Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0846.BP2015BUIOUBUGEB15-vg02
1 Inleidende regels
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
Artikel 1 Begrippen
  
In deze regels wordt verstaan onder:
  
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2' van de gemeente Sint-Oedenrode.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO. 0846.BP2015BUIOUBUGEB15-vg02 met de bijbehorende regels en bijlagen.
 
1.3 AAB:
stichting Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
 
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4a aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 aan-huis-verbonden bedrijf:
een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend uitgeoefend en waarbij de bewoner tevens de uitoefenaar is van dit bedrijf, inclusief kinderopvang voor maximaal 6 niet-eigen kinderen.
 
1.6 aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend uitgeoefend en waarbij de bewoner tevens de uitoefenaar is van dit beroep.
 
1.7 aardkundige waarden en kenmerken:
waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen danwel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt.
 
1.7a abiotische waarden:
het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen).
 
1.8 afhankelijke woonruimte:
een onderdeel van het hoofdgebouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
 
1.8a afrastering met een open karakter:
Gaas of draadhekwerk in gedekte kleur.
 
1.8b agrarische activiteiten bij wijze van hobby:
activiteiten gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren ondergeschikt aan de hoofdbestemming en in een omvang die niet als een bedrijfsmatige agrarische activiteit kan worden beschouwd.
 
1.9 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren, zijnde: een vollegrondsteeltbedrijf, een veehouderij, intensieve kwekerij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf niet zijnde een agrarisch technisch hulpbedrijf of een agrarisch verwant bedrijf.
 
1.10 agrarisch bedrijf glastuinbouw:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.
 
1.11 agrarisch bedrijf, grondgebonden:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet of het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten.
Grondgebonden agrarische bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteeltbedrijven, vollegrondstuinbouwbedrijven en vollegrondsteeltbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant;
 
1.11a agrarisch bedrijf, grondgebonden veehouderij:
veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen, respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die zijn gelegen binnen een straal van 15 km van de bedrijfslocatie.
   
1.12 agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij.
 
1.13 agrarisch bedrijf, intensieve kwekerij:
een agrarisch niet-grondgebonden bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf, zoals een witlofkwekerij en champignonkwekerij.
 
1.14 agrarisch bedrijf, niet-grondgebonden:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt.
 
1.14a agrarisch bedrijf, overig:
agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, intensieve veehouderij, intensieve kwekerij of glastuinbouwbedrijf valt.
 
1.14ab agrarisch bedrijf, veehouderij:
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.
 
1.14b agrarisch bedrijf, vollegrondsteeltbedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, niet zijnde een akkerbouwbedrijf. Het gaat hier om bedrijven met boomteelt/laanboomteelt, fruitteelt en vollegrondstuinbouw.
 
1.15 agrarisch bedrijf, geiten- en schapenhouderij:
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die gericht is op het houden van schapen en/of geiten.
 
1.15a agrarische bedrijfswoning:
een woning, krachtens het plan toegestaan binnen een agrarisch bouwvlak, en kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is.
 
1.16 agrarisch technisch hulpbedrijf:
een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven, met uitzondering van mestbewerking, -verwerking en -vergisting.van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos- of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden. Voorbeelden van agrarisch technische hulpbedrijven zijn:
 
1.17 agrarisch verwant bedrijf:
een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven, particulieren en niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: pensionstalling, houden van paarden voor derden, dierenasiels, dierenklinieken, groen-composteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven.
 
1.18 archeologische waarden:
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
 
1.19 attentiegebied EHS:
gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding.
 
1.20 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.20a de bebouwing ten dienste van (intensieve) veehouderijen:
  • Gebouwen in gebruik voor de huisvesting van vee in overeenstemming met de voor die activiteit verleende omgevingsvergunning;
  • Gebouwen in gebruik ten behoeve van de uitoefening van de (intensieve) veehouderij in de brede zin (zoals een machineberging waarin de machines die gebruikt worden ten behoeve van de veeteelt zijn of worden gestald);
  • Bouwwerken voor de opslag van mest en overige bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van de (intensieve) veehouderij. 
1.21 bebouwingsconcentratie:
een concentratie van agrarische, niet-agrarische en burgerbebouwing in het buitengebied in de vorm van een kernrandzone, lint of cluster, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie'.
 
1.22 bed & breakfast:
een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt. Een bed & breakfast is gevestig in een (bedrijfs-)woning of de daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen en wordt gerund door de eigenaar (of bewoner) van de betreffende (bedrijfs-)woning.
 
1.23 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig produceren, bewerken, installeren, inzamelen, herstellen, verhuur, opslag en distributie van goederen, alsmede het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen en bedrijven daaronder niet begrepen.
 
1.24 bedrijfsactiviteit:
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf.
 
1.24a bedrijfsbebouwing ten behoeve van een (intensieve) veehouderij:
  • gebouwen in gebruik voor de huisvesting van vee (niet zijnde hobbyvee);
  • gebouwen in gebruik ten behoeve van de uitoefening van de (intensieve) veehouderij in de brede zin (zoals bijvoorbeeld een machineberging waarin de machines die gebruikt worden ten behoeve van de veeteelt zijn of worden gestald);
  • bouwwerken voor de opslag van mest en voer alsmede luchtwassers.
1.25 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
 
1.25a bedrijfsgebouw, agrarisch:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf
 
1.25b Bedrijfsmatige agrarische activiteit:
Complex van economische activiteiten, gericht op winst door uitoefening van de landbouw, waarbij uitsluitend of overwegend door bewerking van de natuurlijke en/of aangelegde bodem en/of door het houden van vee arbeid, handelingen en werkzaamheden worden verricht ter verkrijging van plantaardige en/of dierlijke producten en die ter uitoefening van de landbouw voldoende omvangrijk en samenhangend zijn om te kunnen gelden als een agrarische onderneming. Hiertoe behoren tevens productiegericht paardenhouderijen. Activiteiten waarbij in hoofdzaak sprake is van verhuur van agrarische gronden en/of gebouwen worden niet aangemerkt als bedrijfsmatige agrarische activiteiten.
 
1.26 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):
de totale binnen een gebouw en/of een terrein beschikbare vloeroppervlakte inclusief die van eventuele verdiepingen (exclusief geheel onder het peil liggende kelders en ruimtes), die gebruikt wordt voor de uitoefening van een bedrijf de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een gebouw en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening een bedrijf, een dienstverlenend bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief (binnen)opslag, rust- en rookruimten, administratieruimten en dergelijke.
 
1.27 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
 
1.28 beeldbepalend pand:
te handhaven gebouw of bouwwerk gezien het karakter en de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.
 
1.28a beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
 
1.28b bedrijfsvloeroppervlakte bij aan huis gebonden beroepen en aan huis gebonden bedrijven:
de totale vloeroppervlakte van de ruimten die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, een bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag-, wacht- en administratieruimten en dergelijke.
 
1.29 bestaand(e situatie):
a. bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
b. gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden.
 
1.29a bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.30 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.31 bijgebouw:
hieronder worden begrepen:
aanbouw:
een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt;
aangebouwd bijgebouw:
een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en niet in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt;
vrijstaand bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw; 
uitbouw:
een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een vergroting van een bestaande ruimte inhoudt.  
 
1.31a Bijzondere woonvormen:
  1.  een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding);
  2.  een groep personen die geen (duurzame) gemeenschappelijk huishouden voert, er is geen sprake van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid;
  3.  woongroepen: een groep personen die er bewust voor kiezen om met elkaar in één woning samen te wonen, zonder dat er sprake is van een gezinsverband of samenlevingsvorm.
1.32 boerderij/boerderijgebouw:
één gebouw, dat bestaat uit één overwegend ongelede (hoofd)bouwmassa, waarbinnen zich de (voormalige) agrarische bedrijfswoning en de (voormalige) agrarische bedrijfsruimten bevinden, zoals een langgevelboerderij of een kortgevelboerderij.
 
1.33 boerderijsplitsing:
het opdelen, binnen de bestaande (hoofd)bouwmassa, van een boerderij(gebouw) in niet meer dan 2 woningen of een in de regels of verbeelding aangegeven ander maximum aantal woningen.
 
1.34 boomteelthek:
een hekafscherming met afrastering op boomteelt percelen waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden.
 
1.35 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.36 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
1.37 bouwlaag/verdiepingslaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
 
1.37a bouwmarkt:
een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.
 
1.38 bouwmassa:
een complex van aaneen gebouwde bouwwerken.
 
1.39 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.
 
1.40 bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel.
 
1.41 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.42 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.42a central point
coördinatielocatie in verband met coöperatieve ketensamenwerking op het gebied van onder meer inkoop, verkoop, logistiek, kennisuitwisseling en promotie.
 
1.43 containerveld:
ondersteunende voorzieningen voor het telen van planten, die op of nabij de grond worden aangebracht, waarbij gebruik gemaakt wordt van een geheel verharde ondergrond veelal van niet-opneembare/gesloten verhardingen, zoals beton, of van anti-worteldoek met daartussen opneembare of open verhardingen, zoals betonplaten, tegel- of klinkerbestratingen.
 
1.44 cultuurhistorische waarden en kenmerken:
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
 
1.45 cultuurhistorisch waardevolle akker:
landbouwgrond met een bepaalde cultuurhistorische waarde, bestaande uit een relatief open, bolle akker met bebouwing en beplanting aan de rand.
 
1.46 cultuurhistorisch waardevol gebied:
gebied met een bepaalde cultuurhistorische waarde, bestaande uit waardevolle structuren (ontsluiting, waterhuishouding, verkaveling, beplanting en percelering)
 
1.47 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing:
bebouwing met een bepaalde cultuurhistorische waarde.
 
1.48 dagrecreatie:
recreatieve activiteiten in de vorm van ontspanning, met gebruikmaking van sport, spel, toerisme, cultuur en/of educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen.
 
1.49 dagrecreatief terrein:
aaneengesloten terrein ten behoeve van de bedrijfsmatige uitoefening van diensten op het gebied van recreatie in de vorm van ontspanning, met gebruikmaking van sport, spel, toerisme, cultuur en/of educatie, welke geheel of in overwegende mate in de open lucht worden aangeboden, met de daarbij behorende voorzieningen waarbij overnachting niet is toegestaan.
 
1.50 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.51 detailhandel, ondergeschikte:
niet-zelfstandige detailhandel, in een aan de hoofdfunctie of nevenactiviteit ondergeschikte aard, verschijningsvorm en omvang.met een zodanige beperkte omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm als hoofdfunctie herkenbaar blijft.
 
1.52 duurzame locatie:
een bestaand agrarisch bouwvlak met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – vab' met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt (ammoniak, geur, gezondheid en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) ter plaatse een uitbreiding, hervestiging van en omschakeling naar een intensieve veehouderij verantwoord is, zoals nader uitgewerkt in de Handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties (bijlage).
 
1.52a duurzaamheidscentrum:
gronden, gebouwen en voorzieningen gericht op culturele en educatieve doeleinden, zoals duurzaamheid, hergebruik, voorlichting en educatie op het gebied van cultuur, natuur, tentoonstellingen/exposities, atelierruimte, trainingen, workshops.
 
1.53 ecologische hoofdstructuur:
samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.
 
1.54 ecologische verbindingszone:
middels aanduiding aangegeven langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd.
 
1.55 ecologische waarden en kenmerken:
aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.
 
1.55a erfbeplanting:
afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf of een woning.
 
1.55aa erf:
al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
 
1.56 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
 
1.57 erker:
een uitgebouwd venster aan een gevel, van een beperkte omvang en qua afmeting in verhouding tot de massa van het betreffende gebouw een ondergeschikte toevoeging. Een erker is rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk en dient ter vergroting van de woon- of werkruimte. hoekige of ronde uitbouw aan een gevel.
 
1.58 evenement:
een georganiseerde publieke gebeurtenis in de vorm van een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak in de vorm van sport, spel, cultuur, tradities en dergelijke.
 
1.59 extensief recreatief medegebruik:
die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie.een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven functies zoals wandelen, fietsen e.d.
 
1.59a extensieve recreatieve voorziening:
een verblijf of afgebakend terrein geschikt voor recreatieve doeleinden waar weinig mensen tegelijkertijd de mogelijkheid hebben om te recreëren. Het beleven van rust staat voorop en er is een beperkte uitstraling naar de omgeving.
 
1.60 functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
 
1.60a garagebedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het te koop aanbieden, waaronder uitstalling ten verkoop, verkopen en herstellen van motorvoertuigen.
 
1.61 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.61a gebruiken:
gebruiken en/of te doen en/of te laten gebruiken en/of in gebruik te geven of te nemen.
 
1.62 gebruiksgerichte paardenhouderij:
het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's.
 
1.62a groenblauwe mantel:
gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan de ecologische hoofdstructuur en die deze verbinden.
 
1.63 groepsaccommodatie:
(een gedeelte van) een gebouw dat is bestemd voor periodiek recreatief nachtverblijf door groepen, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen. Een kampeerboerderij en kamp(eer)huis vallen onder het begrip groepsaccommodatie; verblijfsrecreatieve voorziening waarbij logies overwegend verstrekt wordt aan personen in groepsverband.
 
1.63a grootschalige ontwikkeling:
ontwikkeling waarbij, blijkens een economisch effectenonderzoek, de som van het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen meer dan 150.000 per jaar bedraagt;
 
1.63b GVE (groot vee-eenheid):
optelsom van het aantal landbouwdieren op een bedrijf omgerekend naar de fosfaatproductie van één melkkoe;
 
1.64 halfverhard:
een verharding bestaande uit kiezel, grind, schelpen en/ of gemalen baksteen alsmede vergelijkbare losse materialen.
 
1.65 herbouw:
reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen.
 
1.66 hervestiging van een agrarisch bedrijf:
verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarische bouwvlak naar het andere agrarische bouwvlak met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – vab', waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt.
 
1.66a hoge tunnels:
bouwwerken of andere werkenconstructies , met een maximale hoogte van 4 meter, waarvan de wanden en het dak of de bedekking voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;
 
1.66b hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.66c hoogopgaand houtgewas:
bomen, struiken of doorlevende klimplanten (zoals druiven) die in de regel hoger zijn dan 1,5 m;
 
1.67 horeca:
bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, nader te onderscheiden in:
 
horeca categorie 1:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel-) restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum.
 
horeca categorie 2: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon.
 
horeca categorie 3:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een café.
 
horeca categorie 4:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen dan wel tot het uitoefenen van een kans- en behendigheidsspel al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een dancing, discotheek, casino of automatenhal.
 
horeca categorie 5:
een horecabedrijf dat een combinatie is van horeca-categorie 1, 2 en 3.
 
ondersteunende horeca:
een horecavoorziening, die extensief is en een nevenactiviteit vormt bij de hoofdfunctie en/of de nevenfunctie van de aan de gronden toegekende bestemming hetgeen blijkt uit de aard en omvang van de voorziening hetgeenwat inhoudt dat een zelfstandige horecagelegenheid niet is toegestaan waardoor het houden van feesten en partijen is uitgesloten. Voor deze vorm van horeca is een sluitingstijd van 21.00 uur van toepassing.
 
1.68 horecalokaliteit:
een van een afsluitbare toegang voorziene lokaliteit, onderdeel uitmakend van een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, in ieder geval bestemd voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse.
 
1.69 hoofdgebouw:
Vervalt
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.70 hoogopgaand houtgewas:
Vervalt
houtgewas dat in de regel hoger is dan 1,5 m.
 
1.70a houtrecyclebedrijf:
Het bedrijfsmatig in een productieproces opnieuw verwerken/gebruiken van houtmaterialen voor het oorspronkelijke doel of voor omzetting in een nieuw product.
 
1.70b hoveniersatelier:
Een ruimte ingericht voor ontwerpruimte alsmede het geven van voorlichting aan ( potentiële) klanten van het ter plaatse gevestigde hoveniersbedrijf over ontwerp, aanleg en onderhoud van tuinen in de vorm van mondelinge en schriftelijke informatie in combinatie met het tonen van modeltuinen alsmede een breed scala aan artikelen die in tuinen kunnen worden toegepast, zoals bestratingsmaterialen, tuinafscheidingen, tuinbeelden, tuinmeubelen, tuinvazen, tuinverlichting, whirlpools en terrasbeplanting.
 
1.71 huishouden:
een persoon, of groep personen die een (duurzame) gemeenschappelijke huishouding voert. Indien het huishouden uit twee of meer personen bestaat, betreft het een leefvorm of samenlevingsvorm met een continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid.
Kenmerken van continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid zijn:
  •  voor onbepaalde tijd samenleven;
  •  een ieder neemt deel aan het gezinsleven, bijvoorbeeld samen eten en verdeling huishoudelijke taken;
  •  eigen kamer, maar gemeenschappelijk sanitair, keuken en woonkamer;
  •  personen worden niet door instelling geplaatst, er vindt geen behandelingstraject plaats.
Bedrijfsmatige kamerverhuur en bijzondere woonvormen vallen niet onder het begrip 'huishouden'.
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
 
1.72 hydrologische waarde:
gronden met een betekenis binnen het watersysteem van het plangebied als infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied.
 
1.72a internetverkoop:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen waarbij de verkooptransactie via internet of anderszins via de elektronische weg tot stand komt en waarbij ter plaatse geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de goederen ook niet door de afnemer kunnen worden afgehaald.
 
1.73 kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
 
1.74 kampeerterrein/camping:
terrein met standplaatsen voor kampeermiddelen ten behoeve van verblijfsrecreatie met bijbehorende centrale voorzieningen.
 
1.75 kas:
een gebouw/agrarisch bedrijfsgebouw, waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter.
 
1.76 kernrandzone:
overgangsgebied naar het buitengebied, gelegen langs bestaand stedelijk gebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie.
 
1.77 kinderboerderij:
dagrecreatieve voorziening waar boerderijdieren worden gehouden voor de educatie van kinderen, al dan niet in combinatie met speelvoorzieningen en ondersteunende horeca.
 
1.78 kleinschalig kamperen:
kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, waarbij het aantal toegestane kampeermiddelen is beperkt tot het in de regels genoemde maximum.
 
1.79 kleinschalig logeren:
kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies en ontbijt tot een in de regels aangegeven maximum aantal eenheden, zoals logeren bij de boer en bed&breakfast.
 
1.79a kuilvoerplaat:
een (betonnen) plaat waarop het kuilvoer (persvoer/veevoer) met een zeil/folie wordt afgedekt. Voor het aandrukken van het kuilvoer wordt/worden bijvoorbeeld een zandlaag of autobanden aangebracht.
 
1.79b kunstwerken:
een civieltechnische constructie of -installatie in de infrastructuur die één of meer functies vervult zoals onderdoorgangen, duikers, overkluizingen.
 
1.79c laanboomteelt:
teelt van hoger dan 1,5 m opgaand houtgewas, zoals laanbomen, fruitbomen en sierteeltbomen, met agrarische productiefunctie.
 
1.79d lage tunnels:
bouwwerken of andere werken, met een maximale hoogte van 1,5 meter, overwegend voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend of ander beschermend materiaal die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;
 
1.79e landschappelijke inpassing:
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap.
 
1.79g landschappelijke waarden en kenmerken:
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.
 
1.80 landschapscamping:
kampeerterrein dat gekenmerkt wordt door de beperkte dichtheid en de ligging in een bos of natuurgebied of bij een landgoed, met een in de regels nader bepaalde omvang.
 
1.80a landschapsinpassingsplan:
plan waaruit blijkt hoe een gebouw of een gebruik in het landschap wordt ingepast, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en de aanplant van gebiedseigen beplanting waarbij wordt getoetst aan de Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in Bijlage 06 van de Toelichting;
 
1.81 koffie- / theetuin:
het al dan niet bedrijfsmatig verlenen van diensten in de vorm van het openstellen van en/of rondleiden door privétuinen binnen de bestemming "Wonen" inclusief het verstrekken van niet alcoholische dranken en de daarbij behorende versnaperingen;
een horecalokaliteit dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren
 
1.82 kwetsbare soorten:
flora en/of fauna die zeer gevoelig is voor verstoring door menselijke activiteiten, zoals amfibieën, reptielen en dagvlinders, alsmede bijzondere vegetaties.
 
1.83 landschapselementen:
ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een agrarische productiefunctie.
 
1.84 landschappelijke waarden en kenmerken:
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.
 
1.84a longeercirkel:
ruimte (eventueel overdekt) in de vorm van een cirkel, waarin een paard onder begeleiding specifieke training gegeven kan worden.
 
1.85 maatschappelijke en culturele voorzieningen:
educatieve, sociaal-culturele, sociaal-medische, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, waaronder ook ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen worden verstaan.
 
1.85a Maatschappelijke activiteiten
Het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder:
  1. gezondheidszorg; en/of
  2. zorg en welzijn; en/of
  3. jeugd/kinderopvang; en/of
  4. onderwijs; en/of
  5. openbare dienstverlening.
1.86 manege:
een bedrijf dat op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.
 
1.87 mantelzorg:
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende (fysiek, psychisch en/of sociaal) door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten van elkaar overstijgt. het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
 
1.87a mestbewerking:
de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.
 
1.87b mestverwerking:
het bewerken van mest ten behoeve van het exportwaardig maken daarvan.
 
1.88 milieucategorie:
de milieucategorie die aan een bepaalde bedrijfsactiviteit is toegekend in de Brochure bedrijven en milieuzonering, editie 2009, uitgebracht door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ISBN 9789012130813, zoals deze luidt op de datum van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan.
 
1.89 natuurkampeerterrein:
kampeerterrein dat gekenmerkt wordt door de ligging in een in de regels nader bepaald natuurgebied, met een beperkt aantal kampeerplaatsen waardoor het gebruik extensief is.
 
1.90 natuurwaarden/natuurwetenschappelijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van geologische, bodemkundige, geomorfologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
 
1.91 NGE:
Nederlandse Grootte Eenheid, een standaard eenheid voor de bepaling van de omvang van een agrarisch bedrijf zoals die gehanteerd word door het Landbouw Economisch Instituut (LEI).
 
1.92 netto glas:
aantal m² kasoppervlakte.
 
1.93 nevenfunctie/agrarische nevenfunctie of nevenactiviteit:
activiteit uitgeoefend in aanvulling op en ondergeschikt aan de hoofdfunctie zoals recreatieve functies, agrarisch verwante functies, agrarisch technische functies, statische binnenopslag en verbrede landbouw.
 
1.94 nieuwbouw van een woning:
het bouwen van een woning.
 
1.95 normaal onderhoud en/of gebruik:
tot het normaal onderhoud en/of gebruik behoren onder andere:
  1. maaien, beweiden en bemesten van grasland;
  2. verbeteren van grasland door het scheuren van de grasmat buiten het broedseizoen van weidevogels en *het direct opnieuw inzaaien;
  3. ploegen en cultiveren van bouwland niet dieper dan de bouwvoor;
  4. verbouwen van akkerbouwgewassen, zoals maïs in wisselteelt;
  5. maaien en schonen van sloot en slootkant;
  6. vervangen van en onderhoud aan drainage;
  7. normaal landschapsonderhoud, waaronder:
  8. periodiek uitdunnen en snoeien van houtwal of singel;
  9. knotten van bomen;
  10. opvullen van open plekken in houtwal of singel;
  11. normaal bosbeheer, waaronder;
  12. uitdunnen;
  13. verwijderen van dode bomen;
  14. opslag van agrarische producten en gewassen tussen oogst en afvoer voor een periode van 2 weken;
  15. opbrengen van houtsnippers;
  16. niet-bedrijfsmatige opslag van organisch materiaal in het kader van kringloopbeheer waarbij voldaan moet worden aan de bepalingen van het Activiteitenbesluit Milieubeheer en de Activiteitenregeling Milieubeheer.
1.96 omschakeling van of naar een agrarisch bedrijf:
geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm dan wel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm.
 
1.97 ondergeschikte activiteit:
een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.
 
1.98 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.
 
1.98a overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.
 
1.99 paardenbak:
Wordt rijbak
een onoverdekt al dan niet omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of een ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport.
 
1.100 paardenhouderij:
een bedrijf dat gericht is op zowel paardenfokkerij als paardenstalling.
 
1.101 pensionstalling:
een agrarisch verwant bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden van derden of het berijden ervan. Hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland en het verzorgen van paarden. Onder pensionstal wordt geen manege verstaan.
 
1.102 perceelsgrens:
de bouwperceelsgrens.
 
1.103 permanente bewoning:
het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte op een wijze, die ingevolge de bepalingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, noopt tot inschrijving van de bewoner(s) in het bevolkingsregister van de gemeente waarin dat gebouw is gelegen; of indien betrokkene op meer dan één adres woont, het gebruik van het gebouw of ander onderkomen als verblijf waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten met dien verstande dat van permanente of tijdelijke bewoning voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse door betrokkene meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt, dat elders over een hoofdwoonverblijf kan worden beschikt.
 
1.104 plattelandswoning:
een woning gelegen op het bouwvlak van/bij een (agrarisch) bedrijf zonder dat er sprake is van een functionele binding tussen woning en bedrijf, die door een derde bewoond mag worden en volgens de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van het bedrijf.
een woning gelegen bij een agrarisch bedrijf zonder dat er sprake is van een functionele binding tussen woning en bedrijf.
 
1.105 productiegebonden detailhandel:
beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een (agrarisch) bedrijf dat die goederen teelt/vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
 
1.106 productiegerichte paardenhouderij:
een paardenhouderij die wordt aangemerkt als een agrarisch bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden en waarbij de activiteiten (deels) grondgebonden en/of (deels) in gebouwen kunnen worden uitgeoefend.
 
1.107 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
 
1.108 raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
 
1.109 reconstructiewetzone:
Vervalt
 
extensiveringsgebied:
ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat natuur of overig, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt.
 
landbouwontwikkelingsgebied:
zone binnen de integrale zonering waar ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderij zijn.
 
LOG Jekschot:
landbouwontwikkelingsgebied dat gelegen is ten noordoosten van de kern Sint-Oedenrode en grenst aan de gemeentegrenzen van Veghel en Laarbeek.
 
verwevingsgebied:
ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij is mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.
 
1.110 recreatieappartement:
recreatiewoning die deel uitmaakt van een gebouw met meerdere zich boven en naast elkaar bevindende recreatiewoningen.
 
1.111 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
 
1.112 recreatieve doeleinden:
alle activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben.
 
1.113 recreatiewoning:
een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben. woning ten behoeve van tijdelijk recreatief gebruik.
 
1.114 reëel agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste één halve arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen.
 
1.115 regionaal waterbergingsgebied:
gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan.
 
115a rijbak:
een onoverdekt al dan niet omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag al dan niet is vervangen door zand of een ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport.
 
1.116 rijhal:
een bedrijfsgebouw bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden alsmede voor het stallen en huisvesten van paarden.
 
1.117 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte (woon-, werk- en leefomgeving) als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte, deze kwaliteit wordt bepaald door expliciete aandacht voor de ruimtelijk-functionele kwaliteit, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de architectonische kwaliteit, de landschappelijke kwaliteit en de cultuurhistorische kwaliteit van objecten en terreinen, mede in relatie tot het streekeigen karakter van de directe omgeving.
 
1.117a schuilgelegenheid:
Solitair gelegen kleine schuur of stal in het agrarisch gebied die dient voor de hobbymatige en/of bedrijfsmatige stalling van dieren.
 
1.117b seizoenarbeiders:
werknemers die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een (agrarisch) bedrijf werkzaam zijn.
 
1.118 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.118a sleufsilo:
agrarische bedrijfsvoorziening in de vorm van een (doorgaans betonnen) keerwand van maximaal 3 m hoog en dichte vloerafdekking, ten behoeve van opslag van veevoeder (hooi, stro, gras e.d.);
 
1.118b stagiair:
iemand die als onderdeel van een opleiding ervaring komt opdoen op de werkvloer.
 
1.118c stageverblijf:
bedrijfsgebouw ingericht ten behoeve van de huisvesting van stagiaires, personeel, en grooms, welke op het desbetreffende (agrarische) bedrijf werkzaam in dienst zijn alsmede voor het verblijf van klanten voor een periode van maximaal 8 aaneengesloten weken waarbij geen sprake is van een zelfstandige woonruimte.
 
1.118d stapmolen:
ruimte (eventueel overdekt) in de vorm van een cirkel, waar meerdere paarden tegelijk kunnen stappen door middel van aansturing via een computergestuurde bedieningskast.
 
1.119 straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
 
1.120 statische (binnen)opslag:
(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke, niet zijnde opslag in brandgevaarlijke goederen.
 
1.120a streekbelevingscentrum:
neventak bij een agrarisch bedrijf, dat producten en/of diensten aanbiedt die bijdragen aan de instandhouding en beleving van functies gronden of gebouwen (ruimtelijk en functioneel) in de regio (Het Groene Woud en Brabant Noord-Oost) en daarmee aan de gebiedskwaliteit onder meer door middel van voorlichting, educatie en belangenbehartiging, waarmee deze producten en diensten verduurzamend ruimtelijk of functioneel verbonden zijn waaronder ook ondergeschikte detailhandel in streekproducten en ondersteunende horeca in combinatie met en ten dienste van deze producten en diensten.
 
1.120b streekproduct:
Een product gemaakt met eigen grondstoffen en/of grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en algemeen aanvaard is als een traditioneel streekeigen product en naar ambachtelijke wijze vervaardigd is volgens de streektradities en waarbij streekproduct en bereidingsstreek moeten overeenkomen, zowel in de be- en verwerking van het eindproduct als in de omschrijving van de streek. De streek behelst de gebieden Het Groene Woud of de regio Brabant-Noord.
 
1.120c teeltfolies:
uitgespreide folies dienend, als afdek- en/of ondermateriaal, ter bescherming voor vollegrondsteelten alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen.
 
1.121 teeltondersteunende voorzieningen:
(teelt)ondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren; hierdoor vindt (een deel van) de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of –verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik.
 
teeltondersteunende kas:
een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden.
 
teeltondersteunende voorzieningen, permanent: teeltondersteunende voorzieningen die op een locatie voor onbepaalde tijd worden gebruikt. Deze permanente voorzieningen, niet zijnde een (teeltondersteunende) kas, een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter, hebben een directe relatie met het grondgebruik zoals een containerveld, stellingenteelt en regenkappen.hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen met een hoogte van meer dan 1,5 m, of een containerveld.
 
teeltondersteunende voorzieningen, tijdelijk:
teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, voor een aaneengesloten periode van maximaal 8 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik.
 
hoge (teelt)ondersteunende voorzieningen:
teeltondersteunende voorzieningen, anders dan teeltondersteunende kassen, die in de regel hoger zijn dan 1,5 m. Hieronder worden in ieder geval verstaan: teeltbakken in stellingen of teelttafels, eventueel met regenkappen; plastic-/foliekassen, -tunnels en -regenkappen;
 
lage (teelt)ondersteunende voorzieningen:
(teelt)ondersteunende voorzieningen voor plantaardige teelten, die op nabij de grond worden aangebracht, met een maximale hoogte van 1,5 m Hieronder wordt in ieder geval verstaan: containervelden (een geheel verharde ondergrond veelal van niet-opneembare/gesloten verhardingen, zoals beton; of antiworteldoek met daartussen opneembare of open verhardingen, zoals betonplaten, tegel- of klinkerbestratingen) lage tunnels (halfronde bogen waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen) insectengaas, afdekfolies, acryldoek, vlakveldfolies en vraatnetten.
 
teeltondersteunende voorzieningen, overig:
een (teelt)ondersteunende voorziening in de vorm van een boomteelthek.
een permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering op boomteelt percelen waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden (boomteelthek en regenkappen).
 
1.122 tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders:
het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.
 
1.122a Trek-in:
duurzame trekkershut ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf.
 
1.122b tuin:
omheind of afgeperkt stuk grond, behorende bij een hoofdgebouw en/of woning, dat is ingericht met (open) water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en/of groenvoorzieningen en/of verharding(en) ten behoeve van het gebruiksgenot en ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw en/of woning.
 
1.122c tuincentrum:
bedrijf, geheel of in overwegende mate gericht op detailhandel van boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen, kamerplanten, artikelen voor de aanleg en het onderhoud van de tuinen alsmede tuininrichtingsartikelen en aanverwante artikelen zoals bloempotten, vazen, plantenbakken en dergelijke;
 
1.123 uitbreiding van een agrarisch bedrijf:
vergroting van het bestaande agrarisch bouwvlak.
 
1.123a veehouderij:
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.
 
1.123b Veekerende afrastering:
een overwegend open omheining (min. 90% open), bestaande uit hout, lint, gladdraad, puntdraad en/of gaas met als doel het vee binnen te houden.
 
1.124 verblijfsrecreatie:
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning het hoofdverblijf, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van gratis overnachtingen bij familie en kennissen. Hieronder worden onder andere verstaan een camping, groepsaccommodatie, etc.
 
1.125 verbrede landbouw:
specifieke vorm van een nevenfunctie. De activiteit hangt samen met de agrarische bedrijfsvoering of staat ten dienste van het bedrijf, zoals agrotoerisme met bijbehorende ondersteunende horeca, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaats geproduceerde producten, productiegebonden/ondergeschikte detailhandel en zorgboerderijen.
 
1.126 verhard:
een verharding, bestaande uit baksteen, tegels, beton en/of asfalt, alsmede daarmede vergelijkbare vaste/gesloten materialen.
 
1.126a vervangende nieuwbouw: 
nieuw te realiseren gebouw dat een bestaand gebouw direct vervangt op vrijwel dezelfde plaats en waardoor op die plaats geen wezenlijke wijziging van de stedebouwkundige structuur ontstaat;
 
1.127 vloeroppervlakte, verkoop-:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten dienste van de detailhandel, inclusief de etalageruimte, de ruimte achter de toonbank en showroom.
 
1.128 volwaardig agrarisch bedrijf:
bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daarbij passend jaarinkomen. daaruit te verwachten redelijk inkomen.
 
1.129 voorgevelrooilijn:
de op de weg georienteerde gevel van een hoofdgebouw waaraan de hoofdentree van de woning gesitueerd is.de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel (i.c. de meest gezichtsbepalende gevel) van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.
 
1.130 voorzieningen van openbaar algemeen nut:
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
 
1.131 vormverandering van een bouwvlak:
wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte van dat bouwvlak.
 
1.132 vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing (VAB):
agrarische bedrijfsbebouwing die zijn agrarische functie waarvoor deze eerder is bestemd, vergund en gebruikt, heeft verloren of op korte termijn gaat verliezen.een agrarisch of niet-agrarisch bestemmingsvlak (met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - vab', 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - vab', 'specifieke vorm van wonen - vab') waar al dan niet door toepassing van een beëindigingsregeling de agrarische activiteiten zijn gestaakt en waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk bestaan.
 
1.133 waardevol beekdal:
lager gelegen gebied waardoor een beek stroomt met een bepaalde landschappelijke en/of natuurwaarde.
 
1.134 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen, die het belang van de waterhuishouding dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop en dergelijke.
 
1.135 werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
 
1.136 woning/wooneenheid:
Een (gedeelte van) een gebouw dat dient voor de huisvesting van:
  1. één afzonderlijk huishouden, of;
  2. één huishouden èn maximaal 2 personen niet zijnde een huishouden, of;
  3. maximaal 0 personen niet zijnde een huishouden.een (gedeelte van een) gebouw geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.136a vrijstaande woning:
een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen, geen gemeenschappelijke wand heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen;
 
1.136b twee-aaneengebouwde woning:
  1. een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee als woning aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één-kap);
  2. een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen één of meerdere gemeenschappelijke wanden heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen (geschakeld);
1.136c aaneengebouwde woning:
een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee als woning aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen.
 
1.137 woonboerderij:
een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning , ook binnen de bestemming "Wonen", met de in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige) bedrijfsruimten, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn (bijvoorbeeld langgevelboerderij of kortgevelboerderij).
 
1.138 woonconcentratie:
cluster van meerdere woningen, niet zijnde een bebouwingsconcentratie.
 
1.139 woonunit:
een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het, niet-recreatieve, woon-, dag-, of nachtverblijf van één of meer personen.
 
1.139a woonzorggebouw:
Een gebouw, dat twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en/of wooneenheden omvat, alsmede ruimten voor maatschappelijke dienstverlening gericht op het verlenen van zorg en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
 
1.140 zijdelingse perceelsgrens:
de perceelsgrens die parallel aan de zijgevel van het hoofdgebouw ligt.
 
1.141 zorgboerderij:
een gebouw voor de opvang van zorgbehoevenden, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, hetzij als niet-agrarische neventak, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie;
een zorgfunctie waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, en al dan niet gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in dié zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten.
 
1.142 zorgvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de welzijnszorg, in casu de verzorging/verpleging van mensen op het fysieke, psychische en/of sociale vlak in het kader van de verbetering van hun welzijn, met uitzondering van mantelzorg.
 
1.143 zorgvuldige veehouderij:
veehouderij die door het treffen van ruimtelijk relevante maatregelen, onder andere gericht op landschap, emissiebeperking ten aanzien van geur en fijnstof, ruimtelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving en wordt voldaan aan de nadere regels, voor zover deze ruimtelijk relevant zijn, die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. 
 
1.143a zorgwoning:
(Zelfstandige) woningen gericht op het verlenen van zorg, waaronder begrepen begeleid wonen en begeleid zelfstandig wonen. De woningen zijn veelal geschikt voor rolstoelgebruik, eventueel voorzien van domotica en/of tilliften in de slaapkamer en er is optioneel zorg op afroep of 24 uurszorg beschikbaar vanuit bijvoorbeeld een verpleeg- of verzorgingshuis, woonzorgcentrum of een dienstencentrum.
 
1.144 ZZP/Zelfstandige zonder personeel:
een zzp’er/zelfstandige zonder personeel is een ondernemer die geen personeel in dienst heeft en voor eigen rekening en risico werkzaamheden verricht, in overwegende mate uitvoering van werkzaamheden op locatie bij derden, gericht op het perspectief van het maken van winst. Voorts is het ondernemerschap bekend gemaakt en wordt gestreefd naar meerdere opdrachtgevers. Daarnaast is er sprake van zelfstandigheid bij de inrichting van de eigen werkzaamheden en het uitvoeren daarvan en wordt gehandeld middels een geldige VAR/dga of VAR/wuo.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstand tot de weg:
de afstand van de bebouwing tot de as van de weg.
 
2.2 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
 
2.3 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
 
2.4 bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
 
2.5 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.6 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
 
2.7 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.8 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.9 inhoud van een (bedrijfs)woning:
de inhoud van het (hoofd)gebouw, inclusief de bijgebouwen, met uitzondering van de vrijstaande bijgebouwen, die ten dienste staan van de primaire woonfunctie.  Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.10 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.11 peil:
  1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m.
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m.
 
2.12 ondergeschikte bouwdelen:
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
 
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarische doeleinden, in het kader van bedrijfsmatige agrarische activiteiten, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  2. grondgebonden agrarische bedrijven, te exploiteren als bedrijfsmatige agrarische activiteiten, met uitzondering van glastuinbouwbedrijven, intensieve kwekerijen, intensieve veehouderijen en veehouderijen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    1. 'glastuinbouw' tevens glastuinbouwbedrijven zijn toegestaan;
    2. 'intensieve kwekerij' tevens een intensieve kwekerij is toegestaan;
    3. ‘intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch – intensieve veehouderij begrensd' tevens een intensieve veehouderij is toegestaan;
    4. ‘specifieke vorm van agrarisch – veehouderij’ een veehouderij, niet zijnde een intensieve veehouderij, is toegestaan;
    5. ’intensieve veehouderij uitgesloten' geen intensieve veehouderij is toegestaan, ook niet als vervolgactiviteit;
 
    1. 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij geiten en schapen' en 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij begrensd geiten en schapen' tevens een intensieve geiten en schapenhouderij is toegestaan;
    2. ‘specifieke vorm van agrarisch – mestbewerking’ tevens mestbewerking en -verwerking is toegestaan;
    3. ‘specifieke vorm van agrarisch-ammoniakemissie’ de ammoniakemissie niet meer mag bedragen dan 1605,53 kg Nh3 per jaar;
    4. ‘specifieke bouwaanduiding- bedrijfsgebouwen uitgesloten’geen toename is toegestaan van bedrijfsbebouwing ten behoeve van de uitbreiding van een veehouderij;
    5. 'specifieke vorm van agrarisch - persoonsgebonden overgangsrecht' tevens het persoonsgebonden overgangsrecht als bedoeld in artikel 35.3 van toepassing is;
    6. 'specifieke vorm van agrarisch - anti-hagelkanon’ een anti-hagelkanon is toegestaan;
    7. ‘specifieke vorm van agrarisch – hoveniersbedrijf’ een hoveniersbedrijf is toegestaan;
    8. 'specifieke vorm van agrarisch - ondergrondse watertanks' ondergrondse watertanks zijn toegestaan.
  1. Vrijkomende Agrarische Bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – vab' waar uitsluitend het bestaande agrarisch gebruik is toegestaan;
  2. een agrarisch bedrijfsgebouw buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – agrarisch bedrijfsgebouw’;
  3. een schuilgelegenheid ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – schuilgelegenheid’;
  4. een hoveniersatelier ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – hoveniersatelier’;
  5. een kapel ter plaatse van de aanduiding ‘religie’;
  6. een sleufsilo buiten het bouwvlak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - sleufsilo';
  7. 3 stageverblijven met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 165 m2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - stageverblijven';
  8. een rijbak ter plaatse van de aanduiding ‘rijbak’;
  9. propaantanks (tot 5 m³) mits de veiligheidsafstand tenminste 7,5 meter bedraagt tussen een propaantank en een beperkt kwetsbaar object;
  10. permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen';
  11. bedrijfswoningen;
  12. plattelandswoningen zoals aangegeven in bijlage 04a ‘Plattelandswoningen’ bij deze regels;
  13. mantelzorgwoningen zoals aangegeven in bijlage 04b ‘Mantelzorgwoningen’ bij deze regels;
  14. de uitoefening van nevenfuncties, ondergeschikt aan het agrarisch bedrijf;
  15. nevenactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 05 'Nevenactiviteiten' bij deze regels;
  16. agrarische activiteiten bij wijze van hobby;
  17. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  18. mestbewerking en -verwerking voor het eigen bedrijf;
  19. een hondenoefenterrein ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – hondenoefenterrein”;
  20. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  21. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  22. water en waterhuishoudkundige voorzieningen en (kikker)poelen;
  23. waterbassins binnen een bouwvlak of differentiatievlak;
  24. groenvoorzieningen;
  25. extensief recreatief medegebruik;
  26. productiegerichte paardenhouderijen.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
  2. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding 'relatie' is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak. Indien toepassing is gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3.5.3 is binnen het agrarisch bouwvlak tevens bebouwing ten behoeve van een plattelandswoning toegestaan.
  3. Nieuwe bedrijfsbebouwing is alleen toegestaan ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf of een nog te ontwikkelen reëel agrarisch bedrijf, onder de voorwaarde dat bestaande bedrijfsbebouwing (die in gebruik is voor statische opslag) eerst wordt aangewend ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering.
  4. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan tenzij anders is bepaald.
  5. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
    1. de afstand tot de as van de weg waaraan gebouwen worden gebouwd niet minder mag bedragen dan:
      1. 60 m in geval van de Rijksweg 50; 
      2. 30 m voor een interlokale weg, de Sonseweg of de Nijnselseweg;
      3. 25 m voor overige verharde en onverharde wegen dan wel spoorwegen.
    2. de afstand tussen gebouwen niet minder mag bedragen dan 3 m;
    3. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m.
  6. De oppervlakte aan hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag in totaal niet meer bedragen dan 3 ha per bedrijf. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij geiten en schapen' geldt tot 1 juni 2012 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning niet is toegestaan.
  7. Woonboerderijen mogen niet worden uitgebreid met bedrijfsgebouwen.
  8. Nieuwbouw ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan.
  9. Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  10. Bedrijfswoningen mogen niet worden uitgebreid met bedrijfsgebouwen. Teeltondersteunende kassen zijn alleen toegestaan binnen een bouwvlak.
  11. In afwijking van de in de planregels voorgeschreven dakhelling mag, indien een gebouw wordt voorzien van een kap, maximaal 40% van een gebouw worden voorzien van een platte afdekking;  in dat geval is de aangegeven goothoogte tevens de maximale hoogte van de platte afdekking.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen, met uitzondering van kassen
 
3.2.2a Bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' gelden de volgende bepalingen:
  1. De goothoogte bedraagtmag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  2. De bouwhoogte bedraagtmag niet meer bedragen dan 11 m.
  3. De oppervlakte van een rijhal mag niet meer bedragen dan 1.000 m², met dien verstande dat voor de locatie Weivenseweg 42 een rijhal is toegelaten met een oppervlakte van 3.235 m2. De bebouwing ten dienste van veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning en bijgebouwen bij de bedrijfswoning, heeft ten hoogste de omvang van:
    1. de gebouwen die op het tijdstip van het terinzage leggen van het ontwerp van het onderhavige bestemmingsplan legaal aanwezig of in uitvoering zijn;
    2. de bebouwing die gebouwd mag worden krachtens een verleende omgevingsvergunning.
  4. In afwijking van het bepaalde onder c is uitbreiding van de gebouwen toegestaan, mits:
    1. is geborgd dat de gebouwen alleen gebruikt worden voor een ter plaatse toegelaten nevenfunctie;
    2. is geborgd dat de oppervlakte van de bestaande gebouwen waar dieren worden gehouden niet toeneemt;
    3. uitbreiding van gebouwen niet plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperking veehouderij'.
  5. In afwijking van het bepaalde onder c is uitbreiding van bouwwerken toegestaan uitsluitend voor zover het voorzieningen betreft, geen gebouwen zijnde, voor de opslag van ruwvoer en uitbreiding van die bouwwerken niet plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding ‘beperking veehouderij’.
3.2.2b Bedrijfsgebouwen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven gelden de volgende voorwaarden :
  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m.
  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 11 m.
Het bouwen van kassen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak alsmede binnen de begrenzing van de bouwaanduiding 'glastuinbouw', waarvoor de volgende bepalingen gelden:
  1. Oprichting van de kassen is toegelaten binnen de begrenzing van de bouwaanduiding ‘glastuinbouw’ alsmede binnen het bouwvlak;
  2. De totale oppervlakte aan glasopstand mag niet meer bedragen dan 3 ha netto glas.
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
3.2.2c Bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven, overig
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven, overig, gelden de volgende voorwaarden:
  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m.
  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 11 m.
3.2.3 Kassen
Vervalt
Voor het bouwen van kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
  1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 3 ha netto glas.
  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
3.2.3 Voor rijhallen gelden de volgende bepalingen:
  1. De oppervlakte van een rijhal mag per bouwvlak niet meer bedragen dan 1.000 m² met dien verstande dat voor de locatie Weievenseweg 42 een rijhal is toegelaten met een oppervlakte van 3235 m².
  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.
3.2.3a Specifiek agrarisch bedrijfsgebouw buiten het vouwvlak
Een specifiek agrarisch bedrijfsgebouw buitenhet bouwvlak is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch bedrijfsgebouw', waarbij:
  1. De goothoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goothoogte.
  2. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte.
  3. De oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte.
3.2.3b Schuilgelegenheid
Een schuilgelegenheid is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - schuilgelegenheid', waarbij:
  1. De goothoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goothoogte.
  2. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte.
  3. De oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte.
3.2.3c Hoveniersatelier
Een hoveniersatelier is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hoveniersatelier', waarbij voor de gebouwen geldt dat:
  1. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
  2. De oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1250 m².
3.2.3d Mestbewerking
Mestbewerking en -verwerking, ander dan bedoeld onder artikel 3.1 onder t is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – mestbewerking’, waarbij voor de gebouwen geldt dat:
  1. De goothoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 m.
  2. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 9 m.
  3. De oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1000 m2.
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de mestbewerking en – verwerking mag maximaal 12 m bedragen.
 
3.2.3e
Een hoveniersbedrijf is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – hoveniersbedrijf’
  1.     De goothoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 m.
  2.     De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 11 m.
  3.     De oppervlakte  niet meer mag bedragen dan 600 m2.
3.2.3f  Anti-hagelkanon
Een anti-hagelkanon is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - anti-hagelkanon’, waarbij:
  1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  2. de oppervlakte  niet meer mag bedragen dan 15 m2.
3.2.3g Ondergrondse watertanks
Ondergrondse watertanks zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - ondergrondse watertanks".
  1.     Het aantal watertanks mag maximaal 2 bedragen;
  2.     de maximale capaciteit mag 65 m3 per watertank bedragen.
3.2.3h sleufsilo buiten het bouwvlak
een sleufsilo buiten het bouwvlak is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - sleufsilo'; waarbij:
  1.  De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte.
  2.  De oppervlakte  niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte.
3.2.4 Teeltondersteunende kassen
Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende bepalingen:
  1. Nieuwe teeltondersteunende kassen of uitbreiding van teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan.
  2. Bestaande teeltondersteunende kassen zijn toegestaan onder de volgende bepalingen:
    1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,5 ha.
    2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
3.2.5 Permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen.
Voor het bouwen van permanent teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' worden gerealiseerd.
  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat bouwhoogte van boomteelthekken niet meer mag bedragen dan 2 m.
  3. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen' zijn uitsluitend permanente teeltondersteunende voorzieningen toegestaan.
  4. De oppervlakte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken, mag niet meer bedragen dan 3 ha.
3.2.6 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
  2. De inhoud van een bedrijfswoning, inclusief de bijgebouwen, met uitzondering van de vrijstaande bijgebouwen, die ten dienste staan van de primaire woonfunctie, mag niet meer bedragen dan 750 m³.
  3. In afwijking van het bepaalde onder b mogen bestaande (woon)boerderijen geheel als bedrijfswoning worden gebruikt.
  4. In afwijking van het bepaalde in b, f en g mag, bij herbouw van de bedrijfswoning, indien de inhoud van de bestaande bedrijfswoning groter is dan 750 m3, de bestaande oppervlakte worden herbouwd mits bij de herbouw de bestaande goot- en nokhoogte wordt toegepast.
  5. Oprichting van een eerste bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan als is aangetoond dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is (rekening houdend met omvang, continuïteit en bedrijfstechnische noodzaak).
  6. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  7. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
  8. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12º.
  9. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60º.
  10. Ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – persoonsgebonden overgangsrecht' is het persoonsgebonden overgangsrecht uit lid 35.3 van toepassing.
3.2.7 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  2. Vrijstaande bijgebouwen Bijgebouwen en vrijstaande overkappingen dienen op een afstand van ten minste 5 m van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
  5. De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 100 m².
  6. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
  7. In uitzondering op het bepaalde in lid c en d mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,5 m.
3.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m , met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m.
  2. De bouwhoogte van sleufsilo's en keerwanden mag niet meer mag bedragen dan 3 m.
  3. De bouwhoogte van stapmolens en longeercirkels mag niet meer bedragen dan 5 m 3 m.
  4. De bouwhoogte van licht- en antennemasten mag niet meer bedragen dan 12 m.
  5. De bouwhoogte van torensilo's, melksilo’s en mestsilo's mag niet meer bedragen dan 12 m.
  6. De oppervlakte van hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag in totaal niet meer bedragen dan 3 ha per bedrijf.
  7. De bouwhoogte van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  8. De bouwhoogte van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  9. De bouwhoogte van overige permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  10. De bouwhoogte van boomteelthekken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 23 m.
  11. Overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning, anders dan bedoeld in artikel 3.2.7, zijn niet toegelaten.
3.2.9 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
  1. Paardenbakken Rijbakken, longeercirkels, sleufsilo's, en keerwanden en overkappingen zijn niet toegestaan.
  2. De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m en met dien verstande dat de afrastering een open karakter dient te hebben.
  3. Terreinafscheidingen (niet zijnde erfafscheidingen) zijn toegestaan in de vorm van veekerende afrasteringen tot een bouwhoogte van 1,50 m.
  4. De oppervlakte van hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag in totaal niet meer bedragen dan 3 ha per bedrijf.
  5. De afstand van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen tot het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 500 m voorzover de kortste afstand tussen TOVteeltondersteunende voorzieningen en bouwvlak groter is dan 500 m.
  6. De bouwhoogte van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  7. De bouwhoogte van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  8. De bouwhoogte van overige teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken, mag in een gebied met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' niet meer bedragen dan 3 m..
  9. De bouwhoogte van boomteelthekken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
3.2.10 Kapel
Een kapelletje is uitstluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘religie’, waarbij:
  1. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
  2. De oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15 m².
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
3.3a.1 Vergroting oppervlakte bedrijfsbebouwing veehouderij
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a voor de uitbreiding van bebouwing binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Uitbreiding van bebouwing ten behoeve van een veehouderij is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperking veehouderij', tenzij er sprake is van een grondgebonden veehouderij waarbij tevens moet worden voldaan aan het bepaalde onder b tot en met e.
  2. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
  3. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
  4. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  5. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/ m³.
  6. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
3.3.1 Verkleinen afstand tot as van de weg
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand tot de as van de weg, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De afwijking is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
  2. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  3. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
3.3.2 Verkleinen afstand tot perceelsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mits:
  1. dit voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is;
  2. de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden, die van de aangrenzende gronden daaronder begrepen;
  3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  4. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
3.3.3 Bouwen schuilgelegenheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 voor het bouwen van schuilgelegenheden ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. lid 3.2.1 voor het bouwen van schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. De schuilgelegenheden dienen noodzakelijk te zijn voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
    2. Het aantal schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 1 per 1,5 ha agrarisch gebied aaneengesloten eigendom, waarbij het maximum aantal schuilgelegenheden 2 bedraagt.
    3. De oppervlakte per schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 35 m².
    4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
    5. Van de schuilgelegenheid dient ten minste 1/6 deel open te blijven.
    6. De onderlinge afstand tussen schuilgelegenheden per aaneengesloten eigendom bedraagt ten minste 100 m.
    7. De afstand tot aan de as van de weg waaraan wordt gebouwd, mag niet minder bedragen dan 20 meter.
    8. De schuilgelegenheden worden landschappelijk ingepast.
  2. lid 3.2.1 voor het bouwen van schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. De schuilgelegenheden dienen noodzakelijk te zijn voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
    2. Het aantal schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 1 per 0,5 ha agrarisch gebied aaneengesloten eigendom, waarbij het maximum aantal schuilgelegenheden 2 bedraagt.
    3. De afstand tot het aansluitende bouwvlak mag niet meer bedragen dan 25 m.
    4. De afstand tot het aansluitende bouwvlak van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.
    5. De oppervlakte per schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 35 m².
    6. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
    7. Van de schuilgelegenheid dient ten minste 1/6 deel open te blijven.
    8. De onderlinge afstand tussen schuilgelegenheden per aaneengesloten eigendom bedraagt ten minste 100 m.
    9. De afstand tot aan de as van de weg waaraan wordt gebouwd, mag niet minder bedragen dan 20 meter.
    10. De schuilgelegenheden worden landschappelijk ingepast.
 
  1. Het aantal schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 1 per 0,5 ha agrarisch gebied aaneengesloten eigendom, waarbij per aaneengesloten eigendom het maximum aantal schuilgelegenheden 2 bedraagt.
  2. Voor agrarische bedrijfsgebouwen blijft het bepaalde in artikel 3.2.1 onder d van toepassing.
  3. De afstand tot het aansluitende bouwvlak van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.
  4. De oppervlakte per schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 35 m².
  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  6. Van de schuilgelegenheid dient ten minste 1/6 deel open te blijven.
  7. De onderlinge afstand tussen schuilgelegenheden per aaneengesloten eigendom bedraagt ten minste 100 m.
  8. De afstand tot aan de as van de weg waaraan wordt gebouwd, mag niet minder bedragen dan 20 meter.
  9. De ontwikkeling, voor zover gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel', gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
  10. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
3.3.4 Bouwen intensieve veehouderij begrensd
Vervallen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij begrensd' waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De afwijking is uitsluitend toegestaan voor zover milieuwetgeving of wetgeving op het terrein van dierenwelzijn dit noodzakelijk maakt.
  2. De gezamenlijke oppervlakte aan bebouwing neemt uitsluitend toe voor zover noodzakelijk vanuit oogpunt van dierenwelzijn.
  3. Het aantal dierplaatsen neemt niet toe.
  4. Luchtwassers en luchtkanalen worden binnen de contouren van de bestaande bebouwing gerealiseerd.
3.3.5 Kuilvoerplaten,en/of sleufsilo's en mestzakken buiten bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het bouwen van kuilvoerplaten en/of sleufsilo's en/of mestzakken voor de opslag van ruwvoer buiten het bouwvlak, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak kuilvoerplaten, sleufsilo's en/of mestzakken te realiseren. Het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer.
  2. Toepassing van de afwijking is slechts mogelijk als de maximale uitbreidingsmogelijkheid via de in dit artikel opgenomen wijzigingsbevoegdheid is benut en de behoefte aan opslag betrekking heeft op het op dezelfde locatie gevestigde bedrijf.
  3. Binnen het bouwvlak is geen ruimte aanwezig om de kuilvoerplaten en/of sleufsilo's te realiseren.
  4. De afstand van kuilvoerplaten en/of sleufsilo's en/of mestzakken tot het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 25 m.
  5. De gezamenlijke oppervlakte van kuilvoerplaten,en/of sleufsilo's en/of mestzakken buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1.0005.000 m².
  6. De afwijking is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
  7. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  8. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  9. De omgevingsvergunning borgt dat de desbetreffende oppervlakte, van maximaal 0,5 ha, uitsluitend gebruikt wordt ten behoeve van voorzieningen -geen gebouwen zijnde- voor de opslag van ruwvoer.
  10. Toepassing van de afwijkingsbevoegdheid is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperking veehouderij', tenzij aangetoond is dat er sprake is van een grondgebonden veehouderij waarbij tevens maatregelen dienen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij
  11. De afwijking kan slechts worden toegepast als de totale gezamelijke oppervlakte van de kleinschalige voorzieningen als bedoeld in dit artikel en in de artikelen 32 lid b, 32 lid c, 32 lid d niet meer dan 1000 m2 bedraagt. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
3.3.6 Hogere goothoogte bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De verhoging van de goothoogte is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering.
  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m.
  3. De hogere goothoogte is uitsluitend toegestaan aan de naar het erf gekeerde zijde aan de van de weg afgekeerde zijde van het bedrijfsgebouw.LOR: transparent; mso-border-alt: solid black .75pt; mso-border-left-alt: solid black .75pt; mso-border-top-alt: solid black .75pt">
    OV  
    OV  
    OV  
    OV  
    De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m².
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  5. Omschakeling en doorgroei naar een zelfstandig glastuinbouwbedrijf is niet toegestaan.
3.3.8a Bouwen van permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. Binnen het bestaande bouwvlak is geen ruimte aanwezig om de permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.
  2. De permanente teeltondersteunende voorzieningen dienen aansluitend aan het bouwvlak te worden opgericht.
  3. Toepassing van deze regeling is niet mogelijk ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – groenblauwe mantel’.
  4. De teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering van een reëel vollegrondsteeltbedrijf, waarbij de noodzaak dient te worden aangetoond door middel van een advies van een agrarisch deskundige (AAB).
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. De ontwikkeling leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  7. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  8. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
3.3.9 Bouwhoogte permanent- teeltondersteunende voorzieningen en tijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.5 voor het toestaan van een hogere bouwhoogte voor permanente teeltondersteunende voorzieningen en tijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De hoge teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering, waarbij de noodzaak dient te worden aangetoond door middel van een advies van een agrarisch deskundige (AAB).
  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
3.3.10 Nieuwe bouwwerken ten behoeve van huisvesting seizoensarbeiders
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders in woonunits, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Een dergelijke huisvesting is noodzakelijk vanuit een oogpunt van de tijdelijke arbeidsbehoefte op het betreffende agrarisch bedrijf, waarbij de noodzaak dient te worden aangetoond door middel van een advies van een agrarisch deskundige (AAB).
  2. De huisvesting heeft uitsluitend betrekking op arbeiders die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest.
  3. De huisvesting vindt plaats in één of meerdere woonunit(s).
  4. De huisvesting vindt maximaal plaats voor een periode van 8 maanden.
  5. Na afloop van de in sub d genoemde periode dienen de woonunits te worden verwijderd.
  6. De totale oppervlakte aan woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders mag niet meer bedragen dan 250 m².
  7. De totale oppervlakte in gebruik ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders, in bestaande bedrijfsgebouwen en woonunits gezamenlijk, mag niet meer bedragen dan 500 m².
  8. De bouwhoogte van woonunits mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  9. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  10. Het gebruik mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  11. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een terzake deskundige (AAB). Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
3.3.11 Vervangende nieuwbouw ten behoeve van nevenfuncties
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 ten behoeve van vervangende nieuwbouw ten behoeve van nevenfuncties, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het is niet mogelijk binnen de bestaande bebouwinggebouwen binnen het bestaande bouwvlak deze nevenfuncties te realiseren.
  2. De totale oppervlakte aan bebouwinggebouwen mag niet worden vergroot.
  3. De nieuwbouw is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.
  4. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  5. De nieuwbouw mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  6. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
3.3.12 Afstandsmaat hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen tot bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.9 sub cd voor het toestaan dat de afstand van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen tot het bouwvlak meer bedraagt dan de afstand als opgenomen in artikel 3.2.9 sub cd. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Noodzaak is aangetoond vanuiteen doelmatige agrarische bedrijfsvoering, waarbij de noodzaak dient te worden aangetoond door middel van een advies van een agrarisch deskundige (AAB). (waarbij toetsing plaatsvindt door de AAB)
  2. Er is geen sprake van een onevenredige aantasting van gebiedswaarden.
3.3.13 Voor de locatie Weievenseweg 42 is een rijhal toegelaten met een oppervlakte van 3235 m².
 
3.3.14 Afwijken ten behoeve van stageverblijven
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 voor het toestaan van stageverblijven, met dien verstande dat:
  1. de noodzaak daartoe wordt dient te worden aangetoond door middel van een advies van een agrarisch deskundige (AAB);
  2. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden aangetast;
  3. dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind; maximaal 3 wooneenheden voor in totaal maximaal 6 personen zijn toegestaan;
  4. het oppervlak van een wooneenheid maximaal 55 m² bedraagt;
  5. de stageverblijven binnen bestaande bebouwing worden opgericht en er geen sprake mag zijn van zelfstandige wooneenheden;
  6. er geen milieuhygiënische beperking in de agrarische bedrijfsvoering plaatsvindt van nabij gelegen agrarische bedrijven.
3.3.15 Bijgebouwen en overkappingen (sloop-bonus) ten behoeve van plattelandswoningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de oppervlaktebepaling in lid 3.2.7 mits toepassing is gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3.5.3 en binnen het gedeelte van het bouwvlak behorende bij de plattelandswoning meer dan 100 m² aan bijgebouwen en overkappingen aanwezig is. In dat geval mag de in 3.2.7 genoemde gezamenlijke oppervlakte worden verhoogd met 25% van de oppervlakte van de te slopen bijgebouwen en overkappingen binnen het gedeelte van het bouwvlak behorende bij de plattelandswoning. Hierbij dienen alle bijgebouwen en overkappingen, met een oppervlakte groter dan 100 m² binnen het gedeelte van het bouwvlak behorende bij de plattelandswoning, te worden gesloopt. De maximaal toegestane gezamelijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen op het gedeelte van het bouwvlak behorende bij de plattelandswoning mag na toepassing van dit artikellid niet meer bedragen dan 200 m².
 
3.3.16 Herbouw woonboerderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.6 voor het herbouwen van een bedrijfs
woning of (deel van de) woonboerderij op een andere locatie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden;
  1. Herbouw vindt plaats binnen het bouwvlak.
  2. De herbouw op een andere locatie binnen het bouwvlak is vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt aanvaardbaar.
  3. De cultuurhistorische waarden worden in acht genomen.
  4. Er is geen sprake van een als zodanig aangewezen rijksmonument of gemeentelijk monument.
  5. De ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven worden niet onevenredig beperkt.
  6. De in het gebied aanwezige waarden worden niet onevenredig aangetast.
  7. Er wordt voldaan aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
  8. De bestaande oppervlakte mag worden herbouwd, mits de bestaande goot- en nokhoogten worden toegepast.
  9. Gesplitste woonboerderijen dienen in één bouwmassa te worden herbouwd.
  10. In geval van herbouw van de bedrijfswoning/ (deel van de) woonboerderij, dient de bestaande bedrijfswoning/ (deel van de) woonboerderij feitelijk te worden opgeheven.
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. Het geheel of gedeeltelijk in gebruik nemen van bouwwerken die niet in gebruik zijn voor de huisvesting van vee of in gebruik zijn voor de opslag en stalling ten behoeve van de veehouderij danwel niet vergund zijn voor het huisvesten van vee, in gebruik te nemen voor het huisvesten van vee. 
  2. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties, met uitzondering van nevenfuncties genoemd in de bestemmingsomschrijving.
  3. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor detailhandel met uitzondering van:
    1. productiegebonden detailhandel als bedoeld in 3.4.4.
    2. detailhandel met een maximale oppervlakte van 150m² ter plaatse van de aanduiding ‘hoveniersatelier’.
  4. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van opslag buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag van bieten.
  5. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen, tenzij als zodanig aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen'.
  6. Het gebruiken of laten gebruiken van meer dan één bouwlaag van een gebouw ten behoeve van het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
  7. Het gebruiken of laten gebruiken van voorzieningen voor opslag en installaties, anders dan ten behoeve van het eigen agrarische bedrijf.
  8. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor het bewerken van agrarische producten, behoudens activiteiten welke ondergeschikt zijn aan het agrarisch bedrijf.
  9. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen ten behoeve van mestbewerkings- en mestverwerkingsactiviteiten, behoudens:
    1. activiteiten welke ondergeschikt zijn aan het agrarisch bedrijf waarbij de mest afkomstig is van het ter plaatse gevestigde agrarische eigen bedrijf.
    2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestbewerking' waar mestbewerking en -verwerking is toegestaan en waarbij de mest tevens afkomstig mag zijn van bedrijven van derden.
  10. Een toename van ammoniakemissie als gevolg van wijziging van aanwezige dieraantallen, diersoorten en/of stalsystemen is niet toegestaan.
  11. Het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning als plattelandswoning.
  12. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van een tennisbaan.
  13. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van paardenbakkenrijbakken.
  14. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een periode langer dan 8 maanden.
  15. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden met een oppervlakte van meer dan 3 ha per bedrijf ten behoeve van hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
  16. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden op een afstand groter dan 500 m van een bouwvlak van bijbehorend bedrijf ten behoeve van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, voorzover de kortste afstand tussen TOV en bouwvlak groter is dan 500 m.
  17. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van mestzakken.
  18. Het gebruiken van gronden voor het racen of crossen met gemotoriseerde voertuigen.
  19. het gebruik van agrarische gronden als tuin, met uitzondering van gronden op een afstand van minder dan 25 m rondom een bestemmingsvlak 'Wonen'.
  20. Het gebruiken of laten gebruiken van bebouwing ten behoeve van het huisvesten van stagiaires.
  21. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van een hondenoefenterrein met dien verstande dat deze activiteiten zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hondenoefenterrein'
3.4.2 Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven
Binnen deze bestemming, alsmede in de situaties waar toepassing is gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3.5.3, is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, waaronder internetverkoop, toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de brutovloeroppervlakte van de woning en daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 50 m².
  2. De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  4. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven.
  7. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning.
3.4.3 Hervestiging intensieve geiten- en schapenhouderij
Vervalt
Hervestiging van een intensieve geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2012 niet toegestaan.
 
3.4.4 Nevenfuncties
  1. Binnen deze bestemming zijn nevenfuncties toegestaan in de vorm van productiegebonden detailhandel en statische opslag, niet zijnde opslag in brandgevaarlijke goederen, binnen bestaande bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan:
    1. 50 m² voor productiegebonden detailhandel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentraties' productiegebonden detailhandel is toegestaan tot een oppervlakte van 100 m².
    2. 1000 m² voor statische opslag, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' statische opslag is toegestaan tot een oppervlakte van 2.000 m².
  2. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestverwerking' is mestverwerking toegestaan tot een oppervlakte van 900 m².
3.4.5 (Kikker)poelen
Binnen deze bestemming mogen gronden gebruikt worden ten behoeve van (kikker)poelen, met dien verstande dat de oppervlakte van een (kikker)poel niet meer mag bedragen dan 200 m² en dat de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m.
 
3.4.6 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Binnen deze bestemming mogen gronden worden gebruikt ten behoeve van:
  1. hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een periode van maximaal 8 maanden per jaar;
  2. hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een oppervlakte van maximaal 3 ha per bedrijf;
  3. hoge teeltondersteunende voorzieningen, mits de kortste afstand van de rand van de hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen tot aan het bouwvlak van het bijbehorende bedrijf gelijk aan of kleiner is dan 500 m.
3.4.7 Het gebruik van de gronden en opstallen op de locatie Houtsestraat 17 conform het bepaalde in lid 3.1 is uitsluitend toegestaan indien de ammoniakemissie niet meer bedraagt dan 1605,53 kg NH3 per jaar.
 
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.5.1 Gebruik bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van huisvesting seizoensarbeiders
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het gebruik van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Een dergelijke huisvesting is noodzakelijk vanuit een oogpunt van de tijdelijke arbeidsbehoefte op het betreffende agrarisch bedrijf, waarbij de noodzaak van het aantal werknemers aangetoond dient te worden met een advies van de AAB.
  2. De huisvesting heeft uitsluitend betrekking op arbeiders die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest.
  3. De huisvesting vindt plaats in één of meerdere bedrijfsgebouw(en).
  4. De totale oppervlakte in gebruik ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders, in bestaande bedrijfsgebouwen en woonunits gezamenlijk, mag niet meer bedragen dan 500 m².
  5. De huisvesting vindt maximaal gedurende 8 maanden plaats.
  6. De huisvesting vindt plaats in binnen het bouwvlak gebouwde bebouwing.
  7. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  8. Het gebruik mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
3.5.2 Nevenfuncties
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 voor het toestaan van nevenfuncties bij agrarische bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De agrarische functie op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft.
  2. Nevenfuncties mogen uitsluitend worden uitgeoefend binnen het bouwvlak.
  3. Detailhandel in het kader van/ten behoeve van de nevenfuncties, anders dan productiegebonden detailhandel, is niet toegestaan.
  4. Nevenfuncties bij agrarische bedrijven zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied', met uitzondering van statische opslag, agrarisch technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven.
  
  1. de volgende nevenfuncties zijn toegestaan:
    1. Agrarisch technisch hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 600  900 m² ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' en voor het overige tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400  600 m².
    2. Zorgboerderijen, kinderboerderijen, maatschappelijke en culturele voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 375  500 m² ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' en voor het overige tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 250  375 m².
    3. Dagrecreatie tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 750 m² ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' en voor het overige tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 500 m².
    4. Niet-agrarische bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 600  900 m² ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' en voor het overige tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400  600 m².
    5. Ondersteunende horeca met een oppervlakte voor de horecalocaliteit van niet meer dan 30% van het totale overdekte en omsloten brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit met een maximum van 100 m².
    6. Een (boeren)terras bij ondersteunende horeca met een maximale oppervlake van 100  150 m².
  2. Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' mag de totale oppervlakte aan nevenfuncties, exclusief statische opslag, niet meer bedragen dan 1.200  1.600 m² en voor het overige niet meer dan 800  1.200 m².
  3. Buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan.
  4. Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
  5. De omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  6. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
3.5.3 Gebruik voormalige agrarische bedrijfswoningen als plattelandswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lidartikel 3.4.1 voor het gebruik van een voormalige agrarische bedrijfswoning, daarbij behorende bijgebouwen en overkappingen en de bijbehorende gronden voor wonen (plattelandswoning) als plattelandswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De woning ligt binnen het agrarisch bouwvlak.
  2. De veehouderij binnen het agrarisch bouwvlak is in werking.
  3. De woning ondervindt geen onevenredige milieubelemmeringen op de aspecten geluid, trilling, fijnstof of verkeer.
  4. De activiteit belemmert geen andere activiteiten in de omgeving.
  5. Er ontstaat geen onevenredige hinder op het gebied van milieu, infrastructuur, landschap, ecologie, hydrologie en archeologie.
 
  1. Uitsluitend de binnen het bouwvlak aanwezige bedrijfswoning mag gebruikt worden als plattelandswoning.
  2. Het agrarisch bedrijf binnen het agrarisch bouwvlak is in werking.
  3. Behalve ten behoeve van agrarisch gebruik, mogen de bijgebouwen en overkappingen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van huishoudelijk gebruik verband houdend met de woonfunctie.
  4. Er dient sprake te zijn van een verantwoord woon- en leefklimaat.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen voor omliggende (agrarische) bedrijven.
  6. Na toepassing van de onderhavige afwijkingsregeling kan geen aanspraak worden gemaakt op de oprichting van een extra woning.
  7. Eerder verleende vergunningen en /of afwijkingen voor nevenactiviteiten bij het voormalig bijbehorend bedrijf dienen te zijn ingetrokken en de nevenactiveiten dienen te zijn beeindigd.
  8. Voor het overige de regels in 3.2.6 en 3.2.7 met betrekking tot een bedrijfswoning en bijgebouwen en overkappingen van toepassing zijn.
3.5.4 Afwijken bewerken agrarische producten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 voor het bewerken van agrarische producten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De ondergeschikte activiteit past qua aard en omvang in de omgeving.
  2. Het te bewerken product is afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf danwel van de in de, binnen een straal van 20 km, directe omgeving gelegen agrarische bedrijven.
  3. Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
  4. De omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Mestbewerking en -verwerking ten behoeve van andere agrarische bedrijven is niet toegestaan.
3.5.4a Afwijking ammoniakemissie
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder j en een toename van ammoniakemissie als gevolg van wijziging van aanwezige dieraantallen, diersoorten en/of stalsystemen toestaan indien:
  1. Dit niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie op Natura 2000 of;
  2. Toename van stikstofdepositie op Natura 2000 niet leidt tot een overschrijding van de kritische depositiewaarde van de habitats ter plaatse of;
  3. Toename van de stikstofdepositie op Natura 2000 wordt gesaldeerd door een in ieder geval gelijkwaardige afname van depositie uit andere bronnen.
3.5.5 Afwijken ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4.2 voor het toestaan van een grotere oppervlakte van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. De totale oppervlakte voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing van de bedrijfswoning en bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning.
  2. De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  4. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven.
  7. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning.
3.5.6 Buitenopslag
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de regels voor het toestaan van (permanente) buitenopslag, niet zijnde opslag in brandgevaarlijke goederen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het toepassen van de afwijking mag geen onevenredige beperking opleveren van de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven tot gevolg hebben.
  2. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  3. Ten minste 10% van de oppervlakte wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
  4. De hoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
3.5.7 Gebruik bedrijfsbebouwing veehouderij
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder a voor het gebruik van bebouwing binnen het bouwvlak ten behoeve van een veehouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het gebruik is enkel toegestaan ten behoeve van een veehouderij.
  2. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
  3. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
  4. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  5. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/ m³.
  6. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
3.5.8 Productiegebonden detailhandel buiten bedrijfsbebouwing
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4.4 voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel buiten bestaande bedrijfsgebouwen, bouwvlak of bestemmingsvlak onder de volgende voorwaarden:
  1. De activiteit mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu en/of de in de omgeving aanwezige functie(s).
  2. De oppervlakte van de demontabele verkoopplek mag maximaal 15 m² bedragen.
  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 m.
  4. De afstand tot bebouwing van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.
  5. De verkoop mag maximaal 6 maanden per jaar plaatsvinden.
  6. De activiteit mag niet leiden tot een (naar redelijke verwachting) onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid of leiden tot onveilige verkeersituaties.
  7. het gebruik mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  8. Er wordt op eigen terrein, danwel anderszins , voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
3.5.9 Afwijken ten behoeve van gebruik van bestaande bebouwing voor een onderneming ten behoeve van een Zelfstandige Zonder Personeel.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, in de situaties waar toepassing is gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3.5.3, een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van het gebruik van bestaande bebouwing voor een onderneming ten behoeve van een Zelfstandige Zonder Personeel waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Maximaal 200 m² van de op het perceel aanwezige bebouwing, behorende bij de plattelandswoning, mag worden gebruikt voor de bedoelde onderneming.
  2. De bebouwingsregeling voor bijgebouwen bij de bedrijfswoning blijft van toepassing.
  3. Uitsluitend bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan.
  4. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  7. Het gebruik van de opstallen heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.
  8. De ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  9. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  10. Er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
3.5.10 Landschappelijke inpassing
De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - hoveniersatelier’ (De Leijerweg 6) mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een hoveniersatelier, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.
 
3.5.11  Afwijken ten behoeve van stageverblijven
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 voor het toestaan van stageverblijven, met dien verstande dat:
  1. de noodzaak dient te worden aangetoond door middel van een advies van een deskundige;
  2. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden aangetast;
  3. maximaal 3 wooneenheden voor in totaal maximaal 6 personen zijn toegestaan;
  4. het oppervlak van een wooneenheid maximaal 55 m² bedraagt;
  5. de stageverblijven binnen bestaande bebouwing worden opgericht en er geen sprake mag zijn van zelfstandige wooneenheden;
  6. er geen milieuhygiënische beperking in de agrarische bedrijfsvoering plaatsvindt van nabij gelegen agrarische bedrijven.
3.6 Wijzigingsbevoegdheden
 
3.6.1 Vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.
  2. ten behoeve van de vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak' gelden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderijen' en 'intensieve veehouderij' naast het bepaalde onder d, de navolgende aanvullende voorwaarden:
    1. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
    2. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
    3. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/ m³.
  3. Het bepaalde in lid b is niet van toepassing indien de uitbreiding van de bebouwing:
    1. niet wordt gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij;
    2. voorzieningen betreft, geen gebouwen zijnde, voor de opslag van ruwvoer.
  4. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:
    1. De totale oppervlakte van het bouwvlak niet mag worden vergroot.
    2. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
    3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
    4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
    5. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing ook direct aansluitend aan het bouwvlak mag worden gerealiseerd.
    6. Wijziging is niet mogelijk binnen de EHSEcologische Hoofdstructuur en binnen 10 m van het hart van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied (zoekgebied evzecologische verbindingszone + natuurontwikkelingsgebied)'.
3.6.2 Vergroting bouwvlak intensieve veehouderijen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van de aanduiding bouwvlak van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' ‘overige zone – beperking veehouderij’ is vergroting niet toegestaan.
  2. Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha Vergroting is toegestaan met 15% tot maximaal 1,5 ha, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. aanwezig zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse;
    2. zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte.
    3. De beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.
  3. Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha uitsluitend op een duurzame locatie vergroting toegestaan tot 1,5 ha, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. Aanwezig zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse.
    2. Zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte.
    3. De beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.
  4. Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting toegestaan tot 1,5 ha.
  5. Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied' is voor bouwvlakken met een omvang van 1,5 ha of meer en die geheel zijn benut eenmalige vergroting tot 1 januari 2013 toegestaan, uitsluitend om te kunnen voldoen aan de huisvestingseisen voortvloeiend uit het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij en uit de op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gestelde eisen.
  6. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij is tot 1 juni 2012 vergroting niet toegestaan.
 
  1. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
  2. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
  3. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  4. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/ m³.
  5. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
  6. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
    1. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
    2. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
    3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
    4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
    5. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak moet ook direct aansluitend aan het bouwvlak mag worden gerealiseerd.
    6. Wijziging is niet mogelijk binnen de EHS en binnen 10 m van het hart van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied (zoekgebied evz + natuurontwikkelingsgebied)'.
    7. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
    8. De wijziging is niet mogelijk ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen.
3.6.2a Vergroting bouwvlak veehouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' (zonder aanduiding "intensieve veehouderij"), waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Uitbreiding van het bouwvlak ten behoeve van een veehouderij is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperking veehouderij', tenzij aangetoond is dat er sprake is van een grondgebonden veehouderij waarbij tevens moet worden voldaan aan het bepaalde onder b tot en met h.
  2. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot maximaal 1,5 ha.
  3. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
  4. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
  5. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  6. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μ/ m³.
  7. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
  8. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
    1. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
    2. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
    3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
    4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
    5. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak moetook direct aansluitend aan het bouwvlak mag worden gerealiseerd.
    6. Wijziging is niet mogelijk binnen de EHS en binnen 10 m van het hart van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied (zoekgebied evz + natuurontwikkelingsgebied)'.
    7. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
    8. De wijziging is niet mogelijk ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen.
3.6.3 Vergroting bouwvlak overigeintensieve kwekerijen, glastuinbouwbedrijven en agrarische bedrijven overig
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak vanvoor intensieve kwekerijen, glastuinbouwbedrijven en agrarische bedrijven overig, niet zijnde intensieve veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Voor intensieve kwekerijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve kwekerij' geldt dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.
  2. Voor glastuinbouw ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' geldt dat uitbreiding van het bouwvlak is toegestaan tot 3,5 ha met dien verstande dat:
    1. de oppervlakte aan netto glas niet meer mag bedragen dan 3 ha;
    2. de aanduiding 'glastuinbouw' niet mag worden uitgebreid naar gronden binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied';
    3. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' een vergroting ten behoeve van glastuinbouwbedrijven niet is toegestaan.
  3. Voor agrarische bedrijven, overig geldt dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 2,2  2 ha.
  4. In afwijking van het bepaalde onder c mag, indien het geldende bouwvlak ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds meer bedraagt dan 2,2  2 ha, het bouwvlak worden vergroot met maximaal 15%.
  5. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
  6. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
    1. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
    2. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
    3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
    4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
    5. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing zowel binnen als ook direct grenzend aan het bouwvlak moetkan worden gerealiseerd.
    6. Wijziging is niet mogelijk binnen de EHS en binnen 10 m van het hart van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied (zoekgebied evz + natuurontwikkelingsgebied)'.
    7. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
    8. De wijziging is niet mogelijk ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen.
3.6.4 Uitbreiden of aanbrengen aanduiding ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen' uit te breiden of een nieuwe aanduiding op de verbeelding aan te brengen ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. Het is niet mogelijk binnen het bouwvlak Binnen het bestaande bouwvlak is geen ruimte aanwezig om de permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.
  2. De aanduiding dient aansluitend aan het bouwvlak te liggen.
  3. De oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' mag niet meer bedragen dan 3 ha.
  4. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de waterbeheerder.
  5. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
  6. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  7. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  8. Ten minste 10% van het gebied wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing ook direct aansluitend aan het bouwvlak mag worden gerealiseerd.
  9. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  10. De wijziging leidt niet tot een oppervlakte aan permanente teeltondersteunende voorzieningen groter dan 3 ha per bedrijf.
  11. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een terzake deskundige (AAB).
3.6.5 Uitbreiden of aanbrengen aanduiding ten behoeve van waterbassins
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - waterbassin' uit te breiden of een nieuwe aanduiding aan te brengen ten behoeve van een waterbassin indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak een waterbassin te realiseren of uit te breiden of binnen een gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - waterbassin' een waterbassin uit te breiden.
  2. De oppervlakte van het waterbassin mag niet meer bedragen dan 1.500 m² .
  3. De bouwhoogte van het waterbassin mag niet meer bedragen dan 3 m.
  4. De waterbassins dienen zodanig afgeschermd te zijn, dat ze vanaf openbaar gebied niet toegankelijk zijn voor derden.
  5. Het uitbreiden of aanbrengen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - waterbassin' dient plaats te vinden aansluitend aan de bestaande aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - waterbassin' of het bestaande bouwvlak.
  6. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
  7. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  8. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  9. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  10. Per bouwvlak is aansluitend maximaal één aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - waterbassin' toegestaan.
3.6.6 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'intensieve veehouderij' 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', ‘glastuinbouw’, ‘intensieve kwekerij’ en het verkleinen van het bouwvlak.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduiding 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agarisch - veehouderij', ‘glastuinbouw’, ‘intensieve kwekerij’ wordt verwijderd en tevens indien noodzakelijk het bouwvlak wordt verkleind, indien de betreffende bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd en/of is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, en/of veehouderij, niet zijnde intensieve veehouderij. de aanduiding 'intensieve veehouderij uitgesloten' wordt opgenomen, indien de betreffende intensieve veehouderij ter plaatse is beëindigd en is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.
 
3.6.7 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – vab' ten behoeve van de vestiging van een reëel agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - vab' wordt verwijderd ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf of de ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. De wijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een grondgebonden bedrijf en - op duurzame locaties - een niet grondgebonden bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf.
  2. De wijziging naar 'intensieve veehouderij' of 'intensieve kwekerij' mag uitsluitend plaatsvinden op bestemmingsvlakken die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied' of op een duurzame locatie ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – verwevingsgebied'.  Ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij uitgesloten':
    1. is wijziging naar 'intensieve veehouderij' niet mogelijk;
    2. wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij uitgesloten' overgenomen in het wijzigingsplan.
  3. De wijziging ten behoeve van een veehouderij is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’.
  4. Ter plaatse van de aanduiding 'beperking veehouderij ', is oprichting van een veehouderij niet toegestaan tenzij er sprake is van een grondgebonden veehouderij waarbij, naast de voorwaarden als genoemd onder j tot en met o, tevens moet worden voldaan aan het bepaalde onder e tot en met i.
  5. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij .
  6. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
  7. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  8. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/ m³.
  9. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
  10. De omvang van het bouwvlak mag na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid niet meer bedragen dan 1,5 ha.
  11. Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
  12. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  13. Uitbreiding van de veestapel kan slechts plaatsvinden indien is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.
  14. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  15. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
3.6.8 Wijzigen ten behoeve van omschakeling naar intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat aan de bouwvlakken zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', deze aanduiding wordt toegevoegd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden.
  1. De wijziging naar 'intensieve veehouderij' mag plaatsvinden op bouwvlakken die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied' alsmede ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' voor zover het duurzame locaties voor intensieve veehouderij betreft.
  2. De wijziging is niet mogelijk ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij uitgesloten'.
 
  1. De omvang van het bouwvlak mag na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid niet meer bedragen dan 1,5 ha.
  2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperking veehouderij' is omschakeling naar een veehouderij niet toegestaan tenzij er sprake is van een grondgebonden veehouderij;
  3. De wijziging ten behoeve van een veehouderij is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie'.
  4. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
  5. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
  6. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  7. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μ/ m³.
  8. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
  9. het bouwvlak ten hoogste 1,5 hectare bedraagt.
  10. Wijziging binnen de EHS en binnen 10 m van het hart van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied (zoekgebied evz + natuurontwikkelingsgebied)' is niet toegestaan.
  11. De wijziging is noodzakelijk voor een (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
  12. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  13. Uitbreiding van de veestapel kan slechts plaatsvinden indien is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.
  14. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  15. De wijziging is hydrologisch neutraal. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
  16. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing ook direct aansluitend aan het bouwvlak mag worden gerealiseerd.
3.6.9 Wijzigen ten behoeve eerste agrarische bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van de eerste agrarische bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.
  2. De bedrijfswoning dient binnen het bouwvlak te worden opgericht.
  3. De wijziging kan alleen worden toegepast ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf.
  4. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  5. De bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  6. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een terzake deskundige (AAB).
  7. Er is geen gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid als vermeld in lid 3.6.10.
  8. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
3.6.10 Wijzigen ten behoeve verwijderen aanduiding 'relatie'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'relatie', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Er dient sprake te zijn van twee reëel agrarische bedrijven. Middels een advies van de AAB dient aangetoond te zijn dat er sprake is van twee reëel agrarische bedrijven.
  2. Het aantal bedrijfswoningen mag niet toenemen.
  3. Als door toepassing te geven aan deze wijzigingsbevoegdheid ten opzichte van het geldende bestemmingsplan een planologische regeling ontstaat die een intensieve veehouderij mogelijk maakt, is toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend mogelijk binnen een landbouwontwikkelingsgebied.niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperking veehouderij', tenzij er sprake is van een grondgebonden veehouderij waarbij tevens moet worden voldaan aan het bepaalde onder d tot en met n.
  4. De omvang van het bouwvlak mag na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid niet meer bedragen dan 1,5 ha
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  7. De wijziging is hydrologisch neutraal. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
  8. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing ook direct aansluitend aan het bouwvlak mag worden gerealiseerd.
  9. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
  10. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
  11. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  12. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/ m³.
  13. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
  14. Uitbreiding van de veestapel kan slechts plaatsvinden indien is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.
3.6.11 Wijziging naar Bedrijf ten behoeve van opslag
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van de binnenopslag van statische goederen, met uitzondering van brandgevaarlijke goederen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De opslag dient zich te beperken tot statische (binnen)opslag in bestaande gebouwen waarbij buitenopslag niet is toegestaan.
  2. De oppervlakte aan bedrijvigheid per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 1.000 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven en opslag in kassen niet is toegestaan.
  3. In afwijking van het bepaalde onder b geldt ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' een maximale oppervlakte van 2.000 m².
  4. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  5. Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie de bijlagen) zijn toegestaan, alsmede bedrijven in categorie 3.1 voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met bedrijven in categorie 2.
  6. Opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.
  7. Detailhandel is niet toegestaan.
  8. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  9. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  10. De vestiging van het bedrijf leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  11. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  12. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  13. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  14. In aanvulling op het bepaalde onder m mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 5.000 m².
3.6.12 Wijziging naar Bedrijf ten behoeve van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van het vestigen van een agrarisch technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte aan bedrijvigheid per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing te worden teruggebracht tot 400  600 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' dat de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie door sloop van overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden teruggebracht tot 600  900 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven .
  3. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  4. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  5. Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie de bijlagen) zijn toegestaan, alsmede bedrijven in categorie 3.1 voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met bedrijven in categorie 2.
  6. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  7. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  8. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  9. De vestiging van het bedrijf leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  10. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  11. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  12. In aanvulling op het bepaalde onder c mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 1,5 ha tenzij de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel'. In dat geval mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer dan 5000 m2 bedragen.
3.6.13 Wijziging naar Bedrijf ten behoeve van niet-agrarische bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van het vestigen van een niet-agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', waarbij de oppervlakte aan niet-agrarische bedrijfsbebouwing na sloop van alle overtollige bedrijfsbebouwing maximaal 600  900 m² mag bedragen.
  2. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  3. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  4. Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie de bijlagen) zijn toegestaan, alsmede bedrijven in categorie 3.1 voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met bedrijven in categorie 2.
  5. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  6. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.  Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  7. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  8. De vestiging van het bedrijf leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  9. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  11. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  12. In aanvulling op het bepaalde onder k mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 5.000 m².
3.6.14 Wijziging naar Sport ten behoeve van manege
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Sport' ten behoeve van de vestiging van een manege met ondersteunende horeca, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  2. Het bouwvlak mag niet worden vergroot.
  3. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  4. Deze wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie'.
  5. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  6. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  7. De vestiging van het bedrijf leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  8. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  10. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  11. In aanvulling op het bepaalde onder j mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 5.000 m².
  12. Ondersteunende horeca is na wijziging toegestaan met een oppervlakte voor de horecalocaliteit van niet meer dan 30% van het totale overdekte en omsloten brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit met een maximum van 100 m².
3.6.15 Wijziging naar Maatschappelijk
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Maatschappelijk', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 400  600 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding "bebouwingsconcentratie" dat de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht dient te worden tot 600  900 m²,waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  3. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  4. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  5. Ondersteunende horeca is na wijziging toegestaan met een oppervlakte voor de horecalocaliteit van niet meer dan 30% van het totale overdekte en omsloten brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit met een maximum van 100 m².
  6. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  7. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  8. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  9. De vestiging van de zorgvoorziening leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  10. De vestiging van de zorgvoorziening mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  11. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  12. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  13. In aanvulling op het bepaalde onder l mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 5.000 m².
3.6.16 Wijziging naar Natuur ten behoeve van natuurkampeerterrein
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Natuur' met de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurkampeerterrein' ten behoeve van een natuurkampeerterrein, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het natuurkampeerterrein is gelegen in een aaneengesloten gebied van ten minste 25 ha, waarvan in ieder geval de helft bestaat uit bos of natuurgebied.
  2. De oppervlakte van het al dan niet aaneengesloten natuurkampeerterrein mag niet meer bedragen dan 1 ha.
  3. Het aantal standplaatsen mag niet meer bedragen dan 40.
  4. Er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen niet minder mag bedragen dan 110% van het aantal standplaatsen.
  5. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.  Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  6. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  7. De vestiging van het natuurkampeerterrein leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  8. De vestiging van het natuurkampeerterrein mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
3.6.17 Wijziging naar Recreatie ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Recreatie' ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 500 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' dat de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht dient te worden tot 750 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  3. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  4. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  5. Ondersteunende horeca is na wijziging toegestaan met een oppervlakte voor de horecalocaliteit van niet meer dan 30% van het totale overdekte en omsloten brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit met een maximum van 100 m².
  6. Kleinschalig kamperen en kleinschalig logeren kunnen als nevenfunctie worden toegestaan, waarbij moet worden voldaan aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 32.
  7. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  8. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.  Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  9. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  10. De vestiging van de recreatieve voorziening leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  11. De vestiging van de recreatieve voorziening mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  12. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  13. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  14. In aanvulling op het bepaalde onder m mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 5.000 m².
3.6.18 Wijziging naar Recreatie ten behoeve van landschapscamping
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Recreatie' ten behoeve van een landschapscamping, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De landschapscamping is gelegen in een aaneengesloten gebied van ten minste 5 ha bos, natuur en/of landgoed.
  2. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  3. De oppervlakte per standplaats mag niet minder bedragen dan 300 m².
  4. Het aantal standplaatsen mag niet meer bedragen dan 60.
  5. De oppervlakte aan te realiseren landschap per standplaats mag niet minder bedragen dan 1.000 m².
  6. Er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen niet minder mag bedragen dan 110% van het aantal standplaatsen.
  7. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  8. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.  Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  9. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  10. De vestiging van de landschapscamping leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  11. De vestiging van de landschapscamping mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  12. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
3.6.19 Wijziging naar Recreatie ten behoeve van groepsaccommodatie
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Recreatie' ten behoeve van een groepsaccommodatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 500 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' dat de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht dient te worden tot 750 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  3. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  4. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  5. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  6. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.  f. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  7. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  8. De vestiging van de groepsaccommodatie leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  9. De vestiging van de groepsaccommodatie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  11. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
3.6.20 Wijzigen naar Wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, waarbij rekening wordt gehoud met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing en het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning en het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning en bijbehorende tuinen, erven en verhardingen.
  2. De oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij de voormalige agrarische bedrijfswoning dient door sloop van overtollige bedrijfsbebouwing teruggebracht te worden tot een gezamenlijke oppervlakte van 100 m², tenzij toepassing wordt gegeven aan de regeling in lid c of sprake is van een situatie als bedoeld in lid d.
  3. Bij sloop van alle overtollige bedrijfsbebouwing, mag ofwel 25% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³ ofwel 25% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de gezamenlijke maximale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 200 m² waarbij alle bijgebouwen en overkappingen, met een oppervlakte groter dan 100 m², dienen te worden gesloopt.
  4. Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen dienen te allen tijde gehandhaafd dienen te blijven.
  5. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  6. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', tenzij de locatie is gelegen in een bebouwingsconcentratie of woonconcentratie.
  7. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van het LOG Jekschot.
 
  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  2. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  3. De woning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  4. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.  Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  5. Aan de gronden die met toepassing van deze wijziging vallen buiten het bestemmingsvlak wonen, wordt de gebiedsbestemming 'Agrarisch' toegekend.
3.6.21 Wijzigen naar Wonen ten behoeve van boerderijsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen naar 'Wonen' met de aanduiding tweeaaneen (TAE) voorzover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft ten behoeve van splitsing van de woning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, waarbij rekening wordt gehoud met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing en het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning en bijbehorende tuinen, erven en verhardingen.
  2. Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning en het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning en bijbehorende tuinen.
  3. Splitsing is alleen toegestaan indien het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft.
 
  1. De bouwmassa van de voormalige agrarische bedrijfswoning dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m³.
  2. Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 350 m³.
  3. De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij de voormalige agrarische bedrijfswoning dient door sloop van overtollige bedrijfsbebouwing na splitsing van de voormalige bedrijfswoning teruggebracht te worden tot 100 m² per woning, tenzij toepassing wordt gegeven aan de regeling in lid f e of sprake is van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen die gehandhaafd dienen te blijven.
  4. Bij sloop van alle overtollige bedrijfsbebouwing, mag 25 % van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 200 m² per woning waarbij alle bijgebouwen en overkappingen, met een oppervlakte groter dan 100 m², dienen te worden gesloopt, met dien verstande dat cultuurhistorisch waardevolle gebouwen te allen tijde gehandhaafd dienen te blijven.
  5. Het bestaande architectonische karakter van de voormalige agrarische bedrijfswoning en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet wezenlijk aangetast worden.
  6. Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
  7. De woningen dienen aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  8. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', tenzij de locatie is gelegen in een bebouwingsconcentratie of woonconcentratie.  Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  9. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  10. De woning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  11. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  12. De toename van het aantal woningen dient in overeenstemming te zijn met het provinciaal en gemeentelijk woningbouwprogramma.
  13. Aan de gronden die met toepassing van deze wijziging vallen buiten het bestemmingsvlak wonen, wordt de gebiedsbestemming 'Agrarisch' toegekend.
  14. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
3.6.22 Wijziging ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding "bedrijfsgebouwen uitgesloten"
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfsgebouwen uitgesloten' wordt verwijderd ten behoeve van de uitbreiding van de veehouderij indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  2. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  3. De wijziging niet leidt tot een ammoniakemissie van meer dan 1605,53 kg NH3 per jaar tenzij een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet kan worden verleend ten behoeve van de uitbreiding van de veehouderij.
  4. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  5. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
  6. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
  7. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  8. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2
    μg/m3.
  9. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
  10. Uitbreiding van de veestapel kan slechts plaatsvinden indien is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
  
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
  
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarische doeleinden, in het kader van bedrijfsmatige agrarische activiteiten, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  2. grondgebonden agrarische bedrijven, te exploiteren als bedrijfsmatige agrarische activiteiten, met uitzondering van glastuinbouwbedrijven, intensieve kwekerijen, intensieve veehouderijen en veehouderijen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    1. 'glastuinbouw' tevens glastuinbouwbedrijven zijn toegestaan;
    2. 'intensieve kwekerij' tevens een intensieve kwekerij is toegestaan;
    3. ‘intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch – intensieve veehouderij begrensd' tevens een intensieve veehouderij is toegestaan;
    4. ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – veehouderij’ een veehouderij, niet zijnde een intensieve veehouderij, is toegestaan;
    5. ’intensieve veehouderij uitgesloten' geen intensieve veehouderij is toegestaan, ook niet als vervolgactiviteit;  'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij geiten en schapen' en 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij begrensd geiten en schapen' tevens een intensieve geiten en schapenhouderij is toegestaan;
    6. 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - persoonsgebonden overgangsrecht' tevens het persoonsgebonden overgangsrecht als bedoeld in artikel 35.3 van toepassing is;
    7. mestopslag buiten het bouwvlak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – mestopslag’;
    8. ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – veehandel’ tevens een veehandel is toegestaan;
    9. ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – hippische voorzieningen’ hippische voorzieningen, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;
    10. Voeropslag buiten het bouwvlak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - voeropslag';
    11. 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- anti-hagelkanon’ een anti-hagelkanon is toegestaan;
    12. "specifieke vorm van agrarisch met waarden - twee bedrijven toegestaan", 2 bedijven binnen het agrarisch bouwvlak zijn toegestaan;
  3. Vrijkomende Agrarische Bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – vab' waar uitsluitend het bestaande agrarisch gebruik is toegestaan;
  4. geen bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten';
  5. een agrarisch bedrijfsgebouw buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – agrarisch bedrijfsgebouw’;
  6. een schuilgelegenheid ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – schuilgelegenheid’;
  7. een kapel ter plaatse van de aanduiding ‘religie’;
  8. een sleufsilo buiten het bouwvlak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - sleufsilo';
  9. een rijbak ter plaatse van de aanduiding ‘rijbak’;
  10. propaantanks (tot 5 m³) mits de veiligheidsafstand tenminste 7,5 meter bedraagt tussen een propaantank en een beperkt kwetsbaar object;
  11. is een aarden wal toegestaan met een hoogte van maximaal 1,5m ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden – aarden wal’;
  12. permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – teeltondersteunende voorzieningen';
  13. bedrijfswoningen;
  14. plattelandswoningen zoals aangegeven in bijlage 04a ‘Plattelandswoningen’ bij deze regels;
  15. mantelzorgwoningen zoals aangegeven in bijlage 04b ‘Mantelzorgwoningen’ bij deze regels;
  16. de uitoefening van nevenfuncties, ondergeschikt aan het agrarisch bedrijf;
  17. nevenactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 05 'Nevenactiviteiten' bij deze regels
  18. agrarische activiteiten bij wijze van hobby;
  19. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  20. mestbewerking en -verwerking voor het eigen bedrijf;
  21. een hondenoefenterrein ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – hondenoefenterrein”;
  22. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  23. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  24. een minicamping ter plaatse van de aanduiding ‘minicamping’;
  25. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  26. een wijngaard ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – wijngaard';
  27. 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - streekbelevingscentrum' tevens een streekbelevingscentrum is toegestaan;
  28. ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – Central Point’ een coördinatielocatie is toegestaan;
  29. een minigolfterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – minigolf';
  30. kleinschalig kamperen met maximaal 25 standplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – kleinschalig kamperen';
  31. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
    1. leefgebied dassen ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied dassen';
    2. leefgebied struweelvogels ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied struweelvogels';
  32. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
    1. aardkundig waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding 'aardkundig waardevol gebied';
    2. cultuurhistorisch waardevolle akkers ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevolle akker';
    3. cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied';
    4. waardevolle beekdalen ter plaatse van de aanduiding 'waardevol beekdal';
  33. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  34. water en waterhuishoudkundige voorzieningen en (kikker)poelen;
  35. waterbassins binnen een bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterbassin';
  36. groenvoorzieningen;
  37. extensief recreatief medegebruik;
  38. productiegerichte paardenhouderijen.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
  2. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding 'relatie' is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.Indien toepassing is gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 4.5.3 is binnen het agrarisch bouwvlak tevens bebouwing ten behoeve van een plattelandswoning toegestaan.
  3. Nieuwe bedrijfsbebouwing is alleen toegestaan ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf of een nog te ontwikkelen reëel agrarisch bedrijf, onder de voorwaarde dat bestaande bedrijfsbebouwing (die in gebruik is voor statische opslag) eerst wordt aangewend ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering.
  4. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan tenzij anders is bepaald.
  5. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
    1. de afstand tot de as van de weg waaraan gebouwen worden gebouwd niet minder mag bedragen dan:
      1. 60 m in geval van de Rijksweg 50;
      2. 30 m voor een interlokale weg, de Sonseweg of de Nijnselseweg;
      3. 25 m voor overige verharde en onverharde wegen dan wel spoorwegen;
    2. de afstand tussen gebouwen niet minder mag bedragen dan 3 m;
    3. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m.
  6. De oppervlakte aan hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag in totaal niet meer bedragen dan 3 ha per bedrijf.  Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij geiten en schapen' geldt tot 1 juni 2012 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning niet is toegestaan.
  7. Woonboerderijen mogen niet worden uitgebreid met bedrijfsgebouwen.
  8. Nieuwbouw ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan.
  9. Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  10. Teeltondersteunende kassen zijn alleen toegestaan binnen een bouwvlak.  Bedrijfswoningen mogen niet worden uitgebreid met bedrijfsgebouwen.
  11. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - twee bedrijven toegestaan", 2 bedijven binnen het agrarisch bouwvlak zijn toegestaan;
  12. In afwijking van de in de planregels voorgeschreven dakhelling mag, indien een gebouw wordt voorzien van een kap, maximaal 40% van een gebouw worden voorzien van een platte afdekking;  in dat geval is de aangegeven goothoogte tevens de maximale hoogte van de platte afdekking.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen, met uitzondering van kassen
 
4.2.2a Bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - veehouderij gelden de volgende bepalingen:
  1. De goothoogte bedraagtmag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  2. De bouwhoogte bedraagtmag niet meer bedragen dan 11 m.
  3. De oppervlakte van een rijhal mag niet meer bedragen dan 1.000 m².
  4. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - intensieve veehouderij begrensd' is geen uitbreiding van gebouwen voor dierplaatsen toegestaan.
 
  1. De bebouwing ten dienste van veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- veehouderij', met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning en bijgebouwen bij de bedrijfswoning, heeft ten hoogste de omvang van:
    1. de gebouwen die op het tijdstip van het terinzage leggen van het ontwerp van het onderhavige bestemmingsplan legaal aanwezig of in uitvoering zijn;
    2. de bebouwing die gebouwd mag worden krachtens een verleende omgevingsvergunning.
  2. In afwijking van het bepaalde onder c is uitbreiding van de gebouwen toegestaan, mits:
    1.   is geborgd dat de gebouwen alleen gebruikt worden voor een ter plaatse toegelaten nevenfunctie;
    2.   is geborgd dat de oppervlakte van de bestaande gebouwen waar dieren worden gehouden niet toeneemt;
    3. uitbreiding van gebouwen niet plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperking veehouderij'.
  3. In afwijking van het bepaalde onder c is uitbreiding van bouwwerken toegestaan uitsluitend voor zover het voorzieningen betreft, geen gebouwen zijnde, voor de opslag van ruwvoer en uitbreiding van die bouwwerken niet plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding ‘beperking veehouderij’
4.2.2b Bedrijfsgebouwen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven gelden de volgende voorwaarden :
  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m.
  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 11 m.
Het bouwen van kassen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak alsmede binnen de begrenzing van de bouwaanduiding 'glastuinbouw', waarvoor de volgende bepalingen gelden:
  1. Oprichting van de kassen is toegelaten binnen de begrenzing van de bouwaanduiding ‘glastuinbouw’ alsmede binnen het bouwvlak;
  2. De totale oppervlakte aan glasopstand mag niet meer bedragen dan 3 ha netto glas.
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
4.2.2c Bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven, overig
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven, overig, gelden de volgende voorwaarden:
  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m.
  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 11 m.
4.2.3 Kassen
Voor het bouwen van kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
  1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 3 ha netto glas.
  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
4.2.3 Voor rijhallen gelden de volgende bepalingen:
  1. De oppervlakte van een rijhal mag per bouwvlak niet meer bedragen dan 1.000 m².
  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.
4.2.3a Specifiek agrarisch bedrijfsgebouw buiten het bouwvlak
Een specifiek agrarisch bedrijfsgebouw buiten het bouwvlak is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- agrarisch bedrijfsgebouw', waarbij:
  1. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goothoogte;
  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
  3. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte.
4.2.3b schuilgelegenheid
Een schuilgelegenheid is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- schuilgelegenheid', waarbij:
  1. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goothoogte;
  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
  3. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte.
4.2.3c  Anti-hagelkanon
Een anti-hagelkanon is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- anti-hagelkanon’, waarbij:
  1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  2. de oppervlakte  niet meer mag bedragen dan 15 m2.
4.2.3d sleufsilo buiten het bouwvlak
een sleufsilo buiten het bouwvlak is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - sleufsilo' waarbij:
  1. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte.
  2. De oppervlakte  niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte.
4.2.4 Teeltondersteunende kassen
Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende bepalingen:
  1. Nieuwe teeltondersteunende kassen of uitbreiding van teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan.
  2. Bestaande teeltondersteunende kassen zijn toegestaan onder de volgende bepalingen:
    1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,5 ha.
    2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
4.2.5 Permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen.
Voor het bouwen van permanent teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden- teeltondersteunende voorzieningen' worden gerealiseerd.
  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij anders is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum hoogte (m)', met dien verstande dat de bouwhoogte van boomteelthekken niet meer mag bedragen dan 2 m.
  3. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – teeltondersteunende voorzieningen' zijn uitsluitend permanente teeltondersteunende voorzieningen toegestaan.
  4. De oppervlakte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken, mag niet meer bedragen dan 1,5 ha.
  5. Permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken, mogen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'waardevol beekdal' en 'cultuurhistorisch waardevolle akker' uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.
  6. Overige permanente teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken zijn niet toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'waardevol beekdal', tenzij er een differentiatievlak voor teeltondersteunende voorzieningen is aangegeven.
4.2.6 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
  2. De inhoud van een bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijgebouwen, met uitzondering van vrijstaande bijgebouwen, die ten dienste staan van de primaire woonfunctie, mag niet meer bedragen dan 750 m³.
  3. In afwijking van het bepaalde onder b mogen bestaande (woon)boerderijen geheel als bedrijfswoning mag worden gebruikt.
  4. In afwijking van het bepaalde  in b, f en g mag, bij herbouw van de bedrijfswoning, indien de inhoud van de bestaande bedrijfswoning groter is dan 750 m3, de bestaande oppervlakte worden herbouwd mits bij de herbouw de bestaande goot- en nokhoogte wordt toegepast.
  5. oprichting van een eerste bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan als is aangetoond dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is (rekening houdend met omvang, continuïteit, en bedrijfstechnische noodzaak).
  6. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  7. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
  8. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12º.
  9. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60º
  10. Ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – persoonsgebonden overgangsrecht' is het persoonsgebonden overgangsrecht uit lid 35.3 van toepassing.
4.2.7 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  2. Vrijstaande bijgebouwen Bijgebouwen en vrijstaande overkappingen dienen op een afstand van ten minste 5 m van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
  5. De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 100 m².
  6. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
  7. In uitzondering op het bepaalde in lid c en d mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,5 m.
4.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m , met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m.
  2. De bouwhoogte van sleufsilo's en keerwanden mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij anders is aangeduid.
  3. De bouwhoogte van stapmolens en longeercirkels mag niet meer bedragen dan 5 m 3 m.
  4. De bouwhoogte van licht- en antennemasten mag niet meer bedragen dan 12 m.
  5. De bouwhoogte van torensilo's, melksilo’s en mestsilo's mag niet meer bedragen dan 12 m.
  6. De oppervlakte aan hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag in totaal niet meer bedragen dan 3 ha per bedrijf.
  7. De bouwhoogte van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  8. De bouwhoogte van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  9. De bouwhoogte van overige permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  10. De bouwhoogte van boomteelthekken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2  3 m.
  11. Overkappingenten behoeve van de bedrijfswoning, anders dan bedoeld in artikel 4.2.7, zijn niet toegelaten.
4.2.9 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
  1. PaardenbakkenRijbakken, longeercirkels, sleufsilo's,en keerwanden en overkappingen zijn niet toegestaan.
  2. De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m en met dien verstande dat de afrastering een open karakter dient te hebben.
  3. Terreinafscheidingen (niet zijnde erfafscheidingen) zijn toegestaan in de vorm van veekerende afrasteringen tot een bouwhoogte van 1,50 m.
  4. De oppervlakte aan hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag in totaal niet meer bedragen dan 3 ha per bedrijf, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduidingen 'waardevol beekdal' en 'cultuurhistorisch waardevolle akker' de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1,5 ha per bedrijf.
  5. Hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van niet meer dan 250 m van het bouwvlak, voor zover de kortste afstand tussen TOVteeltondersteunende voorzieningen en bouwvlak groter is dan 250 m, met dien verstande dat deze niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'waardevol beekdal' en 'cultuurhistorisch waardevolle akker'.
  6. De bouwhoogte van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  7. De bouwhoogte van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  8. De bouwhoogte van overige teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken, mag in een gebied met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' niet meer bedragen dan 3 m
  9. De bouwhoogte van boomteelthekken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat boomteelthekken niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'waardevol beekdal', tenzij er een differentiatievlak voor teeltondersteunende voorzieningen is aangegeven.
  10. De bouwhoogte van erfafscheidingen en lichtmasten mogen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ respectievelijk 3 m en 9 m bedragen.
4.2.10 Kapel
Een kapelletje is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘religie’, waarbij:
  1. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
  2. De oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15 m².
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
4.3a.1 Vergroting oppervlakte bedrijfsbebouwing veehouderij
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder a voor de uitbreiding van bebouwing binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- veehouderij', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Uitbreiding van bebouwing ten behoeve van een veehouderij is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'beperking veehouderij ', tenzij er sprake is van een grondgebonden veehouderij waarbij tevens moet worden voldaan aan het bepaalde onder b tot en met e.
  2. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
  3. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
  4. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  5. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/ m³.
  6. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
4.3.1 Verkleinen afstand tot as van de weg
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand tot de as van de weg, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De afwijking is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
  2. De afstand tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 10 m.
  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  4. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  5. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
4.3.2 Verkleinen afstand tot perceelsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mits:
  1. dit voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is;
  2. de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden, die van de aangrenzende gronden daaronder begrepen;
  3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  4. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
4.3.3 Bouwen schuilgelegenheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 voor het bouwen van schuilgelegenheden ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Lid 4.2.1 voor het bouwen van schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. De schuilgelegenheden dienen noodzakelijk te zijn voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
    2. Het aantal schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 1 per 1,5 ha agrarisch gebied aaneengesloten eigendom, waarbij het maximum aantal schuilgelegenheden 2 bedraagt.
    3. De oppervlakte per schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 35 m².
    4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
    5. Van de schuilgelegenheid dient ten minste 1/6 deel open te blijven.
    6. De onderlinge afstand tussen schuilgelegenheden per aaneengesloten eigendom bedraagt ten minste 100 m.
    7. De afstand tot aan de as van de weg waaraan wordt gebouwd, mag niet minder bedragen dan 20 meter.
    8. De schuilgelegenheden worden landschappelijk ingepast.
  2. Lid 4.2.1 voor het bouwen van schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. De schuilgelegenheden dienen noodzakelijk te zijn voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
    2. Het aantal schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 1 per 0,5 ha agrarisch gebied aaneengesloten eigendom, waarbij het maximum aantal schuilgelegenheden 2 bedraagt.
    3. De afstand tot het aansluitende bouwvlak mag niet meer bedragen dan 25 m.
    4. De afstand tot het aansluitende bouwvlak van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.
    5. De oppervlakte per schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 35 m².
    6. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
    7. Van de schuilgelegenheid dient ten minste 1/6 deel open te blijven.
    8. De onderlinge afstand tussen schuilgelegenheden per aaneengesloten eigendom bedraagt ten minste 100 m.
    9. De afstand tot aan de as van de weg waaraan wordt gebouwd, mag niet minder bedragen dan 20 meter.
    10. De schuilgelegenheden worden landschappelijk ingepast.
 
  1. Het aantal schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 1 per 0,5 ha agrarisch gebied aaneengesloten eigendom, waarbij per aaneengesloten eigendom het maximum aantal schuilgelegenheden 2 bedraagt.
  2. Voor agrarische bedrijfsgebouwen blijft het bepaalde in artikel 4.2.1 onder d van toepassing.
  3. De afstand tot het aansluitende bouwvlak van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.
  4. De oppervlakte per schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 35 m²
  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  6. Van de schuilgelegenheid dient ten minste 1/6 deel open te blijven.
  7. De onderlinge afstand tussen schuilgelegenheden per aaneengesloten eigendom bedraagt ten minste 100 m.
  8. De afstand tot aan de as van de weg waaraan wordt gebouwd, mag niet minder bedragen dan 20 meter.
  9. De ontwikkeling, voor zover gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel', gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken
  10. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
4.3.4 Bouwen intensieve veehouderij begrensd
Vervallen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - intensieve veehouderij begrensd' waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De afwijking is uitsluitend toegestaan voor zover milieuwetgeving of wetgeving op het terrein van dierenwelzijn dit noodzakelijk maakt.
  2. De gezamenlijke oppervlakte aan bebouwing neemt uitsluitend toe voor zover noodzakelijk vanuit oogpunt van dierenwelzijn.
  3. Het aantal dierplaatsen neemt niet toe.
  4. Luchtwassers en luchtkanalen worden binnen de contouren van de bestaande bebouwing gerealiseerd.
4.3.5 Kuilvoerplaten,en/of sleufsilo's en mestzakken buiten bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 voor het bouwen van kuilvoerplaten en/of sleufsilo's en/of mestzakken voor de opslag van ruwvoer buiten het bouwvlak, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak kuilvoerplaten, sleufsilo's en/of mestzakken te realiseren.  Het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer.
  2. Toepassing van de afwijking is slechts mogelijk als de maximale uitbreidingsmogelijkheid via de in dit artikel opgenomen wijzigingsbevoegdheid is benut en de behoefte aan opslag betrekking heeft op het op dezelfde locatie gevestigd bedrijf.
  3. Binnen het bouwvlak is geen ruimte aanwezig om de kuilvoerplaten en/of sleufsilo's te realiseren.
  4. De afstand van kuilvoerplaten en/of sleufsilo's en/of mestzakken tot het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 25 m.
  5. De gezamenlijke oppervlakte van kuilvoerplaten,en/of sleufsilo's en/of mestzakken buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1.000  5.000 m².
  6. De afwijking is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
  7. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  8. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  9. De omgevingsvergunning borgt dat de desbetreffende oppervlakte, van maximaal 0,5 ha, uitsluitend gebruikt wordt ten behoeve van voorzieningen -geen gebouwen zijnde- voor de opslag van ruwvoer.
  10. Toepassing van de afwijkingsbevoegdheid is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperking veehouderij', tenzij aangetoond is dat er sprake is van een grondgebonden veehouderij waarbij tevens maatregelen dienen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij
  11. De afwijking kan slechts worden toegepast als de totale gezamelijke oppervlakte van de kleinschalige voorzieningen als bedoeld in dit artikel en in de artikelen 32 lid b, 32 lid c, 32 lid d niet meer dan 1000 m2 bedraagt.  Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
4.3.6 Hogere goothoogte bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De verhoging van de goothoogte is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering.
  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m.
  3. De hogere goothoogte is uitsluitend toegestaan aan de naar het erf gekeerde zijde aan de van de weg afgekeerde zijde van het bedrijfsgebouw.
4.3.7 Hogere goot- en bouwhoogte kassen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3 voor het toestaan van een hogere goot- en bouwhoogte van glastuinbouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De verhoging van de goot- en bouwhoogte is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering.
  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
4.3.8 Bouw teeltondersteunde kassen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4 voor het bouwen van nieuwe teeltondersteunende kassen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De teeltondersteunende kassen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.
  2. De teeltondersteunende kassen zijn noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering, waarbij de noodzaak dient te worden aangetoond middels een agrarisch deskundige (AAB).
  3. teeltondersteunende kassen zijn uitsluitend toegestaan mits de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel '.
  4. De oppervlakte niet meer mag bedragen dan 5.000 m².
  5. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.
  6. Omschakeling en doorgroei naar een zelfstandig glastuinbouwbedrijf is niet toegestaan.
4.3.8a Bouwen van permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. Binnen het bestaande bouwvlak is geen ruimte aanwezig om de permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.
  2. De permanente teeltondersteunende voorzieningen dienen aansluitend aan het bouwvlak te worden opgericht.
  3. Toepassing van deze regeling is niet mogelijk ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – groenblauwe mantel, 'waardevol beekdal' en ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevolle akker'.
  4. De teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering van een reëel vollegrondsteeltbedrijf, waarbij de noodzaak dient te worden aangetoond door middel van een advies van een agrarisch deskundige (AAB).
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. De ontwikkeling leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  7. De ontwikkeling leidt niet tot onevenredige aantasting van de natuur- en landschapswaarden zoals omschreven in artikel 4.1.
  8. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  9. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
4.3.9 Bouwhoogte teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.5 voor het toestaan van een hogere bouwhoogte voor permanente teeltondersteunende voorzieningen en tijdelijk hoge teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De hoge teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering, waarbij de noodzaak dient te worden aangetoond door middel van een advies van een agrarisch deskundige (AAB).
  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
4.3.10 Nieuwe bouwwerken ten behoeve van huisvesting seizoensarbeiders
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders in woonunits, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Een dergelijke huisvesting is noodzakelijk vanuit een oogpunt van de tijdelijke arbeidsbehoefte op het betreffende agrarisch bedrijf, waarbij de noodzaak dient te worden aangetoond door middel van een advies van een agrarisch deskundige (AAB).
  2. De huisvesting heeft uitsluitend betrekking op arbeiders die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest.
  3. De huisvesting vindt plaats in één of meerdere woonunit(s).
  4. De huisvesting vindt maximaal plaats voor een periode van ten hoogste 8 maanden.
  5. Na afloop van de in sub d genoemde periode dienen de woonunits te worden verwijderd.
  6. De totale oppervlakte aan woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders mag niet meer bedragen dan 250 m².
  7. De totale oppervlakte in gebruik ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders, in bestaande bedrijfsgebouwen en woonunits gezamenlijk, mag niet meer bedragen dan 500 m².
  8. De bouwhoogte van woonunits mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  9. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  10. Het gebruik mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  11. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een terzake deskundige (AAB).  Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
4.3.11 Vervangende nieuwbouw ten behoeve van nevenfuncties
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 ten behoeve van vervangende nieuwbouw ten behoeve van nevenfuncties, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het is niet mogelijk binnen de bestaande bebouwinggebouwen binnen het bestaande bouwvlak deze nevenfuncties te realiseren.
  2. De totale oppervlakte aan bebouwinggebouwen mag niet worden vergroot.
  3. De nieuwbouw is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.
  4. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  5. De nieuwbouw mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  6. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
4.3.12 Afstandsmaat hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen tot bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.9 sub c  d voor het toestaan dat de afstand van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen tot het bouwvlak meer bedraagt dan de afstand als opgenomen in artikel 4.2.9 sub c  d. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Noodzaak waarbij de noodzaak dient te worden aangetoond door middel van een advies van een agrarisch deskundige (AAB). (waarbij toetsing plaatsvindt door de AAB);
  2. Er is geen sprake van een onevenredige aantasting van gebiedswaarden.
4.3.13 Afwijken ten behoeve van stageverblijven
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2 voor het toestaan van stageverblijven, met dien verstande dat:
  1. de noodzaak daartoe wordt dient te worden aangetoond door middel van een advies van een agrarisch deskundige (AAB);
  2. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden aangetast;
  3. dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;  maximaal 3 wooneenheden voor in totaal maximaal 6 personen zijn toegestaan;
  4. het oppervlak van een wooneenheid maximaal 55 m² bedraagt;
  5. de stageverblijven binnen bestaande bebouwing worden opgericht en er geen sprake mag zijn van zelfstandige wooneenheden;
  6. er geen milieuhygiënische beperking in de agrarische bedrijfsvoering plaatsvindt van nabij gelegen agrarische bedrijven.
4.3.14 Bijgebouwen en overkappingen (sloop-bonus) ten behoeve van plattelandswoningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de oppervlaktebepaling in lid 4.2.7 mits toepassing is gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 4.5.3 en binnen het gedeelte van het bouwvlak behorende bij de plattelandswoning meer dan 100 m² aan bijgebouwen en overkappingen aanwezig is. In dat geval mag de in 4.2.7 genoemde gezamenlijke oppervlakte worden verhoogd met 25% van de oppervlakte van de te slopen bijgebouwen en overkappingen binnen het gedeelte van het bouwvlak behorende bij de plattelandswoning. Hierbij dienen alle bijgebouwen en overkappingen, met een oppervlakte groter dan 100 m² binnen het gedeelte van het bouwvlak behorende bij de plattelandswoning, te worden gesloopt. De maximaal toegestane gezamelijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen op het gedeelte van het bouwvlak behorende bij de plattelandswoning mag na toepassing van dit artikellid niet meer bedragen dan 200 m².
 
4.3.15 Herbouw woonboerderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.6 voor het herbouwen van een bedrijfswoning of (deel van de) woonboerderij op een andere locatie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Herbouw vindt plaats binnen het bouwvlak.
  2. De herbouw op een andere locatie binnen het bouwvlak is vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt aanvaardbaar.
  3. De cultuurhistorische waarden worden in acht genomen.
  4. Er is geen sprake van een als zodanig aangewezen rijksmonument of gemeentelijk monument.
  5. De ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven worden niet onevenredig beperkt.
  6. De in het gebied aanwezige waarden worden niet onevenredig aangetast.
  7. Er wordt voldaan aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
  8. De bestaande oppervlakte mag worden herbouwd, mits de bestaande goot- en nokhoogten worden toegepast.
  9. Gesplitste woonboerderijen dienen in één bouwmassa te worden herbouwd.
  10. In geval van herbouw van de bedrijfswoning/(deel van de) woonboerderij, dient de bestaande
    bedrijfswoning/(deel van de) woonboerderij feitelijk te worden opgeheven.
4.4 Specifieke gebruiksregels
 
4.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. Het geheel of gedeeltelijk in gebruik nemen van bouwwerken die niet in gebruik zijn voor de huisvesting van vee of in gebruik zijn voor de opslag en stalling ten behoeve van de veehouderij danwel niet vergund zijn voor het huisvesten van vee, in gebruik te nemen voor het huisvesten van vee.
  2. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties, met uitzondering van nevenfuncties genoemd in de bestemmingsomschrijving.
  3. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor detailhandel met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in 4.4.4 en aanvullend hierop:
    1. ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ op het adres Kerkdijk-Zuid 7B detailhandel is toegestaan (tot de in artikel 4.4.4 genoemde oppervlakte van 50 m2) voor productiegebonden detailhandel waarbij de overige productieruimten en –gronden worden aangemerkt als showroomruimte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel alsmede detailhandel met een oppervlakte van 50 m2 voor direct aan de plantenverkoop gerelateerde producten.
    2. ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ op het adres Boskantseweg 87 detailhandel is toegestaan in groente- en fruitproducten met een maximale oppervlakte van 220 m² met dien verstande dat maximaal 15% van het winkeloppervlak uit nevenassortiment mag bestaan.
  4. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van opslag buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag van bieten.
  5. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen, tenzij als zodanig aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – teeltondersteunende voorzieningen'.
  6. Het gebruiken of laten gebruiken van meer dan één bouwlaag van een gebouw ten behoeve van het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
  7. Het gebruiken of laten gebruiken van voorzieningen voor opslag en installaties, anders dan ten behoeve van het eigen agrarische bedrijf.
  8. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor het bewerken van agrarische producten, behoudens activiteiten welke ondergeschikt zijn aan het agrarisch bedrijf.
  9. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen ten behoeve van mestbewerkings- en mestverwerkingsactiviteiten, behoudens activiteiten welke ondergeschikt zijn aan het agrarisch bedrijf waarbij de mest afkomstig is van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf.
  10. Een toename van ammoniakemissie als gevolg van wijziging van aanwezige dieraantallen, diersoorten en/of stalsystemen is niet toegestaan.
  11. Het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning als plattelandswoning.
  12. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van een tennisbaan.
  13. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van paardenbakkenrijbakken.
  14. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een periode langer dan 8 maanden.
  15. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een periode langer dan 3 maanden binnen de gebiedsaanduiding "waardevol beekdal" en "cultuurhistorisch waardevolle akker".
  16. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden met een oppervlakte van meer dan 3 ha per bedrijf ten behoeve van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
  17. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden met een oppervlakte van meer dan 3 ha per bedrijf of op een afstand groter dan 250 m van een bouwvlak van bijbehorend bedrijf ten behoeve van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, voorzover de kortste afstand tussen TOV en bouwvlak groter is dan 250 m.
  18. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen binnen de gebiedsaanduiding "waardevol beekdal" en "cultuurhistorisch waardevolle akker".
  19. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden met een oppervlakte van meer dan 1,5 ha per bedrijf ten behoeve van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen binnen de gebiedsaanduiding "waardevol beekdal" en "cultuurhistorisch waardevolle akker".
  20. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van mestzakken.
  21. Het gebruiken van gronden voor het racen of crossen met gemotoriseerde voertuigen.
  22. het gebruik van agrarische gronden als tuin, met uitzondering van gronden op een afstand van minder dan 25 m rondom een bestemmingsvlak 'Wonen'.
  23. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bebouwing ten behoeve van het huisvesten van stagiaires.
  24. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bebouwing ten behoeve van een veehandelsactiviteiten met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – veehandel’ tevens veehandelsactiviteiten zijn toegestaan.
  25. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van een hondenoefenterrein met dien verstande dat deze activiteiten zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hondenoefenterrein'
4.4.2 Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven
Binnen deze bestemming, alsmede in de situaties waar toepassing is gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 4.5.3, is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, waaronder internetverkoop, toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de brutovloeroppervlakte van de woning en daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 50 m².
  2. De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  4. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven.
  7. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning.
4.4.3 Hervestiging intensieve geiten- en schapenhouderij
Vervalt
Hervestiging van een intensieve geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2012 niet toegestaan.
 
4.4.4 Nevenfuncties
Binnen deze bestemming zijn nevenfuncties toegestaan in de vorm van productiegebonden detailhandel en statische opslag, niet zijnde opslag in brandgevaarlijke goederen, binnen bestaande bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan:
  1. 50 m² voor productiegebonden detailhandel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentraties' productiegebonden detailhandel is toegestaan tot een oppervlakte van 100 m².
  2. 1000 m² voor statische opslag, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentraties' statische opslag is toegestaan tot een oppervlakte van 2.000 m².
4.4.5 (Kikker)poelen
Binnen deze bestemming mogen gronden gebruikt worden ten behoeve van (kikker)poelen, met dien verstande dat de oppervlakte van een (kikker)poel niet meer mag bedragen dan 200 m²en dat de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m.
 
4.4.6 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Binnen deze bestemming mogen gronden worden gebruikt ten behoeve van:
  1. hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een periode van maximaal 8 maanden per jaar;
  2. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een periode van maximaal 3 maanden ter plaatse van de aanduiding 'waardevol beekdal' en 'cultuurhistorisch waardevolle akker';
  3. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een oppervlakte van maximaal 3 ha per bedrijf;
  4. hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een oppervlakte van maximaal 3 ha per bedrijf, mits de kortste afstand van de rand van de hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen tot aan het bouwvlak van het bijbehorende bedrijf gelijk aan of kleiner is dan 250 m" en geen sprake is van de aanduiding 'waardevol beekdal' en 'cultuurhistorisch waardevolle akker';
  5. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een oppervlakte van maximaal 1,5 ha per bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'waardevol beekdal' en 'cultuurhistorisch waardevolle akker'.
4.4.7 Streekbelevingscentrum
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - streekbelevingscentrum' mogen de gronden tevens worden gebruikt voor een streekbelevingscentrum, met dien verstande dat:
  1. de oppervlakte ten behoeve van detailhandel in streekproducten niet meer mag bedragen dan 100 m²;
  2. ten behoeve van ondersteunende horeca een oppervlakte voor de horecalocaliteit met een maximum van 100 m² is toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
4.5.1 Gebruik bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van huisvesting seizoensarbeiders
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het gebruik van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Een dergelijke huisvesting is noodzakelijk vanuit een oogpunt van de tijdelijke arbeidsbehoefte op het betreffende agrarisch bedrijf, waarbij de noodzaak van het aantal werknemers aangetoond dient te worden met een advies van de AAB.
  2. De huisvesting heeft uitsluitend betrekking op arbeiders die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest.
  3. De huisvesting vindt plaats in één of meerdere bedrijfsgebouw(en).
  4. De totale oppervlakte in gebruik ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders, in bestaande bedrijfsgebouwen en woonunits gezamenlijk, mag niet meer bedragen dan 500 m².
  5. De huisvesting vindt maximaal gedurende 8 maanden plaats.
  6. De huisvesting vindt plaats in binnen het bouwvlak gebouwde bebouwing.
  7. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  8. Het gebruik mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
4.5.2 Nevenfuncties
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 voor het toestaan van nevenfuncties bij agrarische bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De agrarische functie op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft.
  2. Nevenfuncties mogen uitsluitend worden uitgeoefend binnen het bouwvlak.
  3. Detailhandel in het kader van/ten behoeve van de nevenfuncties, anders dan productiegebonden detailhandel, is niet toegestaan.
  4. Nevenfuncties bij agrarische bedrijven zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied', met uitzondering van statische opslag, agrarisch technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven.
 
  1. De volgende nevenfuncties zijn toegestaan:
    1. Agrarisch technisch hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 600  900 m² ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' en voor het overige tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400  600 m².
    2. Zorgboerderijen, kinderboerderijen, maatschappelijke en culturele voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 375  500 m² ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' en voor het overige tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 250  375 m².
    3. Dagrecreatie tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 750 m² ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' en voor het overige tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 500 m².
    4. Niet-agrarische bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 600  900 m² ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' en voor het overige tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400  600 m².
    5. Ondersteunende horeca met een oppervlakte voor de horecalocaliteit van niet meer dan 30% van het totale overdekte en omsloten brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit met een maximum van 100 m².
    6. Een (boeren)terras bij ondersteunende horeca met een maximale oppervlake van 100  150 m².
  2. Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' de totale oppervlakte aan nevenfuncties, exclusief statische opslag, mag niet meer bedragen dan 1.200  1.600 m² en voor het overige niet meer mag bedragen dan 800  1.200 m².
  3. Buiten opslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan.
  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  5. Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
  6. De omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  7. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
4.5.3 Gebruik voormalige agrarische bedrijfswoningen als plattelandswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid artikel 4.4.1 voor het gebruik van een voormalige agrarische bedrijfswoning, daarbij behorende bijgebouwen en overkappingen en de bijbehorende gronden voor wonen (plattelandswoning)plattelandswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De woning ligt binnen het agrarisch bouwvlak.
  2. De veehouderij binnen het agrarisch bouwvlak is in werking.
  3. De woning ondervindt geen onevenredige milieubelemmeringen op de aspecten geluid, trilling, fijnstof of verkeer.
  4. De activiteit belemmert geen andere activiteiten in de omgeving.
  5. Er ontstaat geen onevenredige hinder op het gebied van milieu, infrastructuur, landschap, ecologie, hydrologie en archeologie.
  
  1. Uitsluitend de binnen het bouwvlak aanwezige bedrijfswoning mag gebruikt worden als plattelandswoning.
  2. Het agrarisch bedrijf binnen het agrarisch bouwvlak is in werking.
  3. Behalve ten behoeve van agrarisch gebruik, mogen de bijgebouwen en overkappingen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van huishoudelijk gebruik verband houdend met de woonfunctie.
  4. Er dient sprake te zijn van een verantwoord woon- en leefklimaat.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen voor omliggende (agrarische) bedrijven.
  6. Na toepassing van de onderhavige afwijkingsregeling kan geen aanspraak worden gemaakt op de oprichting van een extra woning.
  7. Eerder verleende vergunningen en /of afwijkingen voor nevenactiviteiten bij het voormalig bijbehorend bedrijf dienen te zijn ingetrokken en de nevenactiveiten dienen te zijn beeindigd.
  8. Voor het overige de regels in 4.2.6 en 4.2.7 met betrekking tot een bedrijfswoning en bijgebouwen en overkappingen van toepassing zijn.
4.5.4 Afwijken bewerken agrarische producten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 voor het bewerken van agrarische producten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De ondergeschikte activiteit past qua aard en omvang in de omgeving.
  2. Het te bewerken product is afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf danwel van de in de, binnen een straal van 20 km, directe omgeving gelegen agrarische bedrijven.
  3. Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
  4. De omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  7. Mestbewerking en -verwerking ten behoeve van andere agrarische bedrijven is niet toegestaan.
4.5.4a Afwijking ammoniakemissie
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 onder j en een toename van ammoniakemissie als gevolg van wijziging van aanwezige dieraantallen, diersoorten en/of stalsystemen toestaan indien:
  1. Dit niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie op Natura 2000 of;
  2. Toename van stikstofdepositie op Natura 2000 niet leidt tot een overschrijding van de kritische depositiewaarde van de habitats ter plaatse of;
  3. Toename van de stikstofdepositie op Natura 2000 wordt gesaldeerd door een in ieder geval gelijkwaardige afname van depositie uit andere bronnen.
4.5.5 Afwijken ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.4.2 voor het toestaan van een grotere oppervlakte van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. De totale oppervlakte die voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven wordt mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing van de woning en bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning.
  2. De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  4. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven.
  7. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning.
4.5.6 Buitenopslag
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de regels voor het toestaan van (permanente) buitenopslag, niet zijnde opslag in brandgevaarlijke goederen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het toepassen van de afwijking mag geen onevenredige beperking opleveren van de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven tot gevolg hebben.
  2. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  3. Ten minste 10% van de oppervlakte wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
  4. De hoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
4.5.7 Gebruik bedrijfsbebouwing veehouderij
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 onder a voor het gebruik van bebouwing binnen het bouwvlak ten behoeve van een veehouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het gebruik is enkel toegestaan ten behoeve van een veehouderij.
  2. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
  3. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
  4. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  5. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/ m³.
  6. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
4.5.8 Productiegebonden detailhandel buiten bedrijfsbebouwing
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.4.4 voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel buiten bestaande bedrijfsgebouwen, bouwvlak of bestemmingsvlak onder de volgende voorwaarden:
  1. De activiteit mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu en/of de in de omgeving aanwezige functie(s).
  2. De oppervlakte van de demontabele verkoopplek mag maximaal 15 m² bedragen.;
  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 m.
  4. De afstand tot bebouwing van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.
  5. De verkoop mag maximaal 6 maanden per jaar plaatsvinden.
  6. De activiteit mag niet leiden tot een (naar redelijke verwachting) onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid of leiden tot onveilige verkeersituaties.
  7. Het gebruik mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  8. Er wordt op eigen terrein, danwel anderszins , voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
4.5.9 Afwijken ten behoeve van gebruik van bestaande bebouwing voor een onderneming ten behoeve van een Zelfstandige Zonder Personeel.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, in de situaties waar toepassing is gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 4.5.3, een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.1 ten behoeve van het gebruik van bestaande bebouwing voor een onderneming ten behoeve van een Zelfstandige Zonder Personeel waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Maximaal 200 m² van de op het perceel aanwezige bebouwing, behorende bij de plattelandswoning, mag worden gebruikt voor de bedoelde onderneming.
  2. De bebouwingsregeling voor bijgebouwen bij de bedrijfswoning blijft van toepassing.
  3. Uitsluitend bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan.
  4. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  7. Het gebruik van de opstallen heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.
  8. De ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  9. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  10. Er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
4.5.10 Landschappelijke inpassing
De gronden en bouwwerken ter plaatse van de locaties Spierkesweg 5, Vresselse Akkers 7, Horst 8 en Schoootsedijk 35 mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een agrarisch bedrijf, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan voor de genoemde adressen zoals opgenomen in bijlage 07 bij deze regels.
 
4.5.11 Afwijken ten behoeve van stageverblijven
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 voor het toestaan van stageverblijven, met dien verstande dat:
  1. de noodzaak dient te worden aangetoond door middel van een advies van een deskundige;
  2. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden aangetast;
  3. maximaal 3 wooneenheden voor in totaal maximaal 6 personen zijn toegestaan;
  4. het oppervlak van een wooneenheid maximaal 55 m² bedraagt;
  5. de stageverblijven binnen bestaande bebouwing worden opgericht en er geen sprake mag zijn van zelfstandige wooneenheden;
  6. er geen milieuhygiënische beperking in de agrarische bedrijfsvoering plaatsvindt van nabij gelegen agrarische bedrijven.
 
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
4.6.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zoals aangegeven in onderstaande tabel:
 
Tabel omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
'Awg' Aardkundig waardevol gebied
'Chwa' Cultuurhistorisch waardevolle akker
'Chwg' Cultuurhistorisch waardevol gebied
'Lgd' Leefgebied dassen
'Wb' Waardevol beekdal
'Lgs' Leefgebied struweelvogels'
  
 
Aanduiding

Werken en werkzaamheden
 
Awg
 
Chwa
 
Chwg
 
Lgd
 
Wb
 
Lgs
 
1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd, m.u.v. waterpoelen tot een oppervlakte van 200 m² en een diepte van 1,5 m of indien een ontgrondingvergunning is vereist  
OV  
OV  
OV  
OV  
OV  
-  
2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld, m.u.v. de vervanging van ondergrondse leidingen  
OV  
OV  
OV  
OV  
-  
-  
3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling en/of bronnering  
OV  
-  
-  
OV  
OV  
-  
4. het verlagen van de grondwaterstand door het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren  
OV  
-  
OV  
OV  
OV  
-  
6. het wijzigen van de bergingscapaciteit via het ophogen van gronden en het aanleggen van dammen, dijken of kaden  
-  
-  
-  
-  
-  
-  
7. het verwijderen of rooien(vellen) van bos en/of andere grote houtopstanden  
-  
NVT  
NVT  
NVT  
NVT  
NVT  
8. het verwijderen of rooien (vellen) van natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie  
-  
OV  
OV  
OV  
OV  
OV  
9. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand houtgewas met agrarische productiefunctie  
-  
OV  
-  
-  
NT  
-  
10. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie  
-  
OV  
OV  
-  
OV  
-  
11. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur  
-  
-  
-  
OV  
OV  
-  
12. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen  
OV  
OV  
OV  
OV  
OV  
OV  
13. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m² per perceel  
-  
OV  
OV  
OV  
-  
OV  
14. het omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur  
-  
-  
-  
-  
OV-  
-  
 
OV = omgevingsvergunning vereist
NT = niet toegestaan
NVT = niet van toepassing
- = toegestaan zonder omgevingsvergunning
 
4.6.2 Uitzonderingen
Het in lid 4.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een vastgesteld projectplan en/of een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. binnen het bouwvlak en/of het differentiatievlak plaatsvinden;
  4. het aanleggen en/of wijzigen van (kikker)poelen, zoals genoemd in lid 4.4.5, betreffen.
4.6.3 Toelaatbaarheid
  1. De in lid 4.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
  2. Voor wat betreft de verdere afwegingsaspecten en beoordelingscriteria geldt de 'Tabel ingrepen / effect BP Buitengebied' (bijlage).
4.7 Wijzigingsbevoegdheden
 
4.7.1 Vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Ten behoeve van de vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak' gelden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - veehouderijen' en 'intensieve veehouderij' naast het bepaalde onder c, de navolgende aanvullende voorwaarden:
    1. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
    2. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
    3. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/ m³.
  2. Het bepaalde in lid a is niet van toepassing indien de uitbreiding van de bebouwing:
    1. niet wordt gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij;
    2. voorzieningen betreft, geen gebouwen zijnde, voor de opslag van ruwvoer.
  3. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:
    1. De totale oppervlakte van het bouwvlak niet mag worden vergroot.
    2. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
    3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
    4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
    5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
    6. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing ook direct aansluitend aan het bouwvlak mag worden gerealiseerd.
    7. Wijziging is niet mogelijk binnen de EHS Ecologische Hoofdstructuur en binnen 10 m van het hart van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied (zoekgebied evzecologische verbindingszone + natuurontwikkelingsgebied)'.
4.7.2 Vergroting bouwvlak intensieve veehouderijen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van de aanduiding bouwvlak van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' ‘overige zone – beperking veehouderij’ is vergroting niet toegestaan.
  2. Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha Vergroting is toegestaan met 15% tot maximaal 1,5 ha, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. Aanwezig zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse.
    2. Zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte.
    3. De beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.
  3. Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha uitsluitend op een duurzame locatie vergroting toegestaan tot 1,5 ha, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. Aanwezig zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse.
    2. Zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte.
    3. De beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.
  4. Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting toegestaan tot 1,5 ha.
  5. Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied' is voor bouwvlakken met een omvang van 1,5 ha of meer en die geheel zijn benut eenmalige vergroting tot 1 januari 2013 toegestaan, uitsluitend om te kunnen voldoen aan de huisvestingseisen voortvloeiend uit het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij en uit de op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gestelde eisen.
  6. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij is tot 1 juni 2012 vergroting niet toegestaan.
  7. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
 
  1. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
  2. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
  3. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  4. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/ m³.
  5. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
  6. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
    1. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
    2. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
    3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
    4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
    5. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak moet ook direct aansluitend aan het bouwvlak mag worden gerealiseerd.
    6. Wijziging is niet mogelijk binnen de EHS en binnen 10 m van het hart van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied (zoekgebied evz + natuurontwikkelingsgebied)'.
    7. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
    8. De wijziging is niet mogelijk ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen.
4.7.2a Vergroting bouwvlak veehouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een veehouderij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - veehouderij' (zonder aanduiding 'intensieve veehouderij'), waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Uitbreiding van het bouwvlak ten behoeve van een veehouderij is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperking veehouderij', tenzij aangetoond is dat er sprake is van een grondgebonden veehouderij waarbij tevens moet worden voldaan aan het bepaalde onder b tot en met h.
  2. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot maximaal 1,5 ha.
  3. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
  4. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
  5. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  6. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/ m³.
  7. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
  8. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
    1. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
    2. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
    3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
    4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
    5. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak moet ook direct aansluitend aan het bouwvlak mag worden gerealiseerd.
    6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
    7. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
    8. De wijziging is niet mogelijk ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen.
    9. Wijziging is niet mogelijk binnen de EHS en binnen 10 m van het hart van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied (zoekgebied evz + natuurontwikkelingsgebied)'.
4.7.3 Vergroting bouwvlak overige intensieve kwekerijen, glastuinbouwbedrijven en agrarische bedrijven overig
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,7  1,5 ha.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a mag, indien het geldende bouwvlak ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds meer bedraagt dan 1,7  1,5 ha, het bouwvlak worden vergroot met maximaal 15%.
  3. Voor intensieve kwekerijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve kwekerij' geldt dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.
  4. Voor glastuinbouw ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' geldt dat uitbreiding van het bouwvlak is toegestaan tot 3,5 ha, met dien verstande dat:
    1. de oppervlakte aan netto glas niet meer mag bedragen dan 3 ha;
    2. de aanduiding 'glastuinbouw' niet mag worden uitgebreid binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied'.
    3. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' een vergroting ten behoeve van glastuinbouwbedrijven niet is toegestaan.
  5. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
    1. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
    2. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
    3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
    4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
    5. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing zowel binnen als ook direct grenzend aan het bouwvlak moet kan worden gerealiseerd.
    6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
    7. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
    8. De wijziging is niet mogelijk ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen.
    9. Wijziging is niet mogelijk binnen de EHS en binnen 10 m van het hart van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied (zoekgebied evz + natuurontwikkelingsgebied)'.
4.7.4 Uitbreiden of aanbrengen aanduiding ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – teeltondersteunende voorzieningen' uit te breiden of een nieuwe aanduiding op de verbeelding aan te brengen ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. Het is niet mogelijk binnen het bouwvlak Binnen het bestaande bouwvlak is geen ruimte aanwezig om de permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.
  2. De aanduiding dient aansluitend aan het bouwvlak te liggen.
  3. De oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' mag maximaal 1,5 ha bedragen.
  4. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'waardevol beekdal' en ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevolle akker'.
  5. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de waterbeheerder.
  6. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
  7. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  8. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  9. Ten minste 10% van het gebied wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing ook direct aansluitend aan het bouwvlak mag worden gerealiseerd.
  10. De wijziging leidt niet tot een oppervlakte aan permanente teeltondersteunende voorzieningen groter dan 1,5 ha per bedrijf.
  11. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  12. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  13. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een terzake deskundige (AAB).
4.7.5 Uitbreiden of aanbrengen aanduiding ten behoeve van waterbassin
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – waterbassin' uit te breiden of een nieuwe aanduiding aan te brengen ten behoeve van een waterbassin indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak een waterbassin te realiseren of uit te breiden of binnen een gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterbassin' een waterbassin uit te breiden.
  2. De oppervlakte van het waterbassin mag niet meer bedragen dan 1.500 m².
  3. De bouwhoogte van het waterbassin mag niet meer bedragen dan 3 m.
  4. De waterbassins dienen zodanig afgeschermd te zijn, dat ze vanaf openbaar gebied niet toegankelijk zijn voor derden.
  5. Het uitbreiden of aanbrengen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterbassin' dient plaats te vinden aansluitend aan de bestaande aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterbassin' of het bestaande bouwvlak.
  6. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
  7. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  8. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  9. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  10. Per bouwvlak is aansluitend maximaal één aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterbassin' toegestaan.
  11. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.7.6 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', ‘glastuinbouw’, ‘intensieve kwekerij’ en het verkleinen van het bouwvlak.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduiding 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agarisch - veehouderij', ‘glastuinbouw’, ‘intensieve kwekerij’ wordt verwijderd en tevens indien noodzakelijk het bouwvlak wordt verkleind, indien de betreffende bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd en/of is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, en/of veehouderij, niet zijnde intensieve veehouderij.de aanduiding 'intensieve veehouderij uitgesloten' wordt opgenomen, indien de betreffende intensieve veehouderij ter plaatse is beëindigd en is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.
 
4.7.7 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – vab' ten behoeve van de vestiging van een reëel agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - vab' wordt verwijderd ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf of de ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. De wijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een grondgebonden bedrijf en - op duurzame locaties - een niet grondgebonden bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf.
  2. De wijziging naar 'intensieve veehouderij' of 'intensieve kwekerij' mag uitsluitend plaatsvinden op bestemmingsvlakken die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied' of op een duurzame locatie ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – verwevingsgebied'. Ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij uitgesloten':
    1. is wijziging naar 'intensieve veehouderij' niet mogelijk;
    2. wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij uitgesloten' overgenomen in het wijzigingsplan.
  3. De wijziging ten behoeve van een veehouderij is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’.
  4. Ter plaatse van de aanduiding 'beperking veehouderij ', is oprichting van een veehouderij niet toegestaan tenzij er sprake is van een grondgebonden veehouderij waarbij, naast de voorwaarden als genoemd onder j tot en met o, tevens moet worden voldaan aan het bepaalde onder e tot en met i.
  5. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij .
  6. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
  7. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  8. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/ m³.
  9. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
  10. De omvang van het bouwvlak mag na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid niet meer bedragen dan 1,5 ha.
  11. Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
  12. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  13. Uitbreiding van de veestapel kan slechts plaatsvinden indien is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.
  14. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  15. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
4.7.8 Wijzigen ten behoeve van omschakeling naar intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat aan de bouwvlakken zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch -intensieve veehouderij' deze aanduiding wordt toegevoegd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De wijziging naar 'intensieve veehouderij' mag plaatsvinden op bouwvlakken die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied' alsmede ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' voor zover het duurzame locaties voor intensieve veehouderij betreft.
  2. De wijziging is niet mogelijk ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij uitgesloten'.
 
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperking veehouderij' is omschakeling naar een veehouderij niet toegestaan tenzij er sprake is van een grondgebonden veehouderij.
  2. De wijziging ten behoeve van een veehouderij is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie'.
  3. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
  4. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
  5. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  6. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/ m³.
  7. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
  8. het bouwvlak ten hoogste 1,5 hectare bedraagt.
  9. Wijziging binnen de EHS en binnen 10 m van het hart van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied (zoekgebied evz + natuurontwikkelingsgebied)' is niet toegestaan.
  10. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
  11. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  12. Uitbreiding van de veestapel kan slechts plaatsvinden indien is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.
  13. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  14. De wijziging is hydrologisch neutraal. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
  15. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing ook direct aansluitend aan het bouwvlak mag worden gerealiseerd.
  16. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.7.9 Wijzigen ten behoeve eerste agrarische bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van de eerste agrarische bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.
  2. De bedrijfswoning dient binnen het bouwvlak te worden opgericht.
  3. De wijziging kan alleen worden toegepast ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf.
  4. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  5. De bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  6. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een terzake deskundige (AAB).
  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  8. Er is geen gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid als vermeld in lid 4.7.10.
  9. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
4.7.10 Wijzigen ten behoeve verwijderen aanduiding 'relatie'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'relatie', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Er dient sprake te zijn van twee reëel agrarische bedrijven.  Middels een advies van de AAB dient aangetoond te zijn dat er sprake is van twee reëel agrarische bedrijven'.
  2. Het aantal bedrijfswoningen mag niet toenemen.
  3. Als door toepassing te geven aan deze wijzigingsbevoegdheid ten opzichte van het geldende bestemmingsplan een planologische regeling ontstaat die een intensieve veehouderij mogelijk maakt, is toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend mogelijk binnen een landbouwontwikkelingsgebied. niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperking veehouderij', tenzij er sprake is van een grondgebonden veehouderij waarbij tevens moet worden voldaan aan het bepaalde onder d tot en met n.
  4. De omvang van het bouwvlak mag na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid niet meer bedragen dan 1,5 ha.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  7. De wijziging is hydrologisch neutraal. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
  8. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing ook direct aansluitend aan het bouwvlak mag worden gerealiseerd.
  9. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
  10. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
  11. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  12. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/ m³.
  13. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
  14. Uitbreiding van de veestapel kan slechts plaatsvinden indien is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.
4.7.11 Wijziging naar Bedrijf ten behoeve van opslag
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van de binnenopslag van statische goederen, met uitzondering van brandgevaarlijke goederen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De opslag dient zich te beperken tot statische (binnen)opslag in bestaande gebouwen waarbij buitenopslag niet is toegestaan.
  2. De oppervlakte van het bestemmingsvlak met de bestemming 'Bedrijf' mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' niet meer bedragen dan 5.000 m².
  3. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  4. Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie de bijlagen) zijn toegestaan, alsmede bedrijven in categorie 3.1 voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met bedrijven in categorie 2.
  5. De oppervlakte aan bedrijvigheid per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 1.000 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven en opslag in kassen niet is toegestaan.
  6. In afwijking van het bepaalde onder b geldt ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' een maximale oppervlakte van 2.000 m².
  7. Opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.
  8. Detailhandel is niet toegestaan.
  9. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  10. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  11. De vestiging van het bedrijf leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  12. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  13. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  14. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  15. In aanvulling op het bepaalde onder c mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 5.000 m².
4.7.12 Wijziging naar Bedrijf ten behoeve van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van het vestigen van een agrarisch technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte van het bestemmingsvlak met de bestemming 'Bedrijf' mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' niet meer bedragen dan 5.000 m².
  2. De oppervlakte aan bedrijvigheid per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing te worden teruggebracht tot 400  600 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
  3. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  4. In afwijking van het bepaalde onder b geldt ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' dat de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie door sloop van overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden teruggebracht tot 600  900 m², waarbijcultuurhistorisch waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
  5. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  6. Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie de bijlagen) zijn toegestaan, alsmede bedrijven in categorie 3.1 voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met bedrijven in categorie 2.
  7. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  8. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  9. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  10. De vestiging van het bedrijf leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  11. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  12. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  13. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  14. In aanvulling op het bepaalde onder c mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 1,5 ha tenzij de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel'. In dat geval mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer dan 5000 m2 bedragen.
4.7.13 Wijziging naar Bedrijf ten behoeve van niet-agrarische bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van het vestigen van een niet-agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte van het bestemmingsvlak met de bestemming 'Bedrijf' mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' niet meer bedragen dan 5.000 m².
  2. De wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', waarbij de oppervlakte aan niet-agrarische bedrijfsbebouwing na sloop van alle overtollige bedrijfsbebouwing maximaal 600  900 m² mag bedragen.
  3. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  4. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  5. Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie de bijlagen) zijn toegestaan, alsmede bedrijven in categorie 3.1 voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met bedrijven in categorie 2.
  6. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  7. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.  Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  8. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  9. De vestiging van het bedrijf leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  10. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  11. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  12. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  13. De oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m².
4.7.14 Wijziging naar Sport ten behoeve van manege
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Sport' met de aanduiding 'manege' ten behoeve van de vestiging van een manege met ondersteunende horeca, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  2. Het bouwvlak mag niet worden vergroot.
  3. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  4. Deze wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie'.
  5. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  6. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  7. De vestiging van het bedrijf leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  8. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  10. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  11. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  12. Ondersteunende horeca is na wijziging toegestaan met een oppervlakte voor de horecalocaliteit van niet meer dan 30% van het totale overdekte en omsloten brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit met een maximum van 100 m².
  13. In aanvulling op het bepaalde onder k mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 5.000 m².
4.7.15 Wijziging naar Maatschappelijk
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Maatschappelijk', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 400  600 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' dat de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht dient te worden tot 600  900 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  3. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  4. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  5. Ondersteunende horeca is na wijziging toegestaan met een oppervlakte voor de horecalocaliteit van niet meer dan 30% van het totale overdekte en omsloten brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit met een maximum van 100 m².
  6. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  7. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.  Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  8. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  9. De vestiging van de zorgvoorziening leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  10. De vestiging van de zorgvoorziening mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  11. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  12. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  13. In aanvulling op het bepaalde onder c mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 5.000 m².
4.7.16 Wijziging naar Natuur ten behoeve van natuurkampeerterrein
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Natuur' met de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurkampeerterrein' ten behoeve van een natuurkampeerterrein, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het natuurkampeerterrein is gelegen in een aaneengesloten gebied van ten minste 25 ha, waarvan in ieder geval de helft bestaat uit bos of natuurgebied.
  2. De oppervlakte van het al dan niet aaneengesloten natuurkampeerterrein mag niet meer bedragen dan 1 ha.
  3. Het aantal standplaatsen mag niet meer bedragen dan 40.
  4. Er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen niet minder mag bedragen dan 110% van het aantal standplaatsen.
  5. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.  Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  6. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  7. De vestiging van het natuurkampeerterrein leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  8. De vestiging van het natuurkampeerterrein mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  10. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.7.17 Wijziging naar Recreatie ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Recreatie' ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 500 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding "bebouwingsconcentratie" dat de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht dient te worden tot 750 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  3. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  4. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  5. Ondersteunende horeca is na wijziging toegestaan met een oppervlakte voor de horecalocaliteit van niet meer dan 30% van het totale overdekte en omsloten brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit met een maximum van 100 m².
  6. Kleinschalig kamperen en kleinschalig logeren kunnen als nevenfunctie worden toegestaan, waarbij moet worden voldaan aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 32.
  7. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  8. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.  Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  9. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  10. De vestiging van de recreatieve voorziening leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  11. De vestiging van de recreatieve voorziening mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  12. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  13. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  14. In aanvulling op het bepaalde onder c mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 5.000 m².
4.7.18 Wijziging naar Recreatie ten behoeve van landschapscamping
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Recreatie' ten behoeve van een landschapscamping, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De landschapscamping is gelegen in een aaneengesloten gebied van ten minste 5 ha bos, natuur en/of landgoed.
  2. De oppervlakte per standplaats mag niet minder bedragen dan 300 m².
  3. Het aantal standplaatsen mag niet meer bedragen dan 60.
  4. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  5. De oppervlakte aan te realiseren landschap per standplaats mag niet minder bedragen dan 1.000 m².
  6. Er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen niet minder mag bedragen dan 110% van het aantal standplaatsen.
  7. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  8. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.  Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  9. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  10. De vestiging van de landschapscamping leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  11. De vestiging van de landschapscamping mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  12. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  13. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.7.19 Wijziging naar Recreatie ten behoeve van groepsaccommodatie
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Recreatie' ten behoeve van een groepsaccommodatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 500 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' dat de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht dient te worden tot 750 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  3. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  4. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  5. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  6. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied'.  Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  7. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  8. De vestiging van de groepsaccommodatie leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  9. De vestiging van de groepsaccommodatie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  11. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.7.20 Wijzigen naar Wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, waarbij rekening wordt gehoud met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing en hHet bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning en het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning en bijbehorende tuinen, erven en verhardingen.
  2. De oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij de voormalige agrarische bedrijfswoning dient door sloop van overtollige bedrijfsbebouwing teruggebracht te worden tot een gezamenlijke oppervlakte van 100 m², tenzij toepassing wordt gegeven aan de regeling in lid c of sprake is van een situatie als bedoeld in lid d.
  3. Bij sloop van alle overtollige bedrijfsbebouwing, mag ofwel 25% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³ ofwel 25% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de gezamenlijke maximale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 200 m² waarbij alle bijgebouwen en overkappingen, met een oppervlakte groter dan 100 m², dienen te worden gesloopt.
  4. Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen dienen te allen tijde gehandhaafd dienen te blijven.
  5. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  6. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', tenzij de locatie is gelegen in een bebouwingsconcentratie of woonconcentratie.
  7. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van het LOG Jekschot.
  
  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  2. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  3. De woning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  4. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  5. Aan de gronden die met toepassing van deze wijziging vallen buiten het bestemmingsvlak wonen, wordt de gebiedsbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' toegekend.
  6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.7.21 Wijzigen naar Wonen ten behoeve van boerderijsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen naar 'Wonen' met de aanduiding tweeaaneen (TAE) voorzover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft ten behoeve van splitsing van de woning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, waarbij rekening wordt gehoud met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing en het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning en bijbehorende tuinen, erven en verhardingen.
  2. Het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning en het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning en bijbehorende tuinen
  3. Splitsing is alleen toegestaan indien het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft.
  
  1. De bouwmassa van de voormalige agrarische bedrijfswoning dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m³.
  2. Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 350 m³.
  3. De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij de voormalige agrarische bedrijfswoning dient door sloop van overtollige bedrijfsbebouwing na splitsing van de voormalige bedrijfswoning teruggebracht te worden tot 100 m² per woning, tenzij toepassing wordt gegeven aan de regeling in lid f  e of sprake is van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen die gehandhaafd dienen te blijven.
  4. Bij sloop van alle overtollige bedrijfsbebouwing, mag 25 % van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 200 m² per woning waarbij alle bijgebouwen en overkappingen, met een oppervlakte groter dan 100 m², dienen te worden gesloopt, met dien verstande dat cultuurhistorisch waardevolle gebouwen te allen tijde gehandhaafd dienen te blijven.
  5. Het bestaande architectonische karakter van de voormalige agrarische bedrijfswoning en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet wezenlijk aangetast worden.
  6. Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
  7. De woningen dienen aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  8. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', tenzij de locatie is gelegen in een bebouwingsconcentratie of woonconcentratie.  Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  9. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  10. De woning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  11. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  12. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  13. De toename van het aantal woningen dient in overeenstemming te zijn met het provinciaal en gemeentelijk woningbouwprogramma.
  14. Aan de gronden die met toepassing van deze wijziging vallen buiten het bestemmingsvlak wonen, wordt de gebiedsbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' toegekend.
Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden
     
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Agrarisch met waarden – Natuur- en Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarische doeleinden, in het kader van bedrijfsmatige agrarische activiteiten, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  2. grondgebonden agrarische bedrijven, te exploiteren als bedrijfsmatige agrarische activiteiten, met uitzondering glastuinbouwbedrijven, intensieve kwekerijen, intensieve veehouderijen en veehouderijen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    1. 'glastuinbouw' tevens glastuinbouwbedrijven zijn toegestaan;
    2. 'intensieve kwekerij' tevens een intensieve kwekerij is toegestaan;
    3. ‘intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch – intensieve veehouderij begrensd' tevens een intensieve veehouderij is toegestaan;
    4. ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – veehouderij’ een veehouderij, niet zijnde een intensieve veehouderij, is toegestaan;
    5. ’intensieve veehouderij uitgesloten' geen intensieve veehouderij is toegestaan, ook niet als vervolgactiviteit;
 
    1. 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij geiten en schapen' en 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij begrensd geiten en schapen' tevens een intensieve geiten en schapenhouderij is toegestaan;
    2. 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - persoonsgebonden overgangsrecht' tevens het persoonsgebonden overgangsrecht als bedoeld in artikel 35.3 van toepassing is;
    3. een sleufsilo buiten het bouwvlak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - sleufsilo';
  1. Vrijkomende Agrarische Bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – vab' waar uitsluitend het bestaande agrarisch gebruik is toegestaan;
  2. geen bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning uitgesloten';
  3. een agrarisch bedrijfsgebouw buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – agrarisch bedrijfsgebouw’;
  4. een uitkijktoren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – uitkijktoren’;
  5. een schuilgelegenheid ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – schuilgelegenheid’;
  6. een kapel ter plaatse van de aanduiding ‘religie’;
  7. een rijbak ter plaatse van de aanduiding ‘rijbak’
  8. propaantanks (tot 5 m³) mits de veiligheidsafstand tenminste 7,5 meter bedraagt tussen een propaantank en een beperkt kwetsbaar object;
  9. bedrijfswoningen;
  10. plattelandswoningen zoals aangegeven in bijlage 04a ‘Plattelandswoningen’ bij deze regels;
  11. mantelzorgwoningen zoals aangegeven in bijlage 04b ‘Mantelzorgwoningen’ bij deze regels;
  12. de uitoefening van nevenfuncties, ondergeschikt aan het agrarisch bedrijf;
  13. nevenactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 05 'Nevenactiviteiten' bij deze regels
  14. agrarische activiteiten bij wijze van hobby;
  15. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  16. mestbewerking en -verwerking voor het eigen bedrijf;
  17. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  18. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
    1. leefgebied dassen ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied dassen';
    2. leefgebied kwetsbare soort(en) ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied kwetsbare soorten';
    3. leefgebied struweelvogels ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied struweelvogels';
    4. leefgebied weidevogels ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied weidevogels';
  19. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
    1. aardkundig waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding 'aardkundig waardevol gebied';
    2. cultuurhistorisch waardevolle akkers ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevolle akker';
    3. cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied';
    4. waardevolle beekdalen ter plaatse van de aanduiding 'waardevol beekdal';
  20. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  21. water en waterhuishoudkundige voorzieningen en (kikker)poelen;
  22. waterbassins binnen een bouwvlak of differentiatievlak;
  23. groenvoorzieningen;
  24. extensief recreatief medegebruik, waaronder een kano-uitstapplaats ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kanouitstapplaats'.
  25. productiegerichte paardenhouderijen.
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
  2. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding 'relatie' is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak. Indien toepassing is gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 5.5.3 is binnen het agrarisch bouwvlak tevens bebouwing ten behoeve van een plattelandswoning toegestaan.
  3. Nieuwe bedrijfsbebouwing is alleen toegestaan ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf of een nog te ontwikkelen reëel agrarisch bedrijf, onder de voorwaarde dat bestaande bedrijfsbebouwing (die in gebruik is voor statische opslag) eerst wordt aangewend ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering.
  4. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan tenzij anders is bepaald.
  5. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
    1. de afstand tot de as van de weg waaraan gebouwen worden gebouwd niet minder mag bedragen dan:
      1. 60 m in geval van de Rijksweg 50;
      2. 30 m voor een interlokale weg, de Sonseweg of de Nijnselseweg;
      3. 25 m voor overige verharde en onverharde wegen dan wel spoorwegen.
    2. de afstand tussen gebouwen niet minder mag bedragen dan 3 m.
    3. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m.
  6. De oppervlakte aan hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag in totaal niet meer bedragen dan 1,5 ha per bedrijf.
  
  1. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij geiten en schapen' geldt tot 1 juni 2012 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning niet is toegestaan.
  2. Langgevelboerderijen mogen niet worden uitgebreid met bedrijfsgebouwen.
  3. Nieuwbouw ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan.
  4. Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'.
  5. Teeltondersteunende kassen zijn alleen toegestaan binnen een bouwvlak. Bedrijfswoningen mogen niet worden uitgebreid met bedrijfsgebouwen.
  6. In afwijking van de in de planregels voorgeschreven dakhelling mag, indien een gebouw wordt voorzien van een kap, maximaal 40% van een gebouw worden voorzien van een platte afdekking;  in dat geval is de aangegeven goothoogte tevens de maximale hoogte van de platte afdekking.
5.2.2 Bedrijfsgebouwen, met uitzondering van kassen
5.2.2a Bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - veehouder gelden de volgende bepalingen:
  1. De goothoogte bedraagtmag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  2. De bouwhoogte bedraagtmag niet meer bedragen dan 11 m.
  3. De oppervlakte van een rijhal mag niet meer bedragen dan 1.000 m².
  4. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - intensieve veehouderij begrensd' is geen uitbreiding van gebouwen voor dierplaatsen toegestaan.
 
  1. De bebouwing ten dienste van veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- veehouderij', met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning en bijgebouwen bij de bedrijfswoning, heeft ten hoogste de omvang van:
    1. de gebouwen die op het tijdstip van het terinzage leggen van het ontwerp van het onderhavige bestemmingsplan legaal aanwezig of in uitvoering zijn;
    2. de bebouwing die gebouwd mag worden krachtens een verleende omgevingsvergunning.
  2. In afwijking van het bepaalde onder c is uitbreiding van de gebouwen toegestaan, mits:
    1. is geborgd dat de gebouwen alleen gebruikt worden voor een ter plaatse toegelaten nevenfunctie;
    2. is geborgd dat de oppervlakte van de bestaande gebouwen waar dieren worden gehouden niet toeneemt;
    3. uitbreiding van gebouwen niet plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperking veehouderij'.
  3. In afwijking van het bepaalde onder c is uitbreiding van bouwwerken toegestaan uitsluitend voor zover het voorzieningen betreft, geen gebouwen zijnde, voor de opslag van ruwvoer en uitbreiding van die bouwwerken niet plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding ‘beperking veehouderij’
5.2.2b Bedrijfsgebouwen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven gelden de volgende voorwaarden :
  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m.
  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 11 m.
 
Het bouwen van kassen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak alsmede binnen de begrenzing van de bouwaanduiding 'glastuinbouw', waarvoor de volgende bepalingen gelden:
  1. oprichting van de kassen is toegelaten binnen de begrenzing van de bouwaanduiding ‘glastuinbouw’ alsmede binnen het bouwvlak.
  2. De totale oppervlakte aan glasopstand mag niet meer bedragen dan 3 ha netto glas.
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
5.2.2c Bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven, overig
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven, overig, gelden de volgende voorwaarden:
  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m.
  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 11 m.
5.2.3 Voor rijhallen gelden de volgende bepalingen:
  1. De oppervlakte van een rijhal mag per bouwvlak niet meer bedragen dan 1.000 m².
  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.
5.2.3a Specifiek agrarisch bedrijfsgebouw buiten het bouwvlak
Een specifiek agrarisch bedrijfsgebouw buiten het bouwvlak is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- agrarisch bedrijfsgebouw', waarbij:
  1. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goothoogte;
  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
  3. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte.
5.2.3b schuilgelegenheid
Een schuilgelegenheid is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- schuilgelegenheid', waarbij:
  1. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goothoogte;
  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
  3. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte.
5.2.3c uitkijktoren
Een uitkijktoren is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- uitkijktoren', waarbij:
  1. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goothoogte;
  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
  3. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte.
5.2.3d sleufsilo buiten het bouwvlak
een sleufsilo buiten het bouwvlak is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - sleufsilo' waarbij:
  1. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte.
  2. De oppervlakte  niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte.
5.2.4 Teeltondersteunende kassen
Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende bepalingen:
  1. Nieuwe teeltondersteunende kassen of uitbreiding van teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan.
  2. Bestaande teeltondersteunende kassen zijn toegestaan onder de volgende bepalingen:
    1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.000 m².
    2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
5.2.5 Permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen.
Voor het bouwen van permanent teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.
  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat bouwhoogte van boomteelthekken niet meer mag bedragen dan 2 m.
  3. De oppervlakte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken, mag niet meer bedragen dan 1 ha.
  4. Overige permanente teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken zijn niet toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'kwetsbare soorten', 'weidevogels' en 'waardevol beekdal', tenzij er een differentiatievlak voor teeltondersteunende voorzieningen is aangegeven.
5.2.6 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
  2. De inhoud van een bedrijfswoning, inclusief de bijgebouwen, met uitzondering van de vrijstaande bijgebouwen, die ten dienste staan van de primaire woonfunctie, mag niet meer bedragen dan 750 m³.
  3. In afwijking van het bepaalde onder b mogen bestaande (woon)boerderijen geheel als bedrijfswoning mag worden gebruikt.
  4. In afwijking van het bepaalde in b, f en g mag, bij herbouw van de bedrijfswoning, indien de inhoud van de bestaande bedrijfswoning groter is dan 750 m3, de bestaande oppervlakte worden herbouwd mits bij de herbouw de bestaande goot- en nokhoogte wordt toegepast;
  5. Oprichting van een eerste bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan als is aangetoond dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is (rekening houdend met omvang, continuïteit, en bedrijfstechnische noodzaak).
  6. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  7. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
  8. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12º.
  9. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60º.
  10. Ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – persoonsgebonden overgangsrecht' is het persoonsgebonden overgangsrecht uit lid 35.3 van toepassing.
5.2.7 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  2. Vrijstaande bijgebouwen Bijgebouwen en vrijstaande overkappingen dienen op een afstand van ten minste 5 m van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
  5. De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 100 m².
  6. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
  7. In uitzondering op het bepaalde in lid c en d mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,5 m.
5.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m , met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m.
  2. De bouwhoogte van sleufsilo's en keerwanden mag niet meer mag bedragen dan 3 m.
  3. De bouwhoogte van stapmolens en longeercirkels mag niet meer bedragen dan 5 m  3 m.
  4. De bouwhoogte van licht- en antennemasten mag niet meer bedragen dan 12 m.
  5. De bouwhoogte van torensilo's, melksilo’s en mestsilo's mag niet meer bedragen dan 12 m.
  6. De oppervlakte aan hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag in totaal niet meer mag bedragen dan 1,5 ha per bedrijf.
  7. De bouwhoogte van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  8. De bouwhoogte van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  9. De bouwhoogte van overige permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  10. De bouwhoogte van boomteelthekken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2  3 m.
  11. Overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning, anders dan bedoeld in artikel 5.2.6, zijn niet toegelaten.
5.2.9 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
  1. PaardenbakkenRijbakken, longeercirkels, sleufsilo's, en keerwanden en overkappingen zijn niet toegestaan.
  2. De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m en met dien verstande dat de afrastering een open karakter dient te hebben.
  3. Terreinafscheidingen (niet zijnde erfafscheidingen) zijn toegestaan in de vorm van veekerende afrasteringen tot een bouwhoogte van 1,50 m.
  4. De oppervlakte aan hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag in totaal niet meer bedragen dan 1,5 ha per bedrijf, met dien verstande dat deze niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding, 'leefgebied kwetsbare soorten' en 'leefgebied weidevogels.
  5. Hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het bouwvlak.
  6. De bouwhoogte van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  7. De bouwhoogte van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  8. De bouwhoogte van overige teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken, mag in een gebied met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' niet meer bedragen dan 3 m.
  9. De bouwhoogte van boomteelthekken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat boomteelthekken niet zijn toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'kwetsbare soorten', 'weidevogels' en 'waardevol beekdal', tenzij er een differentiatievlak voor teeltondersteunende voorzieningen is aangegeven.
5.2.10 Kapel
Een kapelletje is uitstluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘religie’, waarbij:
  1. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
  2. De oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15 m².
5.3 Afwijken van de bouwregels
 
5.3a.1 Vergroting oppervlakte bedrijfsbebouwing veehouderij
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder a voor de uitbreiding van bebouwing binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- veehouderij', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Uitbreiding van bebouwing ten behoeve van een veehouderij is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'beperking veehouderij ', tenzij er sprake is van een grondgebonden veehouderij waarbij tevens moet worden voldaan aan het bepaalde onder b tot en met e.
  2. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
  3. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
  4. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  5. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/ m³.
  6. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
5.3.1 Verkleinen afstand tot as van de weg
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand tot de as van de weg, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De afwijking is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
  2. De afstand tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 10 m.
  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  4. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  5. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
5.3.2 Verkleinen afstand tot perceelsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mits:
  1. dit voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is;
  2. de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden, die van de aangrenzende gronden daaronder begrepen;
  3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  4. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
5.3.3 Bouwen schuilgelegenheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 voor het bouwen van schuilgelegenheden ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. lid 5.2.1 voor het bouwen van schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. De schuilgelegenheden dienen noodzakelijk te zijn voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
    2. Het aantal schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 1 per 1,5 ha agrarisch gebied aaneengesloten eigendom, waarbij het maximum aantal schuilgelegenheden 2 bedraagt.
    3. De oppervlakte per schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 35 m².
    4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
    5. Van de schuilgelegenheid dient ten minste 1/6 deel open te blijven.
    6. De onderlinge afstand tussen schuilgelegenheden per aaneengesloten eigendom bedraagt ten minste 100 m.
    7. De afstand tot aan de as van de weg waaraan wordt gebouwd, mag niet minder bedragen dan 20 meter.
    8. De schuilgelegenheden worden landschappelijk ingepast.
  2. lid 5.2.1 voor het bouwen van schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. De schuilgelegenheden dienen noodzakelijk te zijn voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
    2. Het aantal schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 1 per 0,5 ha agrarisch gebied aaneengesloten eigendom, waarbij het maximum aantal schuilgelegenheden 2 bedraagt.
    3. De afstand tot het aansluitende bouwvlak mag niet meer bedragen dan 25 m.
    4. De afstand tot het aansluitende bouwvlak van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.
    5. De oppervlakte per schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 35 m².
    6. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
    7. Van de schuilgelegenheid dient ten minste 1/6 deel open te blijven.
    8. De onderlinge afstand tussen schuilgelegenheden per aaneengesloten eigendom bedraagt ten minste 100 m.
    9. De afstand tot aan de as van de weg waaraan wordt gebouwd, mag niet minder bedragen dan 20 meter.
    10. De schuilgelegenheden worden landschappelijk ingepast.
 
  1. Het aantal schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 1 per 0,5 ha agrarisch gebied aaneengesloten eigendom, waarbij per aaneengesloten eigendom het maximum aantal schuilgelegenheden 2 bedraagt.
  2. Voor agrarische bedrijfsgebouwen blijft het bepaalde in artikel 5.2.1 onder d van toepassing.
  3. De afstand tot het aansluitende bouwvlak van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.
  4. De oppervlakte per schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 35 m².
  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  6. Van de schuilgelegenheid dient ten minste 1/6 deel open te blijven.
  7. De onderlinge afstand tussen schuilgelegenheden per aaneengesloten eigendom bedraagt ten minste 100 m.
  8. De afstand tot aan de as van de weg waaraan wordt gebouwd, mag niet minder bedragen dan 20 meter.
  9. de ontwikkeling, voor zover gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel', gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
  10. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
5.3.4 Bouwen intensieve veehouderij begrensd
Vervallen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - intensieve veehouderij begrensd' waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De afwijking is uitsluitend toegestaan voor zover milieuwetgeving of wetgeving op het terrein van dierenwelzijn dit noodzakelijk maakt.
  2. De gezamenlijke oppervlakte aan bebouwing neemt uitsluitend toe voor zover noodzakelijk vanuit oogpunt van dierenwelzijn.
  3. Het aantal dierplaatsen neemt niet toe.
  4. Luchtwassers en luchtkanalen worden binnen de contouren van de bestaande bebouwing gerealiseerd.
5.3.5 Kuilvoerplaten,en/of sleufsilo's en mestzakken buiten bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 voor het bouwen van kuilvoerplaten en/of sleufsilo's en/of mestzakken voor de opslag van ruwvoer buiten het bouwvlak, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het is aantoonbaar niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak de kuilvoerplaten, sleufsilo's en/of mestzakken te realiseren.a. Het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer.
  2. Toepassing van de afwijking is slechts mogelijk als de maximale uitbreidingsmogelijkheid via de in dit artikel opgenomen wijzigingsbevoegdheid is benut en de behoefte aan opslag betrekking heeft op het op dezelfde locatie gevestigd bedrijf.
  3. Binnen het bouwvlak is geen ruimte aanwezig om de kuilvoerplaten en/of sleufsilo's te realiseren.
  4. De kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestzakken worden direct aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd.
  5. Het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer.
  6. De gezamenlijke oppervlakte van kuilvoerplaten,en/of sleufsilo's en/of mestzakken buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1.000  5.000 m².
  7. De afwijking is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
  8. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  9. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  10. De omgevingsvergunning borgt dat de desbetreffende oppervlakte, van maximaal 0,5 ha, uitsluitend gebruikt wordt ten behoeve van voorzieningen -geen gebouwen zijnde- voor de opslag van ruwvoer.
  11. Toepassing van de afwijkingsbevoegdheid is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperking veehouderij', tenzij aangetoond is dat er sprake is van een grondgebonden veehouderij waarbij tevens maatregelen dienen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij
  12. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  13. De afwijking kan slechts worden toegepast als de totale gezamelijke oppervlakte van de kleinschalige voorzieningen als bedoeld in dit artikel en in de artikelen 32 lid b, 32 lid c, 32 lid d niet meer dan 1.000 m2 bedraagt.
5.3.6 Hogere goothoogte bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De verhoging van de goothoogte is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering.
  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m.
  3. De hogere goothoogte is uitsluitend toegestaan aan de naar het erf gekeerde zijdeaan de van de weg afgekeerde zijde van het bedrijfsgebouw.
5.3.7 Bouw teeltondersteunde kassen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.3 voor het bouwen van nieuwe teeltondersteunende kassen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De teeltondersteunende kassen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.
  2. De teeltondersteunende kassen zijn noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering, waarbij de noodzaak dient te worden aangetoond door middel van een advies van een agrarisch deskundige (AAB).
  3. Teeltondersteunende kassen zijn uitsluitend toegestaan mits de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel'.
  4. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.000 m².
  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  6. Omschakeling en doorgroei naar een zelfstandig glastuinbouwbedrijf is niet toegestaan.
5.3.7a Bouwen van permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. Binnen het bestaande bouwvlak is geen ruimte aanwezig om de permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.
  2. De permanente teeltondersteunende voorzieningen dienen aansluitend aan het bouwvlak te worden opgericht.
  3. Toepassing van deze regeling is niet mogelijk ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – groenblauwe mantel’, 'waardevol beekdal', 'cultuurhistorisch waardevolle akker' en ‘leefgebied weidevogels’.
  4. De teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering van een reëel vollegrondsteeltbedrijf, waarbij de noodzaak dient te worden aangetoond door middel van een advies van een agrarisch deskundige (AAB).
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. De ontwikkeling leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  7. De ontwikkeling leidt niet tot onevenredige aantasting van de natuur- en landschapswaarden zoals omschreven in artikel 5.1.
  8. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  9. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
5.3.8 Bouwhoogte permanente teeltondersteunende voorzieningen en tijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.4 voor het toestaan van een hogere bouwhoogte voor permanent teeltondersteunende voorzieningen en tijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
  2. De hoge (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering, waarbij de noodzaak dient te worden aangetoond door middel van een advies van een agrarisch deskundige (AAB).
5.3.9 Nieuwe bouwwerken ten behoeve van huisvesting seizoensarbeiders
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders in woonunits, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Een dergelijke huisvesting is noodzakelijk vanuit een oogpunt van de tijdelijke arbeidsbehoefte op het betreffende agrarisch bedrijf, waarbij de noodzaak dient te worden aangetoond door middel van een advies van een agrarisch deskundige (AAB).
  2. De huisvesting heeft uitsluitend betrekking op arbeiders die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest.
  3. De huisvesting vindt plaats in één of meerdere woonunit(s).
  4. De huisvesting vindt maximaal plaats voor een periode van ten hoogste 8 maanden.
  5. Na afloop van de in sub d genoemde periode dienen de woonunits te worden verwijderd.
  6. De totale oppervlakte aan woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders mag niet meer bedragen dan 250 m².
  7. De totale oppervlakte in gebruik ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders, in bestaande bedrijfsgebouwen en woonunits gezamenlijk, mag niet meer bedragen dan 500 m².
  8. De bouwhoogte van woonunits mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  9. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  10. Het gebruik mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  11. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een terzake deskundige (AAB).  Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
5.3.10 Vervangende nieuwbouw ten behoeve van nevenfuncties
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 ten behoeve van vervangende nieuwbouw ten behoeve van nevenfuncties, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het is niet mogelijk binnen de bestaande bebouwinggebouwen binnen het bestaande bouwvlak deze nevenfuncties te realiseren.
  2. De totale oppervlakte aan bebouwinggebouwen mag niet worden vergroot.
  3. De nieuwbouw is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.
  4. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  5. De nieuwbouw mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  6. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
5.3.11 Afwijken ten behoeve van stageverblijven
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2 voor het toestaan van stageverblijven, met dien verstande dat:
  1. de noodzaak daartoe wordt dient te worden aangetoond door middel van een advies van een agrarisch deskundige (AAB);
  2. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden aangetast;
  3. dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;  maximaal 3 wooneenheden voor in totaal maximaal 6 personen zijn toegestaan;
  4. het oppervlak van een wooneenheid maximaal 55 m² bedraagt;
  5. de stageverblijven binnen bestaande bebouwing worden opgericht en er geen sprake mag zijn van zelfstandige wooneenheden;
  6. er geen milieuhygiënische beperking in de agrarische bedrijfsvoering plaatsvindt van nabij gelegen agrarische bedrijven.
5.3.12 Bijgebouwen en overkappingen (sloop-bonus) ten behoeve van plattelandswoningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de oppervlaktebepaling in lid 5.2.7 mits toepassing is gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 5.5.3 en binnen het gedeelte van het bouwvlak behorende bij de plattelandswoning meer dan 100 m² aan bijgebouwen en overkappingen aanwezig is. In dat geval mag de in 5.2.7 genoemde gezamenlijke oppervlakte worden verhoogd met 25% van de oppervlakte van de te slopen bijgebouwen en overkappingen binnen het gedeelte van het bouwvlak behorende bij de plattelandswoning. Hierbij dienen alle bijgebouwen en overkappingen, met een oppervlakte groter dan 100 m² binnen het gedeelte van het bouwvlak behorende bij de plattelandswoning, te worden gesloopt. De maximaal toegestane gezamelijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen op het gedeelte van het bouwvlak behorende bij de plattelandswoning mag na toepassing van dit artikellid niet meer bedragen dan 200 m².
 
5.3.13 Herbouw woonboerderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.6 voor het herbouwen van een bedrijfswoning of (deel van de) woonboerderij op een andere locatie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden;
  1. Herbouw vindt plaats binnen het bouwvlak.
  2. De herbouw op een andere locatie binnen het bouwvlak is vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt aanvaardbaar.
  3. De cultuurhistorische waarden worden in acht genomen.
  4. Er is geen sprake van een als zodanig aangewezen rijksmonument of gemeentelijk monument.
  5. De ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven worden niet onevenredig beperkt.
  6. De in het gebied aanwezige waarden worden niet onevenredig aangetast.
  7. Er wordt voldaan aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
  8. De bestaande oppervlakte mag worden herbouwd, mits de bestaande goot- en nokhoogten worden toegepast.
  9. Gesplitste woonboerderijen dienen in één bouwmassa te worden herbouwd.
  10. In geval van herbouw van de bedrijfswoning/(deel van de) woonboerderij, dient de bestaande bedrijfswoning/(deel van de) woonboerderij feitelijk te worden opgeheven.
5.4 Specifieke gebruiksregels
 
5.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. Het geheel of gedeeltelijk in gebruik nemen van bouwwerken die niet in gebruik zijn voor de huisvesting van vee of in gebruik zijn voor de opslag en stalling ten behoeve van de veehouderij danwel niet vergund zijn voor het huisvesten van vee, in gebruik te nemen voor het huisvesten van vee.
  2. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties, met uitzondering van nevenfuncties genoemd in de bestemmingsomschrijving.
  3. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor detailhandel met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in 5.4.4.
  4. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van opslag buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag van bieten.
  5. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen.
  6. Het gebruiken of laten gebruiken van meer dan één bouwlaag van een gebouw ten behoeve van het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
  7. Het gebruiken of laten gebruiken van voorzieningen voor opslag en installaties, anders dan ten behoeve van het eigen agrarische bedrijf.
  8. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor het bewerken van agrarische producten, behoudens activiteiten welke ondergeschikt zijn aan het agrarisch bedrijf.
  9. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen ten behoeve van mestbewerkings- en mestverwerkingsactiviteiten, behoudens activiteiten welke ondergeschikt zijn aan het agrarisch bedrijf waarbij de mest afkomstig is van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf.
  10. Een toename van ammoniakemissie als gevolg van wijziging van aanwezige dieraantallen, diersoorten en/of stalsystemen is niet toegestaan.
  11. Het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning als plattelandswoning.
  12. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van paardenbakkenrijbakken.
  13. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van een tennisbaan.
  14. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een periode langer dan 8 maanden.
  15. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een periode langer dan 3 maanden binnen de gebiedsaanduiding "waardevol beekdal" en "cultuurhistorisch waardevolle akker".
  16. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden met een oppervlakte van meer dan 1,5 ha per bedrijf ten behoeve van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
  17. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden met een oppervlakte van meer dan 1,5 ha per bedrijf of voor zover niet aansluitend aan een bouwvlak van bijbehorend bedrijf ten behoeve van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
  18. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen binnen de gebiedsaanduiding 'kwetsbare soorten', 'weidevogels', 'waardevol beekdal' en 'cultuurhistorisch waardevolle akker'.
  19. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden met een oppervlakte van meer dan 1,5 ha per bedrijf ten behoeve van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen binnen de gebiedsaanduiding 'waardevol beekdal' en 'cultuurhistorisch waardevolle akker'.
  20. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen binnen de gebiedsaanduiding 'kwetsbare soorten' en 'weidevogels'.
  21. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van mestzakken.
  22. Het gebruiken van gronden voor het racen of crossen met gemotoriseerde voertuigen.
  23. het gebruik van agrarische gronden als tuin, met uitzondering van gronden op een afstand van minder dan 25 m rondom een bestemmingsvlak 'Wonen'.
  24. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bebouwing ten behoeve van het huisvesten van stagiaires.
5.4.2 Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven
Binnen deze bestemming, alsmede in de situaties waar toepassing is gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 5.5.3, is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, waaronder internetverkoop, toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de brutovloeroppervlakte van de woning en daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 50 m².
  2. De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  4. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven.
  7. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning.
5.4.3 Hervestiging intensieve geiten- en schapenhouderijen
Vervalt
Hervestiging van een intensieve geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2012 niet toegestaan.
 
5.4.4 Nevenfuncties
Binnen deze bestemming zijn nevenfuncties toegestaan in de vorm van productiegebonden detailhandel, en statische opslag, niet zijnde opslag in brandgevaarlijke goederen, binnen bestaande bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan:
  1. 50 m² voor productiegebonden detailhandel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentraties' productiegebonden detailhandel is toegestaan tot een oppervlakte van 100 m².
  2. 1000 m² voor statische opslag, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentraties' statische opslag is toegestaan tot een oppervlakte van 2.000 m².
5.4.5 (Kikker)poelen
Binnen deze bestemming mogen gronden gebruikt worden ten behoeve van (kikker)poelen, met dien verstande dat de oppervlakte van een (kikker)poel niet meer mag bedragen dan 200 m²en dat de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m.
 
5.4.6 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Binnen deze bestemming mogen gronden worden gebruikt ten behoeve van:
  1. hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een periode van maximaal 8 maanden per jaar;
  2. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een periode van maximaal 3 maanden ter plaatse van de aanduiding 'waardevol beekdal' en 'cultuurhistorisch waardevolle akker';
  3. hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een oppervlakte van maximaal 1,5 ha per bedrijf, waarbij hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen aansluitend aan het bouwvlak moeten worden gesitueerd en hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan op gronden zonder de aanduiding 'kwetsbare soorten', 'weidevogels', 'waardevol beekdal' en 'cultuurhistorisch waardevolle akker';
  4. hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een oppervlakte van maximaal 3 ha per bedrijf, mits de kortste afstand van de rand van de hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen tot aan het bouwvlak van het bijbehorende bedrijf gelijk aan of kleiner is dan 250 m" en geen sprake is van de aanduiding 'waardevol beekdal' en 'cultuurhistorisch waardevolle akker'.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
5.5.1 Gebruik bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van huisvesting seizoensarbeiders
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het gebruik van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Een dergelijke huisvesting is noodzakelijk vanuit een oogpunt van de tijdelijke arbeidsbehoefte op het betreffende agrarisch bedrijf, waarbij de noodzaak van het aantal werknemers aangetoond dient te worden met een advies van de AAB.
  2. De huisvesting heeft uitsluitend betrekking op arbeiders die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest.
  3. De huisvesting vindt plaats in één of meerdere bedrijfsgebouw(en).
  4. De totale oppervlakte in gebruik ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders, in bestaande bedrijfsgebouwen en woonunits gezamenlijk, mag niet meer bedragen dan 500 m².
  5. De huisvesting vindt maximaal gedurende 8 maanden plaats.
  6. De huisvesting vindt plaats in binnen het bouwvlak gebouwde bebouwing.
  7. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  8. Het gebruik mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
5.5.2 Nevenfuncties
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 voor het toestaan van nevenfuncties bij agrarische bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De agrarische functie op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft.
  2. Nevenfuncties mogen uitsluitend worden uitgeoefend binnen het bouwvlak.
  3. Detailhandel in het kader van/ten behoeve van de nevenfuncties, anders dan productiegebonden detailhandel, is niet toegestaan.
  4. Nevenfuncties bij agrarische bedrijven zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied', met uitzondering van statische opslag, agrarisch technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven.
 
  1. De volgende nevenfuncties zijn toegestaan:
    1. Agrarisch technisch hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 600  900 m² ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' en voor het overige tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400  600 m².
    2. Zorgboerderijen, kinderboerderijen, maatschappelijke en culturele voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 375  500 m² ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' en voor het overige tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 250  375 m².
    3. Dagrecreatie tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 750 m² ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' en voor het overige tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 500 m².
    4. Statische binnenopslag tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 2.000 m² ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' en voor het overige tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 1.000 m².
 
    1. Niet-agrarische bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 600  900 m² ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' en voor het overige tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400  600 m².
    2. Ondersteunende horeca met een oppervlakte voor de horecalocaliteit van niet meer dan 30% van het totale overdekte en omsloten brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit met een maximum van 100 m².
    3. Een (boeren)terras bij ondersteunende horeca met een maximale oppervlake van 100  150 m².
  1. Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' de totale oppervlakte aan nevenfuncties, exclusief statische opslag, mag niet meer bedragen dan 1.200  1.600 m² en voor het overige niet eer mag bedragen dan 800  1.200 m².
  2. Buiten opslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan.
  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  4. Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
  5. De omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  6. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
5.5.3 Gebruik voormalige agrarische bedrijfswoningen als plattelandswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegdHet bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lidartikel 5.4.1 voor het gebruik van een voormalige agrarische bedrijfswoning, daarbij behorende bijgebouwen en overkappingen en de bijbehorende gronden voor wonen (plattelandswoning)plattelandswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De woning ligt binnen het agrarisch bouwvlak.
  2. De veehouderij binnen het agrarisch bouwvlak is in werking.
  3. De woning ondervindt geen onevenredige milieubelemmeringen op de aspecten geluid, trilling, fijnstof of verkeer.
  4. De activiteit belemmert geen andere activiteiten in de omgeving.
  5. Er ontstaat geen onevenredige hinder op het gebied van milieu, infrastructuur, landschap, ecologie, hydrologie en archeologie.
 
  1. Uitsluitend de binnen het bouwvlak aanwezige bedrijfswoning mag gebruikt worden als plattelandswoning.
  2. Het agrarisch bedrijf binnen het agrarisch bouwvlak is in werking.
  3. Behalve ten behoeve van agrarisch gebruik, mogen de bijgebouwen en overkappingen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van huishoudelijk gebruik verband houdend met de woonfunctie.
  4. Er dient sprake te zijn van een verantwoord woon- en leefklimaat.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen voor omliggende (agrarische) bedrijven.
  6. Na toepassing van de onderhavige afwijkingsregeling kan geen aanspraak worden gemaakt op de oprichting van een extra woning.
  7. Eerder verleende vergunningen en /of afwijkingen voor nevenactiviteiten bij het voormalig bijbehorend bedrijf dienen te zijn ingetrokken en de nevenactiveiten dienen te zijn beeindigd.
  8. Voor het overige de regels in 5.2.6 en 5.2.7 met betrekking tot een bedrijfswoning en bijgebouwen en overkappingen van toepassing zijn.
5.5.4 Afwijken bewerken agrarische producten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 voor het bewerken van agrarische producten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De ondergeschikte activiteit past qua aard en omvang in de omgeving.
  2. Het te bewerken product is afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf danwel van de in de, binnen een straal van 20 km, directe omgeving gelegen agrarische bedrijven.
  3. Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
  4. De omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  7. Mestbewerking en -verwerking ten behoeve van andere agrarische bedrijven is niet toegestaan.
5.5.4a Afwijking ammoniakemissie
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 onder j en een toename van ammoniakemissie als gevolg van wijziging van aanwezige dieraantallen, diersoorten en/of stalsystemen toestaan indien:
  1. Dit niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie op Natura 2000 of;
  2. Toename van stikstofdepositie op Natura 2000 niet leidt tot een overschrijding van de kritische depositiewaarde van de habitats ter plaatse of;
  3. Toename van de stikstofdepositie op Natura 2000 wordt gesaldeerd door een in ieder geval gelijkwaardige afname van depositie uit andere bronnen.
5.5.5 Afwijken ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.4.2 voor het toestaan van een grotere oppervlakte van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. De totale oppervlakte die voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven wordt mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing van de woning en bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning.
  2. De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  4. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven.
  7. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning.
5.5.6 Buitenopslag
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de regels voor het toestaan van (permanente) buitenopslag, niet zijnde opslag in brandgevaarlijke goederen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het toepassen van de afwijking mag geen onevenredige beperking opleveren van de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven tot gevolg hebben.
  2. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  3. Ten minste 10% van de oppervlakte wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
  4. De hoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
5.5.7 Gebruik bedrijfsbebouwing veehouderij
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 onder a voor het gebruik van bebouwing binnen het bouwvlak ten behoeve van een veehouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het gebruik is enkel toegestaan ten behoeve van een veehouderij.
  2. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
  3. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
  4. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  5. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/ m³.
  6. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
5.5.8 Productiegebonden detailhandel buiten bedrijfsbebouwing
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.4.4 voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel buiten bestaande bedrijfsgebouwen, bouwvlak of bestemmingsvlak onder de volgende voorwaarden:
  1. De activiteit mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu en/of de in de omgeving aanwezige functie(s).
  2. De oppervlakte van de demontabele verkoopplek mag maximaal 15 m² bedragen.
  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 m.
  4. De afstand tot bebouwing van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.
  5. De verkoop mag maximaal 6 maanden per jaar plaatsvinden.
  6. De activiteit mag niet leiden tot een (naar redelijke verwachting) onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid of leiden tot onveilige verkeersituaties.
  7. het gebruik mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  8. Er wordt op eigen terrein, danwel anderszins , voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
5.5.9 Afwijken ten behoeve van gebruik van bestaande bebouwing voor een onderneming ten behoeve van een Zelfstandige Zonder Personeel.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, in de situaties waar toepassing is gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 5.5.3, een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van het gebruik van bestaande bebouwing voor een onderneming ten behoeve van een Zelfstandige Zonder Personeel waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Maximaal 200 m² van de op het perceel legaal aanwezige bebouwing, behorende bij de plattelandswoning, mag worden gebruikt voor de bedoelde onderneming.
  2. De bebouwingsregeling voor bijgebouwen bij de bedrijfsgebouwen blijft van toepassing.
  3. Uitsluitend bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan.
  4. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  7. Het gebruik van de opstallen heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.
  8. De ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  9. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  10. Er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
5.5.10  Afwijken ten behoeve van stageverblijven
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.4.1 voor het toestaan van stageverblijven, met dien verstande dat:
  1. de noodzaak dient te worden aangetoond door middel van een advies van een deskundige;
  2. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden aangetast;
  3. maximaal 3 wooneenheden voor in totaal maximaal 6 personen zijn toegestaan;
  4. het oppervlak van een wooneenheid maximaal 55 m² bedraagt;
  5. de stageverblijven binnen bestaande bebouwing worden opgericht en er geen sprake mag zijn van zelfstandige wooneenheden;
er geen milieuhygiënische beperking in de agrarische bedrijfsvoering plaatsvindt van nabij gelegen agrarische bedrijven.
 
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
5.6.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zoals aangegeven in onderstaande tabel:
 
Tabel omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
'Awg' Aardkundig waardevol gebied
'Chwa' Cultuurhistorisch waardevolle akker
'Chwg' Cultuurhistorisch waardevol gebied
'Lgd' Leefgebied dassen
'Wb' Waardevol beekdal
'Lgs' Leefgebied struweelvogels
'Lgw' Leefgebied weidevogels
 
Aanduiding


Werken en werkzaamheden
 
Awg
 
Chwa
 
Chwg
 
Lgd
 
Wb
 
Lgs
 
Lgw
 
Lgks
 
1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd, m.u.v. waterpoelen tot een oppervlakte van 200 m² en een diepte van 1,5 m of indien een ontgrondingvergunning is vereist  
OV  
OV  
OV  
OV  
OV  
-  
OV  
OV  
2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld, m.u.v. de vervanging van ondergrondse leidingen  
OV  
OV  
OV  
OV  
-  
-  
OV  
OV  
3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling en/of bronnering  
OV  
-  
-  
OV  
OV  
-  
OV  
OV  
4. het verlagen van de grondwaterstand door het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren  
OV  
-  
OV  
OV  
OV  
-  
OV  
OV  
6. het wijzigen van de bergingscapaciteit via het ophogen van gronden en het aanleggen van dammen, dijken of kaden  
-  
-  
-  
-  
-  
-  
-  
-  
7. het verwijderen of rooien(vellen) van bos en/of andere grote houtopstanden  
-  
NVT  
NVT  
NVT  
NVT  
NVT  
NVT  
NVT  
8. het verwijderen of rooien (vellen) van natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie  
-  
OV  
OV  
OV  
OV  
OV  
-  
OV  
9. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand houtgewas met agrarische productiefunctie  
-  
OV  
-  
-  
NT  
-  
NT  
OV  
10. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie  
-  
OV  
OV  
-  
OV  
-  
OV  
OV  
11. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur  
-  
-  
-  
OV  
OV  
-  
OV  
OV  
12. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen  
OV  
OV  
OV  
OV  
OV  
OV  
OV  
OV  
13. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m² per perceel  
-  
OV  
OV  
OV  
-  
OV  
OV  
OV  
14. het omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur  
-  
-  
-  
-  
OV  
-  
-  
-  
  
OV = omgevingsvergunning vereist
NT = niet toegestaan
NVT = niet van toepassing
- = toegestaan zonder omgevingsvergunning
 
5.6.2 Uitzonderingen
Het in lid 5.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een vastgesteld projectplan en/of een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. binnen het bouwvlak en/of het differentiatievlak plaatsvinden;
  4. het aanleggen en/of wijzigen van (kikker)poelen, zoals genoemd in lid 5.4.5, betreffen.
5.6.3 Toelaatbaarheid
  1. De in lid 5.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
  2. Voor wat betreft de verdere afwegingsaspecten en beoordelingscriteria geldt de 'Tabel ingrepen / effect BP Buitengebied' (bijlage).
5.7 Wijzigingsbevoegdheden
 
5.7.1 Vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Ten behoeve van de vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak' gelden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - veehouderijen' en 'intensieve veehouderij' naast het bepaalde onder d, de navolgende aanvullende voorwaarden:
    1. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
    2. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
    3. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/ m³.
  2. Het bepaalde in lid a is niet van toepassing indien de uitbreiding van de bebouwing:
    1. niet wordt gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij;
    2. voorzieningen betreft, geen gebouwen zijnde, voor de opslag van ruwvoer;
  3. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:
    1. De totale oppervlakte van het bouwvlak niet mag worden vergroot.
    2. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
    3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
    4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
    5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
    6. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing ook direct aansluitend aan het bouwvlak mag worden gerealiseerd.
    7. Wijziging is niet mogelijk binnen de EHSEcologische Hoofdstructuur en binnen 10 m van het hart van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied (zoekgebied evzecologische verbindingszone + natuurontwikkelingsgebied)'.
5.7.2 Vergroting bouwvlak intensieve veehouderijen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van de aanduiding bouwvlak van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' ‘overige zone – beperking veehouderij’ is vergroting niet toegestaan.
  2. Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha Vergroting is toegestaan met 15% tot maximaal 1,5 ha, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. Aanwezig zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse;
    2. Zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte.
    3. De beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.
  3. Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha uitsluitend op een duurzame locatie vergroting toegestaan tot 1,5 ha, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. Aanwezig zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse.
    2. Zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte.
    3. De beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.
  4. Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting toegestaan tot 1,5 ha.
  5. Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied' is voor bouwvlakken met een omvang van 1,5 ha of meer en die geheel zijn benut eenmalige vergroting tot 1 januari 2013 toegestaan, uitsluitend om te kunnen voldoen aan de huisvestingseisen voortvloeiend uit het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij en uit de op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gestelde eisen.
  6. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij is tot 1 juni 2012 vergroting niet toegestaan.
  7. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
 
  1. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
  2. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
  3. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  4. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/ m³.
  5. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
    1. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
    2. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
    3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
    4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
    5. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing ook direct aansluitend aan het bouwvlak mag worden gerealiseerd.
    6. Wijziging is niet mogelijk binnen de EHS en binnen 10 m van het hart van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied (zoekgebied evz + natuurontwikkelingsgebied)'.
    7. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
    8. De wijziging is niet mogelijk ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen.
5.7.2a Vergroting bouwvlak veehouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een veehouderij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - veehouderij' (zonder aanduiding 'intensieve veehouderij') waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Uitbreiding van het bouwvlak ten behoeve van een veehouderij is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperking veehouderij', tenzij aangetoond is dat er sprake is van een grondgebonden veehouderij waarbij tevens moet worden voldaan aan het bepaalde onder b tot en met h.
  2. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot maximaal 1,5 ha.
  3. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
  4. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
  5. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  6. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/ m³.
  7. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
  8. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
    1. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
    2. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
    3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
    4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
    5. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak moet ook direct aansluitend aan het bouwvlak mag worden gerealiseerd.
    6. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
    7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
    8. De wijziging is niet mogelijk ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen.
    9. Wijziging is niet mogelijk binnen de EHS en binnen 10 m van het hart van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied (zoekgebied evz + natuurontwikkelingsgebied)'.
5.7.3 Vergroting bouwvlak overige intensieve kwekerijen, glastuinbouwbedrijven en agrarische bedrijven overig
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,7  1,5 ha.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a mag, indien het geldende bouwvlak ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds meer bedraagt dan 1,7  1,5 ha, het bouwvlak worden vergroot met maximaal 15%.
  3. Voor intensieve kwekerijen ter plaatse van de aanduiding ´intensieve kwekerij´ geldt dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.
  4. Voor glastuinbouw ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' geldt dat uitbreiding van het bouwvlak is toegestaan tot 3,5 ha, met dien verstande dat:
    1. de oppervlakte aan netto glas niet meer mag bedragen dan 3 ha;
    2. de aanduiding 'glastuinbouw' niet mag worden uitgebreid binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied';
    3. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' een vergroting ten behoeve van glastuinbouwbedrijven niet is toegestaan.
  5. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
    1. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
    2. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
    3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
    4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
    5. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing zowel binnen als ook direct grenzend aan het bouwvlak moetkan worden gerealiseerd.
    6. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
    7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
    8. Wijziging is niet mogelijk binnen de EHS en binnen 10 m van het hart van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied (zoekgebied evz + natuurontwikkelingsgebied)'.
    9. De wijziging is niet mogelijk ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen.
5.7.4 Uitbreiden of aanbrengen aanduiding ten behoeve van waterbassins
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterbassin' uit te breiden of een nieuwe aanduiding aan te brengen ten behoeve van een waterbassin indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak waterbassins te realiseren of uit te breiden of binnen een gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterbassin' een waterbassin uit te breiden.
  2. De oppervlakte van het waterbassin mag niet meer bedragen dan 1.500 m².
  3. De bouwhoogte van het waterbassin mag niet meer bedragen dan 3 m.
  4. De waterbassins dienen zodanig afgeschermd te zijn, dat ze vanaf openbaar gebied niet toegankelijk zijn voor derden.
  5. Het uitbreiden of aanbrengen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterbassin' dient plaats te vinden aansluitend aan de bestaande aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterbassin' of het bestaande bouwvlak.
  6. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
  7. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  8. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  9. Per bouwvlak is aansluitend maximaal één aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterbassin' toegestaan.
  10. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  11. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
5.7.5 Uitbreiden of aanbrengen aanduiding ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een nieuwe de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – teeltondersteunende voorzieningen' uit te breiden of een nieuwe aanduiding op de verbeelding aan te brengen ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. Het is niet mogelijk binnen het bouwvlak Binnen het bestaande bouwvlak is geen ruimte aanwezig om de permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.
  2. De aanduiding dient aansluitend aan het bouwvlak te liggen.
  3. De oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' mag maximaal 1 ha bedragen.
  4. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'waardevol beekdal' en ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevolle akker'.
  5. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de waterbeheerder.
  6. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
  7. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  8. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  9. Ten minste 10% van het gebied wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing ook direct aansluitend aan het bouwvlak mag worden gerealiseerd.
  10. De wijziging leidt niet tot een oppervlakte aan permanente teeltondersteunende voorzieningen groter dan 1 ha per bedrijf.
  11. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  12. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  13. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een terzake deskundige (AAB).
5.7.6 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'intensieve veehouderij'
'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', ‘glastuinbouw’, ‘intensieve kwekerij’ en het verkleinen van het bouwvlak.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduiding 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agarisch - veehouderij', ‘glastuinbouw’, ‘intensieve kwekerij’ wordt verwijderd en tevens indien noodzakelijk het bouwvlak wordt verkleind, indien de betreffende bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd en/of is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, en/of veehouderij, niet zijnde intensieve veehouderij.de aanduiding 'intensieve veehouderij uitgesloten' wordt opgenomen, indien de betreffende intensieve veehouderij ter plaatse is beëindigd en is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.
 
5.7.7 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – vab' ten behoeve van de vestiging van een reëel agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - vab' wordt verwijderd ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf of de ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. De wijziging kan niet worden toegepast in de 'groenblauwe mantel', zoals begrensd in de Provinciale verordening ruimte.
  2. De wijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een grondgebonden bedrijf en - op duurzame locaties - niet grondgebonden bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf.
  3. De wijziging naar 'intensieve veehouderij' of 'intensieve kwekerij' mag uitsluitend plaatsvinden op bestemmingsvlakken die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied' of op een duurzame locatie ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – verwevingsgebied'.
 
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij uitgesloten':
    1. is wijziging naar 'intensieve veehouderij' niet mogelijk;
    2. wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij uitgesloten' overgenomen in het wijzigingsplan.
  2. De wijziging ten behoeve van een veehouderij is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’.
  3. Ter plaatse van de aanduiding 'beperking veehouderij ', is oprichting van een veehouderij niet toegestaan tenzij er sprake is van een grondgebonden veehouderij waarbij, naast de voorwaarden als genoemd onder j tot en met o, tevens moet worden voldaan aan het bepaalde onder e tot en met I.
  4. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij .
  5. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
  6. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  7. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/ m³.
  8. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
  9. De omvang van het bouwvlak mag na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid niet meer bedragen dan 1,5 ha.
  10. Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
  11. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  12. Uitbreiding van de veestapel kan slechts plaatsvinden indien is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.
  13. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  14. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
5.7.8 Wijzigen ten behoeve van omschakeling naar veehouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat aan de bouwvlakken zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', deze aanduiding wordt toegevoegd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperking veehouderij' is omschakeling naar een veehouderij niet toegestaan tenzij er sprake is van een grondgebonden veehouderij.
  2. De wijziging ten behoeve van een veehouderij is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie'.
  3. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij .
  4. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
  5. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  6. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/ m³.
  7. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
  8. het bouwvlak ten hoogste 1,5 hectare bedraagt.
  9. Wijziging binnen de EHS en binnen 10 m van het hart van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied (zoekgebied evz + natuurontwikkelingsgebied)' is niet toegestaan.
  10. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
  11. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  12. Uitbreiding van de veestapel kan slechts plaatsvinden indien is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.
  13. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  14. De wijziging is hydrologisch neutraal. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
  15. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing ook direct aansluitend aan het bouwvlak mag worden gerealiseerd.
  16. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
5.7.9 Wijzigen ten behoeve eerste agrarische bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van de eerste agrarische bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.
  2. De bedrijfswoning dient binnen het bouwvlak te worden opgericht.
  3. De wijziging kan alleen worden toegepast ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf.
  4. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  5. De bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  6. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een terzake deskundige (AAB).
  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  8. Er is geen gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid als vermeld in lid 5.7.9.
  9. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
5.7.10 Wijzigen ten behoeve verwijderen aanduiding 'relatie'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'relatie', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Er dient sprake te zijn van twee reëel agrarische bedrijven. Middels een advies van de AAB dient aangetoond te zijn dat er sprake is van twee reëel agrarische bedrijven'.
  2. Het aantal bedrijfswoningen mag niet toenemen.
  3. Als door toepassing te geven aan deze wijzigingsbevoegdheid ten opzichte van het geldende bestemmingsplan een planologische regeling ontstaat die een intensieve veehouderij mogelijk maakt, is toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend mogelijk binnen een landbouwontwikkelingsgebied. niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperking veehouderij', tenzij er sprake is van een grondgebonden veehouderij waarbij tevens moet worden voldaan aan het bepaalde onder d tot en met n.
  4. De omvang van het bouwvlak mag na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid niet meer bedragen dan 1,5 ha.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  7. De wijziging is hydrologisch neutraal. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
  8. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing ook direct aansluitend aan het bouwvlak mag worden gerealiseerd.
  9. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
  10. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
  11. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  12. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/ m³.
  13. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
  14. Uitbreiding van de veestapel kan slechts plaatsvinden indien is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied;
5.7.11 Wijziging naar Bedrijf ten behoeve van opslag
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van de binnenopslag van statische goederen, met uitzondering van brandgevaarlijke goederen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De opslag dient zich te beperken tot statische (binnen)opslag in bestaande gebouwen waarbij buitenopslag niet is toegestaan.
  2. De oppervlakte van het bestemmingsvlak met de bestemming 'Bedrijf' mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' niet meer bedragen dan 5.000 m².
  3. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  4. Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie de bijlagen) zijn toegestaan, alsmede bedrijven in categorie 3.1 voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met bedrijven in categorie 2.
  5. De oppervlakte aan bedrijvigheid per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 1.000 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven en opslag in kassen niet is toegestaan.
  6. In afwijking van het bepaalde onder b geldt ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' een maximale oppervlakte van 2.000 m².
  7. Opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.
  8. Detailhandel is niet toegestaan.
  9. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  10. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  11. De vestiging van het bedrijf leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  12. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  13. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  14. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  15. In aanvulling op het bepaalde onder c mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 5.000 m².
5.7.12 Wijziging naar Bedrijf ten behoeve van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van het vestigen van een agrarisch technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte van het bestemmingsvlak met de bestemming 'Bedrijf' mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' niet meer bedragen dan 5.000 m².
  2. De oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bedrijfsbebouwing te worden teruggebracht tot 400  600 m², waarbijcultuurhistorisch waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
  3. In afwijking van het bepaalde onder b geldt ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' dat de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie door sloop van overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden teruggebracht tot tot 600  900 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
  4. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  5. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  6. Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie de bijlagen) zijn toegestaan, alsmede bedrijven in categorie 3.1 voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met bedrijven in categorie 2.
  7. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  8. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  9. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  10. De vestiging van het bedrijf leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  11. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  12. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  13. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  14. In aanvulling op het bepaalde onder d mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 1,5 ha tenzij de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel'. In dat geval mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer dan 5000 m2 bedragen.
5.7.13 Wijziging naar Bedrijf ten behoeve van niet-agrarische bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van het vestigen van een niet-agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte van het bestemmingsvlak met de bestemming 'Bedrijf' mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' niet meer bedragen dan 5.000 m².
  2. De wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', waarbij de oppervlakte aan niet-agrarische bedrijfsbebouwing na sloop van alle overtollige bedrijfsbebouwing maximaal 600  900 m² mag bedragen.
  3. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  4. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  5. Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie de bijlagen) zijn toegestaan, alsmede bedrijven in categorie 3 voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met bedrijven in categorie 2.
  6. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  7. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  8. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  9. De vestiging van het bedrijf leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  10. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  11. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  12. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  13. De oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m².
5.7.14 Wijziging naar Sport ten behoeve van manege
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Sport' met de aanduiding 'manege' ten behoeve van de vestiging van een manege met ondersteunende horeca, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  2. Het bouwvlak mag niet worden vergroot.
  3. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  4. Deze wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie'.
  5. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  6. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  7. De vestiging van het bedrijf leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  8. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  10. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  11. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  12. Ondersteunende horeca is na wijziging toegestaan met een oppervlakte voor de horecalocaliteit van niet meer dan 30% van het totale overdekte en omsloten brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit met een maximum van 100 m².
  13. In aanvulling op het bepaalde onder k mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 5.000 m².
5.7.15 Wijziging naar Maatschappelijk
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Maatschappelijk', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 400  600 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht dient te worden tot 600  900 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  3. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  4. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  5. Ondersteunende horeca is na wijziging toegestaan met een oppervlakte voor de horecalocaliteit van niet meer dan 30% van het totale overdekte en omsloten brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit met een maximum van 100 m².
  6. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  7. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  8. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  9. De vestiging van de zorgvoorziening leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  10. De vestiging van de zorgvoorziening mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  11. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  12. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  13. In aanvulling op het bepaalde onder l mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 5.000 m².
5.7.16 Wijziging naar Recreatie ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Recreatie' ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 500 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding "bebouwingsconcentratie" dat de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht dient te worden tot 750 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  3. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  4. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  5. Ondersteunende horeca is na wijziging toegestaan met een oppervlakte voor de horecalocaliteit van niet meer dan 30% van het totale overdekte en omsloten brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit met een maximum van 100 m².
  6. Kleinschalig kamperen en kleinschalig logeren kunnen als nevenfunctie worden toegestaan, waarbij moet worden voldaan aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 32.
  7. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  8. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  9. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  10. De vestiging van de recreatieve voorziening leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  11. De vestiging van de recreatieve voorziening mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  12. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  13. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit De wijziging gaat gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
5.7.17 Wijziging naar Recreatie ten behoeve van landschapscamping
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Recreatie' ten behoeve van een landschapscamping, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De landschapscamping is gelegen in een aaneengesloten gebied van ten minste 5 ha bos, natuur en/of landgoed.
  2. De oppervlakte per standplaats mag niet minder bedragen dan 300 m².
  3. Het aantal standplaatsen mag niet meer bedragen dan 60.
  4. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  5. De oppervlakte aan te realiseren landschap per standplaats mag niet minder bedragen dan 1.000 m².
  6. Er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen niet minder mag bedragen dan 110% van het aantal standplaatsen.
  7. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  8. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  9. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  10. De vestiging van de landschapscamping leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  11. De vestiging van de landschapscamping mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  12. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  13. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  14. In aanvulling op het bepaalde onder d mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 5.000 m².
5.7.18 Wijziging naar Recreatie ten behoeve van groepsaccommodatie
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Recreatie' ten behoeve van een groepsaccommodatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 500 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' dat de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht dient te worden tot 750 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  3. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  4. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  5. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  6. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  7. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  8. De vestiging van de groepsaccommodatie leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  9. De vestiging van de groepsaccommodatie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  11. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
5.7.19 Wijzigen naar Wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, waarbij rekening wordt gehoud met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing en hHet bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning en het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning en bijbehorende tuinen, erven en verhardingen.
  2. De oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij de voormalige agrarische bedrijfswoning dient door sloop van overtollige bedrijfsbebouwing teruggebracht te worden tot een gezamenlijke oppervlakte van 100 m², tenzij toepassing wordt gegeven aan de regeling in lid c of sprake is van een situatie als bedoeld in lid d.
  3. Bij sloop van alle overtollige bedrijfsbebouwing, mag ofwel 25% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³ ofwel 25% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de gezamenlijke maximale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 200 m² waarbij alle bijgebouwen en overkappingen, met een oppervlakte groter dan 100 m², dienen te worden gesloopt.
  4. Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen dienen te allen tijde gehandhaafd dienen te blijven.
  5. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  6. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', tenzij de locatie is gelegen in een bebouwingsconcentratie of woonconcentratie.
  7. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van het LOG de zone Jekschot.
 
  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  2. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  3. De woning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  4. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  6. Aan de gronden die met toepassing van deze wijziging vallen buiten het bestemmingsvlak wonen, wordt de gebiedsbestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden' toegekend.
5.7.20 Wijzigen naar Wonen ten behoeve van boerderijsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen naar 'Wonen' met de aanduiding 'twee-aaneen' (TAE) voorzover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft ten behoeve van splitsing van de woning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, waarbij rekening wordt gehoud met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing en het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning en bijbehorende tuinen, erven en verhardingen.
  2. Het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning en het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning en bijbehorende tuinen
  3. Splitsing is alleen toegestaan indien het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft.
 
  1. De bouwmassa van de voormalige agrarische bedrijfswoning dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m³.
  2. Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 350 m³.
  3. De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij de voormalige agrarische bedrijfswoning dient door sloop van overtollige bedrijfsbebouwing na splitsing van de voormalige bedrijfswoning teruggebracht te worden tot 100 m² per woning, tenzij toepassing wordt gegeven aan de regeling in lid f  e of sprake is van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen die gehandhaafd dienen te blijven.
  4. Bij sloop van alle overtollige bedrijfsbebouwing, mag 25% van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 200 m² per woning waarbij alle bijgebouwen en overkappingen, met een oppervlakte groter dan 100 m², dienen te worden gesloopt, met dien verstande dat cultuurhistorisch waardevolle gebouwen te allen tijde gehandhaafd dienen te blijven.
  5. Het bestaande architectonische karakter van de voormalige agrarische bedrijfswoning en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet wezenlijk aangetast worden.
  6. Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
  7. De woningen dienen aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  8. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', tenzij de locatie is gelegen in een bebouwingsconcentratie of woonconcentratie. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  9. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  10. De woning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  11. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  12. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  13. De toename van het aantal woningen dient in overeenstemming te zijn met het provinciaal en gemeentelijk woningbouwprogramma.
  14. Aan de gronden die met toepassing van deze wijziging vallen buiten het bestemmingsvlak wonen, wordt de gebiedsbestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' toegekend.
Artikel 6 Bedrijf
      
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. niet-agarische bedrijven die zijn opgenomen in de 'Tabel Bedrijven' met bijbehorende voorzieningen;
  2. bedrijfswoningen zoals aangegeven in de 'Tabel Bedrijven';
  3. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  4. geluidwerende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidscherm 1' en de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – geluid-scherm 2';
  5. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  8. groenvoorzieningen;
  9. nevenactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 05 'Nevenactiviteiten' bij deze regels;
  10. buitenopslag ter plaatse van de aanduiding (SB-Bu);
  11. puinbreken en shredderen van hout en snoeiafval ter plaatse van de aanduiding (SB-psh).
  12. een waterbassin ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – waterbassin’;
  13. een fietsenstalling ter plaatse van de aanduiding ‘fietsenstalling’.
6.2 Bouwregels
 
6.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan. Indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding 'relatie' is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak. Indien toepassing is gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 6.5.5 is binnen het bouwvlak tevens bebouwing ten behoeve van een plattelandswoning toegestaan.
  2. Gebouwen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan tenzij anders is bepaald.
  3. Binnen het gehele bouwvlak mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de afstand tot de as van de weg waaraan gebouwen worden gebouwd niet minder mag bedragen dan:
      1. 60 m in geval van de Rijksweg 50;
      2. 30 m voor een interlokale weg, de Sonseweg of de Nijnselseweg;
      3. 25 m voor overige verharde en onverharde wegen dan wel spoorwegen;
    2. de afstand tussen bedrijfsgebouwen niet minder mag bedragen dan 3 m';
    3. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m.
  4. In afwijking van de in de planregels voorgeschreven dakhelling mag, indien een gebouw wordt voorzien van een kap, maximaal 40% van een gebouw worden voorzien van een platte afdekking;  in dat geval is de aangegeven goothoogte tevens de maximale hoogte van de platte afdekking.
6.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. De gezamelijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan in de 'Tabel bedrijven' onder 'Opp. (m²)' is aangegeven. Voor de gezamelijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen tellen de bedrijfswoning en bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning, als bedoeld in lid 6.2.3 en 6.2.4, niet mee. Indien in de 'Tabel bedrijven' onder 'Opp. (m²)' geen oppervlakte maat, maar wel 'n.v.t.', is vermeld, mag het volledige bouwvlak worden bebouwd met bedrijfsgebouwen.
  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' een andere goothoogte is aangegeven.
  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' een andere bouwhoogte is aangegeven.
  4. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12º, met dien verstande dat ter plaatse van Nijnselseweg 44 een dakhelling van 0º is toegelaten.
  5. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60º, met dien verstande dat ter plaatse van Nijnselseweg 44 een dakhelling van 0º is toegelaten.
  6. Ter plaatse van de aanduiding:
    1. 'specifieke vorm van bedrijf – 2';
    2. 'specifieke vorm van bedrijf – 19';
    3. 'specifieke vorm van bedrijf – 20';
    4. 'specifieke vorm van bedrijf – 25';
zijn showmodellen, zoals een tuinhuisjes, buiten het bouwvlak toegestaan waarbij de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.
 
6.2.2a waterbassin
een waterbassin is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – waterbassin’ waarbij:
  1. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte.
  2. De oppervlakte  niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte.
 
6.2.2b fietsenstalling
een fietsenstalling is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘fietsenstalling’ waarbij:
  1.  De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte.
  2.  De oppervlakte  niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte.
 
6.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven in de 'Tabel Bedrijven'.
  2. De inhoud van een bedrijfswoning, inclusief de bijgebouwen, met uitzondering van de vrijstaande bijgebouwen, die ten dienste staan van de primaire woonfunctie, mag niet meer bedragen dan 750 m³.
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
  5. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12º.
  6. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60º.
6.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  2. Vrijstaande B bijgebouwen en vrijstaande overkappingen dienen op een afstand van ten minste 5 m van de woning te worden gebouwd.
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
  5. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
  6. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
  7. In uitzondering op het bepaalde in lid c en d mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,5 m.
6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m.
  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  3. Overkappingen zijn niet toegestaan.
  4. Voor het bouwen van onoverdekte zwembaden bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
    1. Onoverdekte zwembaden dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
    2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
    3. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 15 m.
  5. De bouwhoogte van een geluidsscherm ter plaatse van de aanduiding aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidscherm 1' mag niet meer bedragen dan 6 m.
  6. De bouwhoogte van een geluidsscherm ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – geluidscherm 2' mag niet meer bedragen dan 4 m.
  7. De bouwhoogte van een schoorsteen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – schoorsteen' mag niet meer bedragen dan 30 m.
  8. De bouwhoogte van betonsilo's mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 42' niet meer bedragen dan 14 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
 
6.3.1 Verkleinen afstand tot as van de weg
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand tot de as van de weg, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De afwijking is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.
  2. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  4. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
6.3.2 Uitbreiding oppervlakte bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.
  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bouwvlak.
  3. Agrarisch technische hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven mogen uitbreiden met maximaal 25% van de aangegeven bebouwde oppervlakte.
  4. Niet-agrarische bedrijven mogen uitbreiden met maximaal 15% van de aangegeven bebouwde oppervlakte, met dien verstande dat de oppervlakte van het bestemmingsvlak maximaal 5.000 m² mag bedragen, indien gelegen in de 'groenblauwe mantel'.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  7. Toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid is niet mogelijk ter plaatse van de aanduiding ‘sb – 24’.
6.3.3 Vergroten inhoud bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.3 voor het vegroten van de inhoud van een bedrijfswoning tot maximaal 900 m³. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De ontwikkeling gaat gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van deaanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of vanextensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  2. De in het gebied aanwezige waarden worden niet onevenredig aantast.
  3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  4. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
6.3.4 Toestaan overkappingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.5 voor het toestaan van overkappingen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. De overkapping is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het bedrijf.
  2. De overkapping is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.
  3. Overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  5. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
6.3.5 Bijgebouwen en overkappingen (sloop-bonus) ten behoeve van plattelandswoningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de oppervlaktebepaling in lid 6.2.4 mits toepassing is gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 6.5.5 en binnen het gedeelte van het bouwvlak behorende bij de plattelandswoning meer dan 100 m² aan bijgebouwen en overkappingen aanwezig is. In dat geval mag de in 6.2.4 genoemde gezamenlijke oppervlakte worden verhoogd met 25% van de oppervlakte van de te slopen bijgebouwen en overkappingen binnen het gedeelte van het bouwvlak behorende bij de plattelandswoning. Hierbij dienen alle bijgebouwen en overkappingen met een oppervlakte van meer dan 100 m² binnen het gedeelte van het bouwvlak, behorende bij de plattelandswoning te worden gesloopt. De maximaal toegestane gezamelijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen op het gedeelte van het bouwvlak behorende bij de plattelandswoning mag na toepassing van dit artikellid niet meer bedragen dan 200 m².
 
6.3.6 Hogere goothoogte bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De afwijking is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.
  2. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m.
  4. De ontwikkeling gaat gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van deaanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of vanextensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
 
6.4 Specifieke gebruiksregels
 
6.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van buitenopslag, met uitzondering van buitenopslag tot een hoogte van 5 meter binnen de zone met de aanduiding (SB-Bu) zoals aangegeven op de verbeelding ten behoeve van de bedrijven als vermeld onder de aanduiding:
    1. specifieke vorm van bedrijf - 8 met dien verstande dat de plaatsing van containers ten behoeve van de milieustraat is toegelaten en de opslaghoogte ter plaatse van de aanduiding "opslaghoogte 7,5 m" 7,5 m mag bedragen;
    2. specifieke vorm van bedrijf - 12
    3. specifieke vorm van bedrijf - 20
    4. specifieke vorm van bedrijf - 25
    5. specifieke vorm van bedrijf - 29
    6. specifieke vorm van bedrijf – 42
    7. specifieke vorm van bedrijf – 2, met dien verstande dat de hoogte van de buitenopslag ter plaatse van de aanduiding SB –Bu op deze locatie maximaal 4 m mag bedragen.
Het gebruik voor buitenopslag conform het bepaalde in artikel 6.1 is uitsluitend toegestaan indien de gronden waarop de buitenopslag plaatsheeft zijn voorzien van een landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan.
  1. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bebouwing ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel - tenzij de begripsbepaling anders aangeeft - ten behoeve van de bedrijven als vermeld onder de aanduiding:
    1. 'specifieke vorm van bedrijf - 3';
    2. 'specifieke vorm van bedrijf - 10';
    3. 'specifieke vorm van bedrijf - 19';
    4. 'specifieke vorm van bedrijf - 20';
    5. 'specifieke vorm van bedrijf - 21';
    6. 'specifieke vorm van bedrijf - 23';
    7. 'specifieke vorm van bedrijf - 31';
    8. 'specifieke vorm van bedrijf - 32';
    9. 'specifieke vorm van bedrijf - 36';
    10. 'specifieke vorm van bedrijf - 42';
    11. 'specifieke vorm van bedrijf - 49'.
met dien verstande dat het bedrijf als vermeld onder de aanduiding: ‘Specifieke vorm van bedrijf – 28’ detailhandel is toegestaan waarbij de gezamenlijke oppervlakte van verkoop- en showroomruimte maximaal 100 m2 mag bedragen.
  1. het gebruiken of laten gebruiken van gronden in strijd met de bestemming met dien verstande dat het bedrijf als vermeld onder de aanduiding:
    1. specifieke vorm van bedrijf -20 een timmerwerkplaats, houtzagerij en vuurwerkopslag tot 10 ton zijn toegestaan alsmede de verkoop van vuurwerk.
  2. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen voor puinbreken en/of shredderen van hout en snoeiafval met dien verstande dat ter plaatse van het bedrijf als vermeld onder de aanduiding: ‘specifieke vorm van bedrijf -9’ met de aanduiding ‘Puinbreken en shredderen van hout en snoeiafval’ (SB-psh) breken van puin gedurende maximaal 4 dagen per jaar is toegestaan en het shredderen van hout/snoeiafval maximaal 3 dagen per jaar is toegestaan
  3. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bebouwing ten behoeve van het huisvesten van stagiaires.
Het gebruik voor buitenopslag conform het bepaalde in artikel 6.1 is uitsluitend toegestaan indien de gronden waarop de buitenopslag plaatsheeft zijn voorzien van een adequate afschermende groenzone.
 
6.4.2 Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven
Binnen deze bestemming, alsmede in de situaties waar toepassing is gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 6.5.5, is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, waaronder internetverkoop, toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de brutovloeroppervlakte van de woning en daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 50 m².
  2. De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  4. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel.
  5. Er is geen sprake onevenredige van milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven.
  7. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning.
6.4.3 Landschappelijke inpassing
De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduidingen:
·         ‘specifieke vorm van bedrijf - 2’ (Bobbenagelseweg 10a);
·         ‘specifieke vorm van bedrijf - 24’ (Ollandseweg 134 – 136);
·         ‘specifieke vorm van bedrijf - 59’ (Nijnselseweg 44);
·         ‘specifieke vorm van bedrijf - 60’ (Horst 9);
·         ‘specifieke vorm van bedrijf - 61’ (Bus 6);
mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van de bij de aanduiding genoemde bedrijven, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 07 bij deze regels voor de desbetreffende locaties.
 
6.4.4 Landschappelijke inpassing
De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding:
·         ‘specifieke vorm van bedrijf - 66’ (Koevering 2);
mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van het bij de aanduiding genoemde bedrijf, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform een door burgemeester  en wethouder goedgekeurd beplantingsplan.
 
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
6.5.1 Andere bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor het vestigen van een ander soort bedrijf en/of bedrijfsactiviteit dan is opgenomen in de 'Tabel Bedrijven', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte bedrijfsbebouwing mag niet worden vergroot.
  2. Het nieuw te vestigen bedrijf mag naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
  3. Uitsluitend bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage), alsmede bedrijven in categorie 3.1 voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met bedrijven in categorie 2, zijn toegestaan.in de categorieen 1 of 2, zijn toegestaan, met uitzondering van bedrijven met agrarische activiteiten.
  4. Het toepassen van de afwijking mag geen onevenredige beperking opleveren van de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven tot gevolg hebben.
  5. Het nieuw te vestigen bedrijf mag geen grotere publieks- en/of verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
  6. Er mag geen uitbreiding van bestaande detailhandel of nieuwvestiging van detailhandel plaatsvinden.
  7. Bij de vestiging van een ander soort bedrijf/bedrijfsactiviteit wordt de maximaal toegelaten bedrijfsvloeroppervlakte afgestemd op de maximaal toegelaten bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijfscategorie (statische opslag, agrarisch verwant bedrijf, agrarisch technisch hulpbedrijf, niet-agrarisch bedrijf) zoals opgenomen in de wijzigingsregels naar de bestemming Bedrijf bij de artikelen 3.6, 4.7 en 5.7 van deze planregels.
6.5.2 Buitenopslag
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de regels voor het toestaan van (permanente) buitenopslag, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het toepassen van de afwijking mag geen onevenredige beperking opleveren van de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven tot gevolg hebben.
  2. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  3. Ten minste 10% van de oppervlakte wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
  4. De hoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
6.5.3 Afwijken ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.4.2 voor het toestaan van een grotere oppervlakte van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. De totale oppervlakte die voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven wordt mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing van de woning en bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning.
  2. De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  4. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven.
  7. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning.
6.5.4 Afwijken ten behoeve van ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1 voor het toestaan van detailhandel in ter plaatse vervaardigde, geproduceerde of bewerkte goederen onder de volgende voorwaarden:
  1. De detailhandel betreft een ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsactiviteiten.
  2. De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
6.5.5 Gebruik voormalige bedrijfswoning als plattelandswoning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 6.1 voor het gebruik van een voormalige de bedrijfswoning, daarbij behorende bijgebouwen en overkappingen en de bijbehorende gronden voor wonen (plattelandswoning)bij een niet-agrarisch bedrijf als plattelandswoning waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
  1. de woning ligt binnen het bestemmingsvlak;
  2. het niet-agrarisch bedrijf binnen het bestemmingsvlak "bedrijf" is in werking;
  3. de woning ondervindt geen onevenredige milieubelemmeringen op de aspecten geluid, trilling, fijnstof of verkeer;
  4. de activiteit belemmert geen andere activiteiten in de omgeving;
  5. er ontstaat geen onevenredige hinder op het gebied van milieu, infrastructuur, landschap, ecologie, hydrologie en archeologie.
 
  1. Uitsluitend de bestaande bedrijfswoning mag gebruikt worden als plattelandswoning.
  2. Behalve ten behoeve van het als Bedrijf bestemde gebruik, mogen de bijgebouwen en overkappingen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van huishoudelijk gebruik verband houdend met de woonfunctie, waarbij de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van dit gebruik niet meer mag bedragen dan 100 m².
  3. Er dient sprake te zijn van een verantwoord woon- en leefklimaat.
  4. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen voor omliggende (agrarische) bedrijven.
  5. Het voormalige bijbehorend bedrijf doet afstand van betreffende bedrijfswoning.
  6. Voor het overige de regels in 6.2.3 en 6.2.4 met betrekking tot een bedrijfswoning en bijgebouwen en overkappingen van toepassing zijn.
6.5.7 Afwijken ten behoeve van gebruik van bestaande bebouwing voor een onderneming ten behoeve van een Zelfstandige Zonder Personeel
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, in de situaties waar toepassing is gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 6.5.5, een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 6.1 ten behoeve van het gebruik van bestaande bebouwing voor een onderneming ten behoeve van een Zelfstandige Zonder Personeel waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Maximaal 200 m² van de op het perceel legaal aanwezige bebouwing, behorende bij de plattelandswoning,  mag worden gebruikt voor de bedoelde onderneming.
  2. De bebouwingsregeling voor bijgebouwen bij de bedrijfsgebouwen blijft van toepassing.
  3. Uitsluitend bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan.
  4. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  7. Het gebruik van de opstallen heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.
  8. De ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  9. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  10. Er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
6.5.8 Afwijken ten behoeve van stageverblijven
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.4.1 voor het toestaan van stageverblijven, met dien verstande dat:
  1. de noodzaak dient te worden aangetoond door middel van een advies van een deskundige;
  2. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden aangetast;
  3. maximaal 3 wooneenheden voor in totaal maximaal 6 personen zijn toegestaan;
  4. het oppervlak van een wooneenheid maximaal 55 m² bedraagt;
  5. de stageverblijven binnen bestaande bebouwing worden opgericht en er geen sprake mag zijn van zelfstandige wooneenheden;
  6. er geen milieuhygiënische beperking in de bedrijfsvoering plaatsvindt van nabij gelegen bedrijven.
 
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
6.6.1 Vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De totale oppervlakte van het bouwvlak niet mag worden vergroot.
  2. De vormverandering is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het bedrijf.
  3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
6.6.2 Wijzigen naar Agrarisch
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' ten behoeve van de vestiging van een grondgebonden reëel agrarisch bedrijf of een te ontwikkelen grondgebonden reëel agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. De wijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een grondgebonden bedrijf en niet grondgebonden bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf.
  2. De wijziging naar 'intensieve veehouderij' mag plaatsvinden op bouwvlakken die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied' alsmede ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' voor zover het duurzame locaties voor intensieve veehouderij betreft.
  3. De omvang van het bouwvlak mag na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet meer bedragen dan 1,5 ha, waarbij het gehele bestemmingsvlak van de voormalige bedrijfsbestemming wordt omgezet in een agrarische gebiedsbestemming die overeenkomt met de belendende agrarische gebiedsbestemming.
  4. De levensvatbaarheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan.
  5. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  6. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  7. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing ook direct aansluitend aan het bouwvlak mag worden gerealiseerd.
 
  1. De wijziging is niet toegestaan ten behoeve van de vestiging van een glastuinbouwbedrijf.
  2. De wijziging ten behoeve van een veehouderij is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’.
  3. De wijziging ten behoeve van een veehouderij is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperking veehouderij', tenzij er sprake is van een grondgebonden veehouderij waarbij, naast de voorwaarden als genoemd onder i tot en met m, tevens moet worden voldaan aan het bepaalde onder d tot en met h.
  4. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij .
  5. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.
  6. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  7. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μ/ m³.
  8. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
  9. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
    1. De omvang van het bouwvlak mag na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid niet meer bedragen dan 1,5 ha.
    2. Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
    3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
    4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
    5. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
6.6.3 Wijzigen naar Wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning en het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning, bijgebouwen, overkappingen en bijbehorende tuinen.
  2. De oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 100 m², tenzij toepassing wordt gegeven aan de regeling in lid c of sprake is van een situatie als bedoeld in lid d.
  3. Bij sloop van alle overtollige bedrijfsbebouwing geldt dat, ofwel 25% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³ ofwel 25% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de maximale toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen van 100 m² tot een maximum van 200 m² waarbij alle bijgebouwen en overkappingen, met een oppervlakte groter dan 100 m², dienen te worden gesloopt.
  4. Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen dienen te allen tijde gehandhaafd dienen te blijven.
  5. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  6. Het bedrijf ter plaatse is beëindigd.
  7. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  8. De woning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  10. Aan de gronden die met toepassing van deze wijziging vallen buiten het bestemmingsvlak wonen, wordt de agrarische gebiedsbestemming toegekend, met de belendende agrarische gebiedsbestemming.
 
  Aan-
duiding  
Adres  
Huisnr.  
Functie
 
Bedrijfs- woning  
Opp. (m²)  
'sb – 1'  
Bikkelkampen  
1  
constructie en montage  
1  
1.620  
'sb – 2'  
Bobbenagelseweg  
10A  
houtrecycling 
1  
1.810  
'sb – 3'  
Boskantseweg  
68  
bedrijvenhotel milieucategorie 1 en 2  
0  
1.200  
'sb – 4'  
Boskantseweg  
104  
aannemer/bouwbedrijf  
1  
605  
'sb – 5'  
vervallen  
       
'sb – 6'  
Bus  
 
isolatiebedrijf  
1  
655  
'sb – 7'  
Eversestraat  
7A  
transportbedrijf  
1  
280  
'sb – 8'  
Eversestraat  
11  
milieuverzorging, waaronder een milieustraat en constructiewerkplaats, compostering, afvalinzameling, afvalbewerking, tranport  
1  
15.125  
'sb – 9'  
Eversestraat  
23  
loon- en grondverzetbedrijf met buitenopslag tot een
oppervlakte
omvang
van 2.000 m
2
en een hoogte van maximaal 6 m  
1
2
 
3.675
 
 
5202
'sb – 10'  
Eversestraat  
47  
autogarage  
1  
300  
'sb – 11'  
Hongerstraat  
1  
timmerfabriek  
1  
700  
'sb – 12'  
Hoogstraat  
48  
koelbedrijf/bewortelingsbedrijf/groothandel groente en fruit, waarvan 920 m² agrarisch verwant en 8180 m² niet-agrarisch  
1  
9.100  
'sb – 13'  
Hulst  
10  
textiel en jukeboxhandel  
1  
1.285  
'sb – 14'  
Karthuizerweg  
3  
timmerfabriek  
1  
450  
'sb – 15'  
Schootsedijk  
10a  
paardenpension/paardenstalling  
1  
350  
'sb – 16'  
Kremselen  
14  
loon- en grondverzet  
1  
1.558  
'sb – 17'  
Langesteeg  
14  
slachterij  
1  
530  
'sb – 18'  
Liempdseweg  
40  
grondverzetbedrijf  
1  
1.810  
'sb – 19'  
Liempdseweg  
6  
tuincentrum  
1  
1.920  
'sb – 20'  
Liempdseweg  
3  
bouwmarkt  
2  
2.130  
'sb – 21'  
Lieshoutseweg  
74  
garagebedrijf  
1  
1.330  
'sb – 22'  
Nieuwstraat  
16  
stukadoorsbedrijf  
2  
519  
'sb – 23'  
Schietbergweg  
2  
garagebedrijf  
1  
1.160  
'sb – 24'  
Ollandseweg  
134  
houtverwerking  
2  
3.200
3715
'sb – 25'  
Ollandseweg  
159  
houtverwerking  
0  
1.679  
'sb – 26'  
Scheidingsweg  
1  
dierencentrum en hondensport  
2  
1.000  
'sb – 27'  
Schietbergweg  
18  
boor- en freeswerken  
1  
250  
'sb – 28'  
Schietbergweg  
 8/8a
Groothandel en herstelinrichting ten behoeve van landbouw-, tuin- en bosbouwmachines.
1  
2.425  
'sb – 29'  
Schietbergweg  
15  
steigermaterialen en bouwbenodigdheden  
1  
540  
'sb – 30'  
Schijndelseweg  
36  
klompenfabriek  
1  
2.370  
'sb – 31'  
Schijndelseweg  
53  
garagebedrijf  
1
  
2
1.200  
'sb – 32'  
Schijndelseweg  
65  
tuincentrum  
1  
1.400  
'sb – 33'  
Schijndelseweg  
50  
persboringenbedrijf  
1  
415  
'sb – 34'  
Schijndelseweg  
61  
sloopbedrijf  
1  
475  
'sb – 35'  
Koevering  
14  
betonvlechterij  
1  
612  
'sb – 36'  
Vresselseweg  
70  
garagebedrijf  
1  
450  
'sb – 37'  
Vresselseweg  
54  
rietdekkersbedrijf  
1  
890  
'sb – 38'  
Vresselseweg  
16  
loonbedrijf  
1  
1.676  
'sb – 39'  
Vresselseweg  
29  
loon- en grondverzetbedrijf  
1  
1.950  
'sb – 40'  
Zwijnsbergen  
12  
rietdekkersbedrijf  
1  
383  
'sb – 41'  
Nijnselseweg  
26  
distributiecentrum en bakkerij  
0  
n.v.t.  
'sb – 42'  
Nijnselseweg  
38  
fabriek voor betonwaren en betonmortel met betonwarenhandel  
1  
n.v.t.  
'sb – 43'  
Nijnselseweg  
36  
kledingatelier annex groothandel in motorkleding  
1  
n.v.t.  
'sb – 44'  
Weverspad  
ong.  
autotestbaan  
0  
2.000  
'sb – 45'  
Schijndelseweg  
57  
koel- en opslagbedrijf, logistieke dienstverlening, groothandel bewortelingsbedrijf  
1  
1.300  
'sb – 46'  
Schootsedijk  
44  
duikschool
hoveniersbedrijf (door derden)
statische opslag  
1  
330
80
920  
'sb – 47'  
Mosbulten  
15  
dierenpension  
1  
650  
'sb – 48'  
Kremselen  
12  
bomenrooibedrijf  
1  
450  
'sb – 49'  
Eekhoorn  
 
handel in tuinornamenten  
0  
218  
'sb – 50'  
Spierkesweg  
13/13A  
hondenopleidingscentrum  
1  
2620  
‘sb – 51’
Weievenseweg
26
Statische opslag
1
885
‘sb – 52’
Heikampenweg
29
Statische opslag
1
1100
‘sb – 53’
Koevering
8
Statische opslag
1
1500
‘sb – 54’
Mosbulten
3
Statische opslag
1
700
‘sb – 55’
Vresselseweg
62
Statische opslag
1
1000
‘sb – 56’
Weievenseweg
37a
Statische opslag
1
900
‘sb – 57’
Bobbenagelseweg
4
Honden- en kattenpension
1
100
‘sb - 58’
Damianenweg
12
Statische opslag
1
1000
‘sb – 59’
Nijnselseweg
44
Koeling, opslag be- en verwerking van agrarische producten
0
3300
‘sb – 60’
Horst
9
Aannemersbedrijf met werkplaats
1
354
‘sb – 61’
Bus
6
Opslag en bedrijfsruimte ten behoeve van ambulante handel (opslag/bedrijfsruimte en bijgebouw bij bedrijfswoning in 1 bouwmassa)
1
200
‘sb – 62’
Lieshoutsedijk
10
Statische opslag
1
414
‘sb – 63’
Heikampenweg
19
Statische opslag
1
615
‘sb – 64’
Achterstesteeg
4
Statische Opslag
1
800
‘sb – 65’
Kremselen
4
Hondenkennel
1
200
‘sb –66’ 
Koevering
2
Hondenopleiding/-kennel
1
600
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
        
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
     
7.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een rioolwaterzuiveringsinstallatie;
  2. rioolgemalen;
  3. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  4. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
 
7.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één nutsvoorziening toegestaan.
  2. De afstand tussen bouwwerken en de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 10 m.
7.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepaling:
  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
 
7.3.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 7.2.3 voor het bouwen van telecommunicatiemasten, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 45 m mag bedragen;
  2. lid 7.2.3 voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 8 m;
waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De afwijking is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.
  2. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
Artikel 7a Bedrijf - Nutsvoorziening 1
       
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
     
7a.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Bedrijf – Nutsvoorziening 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. elektriciteitsdistributie;
  2. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  3. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. groenvoorzieningen.
7a.2 Bouwregels
 
7a.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één nutsvoorziening toegestaan.
  2. De afstand tussen bouwwerken en de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.
7a.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:De oppervlakte per nutsvoorziening mag niet meer bedragen dan 20 m²;
  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
7a.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
7a.3 Afwijken van de bouwregels
 
7a.3.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 7a.2.3 voor het bouwen van telecommunicatiemasten, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 45 m mag bedragen;
  2. lid 7a.2.3 voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 8 m;
waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De afwijking is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.
  2. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
Artikel 8 Bos
        
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
8.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos en bosgroeiplaats;
  2. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden;
  3. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  4. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. ter plaatse van de aanduiding ‘religie’ is een kapel toegestaan;
  7. ter plaatse van de aanduiding ‘landgoederen’, een landgoed alsmede de instandhouding en behoud en samenhang ervan.
8.2 Bouwregels
 
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens:
  1. bouwwerken ten behoeve van het natuurbeheer, mits:
    1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
    2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m².
  2. eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
  3. Een kapelletje is uitstluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘religie’, waarbij:
    1. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
    2. De oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15 m².
  4. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - terrein- en erfafscheiding", waar terrein- en erfafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 1,5 meter mogen worden gebouwd.
8.3 Specifieke gebruiksregels
 
8.3.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. het verlagen van de (grond)waterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
8.4.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd, met uitzondering van waterpoelen tot een oppervlakte van 200 m² en een diepte tot 1,5 m of indien een ontgrondingsvergunning vereist is;
  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld, met uitzondering van de vervanging van ondergrondse leidingen;
  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
  4. het verwijderen of rooien(vellen) van bos en/of andere grote houtopstanden;
  5. het verwijderen of rooien (vellen) van natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
  6. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen;
  7. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m² per perceel.
8.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een vastgesteld projectplan en/of een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.4.3 Toelaatbaarheid
  1. De in lid 8.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
  2. Voor wat betreft de verdere afwegingsaspecten en beoordelingscriteria geldt de 'Tabel ingrepen / effect BP Buitengebied' (bijlage).
Artikel 9 Groen
        
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
 
9.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen ter afscherming van de gronden met de bestemming 'Bedrijf' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 42' in de vorm van een groenstrook met hoogopgaand groen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – veldschuur’ een veldschuur is toegestaan;
  4. het behoud, herstel en ontwikkeling van houtopstanden;
  5. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. extensief recreatief medegebruik.
9.2 Bouwregels
 
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding groen - veldschuur', een veldschuur is toegestaan waarbij:
  1. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goothoogte;
  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
  3. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte.
9.3 Specifieke gebruiksregels
 
9.3.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor opslag van materialen, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  2. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als parkeergelegenheid.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
9.4.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het verwijderen of rooien(vellen) van bos en/of andere grote houtopstanden;
  2. het verwijderen of rooien (vellen) van natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.
9.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een vastgesteld projectplan en/of een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.4.3 Toelaatbaarheid
  1. De in lid 9.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
  2. Voor wat betreft de verdere afwegingsaspecten en beoordelingscriteria geldt de 'Tabel ingrepen / effect BP Buitengebied' (bijlage).
Artikel 10 Horeca
        
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
10.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. horecadoeleinden met bijbehorende voorzieningen zoals aangegeven in de 'Tabel Horeca';
  2. bedrijfswoningen zoals aangegeven in de 'Tabel Horeca';
  3. aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;
  4. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  5. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. groenvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
 
10.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één horecabedrijf toegestaan. Indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding 'relatie' is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.
  2. Gebouwen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan tenzij anders is bepaald. Indien geen bouwvlak is opgenomen mag bebouwing binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd.
  3. Binnen het gehele bouwvlak mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de afstand tot de as van de weg waaraan gebouwen worden gebouwd niet minder mag bedragen dan:
      1. 60 m in geval van de Rijksweg 50;
      2. 30 m voor een interlokale weg, de Sonseweg of de Nijnselseweg;
      3. 25 m voor overige verharde en onverharde wegen dan wel spoorwegen.
    2. de afstand tussen bedrijfsgebouwen niet minder mag bedragen dan 3 m;
    3. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m.
  4. In afwijking van de in de planregels voorgeschreven dakhelling mag, indien een gebouw wordt voorzien van een kap, maximaal 40% van een gebouw worden voorzien van een platte afdekking;  in dat geval is de aangegeven goothoogte tevens de maximale hoogte van de platte afdekking.
10.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. De gezamelijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan in de 'Tabel bedrijven horeca' onder 'Opp. ()' is aangegeven. Voor de gezamelijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen tellen de bedrijfswoning en bijgebouwen bij de bedrijfswoning, als bedoeld in lid 10.2.3 en 10.2.4, niet mee.
  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
  4. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12º.
  5. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60º.
10.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven in de 'Tabel Horeca.
  2. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³.
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
  5. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12º.
  6. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60º.
10.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  2. Vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen dienen op een afstand van ten minste 5 m van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
  5. De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 100 m².
  6. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
  7. In uitzondering op het bepaalde in lid c en d mag de bouwhoogte van plat afgedekte  bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,5 m.
10.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  2. Overkappingen zijn niet toegestaan.
  3. Voor het bouwen van onoverdekte zwembaden bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
    1. Onoverdekte zwembaden dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
    2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
    3. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 15 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels
 
10.3.1 Verkleinen afstand tot as van de weg
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.2.1 voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand van de as van de weg, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De afwijking is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.
  2. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  4. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
10.3.2 Uitbreiding oppervlakte bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2 voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.
  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bouwvlak.
  3. De gezamenlijke oppervlakte mag met maximaal 15% worden uitgebreid.
  4. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  5. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
10.3.3 Toestaan overkappingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.2.5 voor het toestaan van overkappingen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. De overkapping is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het bedrijf.
  2. De overkapping is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.
  3. Overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  5. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
10.4 Specifieke gebruiksregels
 
10.4.1 Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven
Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, waaronder internetverkoop, toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de brutovloeroppervlakte van de woning en daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 50 m².
  2. De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  4. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven.
  7. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
10.5.1 Andere horecabedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.1 voor het vestigen van een andere horecacategorie dan is opgenomen in de 'Tabel Horeca', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte bedrijfsbebouwing mag niet worden vergroot.
  2. Het nieuw te vestigen horecabedrijf mag naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
  3. Uitsluitend horecabedrijven in de horecacategorieën 1 t/m 3 of 5 zijn toegestaan.
  4. Het toepassen van de afwijking mag geen onevenredige beperking opleveren van de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven tot gevolg hebben.
  5. Het nieuw te vestigen bedrijf mag geen grotere publieks- en/of verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
10.5.2 Afwijken ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.4.1 voor het toestaan van een grotere oppervlakte van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. De totale oppervlakte die voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven wordt mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing van de woning en bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning.
  2. De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  4. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven.
  7. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning.
10.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
10.6.1 Vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.
  2. De vormverandering is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het horecabedrijf.
  3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
10.6.2 Wijzigen naar Wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning en het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning en bijbehorende tuinen, erven en verhardingen.
  2. De oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 100 m², tenzij toepassing wordt gegeven aan de regeling in lid c of sprake is van een situatie als bedoeld in lid d.
  3. Bij sloop van alle overtollige bedrijfsbebouwing geldt dat, ofwel 25% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³ ofwel 25% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m².
  4. Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen dienen te allen tijde gehandhaafd dienen te blijven.
  5. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  6. Het horecabedrijf ter plaatse is beëindigd.
  7. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  8. De woning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  10. Aan de gronden die met toepassing van deze wijziging vallen buiten het bestemmingsvlak wonen, wordt de agrarische gebiedsbestemming toegekend, met de belendende agrarische gebiedsbestemming
Tabel Horeca
Aanduiding

 
Adres
 
Huisnr.
 
Horeca-categorie
 
Bedrijfs- woning
 
Opp. (m²)
 
'sh – 1'  
Past. Smitsstraat  
4  
Categorie 3  
1  
230  
'sh – 2'  
Vresselseweg  
33  
Categorie 5  
1  
1.920  
 
Artikel 11 Maatschappelijk
        
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
11.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke doeleinden met bijbehorende voorzieningen zoals aangegeven in de 'Tabel Maatschappelijk' met bijbehorende voorzieningen;
  2. bedrijfswoningen zoals aangegeven in de 'Tabel Maatschappelijk';
  3. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  4. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  5. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. groenvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
 
11.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één maatschappelijke voorziening toegestaan.
  2. Gebouwen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan tenzij anders is bepaald. Indien geen bouwvlak is opgenomen mag bebouwing binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd.
  3. Binnen het gehele bouwvlak mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de afstand tot de as van de weg waaraan gebouwen worden gebouwd niet minder mag bedragen dan:
      1. 60 m in geval van de Rijksweg 50;
      2. 30 m voor een interlokale weg, de Sonseweg of de Nijnselseweg;
      3. 25 m voor overige verharde en onverharde wegen dan wel spoorwegen.
    2. de afstand tussen gebouwen niet minder mag bedragen dan 3 m;
    3. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m.
  4. In afwijking van de in de planregels voorgeschreven dakhelling mag, indien een gebouw wordt voorzien van een kap, maximaal 40% van een gebouw worden voorzien van een platte afdekking;  in dat geval is de aangegeven goothoogte tevens de maximale hoogte van de platte afdekking.
11.2.2 Gebouwen
 
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. De gezamelijke oppervlakte van gebouwen in gebruik ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen mag niet meer bedragen dan in de 'Tabel Maatschappelijk' onder 'Opp. (m²)' is aangegeven. Voor de gezamelijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen tellen de bedrijfswoning en bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning, als bedoeld in lid 11.2.2a en 11.2.2b, niet mee.
  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' een andere goothoogte is aangegeven. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' een andere bouwhoogte is aangegeven.
  3. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12º.
  4. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60º.
11.2.2a Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven in de 'Tabel Maatschappelijk'.
  2. De inhoud van een bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijgebouwen die ten dienste staan van de primaire woonfunctie, mag niet meer bedragen dan 750 m³.
  3. In afwijking van het bepaalde onder b mogen bestaande (woon)boerderijen geheel als bedrijfswoning worden gebruikt.
  4. Bij herbouw van de bedrijfswoning mag de bestaande oppervlakte worden herbouwd mits bij de herbouw de bestaande goot- en nokhoogte wordt toegepast;
  5. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  6. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
  7. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12º.
  8. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60º.
11.2.2b Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Bijgebouwenen overkapping dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  2. Vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen dienen op een afstand van ten minste 5 m van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
  5. De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 100 m².
  6. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
  7. In uitzondering op het bepaalde in lid c en d mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,5 m.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  2. Overkappingen zijn niet toegestaan.
11.3 Afwijken van de bouwregels
 
11.3.1 Verkleinen afstand tot as van de weg
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand van de as van de weg, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De afwijking is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.
  2. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  4. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
11.3.2 Uitbreiding oppervlakte bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2.2 voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van de maatschappelijke voorziening.
  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bouwvlak.
  3. De gezamenlijke oppervlakte mag met maximaal 15% worden uitgebreid.
  4. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  5. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
11.3.3 Toestaan overkappingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2.3 voor het toestaan van overkappingen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. De overkapping is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van de maatschappelijke voorziening
  2. De overkapping is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.
  3. Overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  5. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
11.4 Specifieke gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van ondersteunende horeca.
11.4.1 Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven
Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, waaronder internetverkoop, toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de brutovloeroppervlakte van de woning en daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 50 m².
  2. De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  4. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven.
  7. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
11.5.1 Andere maatschappelijke voorziening
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.1 voor het vestigen van een ander soort maatschappelijke voorziening dan is opgenomen in de 'Tabel Maatschappelijk', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte bedrijfsbebouwing mag niet worden vergroot.
  2. De nieuw te vestigen maatschappelijke voorziening mag naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
  3. Het toepassen van de afwijking mag geen onevenredige beperking opleveren van de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven tot gevolg hebben.
  4. De nieuw te vestigen maatschappelijke voorziening mag geen grotere publieks- en/of verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
11.5.2 Afwijken ondersteunende horeca
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van hepaalde onder 11.4 voor het toestaan ondersteunende horeca tot een maximale oppervlakte aan horecalokaliteit van 70 m² ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' en voor het overige tot een maximum oppervlakte van 40 m², waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Buitenopslag ten behoeve van de ondersteunende horeca is niet toegestaan.
  2. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  3. Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
  4. De omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en of ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
11.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
11.6.1 Vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.
  2. De vormverandering is noodzakelijk voor de ontwikkeling van de maatschappelijke voorziening.
  3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
Tabel Maatschappelijk
Aanduiding
Adres
Huisnr.
Functie
Bedrijfs- woning
Opp. (m²)
'sm – 1'
Schijndelseweg
46
Therapeutisch centrum
0
3.500
'sm – 2'
Nijnselseweg
24A
Religieuze instelling
0
650
Artikel 11a Maatschappelijk 1
          
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
11a.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Maatschappelijk 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke activiteiten;
  2. woonzorggebouwen met (zorg)woningen;
  3. één bedrijfswoning;
  4. een bebouwingsconcentratie ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 2';
  5. cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied';
  6. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. groenvoorzieningen.
met bij sub a, b en c behorende:
  1. ondergeschikte recreatieve voorzieningen;
  2. een ondersteunende horeca voorziening tot een maximum van 100 m2;
  3. gezamenlijke ontmoetingsruimtes;
  4. één zorgboerderij;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. een dierenverblijf.
11a.2 Bouwregels
 
11a.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één maatschappelijk bedrijf toegestaan.
  2. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan;
  3. Binnen het gehele bouwvlak mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. het bebouwde oppervlak maximaal 1.500 m² mag bedragen;
    2. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan:
      1. 30 meter voor een interlokale weg, de Ollandseweg;
      2. 25 meter voor overige verharde en onverharde wegen;
    3. de afstand tussen gebouwen niet minder mag bedragen dan 3 meter;
    4. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 meter.
  4. In afwijking van de in de planregels voorgeschreven dakhelling mag, indien een gebouw wordt voorzien van een kap, maximaal 40% van een gebouw worden voorzien van een platte afdekking;  in dat geval is de aangegeven goothoogte tevens de maximale hoogte van de platte afdekking.
11a.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tot een maximum van 1.500 m²;
  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter;
  4. Gebouwen dienen te zijn voorzien van een kap met een dakhelling van ten minste 12º en ten hoogste 60º.
11a.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
  1. De hoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
11a.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
  1. Bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  2. Vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen dienen op een afstand van ten minste 5 m van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
  5. De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 100 m².
  6. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
  7. In uitzondering op het bepaalde in lid c en d mag de bouwhoogte van plat afgedekte  bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,5 m.
 
11a.3 Afwijken van de bouwregels
 
11a.3.1 Verkleinen afstand tot as van de weg
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11a.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand van de as van de weg, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De afwijking is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  2. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen;
  4. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
11a.4 Toestaan overkappingen
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11a.2.1 onder b voor het toestaan van overkappingen buiten het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. De overkapping is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van de maatschappelijke voorziening;
  2. De overkapping is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar;
  3. Overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  5. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
11a.5 Uitbreiding oppervlakte bedrijfsgebouwen
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11a.2.2 onder a voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van de maatschappelijke voorziening;
  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bouwvlak;
  3. De gezamenlijke oppervlakte mag met maximaal 15% worden uitgebreid;
  4. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen;
  5. Ten minste 10% van de bebouwde oppervlakte wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
11a.6 Specifieke gebruiksregels
 
11a.6.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo, wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  2. het gebruik en laten gebruiken van aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  3. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  4. het permanent bewonen of laten bewonen van recreatieve nachtverblijven;
  5. het gebruiken of laten gebruiken van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van evenementen;
  6. permanente bewoning van woonzorggebouwen en (zorg)woningen;
  7. het gebruik van de woonzorggebouwen en (zorg)woningen voor asielzoekersopvang;
  8. het gebruik van de woonzorggebouwen en (zorg)woningen voor justitiële activiteiten zoals een strafinrichting en/of tbs.
11a.6.2 Gebruik van bebouwing
Het gebruik conform het bepaalde in lid 11a.1 is uitsluitend toegestaan indien de gronden
landschappelijk zijn ingepast, conform hetgeen hierover in de, als bijlage aan de regels toegevoegde, paragraaf landschappelijke inpassing is opgenomen.
 
Artikel 12 Natuur
         
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
12.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden;
  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
  3. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  4. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. extensief recreatief medegebruik;
  7. Trek-ins ter plaatse van de aanduiding ’specifieke vorm van natuur - Trek-ins’ met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 90 m².
  8. ter plaatse van de aanduiding ‘landgoederen’, een landgoed alsmede de instandhouding en behoud en samenhang ervan.
12.2 Bouwregels
 
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens:
  1. bouwwerken ten behoeve van het natuurbeheer, mits:
    1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
    2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m².
  2. eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  3. een Trek-in is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – Trek-in’, waarbij:
    1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
    2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – Trek-in’ zijn maximaal 3 Trek-ins toegelaten;
    3. de gezamenlijke oppervlakte van de Trek-ins niet meer mag bedragen dan 90 m².
12.3 Specifieke gebruiksregels
 
12.3.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. het verlagen van de (grond)waterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
12.4.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd, met uitzondering van waterpoelen tot een oppervlakte van 200 m² en een diepte tot 1,5 m;
  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld, met uitzondering van de vervanging van ondergrondse leidingen;
  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
  4. het verwijderen of rooien van bos en/of andere grote houtopstanden;
  5. het verwijderen of rooien (vellen) van natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
  6. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;
  7. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen;
  8. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m² per perceel.
12.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een vastgesteld projectplan en/of een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
12.4.3 Toelaatbaarheid
  1. De in lid 12.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
  2. Voor wat betreft de verdere afwegingsaspecten en beoordelingscriteria geldt de 'Tabel ingrepen / effecten BP Buitengebied' (bijlage).
Artikel 13 Recreatie
         
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
13.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. recreatieve voorzieningen zoals genoemd in de 'Tabel Recreatiebedrijven';
  2. ondersteunende horeca bij de onder a genoemde recreatieve voorzieningen;
  3. bedrijfswoningen zoals aangegeven in de 'Tabel Recreatiebedrijven';
  4. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  5. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  6. terrassen ter plaatse van de aanduidingen ‘Specifieke vorm van recreatie- t1’ ‘Specifieke vorm van recreatie- t2’;
  7. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. groenvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
 
13.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één recreatiebedrijf toegestaan.
  2. Gebouwen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan tenzij anders is bepaald. Indien geen bouwvlak is opgenomen mag bebouwing binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd.
  3. Binnen het gehele bouwvlak mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de afstand tot de as van de weg waaraan gebouwen worden gebouwd niet minder mag bedragen dan:
      1. 60 m in geval van de Rijksweg 50;
      2. 30 m voor een interlokale weg, de Sonseweg of de Nijnselseweg;
      3. 25 m voor overige verharde en onverharde wegen dan wel spoorwegen.
    2. de afstand tussen bedrijfsgebouwen niet minder mag bedragen dan 3 m;
    3. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m.
  4. In afwijking van de in de planregels voorgeschreven dakhelling mag, indien een gebouw wordt voorzien van een kap, maximaal 40% van een gebouw worden voorzien van een platte afdekking;  in dat geval is de aangegeven goothoogte tevens de maximale hoogte van de platte afdekking.
13.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. De gezamelijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan in de 'Tabel Recreatiebedrijven' onder 'Opp. ()' is aangegeven. Voor de gezamelijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen tellen de bedrijfswoning en bijgebouwen bij de bedrijfswoning, als bedoeld in lid 13.2.5 en 13.2.6, niet mee.
  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
  4. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12º.
  5. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60º.
13.2.3 Recreatiewoningen
 
13.2.3a Voor het bouwen van recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 3' gelden de volgende bepalingen:
  1. Het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan één per aanduiding.
  2. De inhoud van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 300 m³.
  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte.
  5. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
  6. Ondergronds bouwen is niet toegestaan.
13.2.3b Voor het bouwen van de recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 8' gelden de volgende bepalingen:
  1. De oppervlakte van de recreatiewoning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de recreatiewoning mag niet meer bedragen dan in de 'Tabel Recreatiebedrijven' onder 'Opp. (m²)' is aangegeven.
  2. Het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan één per aanduiding.
  3. De oppervlakte van de recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 44 m2;
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  5. De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte.
  6. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
  7. Ondergronds bouwen is niet toegestaan.
13.2.4 Gebouwen volkstuinen
Voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van een volkstuin ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – 6' gelden de volgende bepalingen:
  1. Per volkstuin is niet meer dan één gebouw toegestaan.
  2. De oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 8 m².
  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.
13.2.5 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven in de 'Tabel Recreatiebedrijven'.
  2. De inhoud van een bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijgebouwen die ten dienste staan van de primaire woonfunctie, mag niet meer bedragen dan 750 m³.
  3. In afwijking van het bepaalde onder b mogen bestaande (woon)boerderijen geheel als bedrijfswoning worden gebruikt.
  4. Bij herbouw van de bedrijfswoning mag de bestaande oppervlakte worden herbouwd mits bij de herbouw de bestaande goot- en nokhoogte wordt toegepast;
  5. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  6. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
  7. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12º.
  8. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60º.
13.2.6 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  2. Vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen dienen op een afstand van ten minste 5 m van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
  5. De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 100 m².
  6. De afstand van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
  7. In uitzondering op het bepaalde in lid c en d mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,5 m.
13.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  2. Overkappingen zijn niet toegestaan.
  3. Voor het bouwen van onoverdekte zwembaden bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
    1. Onoverdekte zwembaden dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
    2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
    3. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 15 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels
 
13.3.1 Verkleinen afstand tot as van de weg
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand van de as van de weg, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De afwijking is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.
  2. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  4. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
13.3.2 Uitbreiding oppervlakte bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.2.2 voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het recreatiebedrijf.
  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bouwvlak.
  3. De gezamenlijke oppervlakte mag met maximaal 15% worden uitgebreid.
  4. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  5. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
13.3.3 Toestaan overkappingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.2.7 voor het toestaan van overkappingen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. De overkapping is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het recreatiebedrijf.
  2. De overkapping is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.
  3. Overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  5. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
13.4 Specifieke gebruiksregels
 
13.4.1 Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven
Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, waaronder internetverkoop, toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de brutovloeroppervlakte van de woning en daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 50 m².
  2. De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  4. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven.
  7. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning.
13.4.2 Recreatiewoningen
Permanente bewoning van recreatiewoningen is niet toegestaan.
 
13.4.2a (Boeren)terras
Bij de ondersteunende horeca is een (boeren)terras niet toegestaan.
 
13.4.3 Landschapscamping met  ruimtes voor logies
Het gebruik van het logies- en/of recreatiegebouw op de locatie Bakkerpad 17 (aanduiding sr-5)  tbv de zakelijke markt, is niet toegestaan.
 
13.4.4 Ondersteunende horeca
  1. De omvang van de horecalokaliteit ten behoeve van ondersteunende horeca mag niet meer bedragen dan 30% van het totale overdekte en omsloten brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit met een maximum van 100 m², met dien verstande dat in afwijking van het vorenstaande ter plaatse van Vresselseweg 6 de maximaal toegelaten oppervlakte voor ondersteunende horeca 40 m² mag bedragen en deze moet zijn gesitueerd binnen het hoofdgebouw.
  2. Voor de locatie Vresselseweg 6 bedraagt de toegelaten oppervlakte voor terras 41 m² ter plaatse van de aanduiding (sr-t1) en 50 m² ter plaatse van de aanduiding (sr-t2) waarbij de gronden ter plaatse van de aanduiding (sr-t2) tevens gebruikt mogen worden als beugelbaan.
  3. Ondersteunende horeca is niet toegestaan bij recreatiewoningen.
13.4.5 Landschapcamping
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 5' is een landschapscamping toegestaan met maximaal 60 standplaatsen en bijbehorende vrij ruimten met een oppervlakte van maximaal 300 m² per standplaats.
 
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
13.5.1 Andere recreatiebedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.1 voor het vestigen van een ander soort recreatiebedrijf dan is opgenomen in de 'Tabel Recreatie', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte bedrijfsbebouwing mag niet worden vergroot.
  2. Het nieuw te vestigen recreatiebedrijf mag naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
  3. Het toepassen van de afwijking mag geen onevenredige beperking opleveren van de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven tot gevolg hebben.
  4. Het nieuw te vestigen recreatiebedrijf mag geen grotere publieks- en/of verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
13.5.2 Afwijken ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.4.1 voor het toestaan van een grotere oppervlakte van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. De totale oppervlakte die voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven wordt mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing van de woning en bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning.
  2. De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  4. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven.
  7. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning.
13.5.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 13.4.2a voor het toestaan van een (boeren)terras, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het (boeren)terras wordt gerealiseerd binnen het bestemmingsvlak "recreatie" ter plaatse van het bouwvlak.
  2. De oppervlakte van een (boeren)terras mag maximaal 100 m² bedragen.
  3. De afstand tot (bedrijfs)woningen van derden mag niet minder dan 50 m bedragen.
  4. Het gebruik mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  5. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  6. Er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  7. Het (boeren)terras wordt voorzien van een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
13.5.4 Toepassing van de afwijkingsregeling als bedoeld in 13.5.3 is uitgesloten voor de locatie Vresselseweg 6.
 
13.5.5 Landschappelijke inpassing
De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - 9’ (Hulst 20) mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van het bij de aanduiding behorende recreatiebedrijf, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 07 bij deze regels voor de desbetreffende locatie.
 
13.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
13.6.1 Vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.
  2. De vormverandering is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het recreatiebedrijf.
  3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
13.6.2 Wijzigen naar Wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning en het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning en bijbehorende tuinen.
  2. De oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 100 m², tenzij toepassing wordt gegeven aan de regeling in lid c of sprake is van een situatie als bedoeld in lid d.
  3. Bij sloop van alle overtollige bedrijfsbebouwing geldt dat, ofwel 25% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³ ofwel 25% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m².
  4. Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen dienen te allen tijde gehandhaafd dienen te blijven.
  5. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  6. De recreatievoorziening ter plaatse is beëindigd.
  7. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  8. De woning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  10. Aan de gronden die met toepassing van deze wijziging vallen buiten het bestemmingsvlak wonen, wordt de agrarische gebiedsbestemming toegekend, overeenkomstig met de belendende agrarische gebiedsbestemming.
13.6.3 Wijziging ten behoeve van eerste bedrijfswoning Bakkerspad 17
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 5' te wijzigen ten behoeve van de bouw van de eerste bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.
  2. De bedrijfswoning dient binnen het bouwvlak te worden opgericht.
  3. De wijziging kan alleen worden toegepast ten behoeve van een reëel bedrijf.
  4. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  5. De bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  6. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een terzake deskundige (adviescommissie Recreatie en Toerisme).
  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  8. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
Tabel Recreatiebedrijven Aanduiding
Adres
Huisnr.
Functie
Bedrijfs- woning
Opp. (m²)
'sr – 1'
Koeveringsedijk
5
groepsaccommodatie
1
100
'sr – 2'
Vresselseweg
6
groepsaccommodatie
1
730
'sr – 3'
Bobbenagelseweg
Ong.
a. recreatiewoning met:
b. bijgebouwen
0
a. 90
b. 430
'sr – 4'
Ollandseweg
165
a. Recreatie- appartementen
b. Paardenstallen
c. Recreatieruimte
1
a. 115
 
b. 210
c. 240 (waarvan 42 op verdieping)
'sr – 5'
Bakkerspad
17
Landschapscamping met:
a. ruimtes voor logies
b. nutsvoorzieningen
c. sanitaire voorzieningen
01
  
a. 685
b. 20
c. 60
'sr – 6'
Cathalijnepad
1
volkstuinen
0
zie lid 13.2.4
'sr – 87'
Leunestraat
22
dagrecreatie
1
350
'sr – 78'
Witte Bleek
2
recreatiewoning met:
- berging
- paardenstal
0
2444
70
60
'sr – 8 7'
Leunestraat
22
dagrecreatie
1
350
‘sr – 9’
Hulst
20
Duurzaamheidscentrum met:
a. Informatiecentrum en expositieruimte
b. ruimtes voor logies/Bed and Breakfast (binnen bedrijfswoning)
c. workshop- en conferentieruimte
1
    
a. 320 m²
 
b. 200 m²
    
c. 100 m²
Artikel 14 Sport
         
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
14.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. sportdoeleinden met bijbehorende voorzieningen zoals aangegeven in de 'Tabel Sport';
  2. ondersteunende horeca bij de onder a genoemde sportvoorzieningen, ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van sport - 1', 'specifieke vorm van sport - 4', 'specifieke vorm van sport - 5' en 'specifieke vorm van sport - 7' ;
  3. bedrijfswoningen zoals aangegeven in de 'Tabel Sport';
  4. aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;
  5. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  6. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. groenvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
 
14.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één sportvoorziening toegestaan.
  2. Gebouwen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan tenzij anders is bepaald. Indien geen bouwvlak is opgenomen mag bebouwing binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de afstand tot de as van de weg waaraan gebouwen worden gebouwd niet minder mag bedragen dan:
      1. 60 m in geval van de Rijksweg 50;
      2. 30 m voor een interlokale weg, de Sonseweg of de Nijnselseweg;
      3. 25 m voor overige verharde en onverharde wegen dan wel spoorwegen.
    2. de afstand tussen bedrijfsgebouwen niet minder mag bedragen dan 3 m;
    3. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m.
  3. In afwijking van de in de planregels voorgeschreven dakhelling mag, indien een gebouw wordt voorzien van een kap, maximaal 40% van een gebouw worden voorzien van een platte afdekking;  in dat geval is de aangegeven goothoogte tevens de maximale hoogte van de platte afdekking.
14.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. De gezamelijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan in de 'Tabel Sport' onder 'Opp. (m²)' is de gezamelijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen tellen de bedrijfswoning, de bijgebouwen bij de bedrijfswoning en rijhallen als bedoeld in lid 14.2.3, 14.2.4 en 14.2.2 lid f niet mee.
  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.
  4. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12º.
  5. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60º.
  6. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 5' en 'specifieke vorm van sport - 7' mag de oppervlakte van een (al dan niet inpandige) rijhal niet meer bedragen dan 1.000 m².
14.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven in de 'Tabel Sport.
  2. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³.
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
  5. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12º.
  6. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60º.
14.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  2. Vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen dienen op een afstand van ten minste 5 m van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
  5. De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 100 m².
  6. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
  7. In uitzondering op het bepaalde in lid c en d mag de bouwhoogte van plat afgedekte  bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,5 m.
14.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 m, met dien verstande dat lichtmasten niet zijn toegestaan op een afstand van minder dan 100 m van de bestemming 'Bos' en 'Natuur'.
  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
  3. Overkappingen zijn niet toegestaan.
  4. Voor het bouwen van onoverdekte zwembaden bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
    1. Onoverdekte zwembaden dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
    2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
    3. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 15 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels
 
14.3.1 Verkleinen afstand tot as van de weg
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2.1 voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand van de as van de weg, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De afwijking is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.
  2. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  4. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
14.3.2 Aanleg/bouw bedrijfsbebouwing ruitersportterrein Lieshoutseweg
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2.2 onder a voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen op het ruitersportterrein aan de Lieshoutseweg, waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van de sportvoorziening.
  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bouwvlak.
  3. De gezamenlijke oppervlakte mag met maximaal 50 m² worden uitgebreid.
  4. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  5. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
14.3.3 Uitbreiding oppervlakte bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2.2 voor het bouwen van een rijhal met een grotere oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 5' en 'specifieke vorm van sport - 7', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van de sportvoorziening.
  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bouwvlak.
  3. De gezamenlijke oppervlakte mag met maximaal 15% worden uitgebreid.
  4. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  5. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
14.3.4 Rijhal met een grotere oppervlakte
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2.2 voor het bouwen van een rijhal met een grotere oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport – 5' en 'specifieke vorm van sport - 7', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De afwijking is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.
  2. De oppervlakte van de rijhal mag niet meer bedragen dan 1.500 m².
  3. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
14.3.5 Toestaan overkappingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2.5 voor het toestaan van overkappingen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. De overkapping is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van de sportvoorziening.
  2. De overkapping is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.
  3. Overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  5. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
14.4 Specifieke gebruiksregels
 
14.4.1 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven
Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, waaronder internetverkoop, toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de brutovloeroppervlakte van de woning en daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 50 m².
  2. De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  4. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven.
  7. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning.
14.4.2 Ondersteunende horeca
De omvang van de horecalokaliteit ten behoeve van ondersteunende horeca ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van sport - 1', 'specifieke vorm van sport - 5' en 'specifieke vorm van sport - 7' mag niet meer bedragen dan 30% van het totale overdekte en omsloten brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit met een maximum van 100 m² en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 4' mag de oppervlakte aan ondersteunende horeca niet meer mag bedragen dan 200 m², waarbij voor de aanduidingen 'specifieke vorm van sport - 1', 'specifieke vorm van sport - 4' ,'specifieke vorm van sport - 5' en 'specifieke vorm van sport - 7' geldt dat een (boeren)terras is toegestaan van 100 m².
 
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
14.5.1 Andere sportvoorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.1 voor het vestigen van een ander sportvoorziening dan is opgenomen in de 'Tabel Sport', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte bedrijfsbebouwing mag niet worden vergroot.
  2. De nieuw te vestigen sportvoorziening mag naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
  3. Het toepassen van de afwijking mag geen onevenredige beperking opleveren van de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven tot gevolg hebben.
  4. De nieuw te vestigen sportvoorziening mag geen grotere publieks- en/of verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
14.5.2 Afwijken ondersteunende horeca
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.1 voor het toestaan ondersteunende horeca met een oppervlakte voor de horecalocaliteit van niet meer dan 30% van het totale overdekte en omsloten brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit met een maximum van 100 m² en een (boeren)terras van 100 m², waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Buitenopslag ten behoeve van de ondersteunende horeca is niet toegestaan.
  2. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  3. Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
  4. De omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en of ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
14.5.3 Afwijken ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.4.1 voor het toestaan van een grotere oppervlakte van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. De totale oppervlakte die voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven wordt mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing van de woning en bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning.
  2. De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  4. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven.
  7. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning.
14.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
14.6.1 Vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.
  2. De vormverandering is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het horecabedrijf.
  3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
14.6.2 Wijziging naar Wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning en het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning en bijbehorende tuinen.
  2. De oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 100 m², tenzij toepassing wordt gegeven aan de regeling in lid c of sprake is van een situatie als bedoeld in lid d.
  3. Bij sloop van alle overtollige bedrijfsbebouwing geldt dat, ofwel 25% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³ ofwel 25% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m².
  4. Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen dienen te allen tijde gehandhaafd dienen te blijven.
  5. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  6. De sportvoorziening ter plaatse is beëindigd.
  7. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  8. De woning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  10. Aan de gronden die met toepassing van deze wijziging vallen buiten het bestemmingsvlak wonen, wordt de agrarische gebiedsbestemming toegekend, overeenkomstig met de belendende agrarische gebiedsbestemming.
Tabel Sport Aanduiding
Adres
Huisnr.
Functie
Bedrijfs- woning
Opp. (m²)
'ss – 1'
Boskantseweg
Ong.
handboogaccommodatie
0
708
'ss – 2'
Lieshoutseweg
Ong.
ruitersport
0
0
'ss – 3'
Lieshoutseweg
Ong.
hondensportterrein
0
54
'ss – 4'
Schootsedijk
18
golfterrein
1
928
'ss – 5'
Molenweg
4
manege
0
575
'ss – 6'
Ollandseweg
123
gildeterrein
0
75
'ss – 7'
Vresselse - Akkers
3a
manege
1
3.950
'ss – 8'
Vresselse weg
Ong.
sportterrein
0
0
 
Artikel 15 Verkeer - Nationaal
         
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
15.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer – Nationaal' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de Rijksweg A50 en voorzieningen van openbaar nut;
  2. geluidwerende voorzieningen;
  3. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. groenvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
 
15.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbaar nut zoals wachthuisjes voor het openbaar vervoer, waarbij geldt dat:
  1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15 m²;
  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
 
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van palen, (licht)masten, kunstwerken en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.
  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 16 Verkeer - Onverhard
 
16.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer – Onverhard' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. onverharde wegen, paden en voorzieningen van openbaar nut;
  2. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. groenvoorzieningen.
16.2 Bouwregels
 
16.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.
 
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m.
 
16.3 Specifieke gebruiksregels
 
16.3.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. het (half)verharden van onverharde wegen en paden.
Artikel 16a Verkeer - Onverhard 1
      
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
16a.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer – Onverhard 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. onverharde wegen, paden en voorzieningen van openbaar nut;
  2. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. groenvoorzieningen.
16a.2 Bouwregels
 
16a.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.
 
16a.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m.
 
16a.3 Aanlegvergunning
 
16a.3.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen, verbreden en verharden van (onverharde)wegen, (zand)paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen op of in de gronden met de bestemming "Verkeer onverhard 1";
  3. Het dempen van bermsloten.
16a.3.2 Het in artikel 16a.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
  1. waarvoor op het tijdstip van het van kracht van dit plan reeds aanlegvergunning is verleend;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan op basis van een verleende vergunning.
16a.3.3 De onder artikel 16a.3.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische, ecologische en landschappelijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
 
Artikel 17 Verkeer - Railverkeer
     
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
17.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer – Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. spoorwegen;
  2. extensief recreatief gebruik;
  3. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. groenvoorzieningen.
17.2 Bouwregels
 
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
 
Artikel 18 Verkeer - Verhard
     
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
18.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer - Verhard' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verharde wegen, paden en voorzieningen van openbaar nut;
  2. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. groenvoorzieningen.
  5. ter plaatse van de aanduiding ‘landgoederen’, een landgoed alsmede de instandhouding en behoud en samenhang ervan.
18.2 Bouwregels
 
18.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbaar nut zoals wachthuisjes voor het openbaar vervoer, waarbij geldt dat:
  1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15 m²;
  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van palen, (licht)masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.
  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 19 Water
   
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
19.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen en voorzieningen voor waterkering;
  2. behoud, herstel en ontwikkeling van algemene natuurwaarden;
  3. voorzieningen voor verkeer en verblijf zoals bruggen, steigers en duikers;
  4. groenvoorzieningen;
  5. recreatief medegebruik.
  6. ter plaatse van de aanduiding ‘landgoederen’, een landgoed alsmede de instandhouding en behoud en samenhang ervan.
19.2 Bouwregels
 
19.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
 
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het beheer en onderhoud van de waterloop mag niet meer bedragen dan 2 m.
  2. De bouwhoogte van bruggen mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 20 Wonen
   
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
20.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' geen geurgevoelige doeleinden, zoals wonen en verblijven, is toegestaan;
  2. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  3. Vrijkomende Agrarische Bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – vab' alwaar uitsluitend het bestaande gebruik voor wonen is toegestaan;
  4. een banden- en velgenhandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – banden- en velgenhandel’;
  5. dagrecreatieve voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dagrecreatie toegestaan';
  6. nevenactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 05 'Nevenactiviteiten' bij deze regels;
  7. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  8. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. groenvoorzieningen.
20.2 Bouwregels
 
20.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één woning toegestaan. waarbijTer plaatse van twee aaneengesloten bestemmingsvlakken, voorzien van de aanduiding 'twee-aaneen', zijn uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen toegestaan. Ter plaatse van de drie aaneengesloten bestemmingsvlakken, voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - drie-aaneen' zijn uitsluitend drie aaneengebouwde woningen toegestaan. Ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden - 5' zijn maximaal 5 wooneenheden toegestaan. Indien tussen bouwvlakken en/of de bestemmingsvlakken de aanduiding 'relatie' is aangegeven worden deze bouwvlakken en/of bestemmingsvlakken aangemerkt als één bouwvlak en/of bestemmingsvlak.
  2. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan tenzij anders is bepaald.
  3. Binnen het gehele bouwvlak mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de afstand tot de as van de weg waaraan gebouwen worden gebouwd niet minder mag bedragen dan:
      1. 60 m in geval van de Rijksweg 50;
      2. 30 m voor een interlokale weg, de Sonseweg of de Nijnselseweg;
      3. 25 m voor overige verharde en onverharde wegen dan wel spoorwegen;
    2. de afstand van de woning tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m.
  4. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – vab' mag de bestaande oppervlakte aan bebouwing niet worden uitgebreid.
  5. Ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van wonen – persoonsgebonden overgangsrecht' is het persoonsgebonden overgangsrecht uit lid 35.3 van toepassing.
  6. In afwijking van de in de planregels voorgeschreven dakhelling mag, indien een gebouw wordt voorzien van een kap, maximaal 40% van een gebouw worden voorzien van een platte afdekking;  in dat geval is de aangegeven goothoogte tevens de maximale hoogte van de platte afdekking.
20.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen woningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van herbouw.
  2. Bij herbouw mag de woning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend.
  3. De inhoud van het hoofdgebouw de woning mag, inclusief de bijgebouwen, met uitzondering van de vrijstaande bijgebouwen, die ten dienste staan van de primaire woonfunctie, niet meer bedragen dan 750 m³.
  4. In afwijking van het bepaalde onder c geldt bij gehele of gedeeltelijke herbouw van een woonboerderij, indien de bestaande inhoud van de woonboerderij reeds meer dan 750 m³ bedraagt, de bestaande inhoud als maximum toegestane inhoudals woning worden gebruikt.
  5. In afwijking van het bepaalde onder c mag ter plaatse van de aanduiding 'maximale inhoud (m³)' of ‘maximum volume’ de inhoud van het hoofdgebouw de woning niet meer bedragen dan is aangeduid.
  6. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ of de aanduiding ‘maximale goothoogte’ een andere goothoogte is aangegeven.
  7. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ of de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ een andere bouwhoogte is aangegeven.
  8. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12º.
  9. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60º.
  10. Indien binnen het bestemmingsvlak meer dan 100 m² aan bijgebouwen aanwezig is en door sloop van alle overtollige bebouwing deze bijgebouwen worden teruggebracht tot maximaal 200 m², mag de in lid c genoemde inhoud vergroot worden met 25% van de oppervlakte van de te slopen bijgebouwen tot een maximum van 900 m³.
20.2.3 Bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij woningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Bijgebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' te worden gebouwd.
  2. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' zijn geen bijgebouwen en overkappingen toegestaan.
  3. Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
  6. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat ter plaatse van de Nijselseweg 28, 30, 32, 40, 4142, 42a en Leemputtenweg 2 de gezamelijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m², mits het bebouwingspercentagen van 50% niet wordt overschreden.
  7. In uitzondering op het bepaalde in lid d en e mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,5 m.
  8. Indien binnen het bestemmingsvlak meer dan 100 m² aan bijgebouwen aanwezig is, mag de in 20.2.3 lid f genoemde oppervlakte worden verhoogd met 25% van de oppervlakte van de te slopen bijgebouwen. Hierbij dient wel alle overtollige gebouwen te worden gesloopt. Het maximaal toegestane gezamelijke oppervlak van de bijgebouwen mag na toepassing van dit lid niet meer bedragen dan 200 m².
  9. Indien er sprake is van een of meerdere bijgebouwen op afstand, verbonden door middel van een relatieteken, is toepassing van het bepaalde in lid h slechts mogelijk indien de herbouw van het (de) te slopen bijgebouw(en) plaatsvindt binnen het bestemmingsvlak waarbinnen tevens de woning is gelegen.
  10. Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen dienen te allen tijde gehandhaafd te blijven.
20.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m.
  2. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - terrein- en erfafscheiding", waar terrein- en erfafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 1,5 meter mogen worden gebouwd.
  3. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  4. Overkappingen zijn, met uitzondering van het bepaalde in 20.2.3, niet toegestaan.
  5. Voor het bouwen van onoverdekte zwembaden bij een woning gelden de volgende bepalingen:
    1. Onoverdekte zwembaden dienen binnen het bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' te worden gebouwd.
    2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
    3. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 15 m.
20.3 Afwijken van de bouwregels
 
20.3.1 Bouw hoofdgebouw woning buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 20.2.1 lid b voor het uitbouwen van een bestaande hoofdgebouw woning buiten het bouwvlak tot 750 m³, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het hoofdgebouw De woning mag tot maximaal 5 m buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits binnen het bestemmingsvlak wordt gebleven.
  2. De bebouwing buiten het bouwvlak mag niet voor de voorgevelrooilijn komen.
  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  4. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  5. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
20.3.2 Verkleinen afstand tot as van de weg
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 20.2.1 voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand van de as van de weg, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  2. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  3. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
20.3.3 Herbouw woning of woonboerderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 20.2.2 voor het herbouwen van een woning of (deel van de) woonboerderij op een andere locatie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden;
  1. Herbouw vindt plaats binnen het bestemmingsvlak.
  2. De herbouw op een andere locatie binnen het bestemmingsvlak is vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt aanvaardbaar.
  3. De cultuurhistorische waarden worden in acht genomen.
  4. Er is geen sprake van een als zodanig aangewezen rijksmonument of gemeentelijk monument.
  5. De ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven worden niet onevenredig beperkt.
  6. De in het gebied aanwezige waarden worden niet onevenredig aangetast.
  7. Er wordt voldaan aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
  8. De bestaande oppervlakte mag, indien de inhoud van de bestaande woning groter is dan 750 m3, worden herbouwd mits bij de herbouw de bestaande goot- en nokhoogte wordt toegepast.
  9. Gesplitste woonboerderijen dienen in één bouwmassa te worden herbouwd.
  10. Er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
  11. Er mag geen sprake zijn van een toename van het aantal woningen.
20.3.4 Vergroten woning binnen bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 20.2.2 voor het vegroten van de inhoud van een woning tot maximaal 900 m³.
Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De ontwikkeling gaat gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
  2. De in het gebied aanwezige waarden worden niet onevenredig aantast.
  3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  4. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en
    ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  5. De ontwikkeling is vanuit stedenbouwkundig opzich aanvaardbaar.
20.4 Specifieke gebruiksregels
 
20.4.1 Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven
Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, waaronder internetverkoop, toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woning, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de brutovloeroppervlakte van de woning en daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 50 m².
  2. De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  4. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven.
  7. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de woning.
20.4.1a Uitoefening van banden- en velgenhandel
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – banden- en velgenhandel’ is een banden- en velgenhandel toegestaan met een oppervlakte van maximaal 75 m².
 
20.4.1b Dagrecreatie
Dagrecreatieve voorzieningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dagrecreatie toegestaan' in de vorm van:
Cursusruimte met een oppervlakte van 100 m2;
Terras met een oppervlakte van 100 m2;
Ondersteunende horeca met een oppervlakte van 35 m2.
 
20.4.2 Gebruiksverbod Nijnselseweg 42/42a
Op het perceel Nijnselseweg 42/42a mag de verdieping van bijgebouwen buiten het bouwvlak niet worden gebruikt voor geluidsgevoelige functies/vertrekken.
 
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
20.5.1 Afwijken ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 20.4.1 voor het toestaan van een grotere oppervlakte van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. De totale oppervlakte die voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven wordt mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing van de woning en bijgebouwen behorende bij de woning.
  2. De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  4. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven.
  7. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de woning.
20.5.2 Afwijken ten behoeve van koffie-/theetuinen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 20.1 voor het toestaan een koffie-/theetuin, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De koffie-/theetuin wordt gerealiseerd binnen het bestemmingsvlak 'Wonen' ter plaatse van het bouwvlak of de aanduiding 'bijgebouwen'.
  2. De oppervlakte aan horecalokaliteit van de koffie-/theetuin mag niet meer dan 40 m² bedragen met een boerenterras van maximaal 100 m².
  3. De afstand tot woningen van derden mag niet minder dan 50 m bedragen.
  4. Het gebruik mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  5. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename vab de parkeerbehoefte veroorzaken.
  6. Er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  7. De koffie-/theetuin wordt voorzien van een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
20.5.3 Verkleinen afstand koffie-/theetuin tot woningen van derden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 20.5.2 voor het toestaan een koffie-/theetuin op een kortere afstand tot woningen van derden, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  2. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  3. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
20.5.4 Afwijken ten behoeve van gebruik van bestaande bebouwing voor een onderneming ten behoeve van een Zelfstandige Zonder Personeel.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 20.1 ten behoeve van het gebruik van bestaande bebouwing voor een niet-agrarisch bedrijf voor een onderneming ten behoeve van een Zelfstandige Zonder Personeel waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Maximaal 200 m² van de binnen het bestemmingsvlak legaal aanwezige bebouwing mag worden gebruikt voor de bedoelde onderneming.
  2. De bebouwingsregeling voor bijgebouwen binnen de bestemming 'Wonen' blijft van toepassing.
  3. Uitsluitend bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan.
  4. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. Er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  7. Het gebruik van de opstallen heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.
  8. De ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  9. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  10. Er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
20.5.5 Dagrecreatieve voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dagrecreatie toegestaan' omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte aan recreatieve voorzieningen mag max 200 m2 bedragen.
  2. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  3. De oppervlakte aan ondersteunende horeca mag niet meer bedragen dan 35 m².
  4. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. De vestiging van de recreatieve voorziening leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  7. De vestiging van de recreatieve voorziening mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  8. Er is voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een uitvoerbaar beplantingsplan, dat is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken.
20.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
20.6.1 Vergroting bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van woningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De vergroting van het bouwvlak is noodzakelijk voor het vergroten van de hoofdmassa van de woning.
  2. Er wordt voldaan aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
  3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  4. De vergroting leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  5. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
20.6.2 Wijzigen naar Agrarisch
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' ten behoeve van de vestiging van een reëel agrarisch bedrijf of een te ontwikkelen reëel agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. De wijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een grondgebonden bedrijf en niet grondgebonden bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf en niet zijnde een veehouderij.
  2. De wijziging naar 'intensieve veehouderij' mag plaatsvinden op bouwvlakken die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied' alsmede ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' voor zover het duurzame locaties voor intensieve veehouderij betreft.
 
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij uitgesloten':
    1. is wijziging naar 'intensieve veehouderij' niet mogelijk;
    2. wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij uitgesloten' overgenomen in het wijzigingsplan.
  2. De omvang van het bouwvlak mag na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid niet meer bedragen dan 1,5 ha.
  3. De levensvatbaarheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan.
  4. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  5. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  6. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
20.6.2a Wijzigen ten behoeve van omschakeling naar agrarisch met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch (met waarden) - veehouderij'.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' ten behoeve van de vestiging van een reëel agrarisch bedrijf of een te ontwikkelen reëel agrarisch bedrijf met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch (met waarden) - veehouderij', met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperking veehouderij' is omschakeling naar een veehouderij niet toegestaan tenzij aangetoond is dat er sprake is van een grondgebonden veehouderij waarbij tevens moet worden voldaan aan het bepaalde onder b tot en met o.
  2. Bij omschakeling moet zijn geborgd dat ter plaatse alleen een zorgvuldige veehouderij is toegestaan.
  3. Het bouwvlak ten hoogste 1,5 hectare bedraagt.
  4. De ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving, gezondheid en vanuit de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, inpasbaar is in de omgeving.
  5. Is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  6. Is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m³.
  7. De landschappelijke inpassing tenminste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat.
  8. De toelichting een verantwoording bevat dat een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
  9. Wijziging binnen de EHS en binnen 10 m van het hart van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied (zoekgebied evz + natuurontwikkelingsgebied)' is niet toegestaan.
  10. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
  11. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  12. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  13. De wijziging is hydrologisch neutraal. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
  14. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing ook direct aansluitend aan het bouwvlak mag worden gerealiseerd.
  15. Uitbreiding van de veestapel kan slechts plaatsvinden indien is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.
20.6.3 Boerderijsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de splitsing van de woning, door de aanduiding 'twee-aaneen' (tae) aan deze bestemming toe te voegen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft.
  2. De bouwmassa van de woonboerderij dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m³.
  3. Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 350 m³.
  4. De oppervlakte aan bijgebouwen dient door sloop van overtollige bedrijfsbebouwing na splitsing van de woonboerderij teruggebracht te worden tot 100 m² per woning, tenzij toepassing wordt gegeven aan de regeling in lid e of sprake is van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen die gehandhaafd dienen te blijven.
  5. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat 25% van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m² per woning, waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen te allen tijde gehandhaafd dienen te blijven.
  6. Het bestaande architectonische karakter van de voormalige agrarische bedrijfswoning en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet wezenlijk aangetast worden.
  7. Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
  8. De woningen dienen aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  9. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', tenzij de locatie is gelegen in een bebouwingsconcentratie of woonconcentratie. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  10. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  11. De woning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  12. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
  13. De toename van het aantal woningen dient in overeenstemming te zijn met het provinciaal en gemeentelijk woningbouwprogramma.
20.6.4 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – vab'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming door de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – vab' te verwijderen voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning en het bestemmingsvlak wordt verkleind totde voormalige agrarische bedrijfswoning en bijbehorende tuinen, erven en verhardingen.
  2. De oppervlakte bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 100 m², tenzij toepassing wordt gegeven aan de regeling in lid c.
  3. Bij sloop van alle overtollige voormalige bedrijfsbebouwing geldt dat 25% van de oppervlakte van de te slopen overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning als bedoeld in 20.2.2 tot een maximum van 900 m³ ofwel de maximale oppervlakte aan bijgebouwen als bedoeld in 20.2.3 tot een maximum van 200 m². Bij de berekening mag de in 20.6.4 lid b genoemde oppervlakte niet worden betrokken.
  4. Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen dienen te allen tijde gehandhaafd dienen te blijven.
  5. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  6. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  7. De woning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  8. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  9. Aan de gronden die met toepassing van deze wijziging vallen buiten het bestemmingsvlak wonen, wordt de agrarische gebiedsbestemming toegekend, overeenkomstig met de belendende agrarische gebiedsbestemming.
20.6.5 Wijziging naar 'Bedrijf' ten behoeve van opslag
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – vab' deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van de binnenopslag van statische goederen, met uitzondering van brandgevaarlijke goederen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De opslag dient zich te beperken tot statische (binnen)opslag in bestaande gebouwen waarbij buitenopslag niet is toegestaan.
  2. De oppervlakte van het bestemmingsvlak met de bestemming 'Bedrijf' mag binnen de 'groenblauwe mantel' niet meer bedragen dan 5.000 m².
  3. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  4. Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie de bijlagen) zijn toegestaan, alsmede bedrijven in categorie 3.1 voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met bedrijven in categorie 2.
  5. De oppervlakte aan bedrijvigheid per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 1.000 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven en opslag in kassen niet is toegestaan.
  6. In afwijking van het bepaalde onder b geldt ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' een maximale oppervlakte van 2.000 m².
  7. Opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.
  8. Detailhandel is niet toegestaan.
  9. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  10. De vestiging van het bedrijf leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  11. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  12. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  13. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
20.6.6 Wijziging naar Bedrijf ten behoeve van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – vab' deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van het vestigen van een agrarisch technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte van het bestemmingsvlak met de bestemming 'Bedrijf' mag binnen de 'groenblauwe mantel' niet meer bedragen dan 5.000 m².
  2. De oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bedrijfsbebouwing te worden teruggebracht tot 400  600 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
  3. In afwijking van het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' dat de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie door sloop van overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden teruggebracht tot 600  900 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
  4. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  5. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  6. Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage) zijn toegestaan, alsmede bedrijven in categorie 3.1 voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met bedrijven in categorie 2.
  7. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  8. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  9. De vestiging van het bedrijf leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  10. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  11. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  12. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
20.6.7 Wijziging naar 'Bedrijf' ten behoeve van niet-agrarische bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – vab' deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van het vestigen van een niet-agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte van het bestemmingsvlak met de bestemming 'Bedrijf' mag binnen de 'groenblauwe mantel' niet meer bedragen dan 5.000 m².
  2. De wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', waarbij de oppervlakte aan niet-agrarische bedrijfsbebouwing na sloop van alle overtollige bedrijfsbebouwing maximaal 600  900 m² mag bedragen.
  3. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  4. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  5. Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage) zijn toegestaan, alsmede bedrijven in categorie 3.1 voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met bedrijven in categorie 2.
  6. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  7. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.  Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  8. De vestiging van het bedrijf leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  9. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  11. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  12. De oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m².
20.6.8 Wijziging naar 'Sport' ten behoeve van manege
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vab' deze bestemming te wijzigen in de bestemming "Sport" met de aanduiding specifieke vorm van sport ten behoeve van een manege met ondergeschikteondersteunende horeca, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  2. Het bouwvlak mag niet worden vergroot.
  3. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  4. Deze wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie'.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. De vestiging van het bedrijf leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  7. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  8. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  9. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  10. Ondergeschikteondersteunende horeca is na wijziging toegestaan met een maximale oppervlakte aan horecalokaliteit van 70 m².
  11. Ondersteunende horeca is na wijziging toegestaan met een oppervlakte voor de horecalocaliteit van niet meer dan 30% van het totale overdekte en omsloten brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit met een maximum van 100 m² en met een boerenterras van maximaal 100 m².
  12. In aanvulling op het bepaalde mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 5.000 m².
20.6.9 Wijziging naar Maatschappelijk
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – vab' deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Maatschappelijk', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 400  600 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' dat de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht dient te worden tot 600  900 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  3. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  4. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  5. Ondersteunende horeca is na wijziging toegestaan met een oppervlakte voor de horecalocaliteit van niet meer dan 30% van het totale overdekte en omsloten brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit met een maximum van 100 m² en met een boerenterras van maximaal 100 m².
  6. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  7. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.  Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  8. De vestiging van de zorgvoorziening leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  9. De vestiging van de zorgvoorziening mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  11. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  12. In aanvulling op het bepaalde mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 5.000 m².
20.6.10 Wijziging naar 'Natuur' ten behoeve van natuurkampeerterrein
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – vab' deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Natuur' met de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurkampeerterrein' ten behoeve van een natuurkampeerterrein, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het natuurkampeerterrein is gelegen in een aaneengesloten gebied van ten minste 25 ha, waarvan in ieder geval de helft bestaat uit bos of natuurgebied.
  2. De oppervlakte van het al dan niet aaneengesloten natuurkampeerterrein mag niet meer bedragen dan 1 ha.
  3. Het aantal standplaatsen mag niet meer bedragen dan 40.
  4. Er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen niet minder mag bedragen dan 110% van het aantal standplaatsen.
  5. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.  Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. De vestiging van het natuurkampeerterrein leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  7. De vestiging van het natuurkampeerterrein mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  8. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  9. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
20.6.11 Wijziging naar 'Recreatie' ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – vab' deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Recreatie' ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 500 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' dat de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht dient te worden tot 750 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  3. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  4. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  5. Ondersteunende horeca is na wijziging toegestaan met een oppervlakte voor de horecalocaliteit van niet meer dan 30% van het totale overdekte en omsloten brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit met een maximum van 100 m² en met een boerenterras van maximaal 100 m².
  6. Kleinschalig kamperen en kleinschalig logeren kunnen als nevenfunctie worden toegestaan, waarbij moet worden voldaan aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 32.
  7. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  8. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.  Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  9. De vestiging van de recreatieve voorziening leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  10. De vestiging van de recreatieve voorziening mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  11. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  12. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  13. In aanvulling op het bepaalde mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 5.000 m².
20.6.12 Wijziging naar 'Recreatie' ten behoeve van landschapscamping
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – vab' deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Recreatie' ten behoeve van een landschapscamping, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De landschapscamping is gelegen in een aaneengesloten gebied van ten minste 5 ha bos, natuur en/of landgoed.
  2. De oppervlakte per standplaats mag niet minder bedragen dan 300 m².
  3. Het aantal standplaatsen mag niet meer bedragen dan 60.
  4. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  5. De oppervlakte aan te realiseren landschap per standplaats mag niet minder bedragen dan 1.000 m².
  6. Er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen niet minder mag bedragen dan 110% van het aantal standplaatsen.
  7. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  8. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.  Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  9. De vestiging van de landschapscamping leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  10. De vestiging van de landschapscamping mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  11. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  12. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
20.6.13 Wijziging naar Recreatie ten behoeve van groepsaccommodatie
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – vab' deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Recreatie' ten behoeve van een groepsaccommodatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 500 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' dat de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht dient te worden tot 750 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  3. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  4. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  5. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  6. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.  Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  7. De vestiging van de groepsaccommodatie leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  8. De vestiging van de groepsaccommodatie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  10. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
20.6.14 Wijziging naar 'Bedrijf' ten behoeve van gebruik van bestaande bebouwing voor niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, statische opslag, agrarisch technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming "'Wonen" ' te wijzigen in een bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van het gebruik van bestaande bebouwing voor niet-agrarisch bedrijfsactiviteiten, statische opslag, niet zijnde opslag in brandgevaarlijke goederen, agrarisch technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De afwijking is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie'.
  2. Maximaal 200 m² van de op het perceel aanwezige gebouwen mag, na saldering van de bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning, worden gebruikt voor de bedrijfsactiviteit.
  3. Bij de wijziging wordt de oppervlakte als bedoeld onder b, als eindsituatie in de tabel behorende bij de bestemming 'Bedrijf' opgenomen.
  4. De wijziging wordt alleen toegepast voor bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie de bijlagen), alsmede bedrijven in categorie 3.1 voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met bedrijven in de categorieën 1 of 2 alsmede statische opslag, niet zijnde opslag in brandgevaarlijke goederen en bedrijven die aan te merken zijn als agrarisch technisch hulpbedrijf en/of agrarisch verwant bedrijf.
  5. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  6. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  7. Er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  8. De vestiging van het bedrijf heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.
  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  10. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  11. Er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Artikel 20a Wonen - Landgoed
   
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
20a.1 Bestemmingsomschrijving
 
De gronden aangewezen voor 'Wonen - Landgoed’ zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
  1. wonen;
  2. aan huis gebonden beroepen of bedrijven;
  3. tuinen, erven en verhardingen;
  4. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
  5. wegen en paden;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. groenvoorzieningen;
  8. hoofd- en/of bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming;
  9. ter plaatse van de aanduiding ‘landgoederen’, een landgoed alsmede de instandhouding en behoud en samenhang ervan.
20a.2 Bouwregels
 
20a.2.1 Algemeen
Voor het bouwen geldt in het algemeen de volgende bepaling:
  1. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van maximaal één woning toegestaan.
  2. In afwijking van de in de planregels voorgeschreven dakhelling mag, indien een gebouw wordt voorzien van een kap, maximaal 40% van een gebouw worden voorzien van een platte afdekking;  in dat geval is de aangegeven goothoogte tevens de maximale hoogte van de platte afdekking.
20a.2.2 Hoofdgebouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  2. bijgebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ te worden gebouwd.
  3. de oriëntatie van het hoofdgebouw dient tweezijdig plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’.
  4. de inhoud van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1.500 m³.
  5. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 11 meter.
  6. de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 7 meter.
  7. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
  8. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 7 m bedragen.
  9. per bouwvlak mag slechts één hoofdgebouw worden opgericht.
  10. de gezamenlijke oppervlakte van aangebouwde bijgebouwen en/of overkappingen of vrijstaande bijgebouwen en/of vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 100 m².
  11. Vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen dienen op een afstand van ten minste 5 m van de woning te worden gebouwd.
  12. In uitzondering op het bepaalde in lid g en h mag de bouwhoogte van plat afgedekte  bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,5 m.  
20a.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
  3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - terrein- en erfafscheiding", mogen terrein- en erfafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 1,5 meter worden gebouwd.
20a.3 Specifieke gebruiksregels
 
Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woning, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de woning en/of bijgebouwen tot een maximum van 50 m²;
  2. de activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  3. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
Regels (vastgesteld) detailhandel is niet toegestaan;
  1. het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven;
  2. de activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de woning.
20a.4 Afwijken van de gebruiksregels
 
20a.4.1 Kleinschalig logeren in de woning
Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in lid 20a.1 voor het toestaan van kleinschalig logeren in de woning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De omvang mag niet meer mag bedragen dan 5 eenheden, waarbij de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m².
  2. Het gebruik mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  3. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
  4. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  5. Het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven;
  6. Er is voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een uitvoerbaar beplantingsplan, dat is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken.
Artikel 21 Leiding
   
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
21.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van:
  1. een ondergrondse gasleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding – gas';
  2. een bovengrondse hoogspanningsverbinding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding';
  3. een ondergrondse 24"RRP olieleiding 62 bar met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding – olie (24 inch)';
  4. een ondergrondse 36"RRP olieleiding 43 bar met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding – olie (36 inch)';
  5. een ondergrondse rioolleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding – riool';
  6. een ondergrondse watertransportleiding met een hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water'.
21.2 Bouwregels
 
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:
  1. bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de ondergrondse leidingen;
  2. bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 45 m ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de bovengrondse hoogspanningsverbinding.
21.3 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 21.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding dient te zijn gewaarborgd.
  2. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
21.4.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, dieper dan 0,50 m onder maaiveld:
  1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden onder maaiveld;
  2. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
  3. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  4. diepploegen;
  5. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  6. het aanbrengen of rooien van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting en/of bomen;
  7. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
  8. het permanent opslaan van goederen;
  9. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
21.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 21.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
21.4.3 Toelaatbaarheid
  1. De in lid 21.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding zijn gewaarborgd.
  2. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 22 Waarde - Archeologie 1
   
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
22.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde – Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de hoge archeologische verwachtingswaarden van de gronden.
 
22.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 200 m² en dieper dan 0,5 m, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  3. Het bepaalde in sub a en b is niet van toepassing binnen het bouwvlak en binnen de bestemmingsvlakken van de bestemmingen 'Bedrijf', 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Recreatie', 'Sport, en 'Wonen'.
  4. Het bepaalde onder sub a en b is niet van toepassing indien door middel van een onafhankelijk document kan worden aangetoond dat de beoogde gronden voor het bouwen reeds verstoord zijn.
22.3 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 22.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
 
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
22.4.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 200 m² per perceel en met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd, met uitzondering van de situatie waarin een ontgrondingsvergunning is vereist;
  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen over meer dan 200 m² en dieper dan 0,50 m onder maaiveld, met uitzondering van de vervanging van aanwezige ondergrondse leidingen;
  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
22.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 22.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn, zoals boomteeltactiviteiten waarbij de grond niet dieper dan 50 cm onder maaiveld wordt bewerkt danwel wordt verstoord als gevolg van aanplant/ontgraven/wortelontwikkeling;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. binnen het bouwvlak, en/of het differentiatievlak of binnen de bestemmingsvlakken van de bestemmingen 'Bedrijf', 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Recreatie', 'Sport, en 'Wonen' plaats vinden;
  4. door middel van een onafhankelijk document kan worden aangetoond dat de gronden reeds verstoord zijn en dat als gevolg van de werken/werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
  5. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreffen die te maken hebben met het plant- en zaaiklaar maken en oogsten, overeenkomstig het huidig gebruik ten behoeve van de laanboomteelt.
22.4.3 Toelaatbaarheid
  1. De in lid 22.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  4. Voor wat betreft de verdere afwegingsaspecten en beoordelingscriteria geldt de 'Tabel ingrepen / effect BP Buitengebied' (bijlage).
Artikel 23 Waarde - Archeologie 2
  
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
23.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de middelhoge archeologische verwachtingswaarden van de gronden.
 
23.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 m, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  3. Het bepaalde in sub a en b is niet van toepassing binnen het bouwvlak en binnen de bestemmingsvlakken van de bestemmingen 'Bedrijf', 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Recreatie', 'Sport, en 'Wonen'.
  4. Het bepaalde onder sub a en b is niet van toepassing indien door middel van een onafhankelijk document kan worden aangetoond dat de beoogde gronden voor het bouwen reeds verstoord zijn.
23.3 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 23.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
 
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
23.4.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 500 m² per perceel en met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd, met uitzondering van de situatie waarin een ontgrondingsvergunning is vereist;
  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen over meer dan 500 m² en dieper dan 0,50 m onder maaiveld, met uitzondering van de vervanging van aanwezige ondergrondse leidingen;
  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
23.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 23.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. binnen het bouwvlak, en/of het differentiatievlak of binnen de bestemmingsvlakken van de bestemmingen 'Bedrijf', 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Recreatie', 'Sport, en 'Wonen' plaats vinden.
23.4.3 Toelaatbaarheid
  1. De in lid 23.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  4. Voor wat betreft de verdere afwegingsaspecten en beoordelingscriteria geldt de 'Tabel ingrepen / effect BP Buitengebied' (bijlage).
Artikel 24 Waarde - Archeologie 3
 
24.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van bekende archeologische waarden en bekende archeologische waarden van de voormalige hoeves en molens.
 
24.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 0,3 m, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  3. Het bepaalde onder sub a en b is niet van toepassing indien door middel van een onafhankelijk document kan worden aangetoond dat de beoogde gronden voor het bouwen reeds verstoord zijn.
24.3 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 24.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
 
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
24.4.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 50 m² per perceel en met meer dan 0,30 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd, met uitzondering van de situatie waarin een ontgrondingsvergunning is vereist;
  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen bodemingrepen over meer dan 50 m² en dieper dan 0,30 m onder maaiveld, met uitzondering van de vervanging van aanwezige ondergrondse leidingen;
  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
24.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 24.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
24.4.3 Toelaatbaarheid
  1. De in lid 24.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  4. Voor wat betreft de verdere afwegingsaspecten en beoordelingscriteria geldt de 'Tabel ingrepen / effect BP Buitengebied' (bijlage).
Artikel 25 Waarde - Archeologie 4
 
25.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde – Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden van de voormalige slotjes, kastelen, kerken of kloosters.
 
25.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 30 m² en dieper dan 0,3 m, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  3. Het bepaalde onder sub a en b is niet van toepassing indien door middel van een onafhankelijk document kan worden aangetoond dat de beoogde gronden voor het bouwen reeds verstoord zijn.
25.3 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 25.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
 
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
25.4.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 50 m² per perceel en met meer dan 0,30 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd, met uitzondering van de situatie waarin een ontgrondingsvergunning is vereist;
  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen over meer dan 50 m² en dieper dan 0,30 m onder maaiveld, met uitzondering van de vervanging van aanwezige ondergrondse leidingen;
  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
25.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 25.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
25.4.3 Toelaatbaarheid
  1. De in lid 25.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  4. Voor wat betreft de verdere afwegingsaspecten en beoordelingscriteria geldt de 'Tabel ingrepen / effect BP Buitengebied' (bijlage).
Artikel 25a Waarde - Zichtlijn dorpsgezicht
 
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
25a.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - zichtlijn dorpsgezicht ' - aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van de zichtlijn op een beschermd dorpsgezicht.
 
25a.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - zichtlijn dorpsgezicht ' als bedoeld in artikel 25a.1gelden de volgende regels:
  1. het bouwen moet plaatsvinden met inachtneming van de waarden als bedoeld in artikel 25a.1, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezig waren;
  2. het bepaalde onder a heeft, ingeval van strijdigheid, voorrang op de bouwregels behorende bij de samenvallende bestemmingen en op de algemene bouw- en afwijkingsregels;
  3. het gestelde onder a geldt niet indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden en bouwwerken en nadat hierover advies is ingewonnen bij de monumentencommissie.
25a.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
 
Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Waarde - zichtlijn dorpsgezicht’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, voor zover het geen bouwwerken betreft;
  2. het ophogen van gronden;
  3. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande begroeiing, al dan niet in het kader van een agrarische productiefunctie, hoger dan 1,5 m.
25a.4 Uitzonderingen
 
Het in artikel 25a.3 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
25a.5 Toelaatbaarheid
 
De in artikel 25a.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de zichtlijn van het beschermd dorpsgezicht.
 
Artikel 26 Waterstaat - Attentiegebied EHS
 
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
26.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waterstaat – Attentiegebied EHS' aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden.
 
26.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
26.2.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd, met uitzondering van waterpoelen tot een oppervlakte van 200 m² en een diepte tot 1,5 m of indien een ontgrondingsvergunning vereist is;
  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld, met uitzondering van de vervanging van aanwezige ondergrondse leidingen;
  3. het verlagen van de (grond)waterstand door aanleg van drainage (ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage) of door bemaling en/of bronnering;
  4. het verlagen van de (grond)waterstand door het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
26.2.2 Uitzonderingen
Het in lid 26.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een vastgesteld projectplan en/of een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. reeds een regeling kennen in de keur van het waterschap, die is gericht op hetzelfde doel;
  4. binnen het bouwvlak en/of het differentiatievlak plaats vinden.
26.2.3 Toelaatbaarheid
  1. De in lid 26.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden.
  2. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.
  3. Voor wat betreft de verdere afwegingsaspecten en beoordelingscriteria geldt de 'Tabel ingrepen / effect BP Buitengebied' (bijlage).
Artikel 27 Waterstaat - Waterbergingsgebied
 
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
27.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waterstaat – Waterbergingsgebied' aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de tijdelijke opvang van water.
 
27.2 Bouwregels
 
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond, met uitzondering van gronden binnen bouwvlakken, uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 2 m worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
 
27.3 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 27.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De bebouwing mag niet leiden tot een vermindering of verslechtering van het waterbergend vermogen van de gronden.
  2. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
27.4.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het verlagen van de (grond)waterstand door aanleg van drainage (ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage) of door bemaling en/of bronnering;
  2. het verlagen van de (grond)waterstand door het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
  3. het wijzigen van de bergingscapaciteit via het ophogen van gronden en het aanleggen van dammen, dijken of kaden;
  4. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m² per perceel;
  5. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand houtgewas met agrarische productiefunctie.
27.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 27.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een vastgesteld projectplan en/of een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. reeds een regeling kennen in de keur van het waterschap, die is gericht op hetzelfde doel;
  4. binnen het bouwvlak en/of het differentiatievlak plaats vinden.
27.4.3 Toelaatbaarheid
  1. De in lid 27.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden.
  2. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.
  3. Voor wat betreft de verdere afwegingsaspecten en beoordelingscriteria geldt de 'Tabel ingrepen / effect BP Buitengebied' (bijlage).
3 Algemene regels
Artikel 28 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 29 Algemene bouwregels
  
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
29.1 Maatvoering
 
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, inhoud en/of horizontale dan wel verticale diepte van bouwwerken, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig zijn dan wel gebouwd kunnenworden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, afwijkt van het plan, op het tijdstip van terinzagelegging van dit ontwerp meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, inhoud en/of horizontale dan wel verticale diepte in afwijking daarvan als maximaal toegestaan. Deze afwijkende maten zijn niet toegestaan bij vervangende nieuwbouw.
Uitbreiding van inhoud en/of oppervlakte van bestaande gebouwen die qua maatvoering reeds afwijken van het bestemmingsplan, is niet toegestaan.
 
In die gevallen dat de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, afwijkt van het plan, op het tijdstip van terinzagelegging van dit ontwerp minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan. Deze afwijkende maten zijn niet toegestaan bij vervangende nieuwbouw.
 
29.2 Bebouwingspercentage
 
In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
 
In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, afwijkt van het plan, op het tijdstip van terinzagelegging van dit ontwerp meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt dit percentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan. Dit afwijkende percentage is niet toegestaan bij vervangende nieuwbouw.
 
29.3 Algemeen
 
Oprichting van bebouwing mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
 
29.3
 
Het bepaalde onder 29.1 en 29.2 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
29.4 Ondergronds bouwen
 
29.4.1 Algemeen
Ondergronds bouwen in de vorm van maximaal één bouwlaag (3,5 m¹ onder peil) is toegestaan binnen de gevelgrenzen van de (bedrijfs)woning en de verder binnen bestemmingsvlakken toegestane gebouwen met uitzonderingen van gebouwen die zijn bedoeld voor het huisvesten van dieren. De inhoud van wat ondergronds wordt gebouwd telt niet mee bij het bepalen van de maximale toegestane inhoud van een gebouw.
 
29.4.2 Afwijken van de regeling
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 29.4.1 voor het toestaan van ondergrondse gebouwen van maximaal één bouwlaag (3,5 m¹ onder peil) buiten de gevelgrenzen van de gebouwen mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de oppervlakte mag maximaal 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen met een absoluut maximum van 150 m². Deze maximale maat geldt niet voor mestputten en mestkelders binnen de bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ en ‘Agrarisch met waarden – natuur- en landschapswaarden’;
  2. de afstand tot de as van de weg dient minimaal 15 m¹ te bedragen behalve als de bestaande gebouwen dichter op de as van de weg staat; dan is deze afstand bepalend;
  3. het bouwwerk dient geheel onder het maaiveld te worden gebouwd;
  4. afhankelijk van de situatie kan een landschappelijke inpassing worden geëist;
  5. de inhoud van wat ondergronds wordt gebouwd telt niet mee bij het bepalen van de maximale toegestane inhoud.
29.4.3 Ondergrondse bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter onder peil, met dien verstande dat een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden.
29.4.4 Afwijking
Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in 29.4.3 sub b een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:
  1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  2. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
Artikel 30 Algemene gebruiksregels
 
30.1 Strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruiken of laten gebruiken van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  2. het gebruiken of laten gebruiken van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  3. bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  4. het permanent bewonen of laten bewonen van recreatieve nachtverblijven;
  5. het gebruiken of laten gebruiken van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van evenementen;
  6. het gebruik van agrarische gronden als tuin, met uitzondering van gronden op een afstand van minder dan 25 m rondom een bestemmingsvlak 'Wonen'.
30.2 Afwijken mantelzorg/afhankelijke woonruimte
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 30.1 sub b voor het gebruik van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige of kan worden aangetoond met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medische adviseur;
    2. het geen recreatiewoning betreft;
    3. op het perceel al een woning aanwezig is;
    4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    5. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast waarbij de oppervlakte in gebruik als afhankelijke woonruimte niet meer mag bedragen dan 80 m²;
    6. het vrijstaande bijgebouw op een maximale afstand van 20 m van het hoofdgebouw staat;
  2. Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van sub a in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
30.3 Afwijken evenementen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 30.1 sub e voor het houden van evenementen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. Afwijking is uitsluitend toegestaan voor gronden gelegen in de bestemmingen 'Sport', 'Recreatie', 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden'.
  2. De duur van het evenement mag niet langer zijn dan 15 dagen, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen.
  3. Tenten zijn toegestaan, mits noodzakelijk voor het evenement, waarbij:
    1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m²;
    2. de hoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.
  4. De totale oppervlakte in gebruik voor een evenement mag niet meer bedragen dan 2 ha.
  5. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  7. De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
  8. Er mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking optreden dat deze leidt of kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
  9. Er ontstaat geen onevenredige aantasting van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en nabijgelegen bedrijven.
  10. Er dient te worden aangetoond dat er sprake is van een verantwoord woon- en leefmilieu/klimaat.
  11. In een straat wordt slechts aan één kant tussen twee zijstraten èn binnen een straal van 100 meter voor niet meer dan één perceel/gebouw een omgevingsvergunning verleend voor bijzondere woonvormen.
30.4     Afwijken bijzondere woonvormen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikelen 1.71 en 1.136 en bijzondere woonvormen toestaan, mits in een rapport wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De gebruikswijziging heeft betrekking op een bruto-vloeroppervlakte van maximaal 1.500 m2.
  2. Huisvesting van de bijzondere woonvorm vindt plaats in een bestaand gebouw, dat reeds aanwezig is ten tijde van terinzagelegging van dit ontwerp-bestemmingsplan. Het karakter van het gebouw mag niet wijzigen.
  3. Er mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking optreden dat deze leidt of kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
  4. Er ontstaat geen onevenredige aantasting van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en nabijgelegen bedrijven.
  5. Er dient te worden aangetoond dat er sprake is van een verantwoord woon- en leefmilieu/klimaat.
  6. In een straat wordt slechts aan één kant tussen twee zijstraten èn binnen een straal van 100 meter voor niet meer dan één perceel/gebouw een omgevingsvergunning verleend voor bijzondere woonvormen.
  7. Het bepaalde in sub b en f is niet van toepassing op een bijzondere woonvorm zoals benoemd in artikel 1.31a onder a.
Artikel 31 Algemene aanduidingsregels
 
31.1 Geluidzone – industrie
 
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.
 
31.2 Veiligheidszone – bevi
 
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – bevi' geldt dat de bouw van kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan. Voorts geldt dat bij het verlenen van een vergunning krachtens de Wet milieubeheer deze veiligheidszone als uiterste grenswaarde in acht genomen moet worden.
 
31.3 Veiligheidszone – leiding
 
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – leiding' geldt dat de bouw van kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan. Voorts geldt dat bij het verlenen van een vergunning krachtens de Wet milieubeheer deze veiligheidszone als uiterste grenswaarde in acht genomen moet worden.
 
31.4 Vrijwaringszone - weg
 
In afwijking van het bepaalde in de bestemmingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels mag ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg ' geen bebouwing worden opgericht.
31.4.1   Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' geldt dat er niet mag worden gebouwd binnen een afstand van 50 m vanuit de kant van de verharding van de meest nabijgelegen rijbaan van  de Rijksweg A50, met uitzondering van bouwwerken welke nodig zijn voor het wegverkeer;
 
31.4.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.4.1 en toestaan dat in de andere voor die gronden aangewezen (basis)bestemming, bouwwerken worden gebouwd, mits:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg', wordt gebouwd in overeenstemming  met de ter plaatse op de verbeelding aangewezen bestemming en door de bouw of situering van het bouwwerk het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast;
  2. de wegbeheerder wordt gehoord.
Artikel 32 Algemene afwijkingsregels
  
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van:
  1. de in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking is niet van toepassing op de inhoud van woningen, bedrijfswoningen en recreatiewoningen, plattelandswoningen en woningen voor mantelzorg/afhankelijke woonruimte;
  2. de bestemmingsregels ten behoeve van paardenbakken rijbakken, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. De paardenbak rijbak wordt gesitueerd direct grenzend aan het bouwvlak of bestemmingsvlak van de functie waarbij de paardenbak rijbak wordt gerealiseerd.
    2. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.
    3. De oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1200  800 m².
    4. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 m.
    5. Het aantal lichtmasten per paardenbak rijbak mag niet meer bedragen dan 4
    6. Lichtmasten mogen niet worden gerealiseerd binnen een afstand van 100 m van gronden met de bestemming 'Bos', 'Natuur' en 'Groen'.
    7. De bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van de rijbak, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
    8. De belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
    9. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
    10. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
    11. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  3. de bestemmingsregels voor het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mits:
    1. dit voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is danwel uit oogpunt van een optimalisering van de inrichting van het bouwperceel;
    2. de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden, die van de aangrenzende gronden daaronder begrepen;
    3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    4. het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheids- en brandveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
  4. de bestemmingsregels ten behoeve van stapmolens:
    1. De stapmolen wordt gesitueerd direct grenzend aan het bouwvlak of bestemmingsvlak van de functie waarbij de stapmolen wordt gerealiseerd.
    2. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.
    3. De doorsnede van de stapmolen mag niet meer bedragen dan 15m.
    4. De bouwhoogte van de stapmolen mag niet meer bedragen dan 3 m.
    5. De stapmolen mag niet worden voorzien van een dak.
    6. De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
    7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
    8. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  5. de bestemmingsregels ten behoeve van longeercirkels:
    1. De longeercirkel wordt gesitueerd direct grenzend aan het bouwvlak of bestemmingsvlak van de functie waarbij de longeercirkel wordt gerealiseerd.
    2. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.
    3. De doorsnede van de longeercirkel mag niet meer bedragen dan 15 m.
    4. De bouwhoogte van de longeercirkel mag niet meer bedragen dan 3 m.
    5. De longeercirkel mag niet worden voorzien van een dak.
    6. De belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
    7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
    8. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  6. de bestemmingsregels ten behoeve van één tennisbaan, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. De tennisbaan wordt gesitueerd direct grenzend aan het bouwvlak of bestemmingsvlak van de functie waarbij de tennisbaan wordt gerealiseerd.
    2. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.
    3. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 m.
    4. Het aantal lichtmasten per tennisbaan mag niet meer bedragen dan 4.
    5. Lichtmasten mogen niet worden gerealiseerd binnen een afstand van 100 m van gronden met de bestemming 'Bos', 'Natuur' en 'Groen'.
    6. De bouwhoogte van hekwerken mag niet minder bedragen dan 3 m.
    7. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.
    8. De belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
    9. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
    10. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  7. de bestemmingsregels ten behoeve van de oprichting van een erker aan de voorgevel van een (bedrijfs)woning onder de volgende voorwaarden:
    1. maximaal 1 erker per (bedrijfs)woning mag worden opgericht;
    2. kapconstructie vrij (platte afdekking of kap);
    3. goothoogte ten hoogste 3,30 meter bij uitvoering in één bouwlaag
    4. bouwhoogte ten hoogste 3,30 meter bij volledig platte afdekking in één bouwlaag;
    5. de goothoogte en bouwhoogte bij uitvoering in twee bouwlagen wordt bepaald door de snijlijn van het doorgetrokken dakvlak van de (bedrijfs)woning en de voorgevel van de erkeruitbouw;
    6. diepte maximaal 1,60 meter, behoudens bij situaties als bedoeld onder e
    7. grondoppervlakte maximaal 8 m²;
    8. breedte over ten hoogste ½ van de breedte van de voorgevel van de (bedrijfs)woning bij uitvoering in twee bouwlagen;
    9. breedte over ten hoogste 2/3 van de breedte van de voorgevel van de (bedrijfs)woning bij uitvoering in één bouwlaag, waarbij het restant deel van de breedte van de voorgevel mag worden overkapt;
    10. in afwijking van het vorenstaande onder a, g, h en i:
      1. indien voor de voorgevel van de (bedrijfs)woning van oorsprong al een entreeportaal is gerealiseerd, dan mag daarnaast een erker worden gerealiseerd over ten hoogste ½ van de breedte van de voorgevel van de (bedrijfs)woning in twee bouwlagen of;
      2. indien voor de voorgevel van de (bedrijfs)woning van oorsprong al een entreeportaal is gerealiseerd, dan mag daarnaast een erker worden gerealiseerd over maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel van de (bedrijfs)woning in één bouwlaag, waarbij het restant deel van de breedte van de voorgevel mag worden overkapt;
    11. bij een platte afdekking mag op de erker geen balkon of dakterras worden opgericht;
  8. de bestemmingsregels ten behoeve van hooibergen, geen gebouwen zijnde, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. De afstand tot bebouwing van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.
    2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.
    3. De belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
    4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  9. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft  met een maximum van 5 meter;
  10. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;
  11. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;
    2. ten behoeve van windmolens tot maximaal 15 m;
    3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
  12. de bestemmingsregels ten behoeve van het toestaan van kleinschalig kamperen bij agrarische bedrijven en woningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. kleinschalig kamperen is niet toegestaan in LOG Jekschot ter plaatse van de aanduiding 'zone Jekschot’ 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied';  De totale omvang niet meer mag bedragen dan 25 kampeermiddelen, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 5.000 m².
    2. het kleinschalig kamperen is niet toegestaan ter plaatse van de bestemmingen Bos en Natuur en de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied';  Het kleinschalig kamperen wordt gesitueerd op en/of direct grenzend aan het bouwvlak of bestemmingsvlak van de functie waarbij het kleinschalig kamperen wordt gerealiseerd.
    3. Het kleinschalig kamperen mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
    4. Sanitairgebouwen en/of recreatieruimten moeten binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.
    5. Er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen niet minder mag bedragen dan 110% van het aantal standplaatsen.
    6. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  13. de bestemmingsregels ten behoeve van kleinschalig logeren bij agrarische bedrijven, Horeca, Sport bij een manege en Wonen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. Kleinschalig logeren is niet toegestaan in LOG Jekschot ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied' 'zone Jekschot’.  Het aantal logeerplaatsen mag niet meer bedragen dan 5 eenheden en 10 slaapplaatsen.
    2. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 400 m².
    3. Het gebruik mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
    4. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
    5. Er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
    6. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
  14. de onder a tot en met i  m genoemde afwijkingen kunnen uitsluitend verleend worden mits er op het bestaande bouwvlak aantoonbaar echt geen ruimte is voor deze voorzieningen en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de sociale veiligheid;
    4. de milieusituatie; en
    5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  15. de onder b, c en d  f en h genoemde afwijkingen van de bestemmingsregels kunnen slechts worden verleend als de totale gezamelijke oppervlakte van de kleinschalige voorzieningen, als bedoeld in de leden 3.3.5, 4.3.5, 5.3.5 en artikel 32 onder b, c en d, niet meer bedraagt dan 1.000 m².
  16. de onder b, c en d  f en h genoemde afwijkingen van de bestemmingsregels mogen niet worden toegepast binnen de bestemmingen 'Bos', 'Natuur' en 'Groen'.
  17. de bestemmingsregels ten behoeve van zonnepanelen onder de volgende voorwaarden:
    1. Situering direct grenzend aan het bouwvlak of bestemmingsvlak van de functie waarbij de zonnepanelen worden gerealiseerd.
    2. Binnen het bouwvlak of bestemmingsvlak, waaronder op aanwezige daken, is geen ruimte aanwezig voor het plaatsen van zonnepanelen.
    3. De bouwhoogte van de voorziening mag niet meer bedragen dan 1,50 m.
    4. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
    5. De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
    6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
    7. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
  18. de bestemmingsregels ten behoeve van een windmolen, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 15m onder de volgende voorwaarden:
    1. Één windmolen per bestemmingsvlak/bouwvlak, gericht op individueel gebruik.
    2. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 100 m.
    3. De tiphoogte van windmolens mag niet meer bedragen dan 15 m.
    4. Windmolens mogen niet worden gerealiseerd binnen een afstand van 100 m van gronden met de bestemming ‘Bos’, ‘Natuur’ en ‘Groen’.
    5. De belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
    6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
    7. Er moet sprake zijn van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
  19. de bestemmingsregels ten behoeve van het gebruik van een weegbrug binnen een (agrarisch) bouwvlak of een bestemmingsvlak bedrijf onder de volgende voorwaarden:
    1. De exploitatie van de weegbrug mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu en/of de in de omgeving aanwezige functie(s).
    2. De exploitatie van de weegbrug mag niet leiden tot een (naar redelijke verwachting) onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid of leiden tot onveilige verkeersituaties.
    3. De exploitatie van de weegbrug mag geen onevenredige afbreuk doen aan of beperkingen opleggen voor omliggende bedrijven.
  20. de bestemmingsregels voor het aanleggen van een inrit ten behoeve van de bestemming Wonen, Bedrijf, Horeca, Maatschappelijk, Maatschappelijk 1, Recreatie en Sport, mits:
    1. het stedenbouwkundig beeld niet in onevenredige mate wordt geschaad;
    2. de voorziening noodzakelijk is uit een oogpunt van bereikbaarheid;
    3. de aanleg van de voorziening geen onevenredige nadelige invloed heeft op de desbetreffende bestemming en de gebruiksmogelijkheden ervan niet in overwegende mate worden beperkt;
    4. er rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en - kwantiteit);
    5. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    6. geen sprake is van onevenredige aantasting van de natuurwaarden en /of de  landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische of archeologische waarden.
Artikel 33 Algemene wijzigingsregels
  
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
33.1 Wijziging naar 'Bos', 'Natuur' en 'Water'
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, onder meer ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied (zoekgebied evz + natuurontwikkelingsgebied)' de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden', 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Bos', 'Natuur' en/of 'Water' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos en/of natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone (EVZ) en bos-, natuur- en/of landschapscompensatie.
  2. De wijziging vindt pas plaats nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.
33.2 Wijziging ten behoeve van gemeentedepot
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied (gemeentedepot)' het plan te wijzigen ten behoeve van een gemeentedepot, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 5.000 m².
  2. De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 1.500 m².
  3. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 11 m.
  4. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  5. Het gemeentedepot leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  6. Het gemeentedepot mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  7. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
33.3 Wijziging ten behoeve van bedrijf
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied (bedrijf)' het plan te wijzigen ten behoeve van een bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd.
  2. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  3. Het agrarische bedrijf ter plaatse is beëindigd.
  4. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  5. De vestiging van het bedrijf leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  6. Op eigen terrein moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  7. Voorzien moet worden in een geschikte ontsluiting van het perceel op de openbare weg.
  8. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
33.4 Wijziging ten behoeve van woningen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied (woningen)' het plan te wijzigen ten behoeve van nieuwe woningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 6.
  2. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  3. De woningen dienen aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  4. De woningen leiden niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  5. De toename van het aantal woningen dient in overeenstemming te zijn met het provinciaal en gemeentelijk woningbouwprogramma.
  6. Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
  7. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
33.5 Wijziging ten behoeve van fietspad
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied (fietspad)' het plan te wijzigen ten behoeve van de aanleg van een fietspad, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  2. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  3. Het fietspad dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  4. Het fietspad leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
33.6 Wijziging ten behoeve van verbreding wegprofiel
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied (wegen)' het plan te wijzigen ten behoeve van de verbreding van wegen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  2. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
  3. De weg dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  4. De weg leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
33.7 Wijziging waterberging
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen en/of het toevoegen van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterberging' indien dit noodzakelijk is voor een goede berging van water en door het waterschap adequaat is onderbouwd.
 
33.8 Wijziging ten behoeve van attentiegebied EHS
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen en/of het toevoegen van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Attentiegebied EHS' indien dit noodzakelijk is voor het hydrologisch herstel van de betreffende gebieden en door het waterschap adequaat is onderbouwd.
 
33.9 Wijziging ten behoeve van EHS en ecologische verbindingszone
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen of het toevoegen van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied (zoekgebied evz + natuurontwikkelingsgebied)' indien dit noodzakelijk is voor de ecologische ontwikkeling en/of de ecologische verbinding van de betreffende gebieden.
 
33.10 Wijziging ten behoeve van dag- en verblijfsrecreatieve doeleinden
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied (dag- en verblijfsrecreatie)' het plan te wijzigen in de bestemmingen 'recreatie' met bedrijfswoning en de bestemming 'wonen', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Een deel van de vrijkomende agrarische bedrijfslocatie mag worden gewijzigd naar de bestemming ‘recreatie’ met bedrijfswoning ten behoeve van hergebruik van gronden en bebouwing voor dag- en verblijfsrecreatie mits:
    1. hergebruik voor dagrecreatieve doeleinden waarbij de navolgende doeleinden kunnen worden toegestaan: recreatie gericht op beleving van natuur, landschap, cultuur en educatie, één en ander met de bijbehorende voorzieningen;
    2. hergebruik voor maneges is niet toegestaan;
    3. hergebruik voor verblijfsrecreatieve doeleinden kan uitsluitend worden toegestaan ten behoeve van bed & breakfast, vakantieappartementen en groepsaccommodatie en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven;
    4. groepsaccommodatie is uitsluitend toegestaan in het aanwezige hoofdgebouw;
    5. het aantal bedden wordt in het wijzigingsbesluit vastgesteld;
    6. in aanvulling op het bepaalde onder c geldt dat per appartement het vloeroppervlak niet meer dan 100 m2 mag bedragen;
    7. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
    8. ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondergeschikte ondersteunende horeca toegestaan;
    9. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit, met in beginsel slechts enkele werknemers; 
    10. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat, daar waar hergebruik plaatsvindt binnen gebouwen, dit uitsluitend binnen de aanwezige gebouwen is toegestaan; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
    11. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bestaande bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie, met dien verstande dat dit maximaal 750 m2 mag bedragen; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt tenzij er sprake is van gebouwen met een cultuurhistorische waarde welke niet mogen worden gesloopt;
    12. de voormalige agrarische bedrijfswoning mag worden gebruikt als bedrijfswoning binnen de bestemming ‘recreatie’;
    13. er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
    14. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden; 
    15. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving; 
    16. het woon- en leefklimaat van omliggende functies mag niet onevenredig worden aangetast;
    17. de beoogde functie is niet toegestaan indien er geen sprake is van een goed leef- en verblijfsklimaat voor de beoogde functie; 
    18. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie; 
    19. parkeren moet gebeuren op eigen terrein; 
    20. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder; 
    21. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels; 
    22. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische waarden; 
    23. de regels van de bestemming Recreatie zijn van overeenkomstige toepassing, waarbij voor de recreatie-activiteit een aanduiding in de tabel en op de verbeelding wordt opgenomen.
  2. Een deel van de vrijkomende agrarische bedrijfslocatie mag worden gewijzigd naar de bestemming ‘wonen’ ten behoeve van het toestaan van één woning extra binnen de aaneengesloten bebouwing van de bestaande voormalige agrarische bedrijfswoning mits:
    1. Er wordt bijgedragen aan herstel en/of behoud van de monumentale voormalige agrarische bedrijfswoning;
    2. De cultuurhistorische waarde van het pand wordt niet aangetast;
    3. De bouwmassa van de voormalige agrarische bedrijfswoning dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m³;
    4. Bij splitsing mag één volwaardige bedrijfswoning en één volwaardige burgerwoning ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 350 m³;
    5. Het bestaande architectonische karakter van de voormalige agrarische bedrijfswoning en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet wezenlijk aangetast worden.
    6. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen. 
    7. Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. 
    8. De woning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen. 
    9. De toename van het aantal woningen dient in overeenstemming te zijn met het provinciaal en gemeentelijk woningbouwprogramma;
    10. De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning bedraagt maximaal 100 m²; 
    11. de regels van de bestemming Wonen zijn van overeenkomstige toepassing;
    12. De wijziging naar de bestemmingen ‘wonen’ en ‘recreatie’ gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in bijlage 06 van de planregels.
Artikel 34 Overige regels
 
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
34.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
 
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden en
  6. de ruimte tussen bouwwerken.
34.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
 
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
 
34.3 Hydrologisch neutraal ontwikkelen
  1. Alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor het behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  2. Regenwater dient bij voorkeur op eigen terrein te worden opgevangen en verwerkt;
  3. Bij het toepassen van de flexibiliteitbepalingen (afwijken en wijzigen) vindt een toets plaats aan de eis dat er sprake moet zijn van hydrologisch neutraal ontwikkelen conform het Toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen van de betrokken waterschappen;
  4. Het bevoegd gezag wint het advies in van het betrokken waterschap.
34.5 Parkeren
Ten aanzien van bouwen, gebruik en parkeernormen geldt dat:
  1. op eigen terrein in voldoende mate in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  2. de op het tijdstip van aanvraag van de omgevingsvergunning geldende parkeernorm moet worden gehanteerd. De gemeente beschouwt “Kencijfers Parkeren en Verkeersgeneratie CROW-publicatie 317”  in het kader van dit bestemmingsplan als een gemeentelijke regeling. 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 35 Overgangsrecht
 
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
35.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
35.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
35.3 Persoonsgebonden overgangsrecht
 
Ter plaatse van de aanduidingen zoals opgenomen in de 'Tabel persoonsgebonden overgangsrecht' is het gebruik in strijd met het bestemmingsplan. Dit gebruik van een bedrijfswoning als niet-bedrijfswoning mag worden voortgezet door diegene(n) die het gebouw en/of de gronden gebruikt of gebruiken ten tijde van de vaststelling van de Nota van Uitgangspunten voor dit bestemmingsplan, d.d. 27 november 2008. Zodra het gebruik door de bestaande gebruiker(s) wordt beëindigd vervalt het recht op het gebruik, zoals opgenomen in de 'Tabel persoonsgebonden overgangsrecht'.
 
Met betrekking tot de illegale woningen wordt als bestaande gebruiker aangemerkt de persoon/personen die op het moment van vaststelling van de Nota van Uitgangspunten voor dit bestemmingsplan, d.d. 27 november 2008, volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Sint-Oedenrode als hoofdbewoner en diens partner staan ingeschreven op het adres zoals opgenomen in de 'Tabel persoonsgebonden overgangsrecht'.
 
Met betrekking tot de illegale woning Hofstad 2a (SW-POR 42) wordt als bestaande gebruiker aangemerkt de persoon/personen die op het moment van vaststelling van bestemmingsplan "Buitengebied, herziening 1", d.d. 10 juli 2014, volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Sint-Oedenrode als hoofdbewoner (en diens partner) staan ingeschreven op het adres zoals opgenomen in de 'Tabel persoonsgebonden overgangsrecht'.
 
Tabel persoonsgebonden overgangsrecht
Aanduiding
 
Adres
 
Huisnummer
 
'saw - por 1'  
t Achterom  
2  
'saw - por 2'  
Achterstesteeg  
1  
'saw - por 3'  
Achterstesteeg  
6  
'saw - por 4'  
Achterstesteeg  
8  
'sa - por 5'  
Airborneweg  
10  
'sa - por 7'  
Bikkelkampen  
21  
'saw - por 8'  
Damianenweg  
22  
'saw - por 10'  
Damianenweg  
26  
'sa - por 11'  
Donderdonksedijk  
6  
'saw - por 12'  
Erica  
7  
'sw - por 13'  
Hoogeind  
9  
'sa - por 14'  
Hoogstraat  
27  
'saw - por 15'  
Hoogstraat  
29  
'sa - por 16'  
Houtsestraat  
 7/9
'sa - por 17'  
Houtsestraat  
18A  
'sb - por 18'  
Vresselseweg  
16 a  
'sa - por 19'  
Jekschotseweg  
14  
'saw - por 20'  
Kerkdijk  
16-18  
'saw - por 21'  
Liempdseweg  
21  
'sa - por 23'  
Lieshoutsedijk  
11  
'saw - por 24'  
Lieshoutseweg  
80/80a  
'saw - por 25'  
Mosbulten  
9  
'saw - por 26'  
Ollandseweg  
153/155  
'saw - por 27'  
Oudeweg  
4  
'saw - por 28'  
Sloef  
12  
'sa - por 29'  
Sonse Heideweg  
7  
'saw - por 30'  
Zijtaartseweg  
8  
'saw - por 32'  
Vogelenzang  
18  
'saw - por 33'  
Vresselseweg  
11a-13  
'saw - por 34'  
Vresselseweg  
77  
'saw - por 35'  
Vresselseweg  
79  
'saw - por 36'  
Weievenseweg  
39  
'sa - por 37'  
Witte Bleek  
4  
'sa - por 41'  
Lieshoutseweg  
61  
'sw - por 42'
Hofstad
2a
‘sa – por’ 43
Wolvensteeg
1
  
Artikel 36 Slotregel
  
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’ heeft uitsluitend betrekking op:
  • De onderdelen van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) en de verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’ (vastgesteld op 10 juli 2014), zoals weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2’;
  • De met een doorhaling in grijs (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ en ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1’.
Het bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode en bestemmingsplan Sint-Oedenrode, herziening 1, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2, blijft voor het overige ongewijzigd.
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1  2'.
 
Vastgesteld: 25 juni 2015
ml>