direct naar inhoud van Artikel 19 Wonen
Plan: Sint-Oedenrode Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0846.BP2011SOO01OOST-vg02

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 100 m²;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', een bedrijf in milieucategorie 1 en/of 2;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', dienstverlening;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', maatschappelijke voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'garage', garageboxen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', is opslag toegestaan tot maximaal 100 m²;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;


met de daarbij behorende:

  • h. tuinen en erven;
  • i. parkeervoorzieningen.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen

Voor het bouwen algemeen geldt dat de aanduidingen op de verbeelding van toepassing zijn.

19.2.2 Gronden binnen het bouwvlak
Bouwwerken     Voorwaarden  
Toegelaten bouwwerken   a.   hoofdgebouwen;  
  b   bijbehorende bouwwerken;  
  c   carport;  
  d.   bouwwerken, geen gebouwen zijnde.  
Hoofdgebouw of uitbreiding van hoofdgebouw   a.


 
Ter plaatse van de aanduiding:
- 'aaneengebouwd' zijn aaneengebouwde woningen toegestaan;
- 'gestapeld' zijn gestapelde woningen toegestaan;
- 'twee-aaneen' zijn twee-aaneen gebouwde woningen
toegestaan;
- 'vrijstaand' zijn vrijstaande woningen toegestaan;  
  b.   De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse
van de aanduiding 'maximale goothoogte' op de verbeelding is aangegeven.  
  c.   De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' op de verbeelding is aangegeven.  
  d.   De voorgevel van een hoofdgebouw dient in of achter de voorgevelbouwgrens gesitueerd (georiënteerd) te zijn.  
  e.   De dakconstructie van een hoofdgebouw dient te bestaan uit een kap, met een minimale dakhelling van 15° en maximale dakhelling van 65°, uitgezonderd het bepaalde in sub f.  
  f.   Ter plaatse van de aanduiding 'kap uitgesloten' is uitsluitend een platte afdekking toegestaan;  
  g.   De minimale afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
- bij woningtype 'vrijstaand' aan beide zijden 3 meter;
- bij woningtype 'twee-aaneengebouwd' en de eindwoningen bij het woningtype 'aaneengebouwd' tot een van de zijdelingse perceelsgrenzen 3 meter.  
  h.   Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het maximum bebouwingspercentage niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.  
Bijbehorende bouwwerken   a.   De minimale afstand tot de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt 1 meter.  
  b.   De maximale goothoogte bedraagt 3,30 meter.  
  c.   De maximale bouwhoogte bij volledig platte afdekking bedraagt 3,30 meter.  
  d.   De dakhelling (bij kapconstructie) is vrij.  
  e.   De maximale bouwhoogte bij een kapconstructie bedraagt 6 meter, waarbij de denkbeeldige lijn onder de 45° gemeten op 3,30 meter hoogte ter plaatse van de perceelsgrens niet door het bijbehorend bouwwerk mag worden overschreden.  
  f.   Bij een platte afdekking mag op de uitbreiding geen balkon of dakterras worden opgericht.  
Carport   a.   Een carport dient minimaal 1 meter achter de voorgevellijn gesitueerd te worden, indien niet deels gesitueerd binnen de aanduiding 'tuin'.  
  b.   De maximale bouwhoogte bedraagt 3,30 meter.  
  c.   De maximale oppervlakte bedraagt 25 m².  
  d.   Er is maximaal één carport toegestaan per bouwperceel.  
  e.   Indien bij twee naast elkaar liggende woningen aan dezelfde openbare weg de voorgevels van de woningen niet gelijk liggen, mogen, indien de carports tegelijkertijd worden aangevraagd, danwel de carport van de dichtst bij de openbare weg gelegen woning reeds is gerealiseerd, de voorzijden van beide carports gelijkliggend worden gebouwd. De voorzijden van de carports moeten dan op 1 meter voor de voorgevel van de dichtst bij de openbare weg gelegen woning of minimaal 1 meter achter de voorgevel van de dichtst bij de openbare weg gelegen woning worden gebouwd.  
Erfafscheidingen   a.   De maximale bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt 2 meter.  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   a.   De maximale bouwhoogte van afvalcontainers zoals glasbakken en geluidwerende voorzieningen bedraagt 2 meter.  
  b.   De maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 3 meter.  

19.2.3 Gronden buiten het bouwvlak en niet nader aangeduid als 'tuin' (zone erf)

Bouwwerken     Voorwaarden  
Toegelaten bouwwerken   a.   bijbehorende bouwwerken;  
  b.   carports;  
  c.   bouwwerken, geen gebouwen.  
Bebouwd oppervlak 'zone erf'   a.   maximaal 50%.  
Bijbehorende bouwwerken   a.   De goothoogte bedraagt maximaal 3,30 meter.  
  b.   De bouwhoogte bij volledig platte afdekking bedraagt maximaal 3,30 meter.  
  c.   De maximale bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'garage' bedraagt 3 meter.  
  d.   Het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken, inclusief oppervlakte carport binnen 'zone erf', mag per bouwperceel ten hoogste bedragen:
1: 200 m² voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 750 m²;
2: 225 m² voor bouwpercelen groter dan 750 m² en kleiner of
gelijk aan 1000 m²;
3: 250 m² voor bouwpercelen groter dan 1000 m².  
  e.   De dakhelling (bij kapconstructie) is vrij.  
  f.   De maximale bouwhoogte bij een kapconstructie bedraagt 6 meter, waarbij de denkbeeldige lijn onder de 45° gemeten op 3,30 meter hoogte ter plaatse van de perceelsgrens niet door het bijbehorend bouwwerk mag worden overschreden.  
  g.   Bij een platte afdekking mag op het bijbehorend bouwwerk geen balkon of dakterras worden opgericht.  
Niet-overdekt zwembad   a.   Een 'niet-overdekt zwembad' wordt niet wordt meegenomen in de berekening van het bebouwd oppervlak van de 'zone erf'.  
  b.   De minimale afstand tot perceelsgrens van een niet overdekt zwembad bedraagt 2 meter.  
  c.   De maximale oppervlakte van een niet overdekt zwembad bedraagt 10% van het bouwperceel, met een maximum van 100 m².  
Erfafscheidingen   a.   De maximale bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt 2 meter.  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   a.   De maximale bouwhoogte van afvalcontainers zoals glasbakken en geluidwerende voorzieningen bedraagt 2 meter.  
  b.   De maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 3 meter.  

19.2.4 Gronden nader aangeduid als 'tuin'
Bouwwerken     Voorwaarden  
Toegelaten bouwwerken   a.   bijbehorende bouwwerken uitsluitend in de vorm van erkers, entrees of carports;  
  b.   bouwwerken, geen gebouwen.  
Bijbehorend bouwwerk in de vorm van een erker of entree   a.
 
Maximaal één bijbehorend bouwwerk in de vorm van een erker mag in de aanduiding 'tuin' worden opgericht.  
  b.   De kapconstructie is vrij te bepalen (platte afdekking of kap).  
  c.   De goothoogte bedraagt maximaal 3,30 meter bij uitvoering in één bouwlaag.  
  d.   De goothoogte bij uitvoering in twee bouwlagen wordt bepaald door de snijlijn van het doorgetrokken dakvlak van het hoofdgebouw en de voorgevel van het bijbehorend bouwwerk.  
  e.   De maximale bouwhoogte bedraagt 3,30 meter bij volledig platte afdekking in één bouwlaag.  
  f.   De diepte bedraagt maximaal 1,60 meter, behoudens situaties als bedoeld onder d.  
  g.   Het maximale grondoppervlak bedraagt 8 m².  
  h.   De breedte over ten hoogste ½ van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bij uitvoering in twee bouwlagen.  
  i.   De breedte over ten hoogste 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bij uitvoering in één bouwlaag, waarbij het restant deel van de breedte van de voorgevel mag worden overkapt.  
  j.   In afwijking van het vorenstaande onder a., h. en i.:
- indien voor de voorgevel van het hoofdgebouw van oorsprong al een entree is gerealiseerd, dan mag daarnaast een erker worden gerealiseerd over ten hoogste ½ van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw in twee bouwlagen; of
- indien voor de voorgevel van het hoofdgebouw van oorsprong al een entree is gerealiseerd, dan mag daarnaast een erker worden gerealiseerd over maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw in één bouwlaag, waarbij het restant deel van de breedte van de voorgevel mag worden overkapt.  
  k.   In afwijking van het vorenstaande onder g., h. en i:
- een erker mag vanuit de voorgevel aan de zijgevel van de woning worden gebouwd, waarbij de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 meter dient te bedragen en het maximale grondoppervlak 10 m² bedraagt.  
  l.   Bij een platte afdekking mag op het bijbehorend bouwwerk geen balkon of dakterras worden opgericht.  
Carport
 
a.   De carport heeft een open constructie.  
  b.   De voorkant van de carport wordt op 1 meter voor of minimaal 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd.  
  c.   De bouwhoogte bedraagt maximaal 3,30 meter.  
  d.   De maximale oppervlakte bedraagt 25 m².  
  e.   Er is maximaal één carport toegestaan per bouwperceel.
Indien bij twee naast elkaar liggende woningen aan dezelfde openbare weg de voorgevels van de woningen niet gelijk liggen, mogen, indien de carports tegelijkertijd worden aangevraagd, danwel de carport van de dichtst bij de openbare weg gelegen woning reeds is gerealiseerd, de voorzijden van beide carports gelijkliggend worden gebouwd. De voorzijden van de carports moeten dan op 1 meter voor de voorgevel van de dichtst bij de openbare weg gelegen woning of minimaal 1 meter achter de voorgevel van de dichtst bij de openbare weg gelegen woning worden gebouwd.  
Erfafscheidingen   a.   De maximale bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt 1 meter.  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   a.   De maximale bouwhoogte van afvalcontainers zoals glasbakken en geluidwerende voorzieningen bedraagt 2 meter.  
  b.   De maximale bouwhoogte van een pergola bedraagt 3 meter.
De maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 1 meter.  

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. de uitoefening van een bedrijf aan huis (in hoofd- en/of bijbehorend bouwwerk);
  • b. voor de uitoefening van horeca of een andere tak van dienstverlening;
  • c. voor de uitoefening van dienstverlening, anders dan bedoeld in artikel 19.1 sub a;
  • d. voor zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte van aangebouwde- en vrijstaande bijbehorende bouwwerken en voor bewoning in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • e. voor de uitoefening of vestiging van een seksinrichting;
  • f. voor de uitoefening van prostitutie;
  • g. het plaatsen, het doen of laten plaatsen van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel, kampeerwagens (waaronder caravans), kampeerauto's en kampeertenten, behoudens het plaatsen van caravans, kampeerauto's en kampeertenten op de gronden achter de voorgevellijn, indien per woning niet meer dan één caravan, kampeerauto en/of tent wordt geplaatst;
  • h. opslag.

19.5 Afwijken van de gebruiksregels
19.5.1 Bedrijf aan huis, consumentverzorgende bedrijven en logies en ontbijt

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.4 sub a voor de uitoefening van een bedrijf aan huis en consumentverzorgende bedrijven en logies en ontbijt in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. in principe geen vergunning wordt verleend voor het uitoefenen van die bedrijvigheid welke vergunningplichtig is op grond van het Besluit omgevingsrecht, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. het onttrekken van (een deel van) de bij de desbetreffende woning behorende garage aan de bestemming slechts is toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met een beroep- of bedrijf aan huis;
  • f. géén onevenredige verstoring van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur mag plaatsvinden;
  • g. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van beroep aan huis, bedrijf aan huis en/of consumentverzorgende bedrijven in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 100 m²;
  • h. het aantal slaapplaatsen niet meer bedraagt dan 10.

19.5.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.4 sub d voor het gebruik van aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte onder de voorwaarden dat:

  • a. de vergunning niet mag worden verleend voor recreatiewoningen;
  • b. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige;
  • c. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • d. de vergunning niet meer dan één keer wordt verleend per woning;
  • e. er geen milieuhygiënische belemmeringen vanwege percelen van derden bestaan c.q. bestaande belemmeringen vanwege percelen van derden zijn opgeheven;
  • f. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximaal oppervlak van 80 m².

19.5.3 Maatschappelijke dienstverlenende functies / voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.1 teneinde maatschappelijke dienstverlenende functies en maatschappelijke voorzieningen mogelijk te maken met dien verstande dat:

  • a. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren, en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • b. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten.

19.5.4 Splitsen hoofdgebouw in meerdere wooneenheden

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken teneinde het hoofdgebouw in meerdere wooneenheden te splitsen, met dien verstande dat:

  • a. het hoofdgebouw uit één bouwmassa blijft bestaan;
  • b. het hoofdgebouw gesplitst kan worden in twee, of meerdere volwaardige woningen;
  • c. de splitsing niet gepaard gaat met een vergroting van het grondoppervlak of uitbreiding van de hoofdmassa;
  • d. de te realiseren woning (-en) dienen te passen c.q. zijn afgestemd op zowel het gemeentelijke woningbouwprogramma als op het provinciale woningbouwprogramma;
  • e. er geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit van het straatbeeld.

19.5.5 Afwijkende dakhelling

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.2.2 voor de bouw van een hoofdgebouw met een afwijkende dakhelling onder de voorwaarden dat:

  • a. er geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit van het straatbeeld;
  • b. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. de verkeerssituatie niet nadelig beïnvloed wordt.

19.5.6 Bijbehorende bouwwerken in zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2.2 en 19.2.3 voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk in de zijdelingse perceelsgrens met een maximale bouwhoogte van 6 meter, met dien verstande dat de vergunning uitsluitend verleend wordt als de bebouwing aan weerszijden van de perceelsgrens op dezelfde wijze aaneen gebouwd wordt, onder de voorwaarden dat:

  • a. er geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit van het straatbeeld;
  • b. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. de verkeerssituatie niet nadelig beïnvloed wordt.

19.5.7 Intrekken omgevingsvergunning
  • a. Het bevoegd gezag trekt de vergunning als bedoeld in artikel 19.5.2 in, indien de bij het verlenen van voor de vergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
  • b. Indien de bewoning van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk plaatsvindt door degene die mantelzorg nodig heeft en diens partner, wordt de vergunning pas ingetrokken nadat beide het bijbehorend bouwwerk hebben verlaten.