direct naar inhoud van 4.2 Bodem
Plan: Bestemmingsplan Hooidonk
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01

4.2 Bodem

Om inzicht te krijgen in de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van de Ruimte voor Ruimtekavels is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek Hooidonk (ong.) te Den Dungen, Grontmij Nederland B.V, Eindhoven, 10 maart 2010, doc. nr. 274762.ehv.220.R001, revisie 0). Dit onderzoek bestond naast het verkennend bodemonderzoek uit een historisch onderzoek.

Bodemopbouw

In het plangebied bevinden zich volgens de bodemkaart hoge zwarte enkeerdgronden van leem arm en zaak lemig fijn zand. De maaiveldhoogte van de locatie komt globaal overeen met NAP + 4m. Op grond van TNO/DGV-gegevens kan worden geconcludeerd dat waarschijnlijk sprake is van een infiltratiesituatie. Uit het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de bodemopbouw vanaf maaiveld tot circa 2,40 m beneden maaiveld bestaat uit zeer fijn tot matig fijn, matig tot sterk ziltig zand. Vanaf 2,40 tot 2,50 m beneden maaiveld wordt veen aangetroffen.

Historisch bodemonderzoek

Uit oude historische topografische kaarten blijkt dat het plangebied altijd een agrarische bestemming heeft gehad. Uit de geraadpleegde archieven in het kader van het historisch bodemonderzoek blijkt dat in de nabijheid van het plangebied geen bodembedreigende activiteiten plaatsvinden en er zijn derhalve geen verdachte locaties in de directe nabijheid van het plangebied gelegen.

In de directe omgeving van het plangebied hebben in het verleden een aantal bodemonderzoeken plaatsgevonden. Uit deze onderzoeken bleek dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormde voor de voorgenomen bouwactiviteiten.

Naast bureauonderzoek heeft ook een terreininspectie plaatsgevonden. Tijdens de inspectie zijn enkele waarnemingen gedaan die wijzen op een mogelijke bron van bodemverontreiniging. Het betreft een weg met halfverharding en een bezinksloot.

Milieuhygiënische bodemkwaliteit

In de grondmonsters die in het kader van het verkennend bodemonderzoek van de boven- en ondergrond zijn uitgevoerd, zijn geen verhoogde parameters aangetroffen. Uit de grondwatermonsters blijkt dat licht verhoogde gehalten aan barium zijn aangetroffen. Deze verhoogde gehalten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een aanvullend bodemonderzoek.

Conclusie

Vanuit het aspect bodem bestaan er geen beperkingen voor het toekomstig gebruik van het plangebied als wonen met tuin.

Het bodemonderzoek heeft niet plaatsgevonden ter plaatse van de weg met de halfverharding. Indien blijkt dat in de toekomst ook op deze locatie ontwikkelingen plaatsvinden, dient een aanvullend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.