direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Sint-Michielsgestel, Centrum Sint-Michielsgestel 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0845.BP2010SMGCENTRM100-OH02

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot maximaal categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' in bijlage 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. kantoren en showrooms ten dienste van de bedrijven als bedoeld onder a;
  • c. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel op de begane grond;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': tevens een brandstoffenhandel;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. groen en groenvoorzieningen;
  • h. ontsluitingswegen en paden;
  • i. al dan niet openbare parkeervoorzieningen;
  • j. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • k. tuinen, erven en terreinen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;
  • c. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven.

3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • d. voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:
    • 1. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10 m bedragen.

3.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag, voor zover deze worden gebouwd buiten het bouwvlak:
    • 1. op bouwpercelen tot 300 m² niet meer bedragen dan 65 m²;
    • 2. op percelen gelijk aan of groter dan 300 m² niet meer bedragen dan 65 m², vermeerderd met 10% van het aantal vierkante meters dat het perceel groter is dan 300 m², met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 250 m² mag bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 5,5 m bedragen.

3.2.4 Ondergronds bouwen

Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de afstand van een ondergronds bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 1 m;
  • b. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m beneden peil bedragen.

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • d. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m² bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende bepalingen:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning is niet toegestaan;
  • b. de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van detailhandel mag niet meer bedragen dan 25 m² bvo.

3.4 Ontheffing gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.3sub a toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een woning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
    • 3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen, aan- en uitbouwen wordt ingepast met een maximale vloeroppervlakte van 80 m²;
    • 4. het (vrijstaande) bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van het woonhuis of de bedrijfswoning.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de ontheffing in te trekken, verleend op grond van het gestelde onder a, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak voor de zorgbehoevende vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijzigingsbevoegdheid voor Wonen-3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming Wonen-3, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. planwijziging is toegestaan na beëindiging van de bedrijfsactiviteiten ter plaatse;
  • b. woningbouw dient te passen in de ruimtelijke en stedenbouwkundige karakteristiek van de omgeving, in ieder geval in aansluiting op de woningen die direct aan de Schijndelseweg zijn gesitueerd; de bouw van appartementen is niet toegestaan;
  • c. woningbouw moet passen in het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • d. aangetoond moet zijn dat er kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • e. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
  • f. planwijziging mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor de gebruiks- en bouwmogelijkheden van aangrenzende percelen.

3.5.2 Wijzigingsbevoegdheid voor bouwvlakken

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van bouwvlakken worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen mag in de nieuwe situatie niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde van 48 dB of een verkregen hogere grenswaarde;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.