 van de gemeente Someren worden als volgt gewijzigd:
 
Vervangen artikel 11 Algemene bouwregels door
11.1. Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. de ruimte tussen bouwwerken.
Toevoegen aan artikel 10
11.4 Parkeren, laden en lossen
11.4.1 Algemeen
  1. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid, alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
    1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding of functiewijziging;
    2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
    3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein mogen bevinden.
  2. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
  3. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien
11.4.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
  1. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
  2. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
Artikel 21 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Broekkant 4-5
 
Artikel 21.1 Herziening regels bestemmingsplan Broekkant 4 en 5
De regels van het bestemmingsplan Broekkant 4 en 5 van de gemeente Someren worden als
volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen
of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden,
zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Vervangen 4.2.3. onder a door:
a. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning is maximaal 100m².
 
Vervangen Artikel 4.3.1
4.3.1 a Afwijken ten behoeve van inhoud woning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 4.2.1 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane inhoud (zijnde: 750 m³) van een woning tot maximaal 900 m³. Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
• per m³ uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande
tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan
Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen
bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
 
• de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
• de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
• de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
• de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
• de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 8.2.
 
Vervangen Artikel 4.3
4.3.2 Oppervlakte bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 16.2.4 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane oppervlakte (zijnde: 100 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in
onderstaande tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het
Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit
bestemmingsplan. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of
krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 8.2.
 
Toevoegen aan Artikel 4.4
4.4.4 Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Toevoegen Artikel 4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.6 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4.5
4.5.7 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4.5
4.5.8 Afwijkingsbevoegdheid voor bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
c. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
d. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Vervangen Artikel 4.6 Wijzigingsbevoegdheden
4.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen
plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de
milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande
dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 4.3.2) dienen te
worden toegepast;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit het Artikel 8.2.
 
Vervangen in Artikel 8.2
8.2 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
8.2.1 Algemeen
Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de
ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder
aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen vergezeld te gaan van een eigen
beeldkwaliteitsplan, dat is gebaseerd op het algemene inspiratiedocument
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
b. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm
van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de
waterhuishoudkundige waarden;
c. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige
aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische waarden, aardkundige
waarden, huishoudkundige en hydrologische waarden;
d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in
redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een
en ander conform het algemene inspiratiedocument beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
e. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening
ruimte.
 
8.2.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 8.2.1, houdt in ieder geval in dat:
a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat eerst
gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële,
juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling
binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
c. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande
bebouwing plaats te vinden in het kader van concentratie van bebouwing en zuinig
ruimtegebruik.
 
Toevoegen aan Artikel 8
8.4 Parkeren, laden en lossen
8.4.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te
worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid,
alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van
goederen, met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw,
uitbreiding of functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de
parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van
goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder
het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende
terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende
bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de
benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op
een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte
wordt voorzien.
 
8.4.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt. 
 
Artikel 22 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Boerenkamplaan tussen 91-93 te Someren-Eind
 
Artikel 22.1 Herziening regels bestemmingsplan Boerenkamplaan tussen 91-93 te Someren-Eind
De regels van het bestemmingsplan Boerenkamplaan tussen 91-93 te Someren-Eind van de gemeente Someren worden als volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
Arbeidsmigrant:
Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te verwerven
 
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011:
het beeldkwaliteitplan Buitengebied 2011 op 29 juni 2011 door de raad is vastgesteld
 
Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden, zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Toevoegen Artikel 3.3 Specifieke bouwregels
3.3.1 a Afwijken ten behoeve van inhoud woning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 3.2.2 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane inhoud (zijnde: 750 m³) van een woning tot maximaal 900 m³. Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
• per m³ uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande
tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan
Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen
bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
 
• de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
• de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
• de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
• de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
• de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 5.4.
 
Toevoegen Artikel 3.3 Specifieke bouwregels
3.3.1 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.3 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal toegestane oppervlakte (zijnde: 100 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten minste de volgende voorwaarden:
  1. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
 
  1. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de toepassing van deze regeling;
  2. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
  3. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  4. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
  5. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 5.4.
Toevoegen Artikel 3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Toevoegen Artikel 3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1. Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5
3.5.2 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5
3.5.3 Afwijkingsbevoegdheid voor bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
c. 3. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
d. 4. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor
omliggende woningen en bedrijven.
 
Toevoegen Artikel 3.6 Wijzigingsbevoegdheden
3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen
plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de
milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande
dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 3.3.1) dienen te
worden toegepast;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit het Artikel 5.4.
 
Vervangen artikel 5 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening door
5.2 Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige
aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing,
behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e. de ruimte tussen bouwwerken.
 
Toevoegen aan Artikel 5
5.3 Parkeren, laden en lossen
5.3.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te
worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid,
alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van
goederen, met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw,
uitbreiding of functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de
parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van
goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder
het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende
terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende
bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de
benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op
een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte
wordt voorzien.
 
5.3.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
 
5.4 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
5.4.1 Algemeen
Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de
ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder
aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen vergezeld te gaan van een eigen
beeldkwaliteitsplan, dat is gebaseerd op het algemene inspiratiedocument
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
b. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm
van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de
waterhuishoudkundige waarden;
c. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige
aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische waarden, aardkundige
waarden, huishoudkundige en hydrologische waarden;
d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in
redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een
en ander conform het algemene inspiratiedocument beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
e. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening
ruimte.
 
5.4.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 5.4.1, houdt in ieder geval in dat:
a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat eerst
gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële,
juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling
binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
c. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande
bebouwing plaats te vinden in het kader van concentratie van bebouwing en zuinig
ruimtegebruik.
 
Artikel 23 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Brimweg 10 Someren
 
Artikel 23.1 Herziening regels bestemmingsplan Brimweg 10 Someren
De regels van het bestemmingsplan Brimweg 10 Someren van de gemeente Someren worden als
volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
1.52 Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen
of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden,
zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
1.53 Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
1.54 Arbeidsmigrant:
Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te
verwerven
 
1.55 beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011:
het beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011 op 29 juni 2011 door de raad is vastgesteld
 
1.56 Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
1.57 Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
1.58 Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Vervangen Artikel 4.3.1
4.3.1 a Afwijken ten behoeve van inhoud woning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 3.2.2 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane inhoud (zijnde: 750 m³) van een woning tot maximaal 900 m³. Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
• per m³ uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande
tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan
Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen
bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
• de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
• de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
• de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
• de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
• de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 8.1.
 
Vervangen Artikel 4.3.2
4.3.2 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 3.2.3 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane oppervlakte (zijnde: 100 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in
onderstaande tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het
Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit
bestemmingsplan. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of
krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet
voor de toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van
de woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn
omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 8.1.
 
Toevoegen aan Artikel 4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.4 Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
Vervallen artikel 4.5.4 Afwijken ten behoeve van Wonen plus
 
Toevoegen Artikel 4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.5 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4.5
4.5.6 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4.5
4.5.7 Afwijkingsbevoegdheid voor bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
c. 3. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
d. 4. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor
omliggende woningen en bedrijven.
 
Toevoegen Artikel 4.6 Wijzigingsbevoegdheden
4.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen
plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de
milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande
dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 4.3.2) dienen te
worden toegepast;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit het
beeldkwaliteitsplan.
 
Vervangen artikel 8.1.1 Algemeen door:
8.1.1 Algemeen
Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de
ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder
aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen vergezeld te gaan van een eigen
beeldkwaliteitsplan, dat is gebaseerd op het algemene inspiratiedocument
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
b. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm
van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de
waterhuishoudkundige waarden;
c. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige
aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische waarden, aardkundige
waarden, huishoudkundige en hydrologische waarden;
d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in
redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een
en ander conform het algemene inspiratiedocument beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
e. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening
ruimte.
 
Vervangen Artikel 8.1.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik door:
8.1.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 34.2.1, houdt in ieder geval in dat:
a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat eerst
gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële,
juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling
binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
c. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande
bebouwing plaats te vinden in het kader van concentratie van bebouwing en zuinig
ruimtegebruik.
 
Toevoegen aan Artikel 8
8.4 Parkeren, laden en lossen
8.4.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te
worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid,
alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van
goederen, met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw,
uitbreiding of functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de
parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van
goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder
het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende
terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende
bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de
benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op
een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte
wordt voorzien.
 
8.4.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt. 
 
Artikel 24 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Moorsel 3 Lierop
 
Artikel 24.1 Herziening regels bestemmingsplan Moorsel 3 Lierop
De regels van het bestemmingsplan Moorsel 3 Lierop van de gemeente Someren worden als volgt gewijzigd:
 
Vervangen artikel 9 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening door
9.1 Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. de ruimte tussen bouwwerken.
Toevoegen aan Artikel 9
9.4 Parkeren, laden en lossen
9.4.1 Algemeen
  1. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid, alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
    1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding of functiewijziging;
    2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
    3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein mogen bevinden.
  2. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
  3. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
9.4.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
  1. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
  2. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
Artikel 25 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Kerkendijk 60
 
Artikel 25.1 Herziening regels bestemmingsplan Kerkendijk 60 Someren
De regels van het bestemmingsplan Kerkendijk 60 van de gemeente Someren worden als
volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
1.72 Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen
of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden,
zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
1.73 Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
1.74 Arbeidsmigrant:
Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te
verwerven
 
1.75 bewoning:
het verblijven in of gebruiken van een ruimte als woonruimte inclusief nachtverblijf zonder dat
elders aantoonbaar over een hoofdverblijf wordt beschikt.
 
1.76 Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
1.77 Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
1.78 Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Vervangen artikel 4.3.1
4.3.1 Afwijken ten behoeve van inhoud woning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 4.2.2 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane inhoud (zijnde: 750 m³) van een woning tot maximaal 900 m³. Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m³ uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in
onderstaande tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het
Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit
bestemmingsplan. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of
krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet
voor de toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van
de woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn
omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 11.1.
 
Toevoegen aan Artikel 4
4.3.3 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 4.4.3 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane oppervlakte (zijnde: 100 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in
onderstaande tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het
Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit
bestemmingsplan. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of
krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet
voor de toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van
de woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn
omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 11.1.
 
Toevoegen Artikel 4.4
4.4.2 Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Toevoegen Artikel 4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.5 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4.5
4.5.6 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4.5
4.5.7 Afwijkingsbevoegdheid voor bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
c. 3. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
d. 4. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor
omliggende woningen en bedrijven.
 
Vervangen Artikel 4.6 Wijzigingsbevoegdheden
4.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen
plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de
milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande
dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 4.3.3) dienen te
worden toegepast;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 11.1.
 
Vervangen artikel 7 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening door
7.1 Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige
aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing,
behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e. de ruimte tussen bouwwerken.
 
Toevoegen aan Artikel 8
8.2 Parkeren, laden en lossen
8.2.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te
worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid,
alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van
goederen, met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw,
uitbreiding of functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de
parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van
goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder
het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende
terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende
bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de
benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op
een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte
wordt voorzien.
 
8.2.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
 
Vervangen artikel 11.2 door
11.1 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
11.1.1 Algemeen
Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de
ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder
aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen vergezeld te gaan van een eigen
beeldkwaliteitsplan, dat is gebaseerd op het algemene inspiratiedocument
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
b. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm
van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de
waterhuishoudkundige waarden;
c. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige
aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische waarden, aardkundige
waarden, huishoudkundige en hydrologische waarden;
d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in
redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een
en ander conform het algemene inspiratiedocument beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
e. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening
ruimte.
 
11.1.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 11.1.1, houdt in ieder geval in dat:
a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat eerst
gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële,
juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling
binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
c. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande
bebouwing plaats te vinden in het kader van concentratie van bebouwing en zuinig
ruimtegebruik.
 
Artikel 26 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Brugstraat 9a
 
Artikel 26.1 Herziening regels bestemmingsplan Brugstraat 9a
De regels van het bestemmingsplan Brugstraat 9a van de gemeente Someren worden als
volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
1.74 Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen
of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden,
zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
1.75 Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
1.76 Arbeidsmigrant:
Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te
verwerven
 
1.77 Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
1.78 Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
1.79 Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Vervangen Artikel 3.3.1 door
3.3.1 Afwijken ten behoeve van inhoud woning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 3.2.2 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane inhoud (zijnde: 750 m³) van een woning tot maximaal 900 m³. Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m³ uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in
onderstaande tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het
Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit
bestemmingsplan. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of
krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
a. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet
voor de toepassing van deze regeling;
b. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van
de woning mogen niet worden belemmerd;
c. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn
omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
d. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
e. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 9.2.
 
Toevoegen aan Artikel 3.3
3.3.4 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 3.2.3 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane oppervlakte (zijnde: 200 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
• per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in
onderstaande tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het
Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit
bestemmingsplan. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of
krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
• de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet
voor de toepassing van deze regeling;
• de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van
de woning mogen niet worden belemmerd;
• de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn
omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
• de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
• de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 9.2.
 
Toevoegen Artikel 3.3
3.4.4 Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Toevoegen Artikel 3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.5 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5
3.5.6 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5
3.5.7 Afwijkingsbevoegdheid voor bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
c. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
d. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Vervangen Artikel 3.6 Wijzigingsbevoegdheden
3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen
plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de
milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande
dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 3.3.5) dienen te
worden toegepast;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit het
beeldkwaliteitsplan.
 
Vervangen artikel 6.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening door
6.1 Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige
aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing,
behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e. de ruimte tussen bouwwerken.
 
Toevoegen aan Artikel 6
6.4 Parkeren, laden en lossen
6.4.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te
worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid,
alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van
goederen, met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw,
uitbreiding of functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de
parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van
goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder
het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende
terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende
bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de
benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op
een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte
wordt voorzien.
 
6.4.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
 
Vervangen artikel 9.2
9.2 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
9.2.1 Algemeen
Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de
ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder
aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen vergezeld te gaan van een eigen
beeldkwaliteitsplan, dat is gebaseerd op het algemene inspiratiedocument
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
b. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm
van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de
waterhuishoudkundige waarden;
c. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige
aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische waarden. aardkundige
waarden, huishoudkundige en hydrologische waarden;
d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in
redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een
en ander conform het algemene inspiratiedocument beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
e. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening
ruimte.
 
9.2.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 9.2.1, houdt in ieder geval in dat:
a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat eerst
gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële,
juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling
binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
c. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande
bebouwing plaats te vinden in het kader van concentratie van bebouwing en zuinig
ruimtegebruik.
 
Artikel 27 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Vaarselstraat ongenummerd tussen 48 en 54 Ruimte voor Ruimte woning
 
Artikel 27.1 Herziening regels bestemmingsplan Vaarselstraat ong. tussen 48 en 54
Ruimte voor Ruimte woning
De regels van het bestemmingsplan Vaarselstraat ong. tussen 48 en 53 Ruimte voor Ruimte
woning van de gemeente Someren worden als
volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
1.87 Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen
of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden,
zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
1.88 Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
1.89 Arbeidsmigrant:
Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te
verwerven
 
1.91 Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
1.92 Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
1.93 Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Vervangen Artikel 3.3.1
3.3.1 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 3.2.3 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane oppervlakte (zijnde: 150 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in
onderstaande tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het
Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit
bestemmingsplan. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of
krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet
voor de toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van
de woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn
omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 9.2.
 
Toevoegen Artikel 3.4.4
3.4.4 Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Toevoegen Artikel 3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.5 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5
3.5.6 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5
3.5.7 Afwijkingsbevoegdheid voor bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
c. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
d. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Vervangen Artikel 4.6 Wijzigingsbevoegdheden
3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen
plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de
milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande
dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 3.3.5) dienen te
worden toegepast;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit het
beeldkwaliteitsplan.
 
Vervangen artikel 6.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening door
6.1 Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige
aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing,
behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e. de ruimte tussen bouwwerken.
 
Toevoegen aan Artikel 6
6.4 Parkeren, laden en lossen
6.4.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te
worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid,
alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van
goederen, met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw,
uitbreiding of functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de
parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van
goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder
het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende
terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende
bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de
benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op
een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte
wordt voorzien.
 
6.4.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
 
Vervangen Artikel 9.2 door
9.2 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
9.2.1 Algemeen
Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de
ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder
aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen vergezeld te gaan van een eigen
beeldkwaliteitsplan, dat is gebaseerd op het algemene inspiratiedocument
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
b. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm
van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de
waterhuishoudkundige waarden;
c. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige
aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische waarden, aardkundige
waarden, huishoudkundige en hydrologische waarden;
d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in
redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een
en ander conform het algemene inspiratiedocument beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
e. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening
ruimte.
 
9.2.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 9.2.1, houdt in ieder geval in dat:
a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat eerst
gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële,
juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling
binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
c. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande
bebouwing plaats te vinden in het kader van concentratie van bebouwing en zuinig
ruimtegebruik.
 
Artikel 28 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Landgoed Heihorsten
 
Artikel 28.1 Herziening regels bestemmingsplan Landgoed Heihorsten
De regels van het bestemmingsplan Landgoed Heihorsten van de gemeente Someren worden als
volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
1.39 Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen
of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden,
zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
1.40 bed and breakfast:
het bij wijze van nevenactiviteit verstrekken van logies en ontbijt, door het beschikbaar stellen van
slaap-, ontbijt- en sanitaire ruimten, aan een steeds wisselend publiek dat voor een korte periode,
namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft. Onder bed and breakfast worden niet
verstaan overnachtingen, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of
seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
 
1.41 Arbeidsmigrant:
Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te
verwerven
 
1.42 bewoning:
het verblijven in of gebruiken van een ruimte als woonruimte inclusief nachtverblijf zonder dat
elders aantoonbaar over een hoofdverblijf wordt beschikt.
 
1.43 Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
1.44 Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
1.45 woning/wooneenheid:
één complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden,
waaronder tevens begrepen gezinsvervangende woonvormen.
 
1.46 beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011:
het beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011 op 29 juni 2011 door de raad is vastgesteld.
 
1.47 Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie.
 
Toevoegen aan Artikel 6.3
6.3.3 Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Toevoegen Artikel 6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.c Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 6.4
6.4.d Bed and breakfast als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het als
ondergeschikte functie toestaan van bed and breakfast die wordt geëxploiteerd door de bewoner(s)
van de betreffende locatie in de bestaande bebouwing. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de capaciteit is maximaal 10 personen (eenpersoonsbedden);
b. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
c. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
d. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van andere belangen waaronder
die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 12.1.
 
Toevoegen Artikel 6.7 Wijzigingsbevoegdheden
6.7.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen
plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de
milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bedrijfsbebouwing is 350 m2.Hierbij gelden
ten minste de volgende voorwaarden:
• per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in
onderstaande tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het
Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit
bestemmingsplan. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of
krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
• de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet
voor de toepassing van deze regeling;
• de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van
de woning mogen niet worden belemmerd;
• de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn
omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
• de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 12.1.
 
Toevoegen aan Artikel 12
12.1 Andere wettelijke regelingen
 
Toevoegen aan Artikel 12
12.2 Parkeren, laden en lossen
12.2.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te
worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid,
alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van
goederen, met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw,
uitbreiding of functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de
parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van
goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder
het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende
terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende
bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de
benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op
een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte
wordt voorzien.
 
12.2.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
 
Toevoegen artikel 12.1
12.1 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
12.1.1 Algemeen
Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de
ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder
aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen vergezeld te gaan van een eigen
beeldkwaliteitsplan, dat is gebaseerd op het algemene inspiratiedocument
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
b. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm
van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de
waterhuishoudkundige waarden;
c. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige
aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische waarden, aardkundige
waarden, huishoudkundige en hydrologische waarden;
d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in
redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een
en ander conform het algemene inspiratiedocument beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
e. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening
ruimte.
 
12.1.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 12.2.1, houdt in ieder geval in dat:
a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat eerst
gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële,
juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling
binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
c. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande
bebouwing plaats te vinden in het kader van concentratie van bebouwing en zuinig
ruimtegebruik.
 
Artikel 29 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Landgoed Heihorsten herziening 2013
 
Artikel 29.1 Herziening regels bestemmingsplan Landgoed Heihorsten herziening 2013
De regels van het bestemmingsplan Landgoed Heihorsten herziening 2013 van de gemeente
Someren worden als volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
1.44 Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen
of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden,
zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
1.45 Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
1.46 Arbeidsmigrant:
Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te
verwerven
 
1.47 bewoning:
het verblijven in of gebruiken van een ruimte als woonruimte inclusief nachtverblijf zonder dat
elders aantoonbaar over een hoofdverblijf wordt beschikt.
 
1.48 Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
1.49 Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
1.50 beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011:
het beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011 op 29 juni 2011 door de raad is vastgesteld.
 
1.51 Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Toevoegen aan artikel 4.2.9
4.2.9.1 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 4.2.3. b en c, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane oppervlakte (zijnde: 150 m² binnen het bouwvlak en 100m² buiten het bouwvlak) aan
bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten minste de volgende voorwaarden:
a. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in
onderstaande tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het
Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit
bestemmingsplan. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of
krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet
voor de toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van
de woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn
omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.2.
 
Toevoegen aan artikel 4.4 specifieke gebruiksregels
4.4.4 Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Toevoegen Artikel 4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.c Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4.5
4.5.d Bed and breakfast als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het als
ondergeschikte functie toestaan van bed and breakfast die wordt geëxploiteerd door de bewoner(s)
van de betreffende locatie in de bestaande bebouwing. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de capaciteit is maximaal 10 personen (eenpersoonsbedden);
b. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
c. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
d. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van andere belangen waaronder
die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.2.
 
Vervangen Artikel 10 Overige regels door
Artikel 10 Overige regels
10.1 Wettelijke regeling
Indien en zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze
regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van het terinzage leggen van het
ontwerpplan
 
Toevoegen aan Artikel 10
10.2 Parkeren, laden en lossen
10.2.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te
worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid,
alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van
goederen, met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw,
uitbreiding of functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de
parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van
goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder
het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende
terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende
bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de
benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op
een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte
wordt voorzien.
 
10.2.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
 
Toevoegen artikel 10.2
10.3 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
10.3.1 Algemeen
Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de
ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder
aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen vergezeld te gaan van een eigen
beeldkwaliteitsplan, dat is gebaseerd op het algemene inspiratiedocument
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
b. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm
van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de
waterhuishoudkundige waarden;
c. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige
aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische en aardkundige waarden;
d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in
redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een
en ander conform het algemene inspiratiedocument beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
e. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening
ruimte.
 
10.3.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 34.2.1, houdt in ieder geval in dat:
a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat eerst
gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële,
juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling
binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
c. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande
bebouwing plaats te vinden in het kader van concentratie van bebouwing en zuinig
ruimtegebruik.
 
Artikel 30 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Laan ten Boomen ongevummerd (naast 31) te Lierop
 
Artikel 30.1 Herziening regels bestemmingsplan Laan ten Boomen ong (naast 31), te Lierop
De regels van het bestemmingsplan Laan ten Boomen ong (naast 31) te Lierop van de gemeente Someren worden als volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
Agrarisch technisch hulpbedrijf:
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische bedrijven bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en –handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking.
 
Vervangen in Artikel 1 Begrippen
Agrarisch verwant bedrijf:
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik wordt gemaakt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.
 
Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Toevoegen aan Artikel 3 Agrarisch – Agrarisch bedrijf
Herziening van artikel 3.1
Aan artikel 3.1 wordt lid 10 toegevoegd
  1. Binnen het bestemmingsvlak is tevens het bouwen van een carnavals- of corsowagen toegestaan conform de bepalingen in artikel 4.4.2.
Herziening van artikel 3.4 specifieke gebruiksregels
Aan artikel 3.4 wordt lid 1 toegevoegd
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. Het binnen gebouwen meer dan één bouwlaag gebruiken voor het houden van dieren. Dit geldt niet voor volière- en scharrelstallen voor legkippen. Hier mogen twee lagen worden gebruikt om de dieren te huisvesten.
Aan artikel 3.4 wordt lid 2 toegevoegd
Artikel 3.4.3 Carnavals- of corsowagen
Het bouwen van een carnavals- of corsowagen is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. Het bouwen van een carnavals- of corsowagen mag alleen plaatsvinden in bestaande en vergunde bebouwing;
  2. De bebouwing behoort toe aan een bestaand, in werking zijnde, agrarisch bedrijf;
  3. Parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak.
Toevoegen aan Artikel 3.4
3.4.4 Statische opslag als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor statische opslag als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
  1. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen wanneer ter plaatse sprake is van statische opslag;
  2. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de statische opslag is 1.000 m2;
  3. er dient gebruik gemaakt te worden van bestaande bebouwing;
  4. buitenopslag is uitgesloten;
  5. opslag in kassen is uitgesloten.
Toevoegen aan Artikel 3.4
3.4.5 Kleinschalige niet-agrarische nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor kleinschalige niet-agrarische
nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure
bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij gelden de
volgende randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen
wanneer ter plaatse sprake is van een kleinschalige niet-agrarische nevenfunctie;
b. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoners van de betreffende locatie;
c. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de kleinschalige nietagrarische
nevenfunctie is 350 m2;
d. er dient gebruik te worden gemaakt van de bestaande bebouwing;
e. detailhandel is uitgesloten;
f. buitenopslag is uitgesloten.
 
Toevoegen aan Artikel 3.6
3.6.4 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Bedrijf’ ten behoeve van een agrarisch verwant bedrijf en agrarisch-technisch hulpbedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' voor het vestigen van een agrarisch verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
  1. het agrarisch bedrijf is beëindigd en hervatting van de agrarische activiteiten ligt niet meer in de rede;
  2. het wijzigen van de bestemming is niet toegestaan ter plaatse van de bestemming Groenblauwe mantel;
  3. de omschakeling naar een agrarisch verwant bedrijf en agrarisch-technisch hulpbedrijf draagt aantoonbaar bij aan de ontwikkeling van het gemengd landelijk gebied;
  4. de beoogde ontwikkeling mag niet leiden tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  6. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening;
  7. de vrijgekomen agrarische bebouwing moet worden gesloopt met dien verstande dat er maximaal 600 m² bebouwing mag overblijven voor het agrarisch verwant bedrijf. Deze krijgen de bestemming 'Bedrijf' terwijl de rest van het voormalige bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' dezelfde bestemming krijgt als de omliggende gronden;
  8. de sloop van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing is duurzaam verzekerd;
  9. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing wordt gehandhaafd;
  10. indien de bestaande bebouwing bouwtechnisch of anderszins ongeschikt is voor het agrarisch verwant bedrijf, is nieuwbouw toegestaan;
  11. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
  12. de totale omvang van het bestemmingsvlak bedraagt maximaal 1,5 hectare, waarbij wordt aangetoond dat de ontwikkeling ook op lange termijn past binnen de toegestane omvang;
  13. buitenopslag is niet toegestaan;
  14. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen;
  15. de bestemming 'Bedrijf' dient in ieder geval aan te sluiten op de openbare weg met in- en uitritten;
  16. de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 10.2 en aangetoond met een erfinrichtingsplan;
Toevoegen aan Artikel 3.6
3.6.5 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Bedrijf’ ten behoeve van statische opslag
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch Bedrijf’ wijzigen in de bestemming ‘Bedrijf’ voor het vestigen van statische opslag. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
  1. het agrarisch bedrijf is beëindigd, er worden geen agrarische activiteiten meer uitgeoefend en hervatting van de activiteiten ligt niet in de rede;
  2. de maximaal toegestane bebouwingsoppervlakte ten behoeve van de statische opslag is 1.000 m2;
  3. overtollige agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
  4. buitenopslag is niet toegestaan;
  5. opslag in kassen is niet toegestaan;
  6. de maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak bedraagt 5.000 m2;
  7. de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing worden gewaarborgd conform de
    bepalingen uit artikel 34.1 en aangetoond met een erfinrichtingsplan;
  8. ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Waarde – Groenblauwe mantel’ dient de wijziging van de bestemming gepaard te gaan met een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
Vervangen artikel 10.2
10.2 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
10.2.1 Algemeen
Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de
ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder
aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen vergezeld te gaan van een eigen
beeldkwaliteitsplan, dat is gebaseerd op het algemene inspiratiedocument
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
b. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm
van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de
waterhuishoudkundige waarden;
c. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige
aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische waarden, aardkundige
waarden, huishoudkundige en hydrologische waarden;
d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in
redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een
en ander conform het algemene inspiratiedocument beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
e. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening
ruimte.
 
10.2.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 10.2.1, houdt in ieder geval in dat:
a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat eerst
gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële,
juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling
binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
c. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande
bebouwing plaats te vinden in het kader van concentratie van bebouwing en zuinig
ruimtegebruik.
 
Toevoegen aan Artikel 10
10.4 Parkeren, laden en lossen
10.4.1 Algemeen
  1. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid, alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
  2. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding of functiewijziging;
  3. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
  4. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein mogen bevinden.
  5. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
  6. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
10.4.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
  1. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
  2. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
Artikel 31 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Loonbedrijf Kerkendijk 158
 
Artikel 31.1 Herziening regels bestemmingsplan Loonbedrijf Kerkendijk 158
De regels van het bestemmingsplan Loonbedrijf Kerkendijk 158 van de gemeente Someren worden als volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden, zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Vervangen in Artikel 1 Begrippen
Agrarisch verwant bedrijf:
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik wordt gemaakt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.
 
Toevoegen aan Artikel 4 Bedrijf
Herziening van artikel 4.1
Aan artikel 3.1 wordt lid 10 toegevoegd
  1. Binnen het bestemmingsvlak is tevens het bouwen van een carnavals- of corsowagen toegestaan conform de bepalingen in artikel 4.4.3.
Aan artikel 4.4 wordt toegevoegd
Artikel 4.4.3 Carnavals- of corsowagen
Het bouwen van een carnavals- of corsowagen is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. Het bouwen van een carnavals- of corsowagen mag alleen plaatsvinden in bestaande en vergunde bebouwing;
  2. De bebouwing behoort toe aan een bestaand, in werking zijnde, agrarisch bedrijf;
  3. Parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak.
Toevoegen aan Artikel 4.5
Artikel 4.5.2 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
  1. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
  2. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van zorgbehoevenden te realiseren;
  3. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
  4. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
  5. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn landschappelijk goed inpasbaar;
  6. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende woningen en bedrijven.
Toevoegen aan Artikel 4.5
4.5.3 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
  1. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
  2. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn landschappelijk goed inpasbaar;
  3. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende woningen en bedrijven.
Toevoegen aan Artikel 4.5
4.5.4 Statische opslag als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor statische opslag als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
  1. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen wanneer ter plaatse sprake is van statische opslag;
  2. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de statische opslag is 1.000 m2;
  3. er dient gebruik gemaakt te worden van bestaande bebouwing;
  4. buitenopslag is uitgesloten;
  5. opslag in kassen is uitgesloten.
Toevoegen aan Artikel 4.5
4.5.5 Kleinschalige niet-agrarische nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor kleinschalige niet-agrarische
nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure
bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij gelden de
volgende randvoorwaarden:
  1. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen wanneer ter plaatse sprake is van een kleinschalige niet-agrarische nevenfunctie;
  2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoners van de betreffende locatie;
  3. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de kleinschalige niet-agrarische nevenfunctie is 350 m2;
  4. er dient gebruik te worden gemaakt van de bestaande bebouwing;
  5. detailhandel is uitgesloten;
  6. buitenopslag is uitgesloten.
Toevoegen Artikel 4.6 Wijzigingsbevoegdheden
4.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:
  1. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte bebouwing;
  2. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande dat de voorwaarden worden toegepast;
    1. per 25 m² uitbreiding dient telkens minimaal 100 m² aan legaal opgerichte of krachtens overgangsrecht toegelaten bebouwing op het perceel zelf of elders in het buitengebied van Someren te worden gesloopt;
    2. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de toepassing van deze regeling;
    3. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
    4. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
    5. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
    6. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit het beeldkwaliteitsplan.
  3. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2, die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
  4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  5. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
  6. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
  7. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
  8. buitenopslag is niet toegestaan;
  9. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
  10. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 9.1.
Toevoegen aan Artikel 4.6
3.6.2 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Bedrijf’ ten behoeve van een agrarisch verwant bedrijf en agrarisch-technisch hulpbedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' voor het vestigen van een agrarisch verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
  1. het agrarisch bedrijf is beëindigd en hervatting van de agrarische activiteiten ligt niet meer in de rede;
  2. het wijzigen van de bestemming is niet toegestaan ter plaatse van de bestemming Groenblauwe mantel;
  3. de omschakeling naar een agrarisch verwant bedrijf en agrarisch-technisch hulpbedrijf draagt aantoonbaar bij aan de ontwikkeling van het gemengd landelijk gebied;
  4. de beoogde ontwikkeling mag niet leiden tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  6. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening;
  7. de vrijgekomen agrarische bebouwing moet worden gesloopt met dien verstande dat er maximaal 600 m² bebouwing mag overblijven voor het agrarisch verwant bedrijf. Deze krijgen de bestemming 'Bedrijf' terwijl de rest van het voormalige bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' dezelfde bestemming krijgt als de omliggende gronden;
  8. de sloop van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing is duurzaam verzekerd;
  9. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing wordt gehandhaafd;
  10. indien de bestaande bebouwing bouwtechnisch of anderszins ongeschikt is voor het agrarisch verwant bedrijf, is nieuwbouw toegestaan;
  11. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
  12. de totale omvang van het bestemmingsvlak bedraagt maximaal 1,5 hectare, waarbij wordt aangetoond dat de ontwikkeling ook op lange termijn past binnen de toegestane omvang;
  13. buitenopslag is niet toegestaan;
  14. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen;
  15. de bestemming 'Bedrijf' dient in ieder geval aan te sluiten op de openbare weg met in- en uitritten;
  16. de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 34.1 en aangetoond met een erfinrichtingsplan;
Toevoegen aan Artikel 4.6
4.6.3 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Bedrijf’ ten behoeve van statische opslag
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch Bedrijf’ wijzigen in de bestemming ‘Bedrijf’ voor het vestigen van statische opslag. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
  1. het agrarisch bedrijf is beëindigd, er worden geen agrarische activiteiten meer uitgeoefend en hervatting van de activiteiten ligt niet in de rede;
  2. de maximaal toegestane bebouwingsoppervlakte ten behoeve van de statische opslag is 1.000 m2;
  3. overtollige agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
  4. buitenopslag is niet toegestaan;
  5. opslag in kassen is niet toegestaan;
  6. de maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak bedraagt 5.000 m2;
  7. de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing worden gewaarborgd conform de
    bepalingen uit artikel 34.1 en aangetoond met een erfinrichtingsplan;
  8. ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Waarde – Groenblauwe mantel’ dient de wijziging van de bestemming gepaard te gaan met een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
Toevoegen aan Artikel 7
7.4 Parkeren, laden en lossen
7.4.1 Algemeen
  1. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid, alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
    1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding of functiewijziging;
    2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
    3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein mogen bevinden.
  2. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
  3. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
7.4.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
  1. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
  2. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.  
Artikel 32 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Kuilerstraat 25 Woningsplitsing
 
Artikel 32.1 Herziening regels bestemmingsplan Kuilerstraat 25, woningsplitsing
De regels van het bestemmingsplan Kuilerstraat 25, woningsplitsing van de gemeente Someren worden als volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
1.85 Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden, zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
1.86 Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
1.87 Arbeidsmigrant:
Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te verwerven
 
1.88 bewoning:
het verblijven in of gebruiken van een ruimte als woonruimte inclusief nachtverblijf zonder dat elders aantoonbaar over een hoofdverblijf wordt beschikt.
  
1.89 Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
1.90 Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
1.91 Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Vervangen in Artikel 3 Wonen
3.3.3 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.3 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal toegestane oppervlakte (200 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten minste de volgende voorwaarden:
  1. per m³ uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;  
 
  1. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de toepassing van deze regeling;
  2. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
  3. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  4. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
  5. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 9.2.
Toevoegen aan Artikel 3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.3 Bewoning arbeidsmigranten
  1. Het is toegestaan om 4 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
  2. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
Toevoegen aan Artikel 3.5
3.5.5 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
  1. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
  2. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van zorgbehoevenden te realiseren;
  3. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
  4. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
  5. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn landschappelijk goed inpasbaar;
  6. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende woningen en bedrijven.
Toevoegen aan Artikel 3.5
3.5.6 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
  1. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
  2. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn landschappelijk goed inpasbaar;
  3. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende woningen en bedrijven.
Toevoegen aan Artikel 3.5
3.5.7 Afwijkingsbevoegdheid voor bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
  1. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
  2. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
  3. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn landschappelijk goed inpasbaar;
  4. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende woningen en bedrijven.
Toevoegen Artikel 3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:
  1. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte bebouwing;
  2. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bedrijfsbebouwing is 350 m2, met dien verstande dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 3.3.3) dienen te worden toegepast;
  3. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2, die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
  4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  5. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
  6. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
  7. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
  8. buitenopslag is niet toegestaan;
  9. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
  10. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit het beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011.
Vervangen artikel 6 Algemene bouwregels
6.1 Parkeren, laden en lossen
6.1.1 Algemeen
  1. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid, alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
    1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding of functiewijziging;
    2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
    3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein mogen bevinden
  2. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
  3. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
6.1.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
  1. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
  2. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
Artikel 33 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Stalmansweg 9-11
 
Artikel 33.1 Herziening regels bestemmingsplan Stalmansweg 9-11
De regels van het bestemmingsplan Stalmansweg Someren van de gemeente Someren worden als
volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen
of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden,
zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
Arbeidsmigrant:
Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te
verwerven
 
Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Vervangen Artikel 4.3.1
4.3.1 Afwijken ten behoeve van inhoud woning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 4.2.2 onder 1, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane inhoud (zijnde: 750 m³) van een woning tot maximaal 900 m³. Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m³ uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in
onderstaande tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het
Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit
bestemmingsplan. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens
overgangsrecht te zijn toegelaten;
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 9.2.
 
Toevoegen Artikel 4.3.3
4.3.3 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 3.2.3 onder 1, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane oppervlakte (zijnde: 100 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in
onderstaande tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het
Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan.
De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn
toegelaten;
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 8.1.
 
Vervangen artikel 4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik
Onder met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
a. het gebruiken van bijgebouwen voor bewoning
b. het gebruiken van gronden en gebouwen voor bedrijfsactiviteiten, anders dan aan huis
verbonden beroepen, behalve binnen de bestemmingsvlakken met de aanduiding
‘Specifieke vorm van wonen- Wonen plus’.
 
Toevoegen artikel 4.4.2
4.4.2 Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Toevoegen Artikel 4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.5 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4.5
4.5.6 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 4.5
4.5.7 Afwijkingsbevoegdheid voor bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
c. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
d. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Vervangen artikel 4.6.1
4.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen
plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de
milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bedrijfsbebouwing is 350 m2, met dien
verstande dat de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 4.3.1)
dienen te worden toegepast;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit het
beeldkwaliteitsplan.
 
Vervangen artikel 5.2 Algemene bouwregels door
5.2. Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige
aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing,
behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e. de ruimte tussen bouwwerken.
 
Toevoegen aan Artikel 6 Algemene bouwregels
6.3 Parkeren, laden en lossen
6.3.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te
worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid,
alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van
goederen, met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw,
uitbreiding of functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de
parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van
goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder
het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende
terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende
bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de
benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op
een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte
wordt voorzien.
 
6.3.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt. 
 
Artikel 34 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Hoijserstraat 13
 
Artikel 34.1 Herziening regels bestemmingsplan Hoijserstraat 13
De regels van het bestemmingsplan Hoijserstraat 13 van de gemeente Someren worden als volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
1.73 Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden, zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
1.74 Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
1.75 Arbeidsmigrant:
Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te verwerven
   
1.76 Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
1.77 Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
1.78 Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Toevoegen aan Artikel 6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.3 Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Toevoegen Artikel 6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.3 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
  1. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
  2. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van zorgbehoevenden te realiseren;
  3. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
  4. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
  5. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn landschappelijk goed inpasbaar;
  6. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende woningen en bedrijven.
Toevoegen aan Artikel 6.5
6.5.4 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
  1. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
  2. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn landschappelijk goed inpasbaar;
  3. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende woningen en bedrijven.
Toevoegen aan Artikel 6.5
6.5.6 Afwijkingsbevoegdheid voor bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
  1. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
  2. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
  3. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn landschappelijk goed inpasbaar;
  4. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende woningen en bedrijven.
Vervangen Artikel 6.6 Wijzigingsbevoegdheden
6.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:
  1. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte bebouwing;
  2. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande dat de voorwaarden worden toegepast; 
    1. per 25 m² uitbreiding dient telkens minimaal 100 m² aan legaal opgerichte of krachtens overgangsrecht toegelaten bebouwing op het perceel zelf of elders in het buitengebied van Someren te worden gesloopt;
    2. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de toepassing van deze regeling;
    3. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
    4. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
    5. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
    6. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit het beeldkwaliteitsplan.  
  3. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2, die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
  4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  5. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
  6. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
  7. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
  8. buitenopslag is niet toegestaan;
  9. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
  10. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 11.2.
Vervangen artikel 9.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening door
9.1 Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. de ruimte tussen bouwwerken.
Toevoegen aan Artikel 9 algemene bouwregels
9.4 Parkeren, laden en lossen
9.4.1 Algemeen
  1. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid, alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
    1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding of functiewijziging;
    2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
    3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein mogen bevinden.
  2. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
  3. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
9.4.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
  1. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
  2. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
Artikel 35 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Buitengebied 2014, herziening Houtbroekstraat 8
 
Artikel 35.1 Herziening regels bestemmingsplan Buitengebied 2014, herziening Houtbroekstraat 8
De regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2014, herziening Houtbroekstraat 8 van de gemeente Someren worden als volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
1.178 Agrarisch technisch hulpbedrijf:
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische bedrijven bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en –handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking.
 
1.179 Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden, zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
1.180 Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
1.181 Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Vervangen artikel 1 begrippen
Artikel 1.17 Agrarisch verwant bedrijf door:
1.17 Agrarisch verwant bedrijf:
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren
of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik wordt gemaakt van het telen van gewassen, het
houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met
uitzondering van mestbewerking.
 
Herziening van artikel 3.1
Aan artikel 3.1.1 wordt lid p toegevoegd
p. Binnen het bestemmingsvlak is tevens het bouwen van een carnavals- of corsowagen
toegestaan conform de bepalingen in artikel 3.4.3.
 
Vervangen artikel 3.2.5
3.2.5 Bedrijfswoningen / Plattelandswoning
a. per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan tenzij anders aangeduid ter plaatse
van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
b. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning’ is
gebruik van de (voormalige) bedrijfswoning als plattelandswoning toegestaan;
c. bij herbouw mag de bedrijfswoning of plattelandswoning uitsluitend gesitueerd worden ter
plaatse van de bestaande fundering en als er sprake is van uitbreiding daar direct op
aansluitend;
d. bij herbouw van een bedrijfswoning dient te worden aangetoond dat deze nodig is vanuit
bedrijfseconomisch oogpunt;
e. de bedrijfswoning of plattelandswoning mag een inhoud hebben van maximaal 750 m
3. De inhoud van een kelder wordt niet meegeteld;
f. Indien de inhoud van de bestaande bedrijfswoning of plattelandswoning op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan op basis van een eerder verleende vergunning
al meer bedraagt of mag bedragen, dan geldt deze inhoud, als maximaal toegestaan. Bij
herbouw geldt dat de woning tot maximaal de vergunde inhoud mag worden
teruggebouwd;
g. voor woonboerderijen geldt de totale inhoud van het pand op het moment van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan als de maximaal toegestane inhoud;
h. de maximaal toegestane goothoogte is 6 m1;
i. de maximaal toegestane bouwhoogte is 10 m1;
j. de dakhelling dient tussen de 20 en 60 graden te zijn;
k. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m1;
l. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹;
 
Vervangen artikel 3.2.6
3.2.6 Bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de bedrijfswoning
a. per bedrijfswoning is een bijbehorend bouwwerk toegestaan met een oppervlakte van
maximaal 100 m²;
b. de maximaal toegestane goothoogte is 3 m1;
c. de maximaal toegestane bouwhoogte is 5,5 m1;
d. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m1 achter de
voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
e. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m1;
f. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹.
 
Vervangen artikel 3.2.7
3.2.7 Bouwwerken geen gebouwen zijnde behorende bij bedrijfswoning
a. per bedrijfswoning mag één carport worden gebouwd met de volgende maatvoering:
1. oppervlakte niet meer dan 20 m²;
2. bouwhoogte niet meer dan 3 m1;
3. de carport dient op een afstand van ten minste 1 m1 achter de voorgevelrooilijn
van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
4. afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m¹;
5. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m1;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, met uitzondering van erfafscheidingen, is
maximaal 2,5 m1 met een afstand tot de bestemmingsgrens van ten minste 5 m1;
c. de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m1 zijn en
voor het overige maximaal 2 m1.
 
Vervangen artikel 3.3.3 Herbouw bedrijfswoning
3.3.3 Herbouw bedrijfswoning / plattelandswoning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 3.2.5, ten behoeve van de herbouw van een bedrijfswoning of plattelandswoning op een
andere plaats binnen het bestemmingsvlak. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. de nieuwe locatie ligt niet minder dan 5 m¹ van de bestemmingsgrens en niet minder dan
15 m¹ uit de as van de weg waaraan wordt gebouwd;
b. In het geval van de herbouw van een plattelandswoning, dient herbouw plaats te vinden
binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
c. de bedrijfswoning of plattelandswoning wordt gebouwd ter vervanging van de bestaande
bedrijfswoning of plattelandswoning;
d. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de
woning mogen niet worden belemmerd;
e. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving
mogen niet onevenredig worden aangetast;
f. met de nieuwe situering is sprake van een milieukundige en ruimtelijke
kwaliteitsverbetering;
g. de sloop van de oorspronkelijke bedrijfswoning is duurzaam verzekerd;
h. bij herbouw van een bedrijfswoning dient te worden aangetoond dat deze nodig is vanuit
bedrijfseconomisch oogpunt
i. bij herbouw van een plattelandswoning dient te worden aangetoond dat de nieuwe locatie
voldoet aan de eisen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 11.2.
 
Aan artikel 3.4 wordt lid 3 toegevoegd
Artikel 3.4.3 Carnavals- of corsowagen
Het bouwen van een carnavals- of corsowagen is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij het ter
plaatse gevestigde agrarische bedrijf, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a. Het bouwen van een carnavals- of corsowagen mag alleen plaatsvinden in bestaande en
vergunde bebouwing;
b. De bebouwing behoort toe aan een bestaand, in werking zijnde, agrarisch bedrijf;
c. Parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 3.5.8 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5
3.5.9 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5
3.5.10 Statische opslag als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor statische opslag als
nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen
wanneer ter plaatse sprake is van statische opslag;
b. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de statische opslag is 1.000
m2;
c. er dient gebruik gemaakt te worden van bestaande bebouwing;
d. buitenopslag is uitgesloten;
e. opslag in kassen is uitgesloten.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5
3.5.11 Kleinschalige niet-agrarische nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor kleinschalige niet-agrarische
nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure
bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij gelden de
volgende randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen
wanneer ter plaatse sprake is van een kleinschalige niet-agrarische nevenfunctie;
b. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoners van de betreffende locatie;
c. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de kleinschalige nietagrarische
nevenfunctie is 350 m2;
d. er dient gebruik te worden gemaakt van de bestaande bebouwing;
e. detailhandel is uitgesloten;
f. buitenopslag is uitgesloten.
 
Toevoegen aan Artikel 3.7
3.7.5 Wijzigingsbevoegdheid naar plattelandswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het
toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' aan een
bestaande bedrijfswoning. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
a. Er moet sprake zijn van een in werking zijnde landbouwinrichting, waar agrarische
activiteiten worden verricht en waarbij de vergunning of melding aanwezig moet zijn op het
moment van toekennen van de aanduiding.
b. Er moet sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de
plattelandswoning.
c. De bouwregels van artikel 3.2.5 zijn van overeenkomstige toepassing.
 
Vervangen artikel 9.1 Algemene bouwregels door
9.1. Uitsluiting aanvullende regels Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige
aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing,
behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e. de ruimte tussen bouwwerken.
 
Toevoegen aan Artikel 9 Algemene bouwregels
9.4 Parkeren, laden en lossen
9.4.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te worden
voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid, alsook
ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van goederen,
met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding of
functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de parkeerkencijfers van het
CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van goederen op eigen
terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder het gebouw, dan wel op of
onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren
stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde
parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op een
andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt
voorzien.
 
9.4.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt. 
 
Artikel 36 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Achterbroek 6 en 47
 
Artikel 36.1 Herziening regels bestemmingsplan Achterbroek 6 en 47
De regels van het bestemmingsplan Achterbroek 6 en 47 van de gemeente Someren worden als volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 8 Algemene bouwregels
8.2 Parkeren, laden en lossen
8.3.1 Algemeen
  1. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid, alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
    1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding of functiewijziging;
    2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
    3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein mogen bevinden.
  2. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
  3. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
8.3.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
  1. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
  2. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.  
Artikel 37 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Houtbroekstraat 9
 
Artikel 37.1 Herziening regels bestemmingsplan Houtbroekstraat 9
De regels van het bestemmingsplan Houtbroekstraat 9 van de gemeente Someren worden als volgt
gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
1.111 Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen
of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden,
zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
1.112 Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
1.113 Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Vervangen 1.14 Agrarisch verwant bedrijf door:
1.14 Agrarisch verwant bedrijf:
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren
of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik wordt gemaakt van het telen van gewassen, het
houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met
uitzondering van mestbewerking.
 
Toevoegen aan Artikel 3 Agrarisch – Agrarisch bedrijf
Herziening van artikel 3.1
Aan artikel 3.1.1 wordt lid o toegevoegd
o. Binnen het bestemmingsvlak is tevens het bouwen van een carnavals- of corsowagen
toegestaan conform de bepalingen in artikel 3.4.3.
 
Vervangen artikel 3.2.4
3.2.4 Bedrijfswoningen / plattelandswoning
a. per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan tenzij anders aangeduid ter plaatse
van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
b. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning’ is
gebruik van de (voormalige) bedrijfswoning als plattelandswoning toegestaan;
c. bij herbouw mag de bedrijfswoning of plattelandswoning uitsluitend gesitueerd worden ter
plaatse van de bestaande fundering en als er sprake is van uitbreiding daar direct op
aansluitend;
d. bij herbouw van een bedrijfswoning dient te worden aangetoond dat deze nodig is vanuit
bedrijfseconomisch oogpunt;
e. de bedrijfswoning of plattelandswoning mag een inhoud hebben van maximaal 750 m
3. De inhoud van een kelder wordt niet meegeteld;
f. Indien de inhoud van de bestaande bedrijfswoning of plattelandswoning op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan op basis van een eerder verleende vergunning
al meer bedraagt of mag bedragen, dan geldt deze inhoud, als maximaal toegestaan. Bij
herbouw geldt dat de woning tot maximaal de vergunde inhoud mag worden
teruggebouwd;
g. voor woonboerderijen geldt de totale inhoud van het pand op het moment van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan als de maximaal toegestane inhoud;
h. de maximaal toegestane goothoogte is 6 m1;
i. de maximaal toegestane bouwhoogte is 10 m1;
j. de dakhelling dient tussen de 20 en 60 graden te zijn;
k. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m1;
l. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹;
m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - noodwoning' is een
noodwoning toegestaan waarbij de bebouwing die bestaat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan gedeeltelijk mag worden vernieuwd of
veranderd met inachtneming van de bestaande oppervlakte, goot- en bouwhoogte.
Uitbreiding is niet toegestaan.
 
Vervangen artikel 3.2.5
3.2.5 Bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de bedrijfswoning / plattelandswoning
a. per bedrijfswoning of plattelandswoning is een bijbehorend bouwwerk toegestaan met een
oppervlakte van maximaal 100 m².
b. de maximaal toegestane goothoogte is 3 m1;
c. de maximaal toegestane bouwhoogte is 5,5 m1;
d. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m1 achter de
voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
e. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m1;
f. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹.
 
Vervangen artikel 4.2.6
3.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde behorende bij bedrijfswoning /
plattelandswoning
per bedrijfswoning of plattelandswoning mag één carport worden gebouwd met de volgende
maatvoering:
1. oppervlakte niet meer dan 20 m²;
2. bouwhoogte niet meer dan 3 m1;
3. de carport dient op een afstand van ten minste 1 m1 achter de
voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning / plattelandswoning te worden
gebouwd;
4. afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m¹;
5. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m1;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, met uitzondering van erfafscheidingen, is maximaal 2,5
m1 met een afstand tot de bestemmingsgrens van ten minste 5 m1;
de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m1 zijn en voor het
overige maximaal 2 m1.
 
Vervangen artikel 3.3.2
Herbouw bedrijfswoning / plattelandswoning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 3.2.4, ten behoeve van de herbouw van een bedrijfswoning of plattelandswoning op een
andere plaats binnen het bestemmingsvlak. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. de nieuwe locatie ligt niet minder dan 5 m¹ van de bestemmingsgrens en niet minder dan
15 m¹ uit de as van de weg waaraan wordt gebouwd;
b. In het geval van de herbouw van een plattelandswoning, dient herbouw plaats te
vinden binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
c. de bedrijfswoning of plattelandswoning wordt gebouwd ter vervanging van de
bestaande bedrijfswoning of plattelandswoning;
d. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van
de woning mogen niet worden belemmerd;
e. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn
omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
f. met de nieuwe situering is sprake van een milieukundige en ruimtelijke
kwaliteitsverbetering;
g. de sloop van de oorspronkelijke bedrijfswoning is duurzaam verzekerd;
h. bij herbouw van een bedrijfswoning dient te worden aangetoond dat deze nodig is
vanuit bedrijfseconomisch oogpunt
i. bij herbouw van een plattelandswoning dient te worden aangetoond dat de nieuwe
locatie voldoet aan de eisen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 14.1.
 
Aan artikel 3.4 wordt lid 3 toegevoegd
Artikel 3.4.3 Carnavals- of corsowagen
Het bouwen van een carnavals- of corsowagen is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij het ter
plaatse gevestigde agrarische bedrijf, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a. Het bouwen van een carnavals- of corsowagen mag alleen plaatsvinden in bestaande
bebouwing;
b. De bebouwing behoort toe aan een bestaand, in werking zijnde, agrarisch bedrijf;
c. Parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 3.5.2 Minicamping
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 3.4.1, ten behoeve van het toestaan van een minicamping. Hierbij gelden ten minste de
volgende randvoorwaarden:
a. er zijn maximaal 25 kampeermiddelen toegestaan, waaronder maximaal vijf stacaravans,
voor zover niet permanent geplaatst;
b. voor ondersteunende voorzieningen, zoals op sanitair gebied, is maximaal 100 m²
bebouwing toegestaan. Hiervoor dient gebruik te worden gemaakt van de bestaande (of
vergunbare) bebouwing;
c. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
d. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
e. de afstand tot de weg is ten minste 20 m¹;
f. de afstand tot woningen van derden is ten minste 50 m¹;
g. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m¹;
h. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van andere belangen waaronder
die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
i. de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd conform de
bepalingen uit artikel 14.2 en aangetoond met een erfinrichtingsplan.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5
Artikel 3.5.3 Groepsaccommodatie
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 3.4.1, ten behoeve van het als ondergeschikte functie toestaan van een
groepsaccommodatie in de bestaande (of vergunbare) bebouwing. Hierbij gelden ten minste de
volgende randvoorwaarden:
a. de capaciteit is maximaal 20 personen;
b. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
c. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
d. de afstand tot de weg is ten minste 20 m¹;
e. de afstand tot woningen van derden is ten minste 50 m¹;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 14.2.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5
Artikel 3.5.4 Bed and breakfast
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 3.4.1, ten behoeve van het als ondergeschikte functie toestaan van bed and breakfast in de
bestaande (of vergunbare) bebouwing. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de capaciteit is maximaal 10 personen (eenpersoonsbedden);
b. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
c. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
d. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van andere belangen waaronder
die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 14.2.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5
Artikel 3.5.5 Theehuis/uitspanning (routegebonden horeca)
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 3.4.1, ten behoeve van het als ondergeschikte functie vanuit de bestaande (of vergunbare)
bebouwing verstrekken van dranken en/of spijzen voor gebruik ter plaatse. Hierbij gelden ten
minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteit mag uitsluitend plaatsvinden binnen het bestemmingsvlak;
b. de oppervlakte van het theehuis/uitspanning bedraagt maximaal 200 m2 inclusief terras;
c. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
d. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
e. de afstand tot de weg is ten minste 20 m¹;
f. de afstand tot woningen van derden is ten minste 50 m¹;
g. de ruimtelijke kwaliteit en landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd conform de
bepalingen uit artikel 14.2 en aangetoond met een erfinrichtingsplan.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5
Artikel 3.5.6 Verhuur fietsen/rijtuigen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 3.4.1, ten behoeve van het als ondergeschikte functie verhuren van fietsen, rijtuigen e.d.
vanuit de bestaande (of vergunbare) bebouwing. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
b. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
c. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 14.2.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5
Artikel 3.5.7 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5
Artikel 3.5.8 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5
3.5.9 Statische opslag als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor statische opslag als
nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen
wanneer ter plaatse sprake is van statische opslag;
b. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de statische opslag is 1.000
m2;
c. er dient gebruik gemaakt te worden van bestaande bebouwing;
d. buitenopslag is uitgesloten;
e. opslag in kassen is uitgesloten.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5
3.5.10 Kleinschalige niet-agrarische nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor kleinschalige niet-agrarische
nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure
bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen
wanneer ter plaatse sprake is van een kleinschalige niet-agrarische nevenfunctie;
b. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoners van de betreffende locatie;
c. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de kleinschalige nietagrarische
nevenfunctie is 350 m2;
d. er dient gebruik te worden gemaakt van de bestaande bebouwing;
e. detailhandel is uitgesloten;
f. buitenopslag is uitgesloten.
 
Toevoegen aan artikel 3
1.7 Wijzigingsbevoegdheden
Hernummering artikel 3.7 wordt artikel 3.7.1 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘bedrijf’
 
Toevoegen aan artikel 3.7
3.7.2 Wijzigingsbevoegdheid naar plattelandswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het
toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' aan een
bestaande bedrijfswoning. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
a. Er moet sprake zijn van een in werking zijnde landbouwinrichting, waar agrarische
activiteiten worden verricht en waarbij de vergunning of melding aanwezig moet zijn op het
moment van toekennen van de aanduiding.
b. Er moet sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de
plattelandswoning.
c. De bouwregels van artikel 3.2.4 zijn van overeenkomstige toepassing.
 
Vervangen artikel 9 Algemene bouwregels door
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1 Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige
aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing,
behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e. de ruimte tussen bouwwerken.
 
Toevoegen aan Artikel 10 Algemene bouwregels
10.2 Parkeren, laden en lossen
10.2.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te worden
voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid, alsook
ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van goederen,
met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding of
functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de parkeerkencijfers van het
CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van goederen op eigen
terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder het gebouw, dan wel op of
onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren
stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde
parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op een
andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt
voorzien.
 
10.2.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt. 
 
Artikel 38 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Ruiter 10
 
Artikel 38.1 Herziening regels bestemmingsplan Ruiter 10
De regels van het bestemmingsplan Ruiter 10 van de gemeente Someren worden als
volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
1.93 Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen
of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden,
zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
1.94 Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
1.95 Arbeidsmigrant:
Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te
verwerven
 
1.96 Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
1.97 Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
1.98 Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie.
 
Vervangen Artikel 7.3.1 Afwijken ten behoeve van inhoud woning door:
7.3.1 Afwijken ten behoeve van inhoud woning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 7.2.2 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane inhoud (zijnde: 750 m³) van een woning tot maximaal 900 m³. Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m³ uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in
onderstaande tabel te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het
Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit
bestemmingsplan. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of
krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet
voor de toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van
de woning mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn
omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 14.4.
 
Vervangen Artikel 7.3.2 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bouwwerken door:
7.3.2 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 7.2.3 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal
toegestane oppervlakte (zijnde: 100 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten
minste de volgende voorwaarden:
a. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande tabel
te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan
Buitengebied, dat is toegevoegd als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. De te slopen bebouwing
dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de
toepassing van deze regeling;
c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning
mogen niet worden belemmerd;
d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving mogen
niet onevenredig worden aangetast;
e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 14.4.
 
Toevoegen aan artikel 7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.3 Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Toevoegen Artikel 7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.5 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 7.5
7.5.6 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 7.5
7.5.7 Afwijkingsbevoegdheid voor bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
c. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
d. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Vervangen Artikel 7.6 Wijzigingsbevoegdheden
7.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen
plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de
milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande
dat de voorwaarden worden toegepast;
1. per 25 m² uitbreiding dient telkens minimaal 100 m² aan legaal opgerichte of
krachtens overgangsrecht toegelaten bebouwing op het perceel zelf of elders in
het buitengebied van Someren te worden gesloopt;
2. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet
voor de toepassing van deze regeling;
3. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid
van de woning mogen niet worden belemmerd;
4. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn
omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
5. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
6. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit het
beeldkwaliteitsplan.
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 14.1.
 
Vervangen artikel 14.3 Parkeren en laden/lossen door:
14.3 Parkeren, laden en lossen
14.3.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te
worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid,
alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van
goederen, met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw,
uitbreiding of functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de
parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van
goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder
het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende
terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende
bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de
benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op
een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte
wordt voorzien.
 
14.3.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
 
Toevoegen Artikel 14.4
14.4 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
14.4.1 Algemeen
Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de
ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder
aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen vergezeld te gaan van een eigen
beeldkwaliteitsplan, dat is gebaseerd op het algemene inspiratiedocument
beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
b. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm
van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de
waterhuishoudkundige waarden;
c. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige
aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische waarden, aardkundige
waarden, huishoudkundige en hydrologische waarden;
d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in
redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een
en ander conform het algemene inspiratiedocument beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
e. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening
ruimte.
 
14.4.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 14.1.1, houdt in ieder geval in dat:
a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat eerst
gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële,
juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling
binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
c. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande
bebouwing plaats te vinden in het kader van concentratie van bebouwing en zuinig
ruimtegebruik.
 
Artikel 39 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Fouragehandel - Laarstraat 5
 
Artikel 39.1 Herziening regels bestemmingsplan Fouragehandel – Laarstraat 5
De regels van het bestemmingsplan Fouragehandel – Laarstraat 5 van de gemeente Someren worden als volgt gewijzigd:
 
Vervangen artikel 6.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening door
Artikel 6.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. de ruimte tussen bouwwerken.
Toevoegen 6.5 Parkeren, laden en lossen
6.5 Parkeren, laden en lossen
6.5.1 Algemeen 
  1. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid, alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
    1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding of functiewijziging;
    2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
    3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein mogen bevinden.
  2. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
  3. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
6.5.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
  1. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
  2. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
Artikel 40 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Kievitstraat 29 Someren
 
Artikel 40.1 Herziening regels bestemmingsplan Kievitstraat 29 Someren
De regels van het bestemmingsplan Kievitstraat 29 Someren van de gemeente Someren worden als volgt gewijzigd:
 
Vervangen artikel 8.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening door
Artikel 8.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. de ruimte tussen bouwwerken.
Vervangen artikel 8.5 voldoende parkeergelegenheid door:
Artikel 8.5 Parkeren, laden en lossen
8.5 Parkeren, laden en lossen
8.5.1 Algemeen
  1. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid, alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
    1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding of functiewijziging;
    2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
    3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein mogen bevinden.
  2. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
  3. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
8.5.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
  1. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
  2. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt. 
Artikel 41 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Nieuwendijk 126
 
Artikel 41.1 Herziening regels bestemmingsplan Nieuwendijk 126 Someren
De regels van het bestemmingsplan Nieuwendijk 126 van de gemeente Someren worden als volgt gewijzigd:
 
Vervangen artikel 6.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening door
Artikel 6.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. de ruimte tussen bouwwerken.
Toevoegen artikel 8.4 Parkeren, laden en lossen
Artikel 8.4 Parkeren, laden en lossen
8.4.1 Algemeen
  1. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid, alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
    1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding of functiewijziging;
    2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
    3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein mogen bevinden.
  2. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
  3. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
8.4.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
  1. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
  2. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.
Artikel 42 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Veegplan gemeente Someren 2015
 
Artikel 42.1 Herziening regels bestemmingsplan Veegplan gemeente Someren 2015
De regels van het bestemmingsplan Veegplan gemeente Someren 2015 van de gemeente Someren
worden als volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
1.159 Agrarisch technisch hulpbedrijf:
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan
agrarische bedrijven of dat agrarische bedrijven bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals
loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en –handel, veetransport en veehandel, met
uitzondering van mestbewerking.
 
1.160 Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen
of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden,
zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
1.161 Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
1.162 Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
1.163 Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
1.164 Woning/ wooneenheid:
één complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden,
waaronder tevens begrepen gezinsvervangende woonvormen.
 
1.164 Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Vervangen 1.16 Agrarisch verwant bedrijf door:
1.16 Agrarisch verwant bedrijf:
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren
of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik wordt gemaakt van het telen van gewassen, het
houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met
uitzondering van mestbewerking.
 
Toevoegen aan Artikel 3 Agrarisch – Agrarisch bedrijf
Aan artikel 3.1.1 wordt lid n toegevoegd
n. Binnen het bestemmingsvlak is tevens het bouwen van een carnavals- of corsowagen
toegestaan conform de bepalingen in artikel 3.4.3.
 
Aan artikel 3.4 wordt lid 3 toegevoegd
Artikel 3.4.3 Carnavals- of corsowagen
Het bouwen van een carnavals- of corsowagen is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij het ter
plaatse gevestigde agrarische bedrijf, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a. Het bouwen van een carnavals- of corsowagen mag alleen plaatsvinden in bestaande en
vergunde bebouwing;
b. De bebouwing behoort toe aan een bestaand, in werking zijnde, agrarisch bedrijf;
c. Parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 3.5.7 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5
Artikel 3.5.8 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5
3.5.9 Statische opslag als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor statische opslag als
nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen
wanneer ter plaatse sprake is van statische opslag;
b. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de statische opslag is 1.000
m2;
c. er dient gebruik gemaakt te worden van bestaande bebouwing;
d. buitenopslag is uitgesloten;
e. opslag in kassen is uitgesloten.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5
3.5.10 Kleinschalige niet-agrarische nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor kleinschalige niet-agrarische
nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure
bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen
wanneer ter plaatse sprake is van een kleinschalige niet-agrarische nevenfunctie;
b. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoners van de betreffende locatie;
c. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de kleinschalige nietagrarische
nevenfunctie is 350 m2;
d. er dient gebruik te worden gemaakt van de bestaande bebouwing;
e. detailhandel is uitgesloten;
f. buitenopslag is uitgesloten.
 
Artikel 11 Wonen-1
Toevoegen aan Artikel 11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.4. Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Toevoegen Artikel 11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.5.5 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 11.5
11.5.6 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 11.5
11.5.7 Afwijkingsbevoegdheid voor bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
c. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
d. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Vervangen Artikel 11.6 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’ door
11.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen
plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de
milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande
dat de voorwaarden worden toegepast;
1. per 25 m² uitbreiding dient telkens minimaal 100 m² aan legaal opgerichte of
krachtens overgangsrecht toegelaten bebouwing op het perceel zelf of elders in
het buitengebied van Someren te worden gesloopt;
2. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet
voor de toepassing van deze regeling;
3. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid
van de woning mogen niet worden belemmerd;
4. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn
omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
5. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
6. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit het
beeldkwaliteitsplan.
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit het
beeldkwaliteitsplan.
 
Vervangen artikel 20.5 Parkeren en laden/lossen
Artikel 20.5 Parkeren en laden/lossen
20.5.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te
worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid,
alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van
goederen, met dien verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding of
functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de parkeerkencijfers van het
CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van goederen op eigen
terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder het gebouw, dan wel op of
onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren
stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde
parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op een
andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt
voorzien.
 
20.5.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt. 
 
Artikel 43 Bestemmingsplanregels bestemmingsplan Veegplan II gemeente Someren 2016
 
Artikel 43.1 Herziening regels bestemmingsplan Veegplan II gemeente Someren 2016
De regels van het bestemmingsplan Veegplan II gemeente Someren 2016 van de gemeente
Someren worden als volgt gewijzigd:
 
Toevoegen aan Artikel 1 Begrippen
1.175 Agrarisch technisch hulpbedrijf:
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan
agrarische bedrijven of dat agrarische bedrijven bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals
loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en –handel, veetransport en veehandel, met
uitzondering van mestbewerking.
 
1.176 Dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen
of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden,
zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
 
1.177 Kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van
kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen
begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer er minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
 
1.178 Bewoning anders dan door een huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
 
1.179 Huishouden:
een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
 
1.180 Ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie
waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg
geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door
een omvang van maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing van de
hoofdfunctie tenzij de omvang van de ondergeschikte functie anders in de regels is bepaald.
 
Vervangen 1.16 Agrarisch verwant bedrijf door:
1.16 Agrarisch verwant bedrijf:
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren
of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik wordt gemaakt van het telen van gewassen, het
houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met
uitzondering van mestbewerking.
 
Toevoegen aan Artikel 3 Agrarisch – Agrarisch bedrijf
Herziening van artikel 3.1
Aan artikel 3.1.1 wordt lid q toegevoegd
q. Binnen het bestemmingsvlak is tevens het bouwen van een carnavals- of corsowagen
toegestaan conform de bepalingen in artikel 3.4.3.
 
Aan artikel 3.4 wordt lid 3 toegevoegd
Artikel 3.4.3 Carnavals- of corsowagen
Het bouwen van een carnavals- of corsowagen is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij het ter
plaatse gevestigde agrarische bedrijf, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a. Het bouwen van een carnavals- of corsowagen mag alleen plaatsvinden in bestaande en
vergunde bebouwing;
b. De bebouwing behoort toe aan een bestaand, in werking zijnde, agrarisch bedrijf;
c. Parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 3.5.8 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5
Artikel 3.5.9 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5
3.5.10 Statische opslag als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor statische opslag als
nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen
wanneer ter plaatse sprake is van statische opslag;
b. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de statische opslag is 1.000
m2;
c. er dient gebruik gemaakt te worden van bestaande bebouwing;
d. buitenopslag is uitgesloten;
e. opslag in kassen is uitgesloten.
 
Toevoegen aan Artikel 3.5
3.5.11 Kleinschalige niet-agrarische nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor kleinschalige niet-agrarische
nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure
bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij gelden de
volgende randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf functioneert als zodanig en blijft dit ook in voldoende mate doen
wanneer ter plaatse sprake is van een kleinschalige niet-agrarische nevenfunctie;
b. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoners van de betreffende locatie;
c. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de kleinschalige nietagrarische
nevenfunctie is 350 m2;
d. er dient gebruik te worden gemaakt van de bestaande bebouwing;
e. detailhandel is uitgesloten;
f. buitenopslag is uitgesloten.
 
Toevoegen aan Artikel 3
3.7 Wijzigingsbevoegdheden
 
Toevoegen aan Artikel 3.7
3.7.1 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ te
wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ met de aanduiding ‘Wonen plus’ ten behoeve van de vestiging
van een kleinschalig bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven
en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden
aan de volgende voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande dat
de voorwaarden zoals genoemd in de sloopbonusregeling (artikel 10.6.1) dienen te worden
toegepast;
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2, die is
vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere oppervlakte
teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De sloopbonusregeling
hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 18.2;
 
Toevoegen aan Artikel 3.7
3.7.2 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Bedrijf’ ten behoeve van een agrarisch verwant
bedrijf en agrarisch-technisch hulpbedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de
bestemming 'Bedrijf' voor het vestigen van een agrarisch verwant bedrijf of een agrarischtechnisch
hulpbedrijf. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf is beëindigd en hervatting van de agrarische activiteiten ligt niet meer in de
rede;
b. het wijzigen van de bestemming is niet toegestaan ter plaatse van de bestemming Groenblauwe
mantel;
c. de omschakeling naar een agrarisch verwant bedrijf en agrarisch-technisch hulpbedrijf draagt
aantoonbaar bij aan de ontwikkeling van het gemengd landelijk gebied;
d. de beoogde ontwikkeling mag niet leiden tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
e. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een
baliefunctie;
f. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening;
g. de vrijgekomen agrarische bebouwing moet worden gesloopt met dien verstande dat er
maximaal 600 m² bebouwing mag overblijven voor het agrarisch verwant bedrijf. Deze krijgen
de bestemming 'Bedrijf' terwijl de rest van het voormalige bestemmingsvlak 'Agrarisch -
Agrarisch bedrijf' dezelfde bestemming krijgt als de omliggende gronden;
h. de sloop van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing is duurzaam verzekerd;
i. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing wordt gehandhaafd;
j. indien de bestaande bebouwing bouwtechnisch of anderszins ongeschikt is voor het agrarisch
verwant bedrijf, is nieuwbouw toegestaan;
k. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en
netto ruimtebeslag;
l. de totale omvang van het bestemmingsvlak bedraagt maximaal 1,5 hectare, waarbij wordt
aangetoond dat de ontwikkeling ook op lange termijn past binnen de toegestane omvang;
m. buitenopslag is niet toegestaan;
n. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen;
o. de bestemming 'Bedrijf' dient in ieder geval aan te sluiten op de openbare weg met in- en
uitritten;
p. de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd conform de
bepalingen uit artikel 18.2 en aangetoond met een erfinrichtingsplan;
 
Toevoegen aan Artikel 3.7
3.7.3 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Bedrijf’ ten behoeve van statische opslag
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch Bedrijf’ wijzigen in de
bestemming ‘Bedrijf’ voor het vestigen van statische opslag. Hierbij gelden de volgende specifieke
randvoorwaarden:
a. het agrarisch bedrijf is beëindigd, er worden geen agrarische activiteiten meer uitgeoefend
en hervatting van de activiteiten ligt niet in de rede;
b. de maximaal toegestane bebouwingsoppervlakte ten behoeve van de statische opslag is
1.000 m2;
c. overtollige agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
d. buitenopslag is niet toegestaan;
e. opslag in kassen is niet toegestaan;
f. de maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak bedraagt 5.000 m2;
g. de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing worden gewaarborgd conform de
bepalingen uit artikel 18.2 en aangetoond met een erfinrichtingsplan;
h. ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Waarde – Groenblauwe mantel’ dient de wijziging
van de bestemming gepaard te gaan met een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van
de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
 
Toevoegen aan artikel 10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.4 Bewoning anders dan een huishouden
a. Het is toegestaan om 4 personen te huisvesten in een woning.
b. per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
 
Toevoegen Artikel 10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.5 Zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verlenen van zorg door de
bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden ten minste de volgende
randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van
zorgbehoevenden te realiseren;
c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
e. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 10.5
10.5.6 Kinderopvang en dagbesteding als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het exploiteren van kinderopvang
en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als nevenactiviteit. Hierbij gelden
ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
b. de activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen aan Artikel 10.5
10.5.7 Afwijkingsbevoegdheid voor bewoning arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de bewoning van
arbeidsmigranten. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:
a. Het is toegestaan om maximaal 20 arbeidsmigranten te huisvesten in een woning.
b. Per 3 huisvestingsplaatsen dient 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.
c. De activiteiten leiden infrastructureel niet tot onevenredige verkeersoverlast en zijn
landschappelijk goed inpasbaar;
d. De activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende
woningen en bedrijven.
 
Toevoegen Artikel 10.6 Wijzigingsbevoegdheid
10.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor ‘Wonen plus’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Wonen’ de aanduiding ‘Wonen
plus’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de
milieucategorieën 1 of 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte
bebouwing;
b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande
dat de voorwaarden worden toegepast;
1. per 25 m² uitbreiding dient telkens minimaal 100 m² aan legaal opgerichte
of krachtens overgangsrecht toegelaten bebouwing op het perceel zelf of elders in
het buitengebied van Someren te worden gesloopt;
2. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet
voor de toepassing van deze regeling;
3. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid
van de woning mogen niet worden belemmerd;
4. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn
omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
5. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
6. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit het
beeldkwaliteitsplan.
c. indien er ten tijde op een locatie een grotere oppervlakte bijgebouwen staat dan 350 m2,
die is vergund of krachtens overgangsrecht is toegestaan, dan dient deze grotere
oppervlakte teruggebracht te worden naar het toegestane maximum van 350 m2. De
sloopbonusregeling hoeft in dit geval niet te worden toegepast;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van
omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
g. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
h. buitenopslag is niet toegestaan;
i. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de
aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek
aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
j. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit het
beeldkwaliteitsplan.
 
Vervangen artikel 18.5 Parkeren en laden/lossen door
Artikel 18.5 Parkeren en laden/lossen
18.5.1 Algemeen
a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te worden
voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid, alsook ruimte
en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien
verstande dat:
1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding of
functiewijziging;
2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de parkeerkencijfers van het
CROW worden gebruikt;
3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van goederen op eigen
terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder het gebouw, dan wel op of
onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein mogen bevinden.
b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het
voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren
stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde
parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op een
andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt
voorzien.
 
18.5.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks
parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een
personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt,
en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.  
 
3 Overgangs- en slotregels
Artikel 44 Overgangsrecht
 
44.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
44.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 45 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan ‘Parapluplan NAF-beleid Someren’.
 
Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Someren van 28 juni 2018.
 
Mij bekend,
 
De raadsgriffier