4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
-
b. er dient te zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 6 meter en de maximale hoogte bedraagt 11 meter;
-
b. de bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend achter de gevellijn van de aanwezige bedrijfswoning worden gesitueerd;
-
c. binnen het bouwvlak is maximaal 1 rijhal toegestaan van maximaal 1000 m²;
-
d. de minimale afstand tot de waterlopen bedraagt 5 meter;
-
e. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 1 meter te bedragen.
4.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' woningen bedraagt;
-
b. de maximale goothoogte van bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 meter en de maximale hoogte 10 meter;
-
c. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 exclusief onderkeldering (of inclusief onderkeldering indien deze ten behoeve van de verblijfsfunctie wordt gebruikt) inclusief aan-en uitbouwen of in ieder geval niet meer dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan en het geen woning betreft welke in het verleden gesplitst is geweest.
-
d. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,5 meter en de maximale hoogte 6 meter;
-
e. het gezamenlijk oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100 m2 bedragen;
-
f. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 30 meter;
-
g. afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 5 meter te bedragen;
-
h. de minimale afstand tot de waterlopen dient minimaal 5 meter te bedragen;
-
i. indien de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minder bedraagt dan de voorgeschreven afstand, dan dient deze bestaande afstand als minimale afstand te worden aangehouden;
-
j. de afstand van de bedrijfswoning tot de weg is gelijk aan de afstand welke aanwezig is op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan;
-
k. bedrijfswoningen en/of vrijstaande bijgebouwen mogen niet vóór de gevellijn gebouwd worden. Indien er geen gevellijn is opgenomen dienen de woningen in de lijn van de omliggende woningen te worden gesitueerd.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
-
a. paardenbakken binnen het bouwvlak mogen uitsluitend ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten worden opgericht;
-
a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 12 meter bedragen;
-
b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de gevellijn niet meer dan 1 meter mag bedragen;
-
c. bij de bedrijfswoning mag één carport of overkapping worden gebouwd met dien verstande dat:
-
1. de gevellijn niet mag worden overschreden;
-
2. de carport of overkapping uitsluitend mag worden gebouwd met een plat dak;
-
3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
-
4. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m²;
-
d. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 1 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen welke op de perceelsgrens gebouwd mogen worden.
-
e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen;
-
f. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m²;
-
g. paardenbakken moeten worden aangelegd binnen het bouwvlak.
4.4 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen voor:
4.4.1 Het verbouwen van cultuurhistorische waardevolle objecten
De verbouw van cultuurhistorische waardevolle objecten is toegestaan indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
a. de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan aanwezige uitwendige architectonische vormgeving en cultuurhistorische waarden niet wezenlijk worden aangetast;
-
b. de gemeentelijke monumentencommissie wordt hierover om advies gevraagd;
-
c. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, aardkundige en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.
4.4.2 Schuilgelegenheden voor dieren
Het oprichten van schuilgelegenheden voor dieren buiten het bouwvlak is toegestaan, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
a. de schuilgelegenheid mag uitsluitend binnen een bebouwingsconcentratie worden opgericht;
-
b. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te worden aangetoond;
-
c. de oppervlakte van een veldkavel dient ten minste 1 hectare te bedragen;
-
d. de afstand tot de waterlopen dient minimaal 4 meter te bedragen;
-
e. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
-
f. de maximale oppervlakte bedraagt 12 m²;
-
g. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.
4.4.3 Het vergroten van de bedrijfswoning
De inhoud van het woongedeelte van de bestaande bedrijfswoning mag worden vergroot, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
a. er dient sprake te zijn van een sterke verbetering van de beeldkwaliteit in de directe omgeving;
-
b. het een inpandige verbouwing van een karakteristieke boerderij betreft;
-
c. de inhoud van een karakteristieke boerderij mag niet worden vergroot;
-
d. de maximale goothoogte van de woning 6 meter bedraagt en de maximale hoogte 10 meter;
-
e. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.
4.4.4 Het verhogen van bedrijfsgebouwen
De bestaande goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogen worden vergroot, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
a. de maximale goothoogte bedraagt 7 meter;
-
b. de maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter;
-
c. aangetoond dient te worden dat het verhogen van bedrijfsgebouwen functioneel noodzakelijk is;
-
d. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
-
e. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn.
4.4.5 Verkleining afstand tot de perceelsgrenzen
Verkleining van de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen tot minder dan 1 meter is mogelijk, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
a. de verkleining is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering;
-
b. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.
4.4.6 Het bouwen van meer dan 1 hectare en dieper dan 0,5 meter onder het huidige maaiveld binnen de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde 2'
Het bouwen van meer dan 1 hectare en dieper dan 0,5 meter onder het huidige maaiveld ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde 2' is toegestaan indien voldaan is aan één van de volgende voorwaarden:
-
a. de aanvrager van de afwijking blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
b. de aanvrager van de afwijking een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van de burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt veiliggesteld;
-
c. de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden, gericht op:
-
1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
2. het doen van opgravingen;
-
3. het begeleiden van de bodemverstorende ingrepen door een archeologisch deskundige.
4.6 Afwijking van de gebruiksregels
4.6.1 Een aan huis gebonden beroep in bijgebouwen of een aan huis gebonden bedrijf in hoofd- of bijgebouwen
Een aan huis gebonden beroep in bijgebouwen of een aan huis gebonden bedrijf in hoofd- of bijgebouwen is toegestaan, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m2 van de woning en/of bijgebouwen
-
b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
-
c. hierdoor geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt wordt;
-
d. alleen ondergeschikte detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse uitgeoefende beroep of bedrijf is toegestaan;
-
e. de activiteit dient te worden uitgeoefend door de bewoner;
-
f. de activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in de vorm van de categorie 1 en 2 bedrijven conform de in bijlage 4 opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
-
g. horeca is niet toegestaan;
-
h. het beroep of bedrijf mag geen publieksgericht karakter en geen onevenredig verkeersaantrekkende werking hebben;
-
i. er dient te zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
-
j. buitenopslag is niet toegestaan;
-
k. reclame-uitingen zijn niet toegestaan;
-
l. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
-
m. de activiteit milieuhygiënisch aanvaardbaar is.
4.6.2 Nevenactiviteiten binnen bebouwingsconcentraties
De volgende nevenactiviteiten zijn toegestaan:
-
a. niet aan het buitengebied gebonden bedrijven in de vorm van de categorie 1 en 2 bedrijven conform de in bijlage 4 opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
-
b. agrarisch-verwante bedrijven en agrarisch-technische bedrijven, waarbij de bedrijven met een grote verkeersaantrekkende werking zoals loon- en grondverzetbedrijven zich uitsluitend kunnen vestigen in de bebouwingsconcentraties aan grote doorgaande wegen;
-
c. statische opslag tot een maximale oppervlakte van 1000 m², mits het geen handelsactiviteiten betreft;
-
d. verblijfsrecreatie (minicamping en/of trekkershutten) met een maximale oppervlakte van 1 hectare, grenzend aan een agrarisch bouwvlak of een bouwvlak met een andere bestemming met eenvoudige voorzieningen op het bouwvlak, met dien verstande dat:
-
1. de al bestaande (mini)campings niet van deze nevenactiviteit gebruik mogen maken;
-
2. er maximaal 5 trekkershutten opgericht mogen worden;
-
3. een standplaats heeft een minimale oppervlakte van 230 m²;
-
4. verblijfsrecreatie uitsluitend plaatsvindt in de periode van 1 maart tot en met 1 november en van 16 december tot en met 16 januari;
-
5. de afstand van het terrein tot de woningen van omwonenden dient minimaal 50 meter te bedragen;
-
6. er een bedrijfswoning op het betreffende bouwvlak aanwezig is;
-
7. er landschappelijke inpassing plaatsvindt van minimaal 30% van de oppervlakte van de minicamping binnen het bouwvlak;
-
e. groepsaccommodatie tot een maximale oppervlakte van 400 m²;
-
f. een bed & breakfast accommodatie in bijgebouwen met maximaal 5 kamers voor maximaal 10 personen;
-
g. dagrecreatieve voorzieningen, zoals een speeltuin en verhuur van fietsen tot een maximale oppervlakte van 400 m²;
-
h. horeca ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theetuin en een ijs/snackverkooppunt tot maximaal 100 m²;
-
i. zorgfuncties en/of maatschappelijke functies tot een maximale oppervlakte van 400 m²;
-
j. bij cumulatie van meerdere vormen van nevenactiviteiten/verbrede landbouw dan wel aan huis gebonden beroepen mag het totale daarvoor te gebruiken bruto vloeroppervlak niet meer bedragen dan 400 m² behalve wanneer sprake is van een combinatie met statische opslag of een minicamping. In die gevallen is een maximale oppervlakte van 1000 m² respectievelijk 5000 m² toegestaan.
indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
1. de agrarische bedrijvigheid als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
-
2. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast;
-
3. door de wijziging mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
-
4. er dient te zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
-
5. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
-
6. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn;
-
7. alleen nevenfuncties die conform het bestemmingsplan voortgezet kunnen worden als vervolgfunctie zijn toegestaan;
-
8. de werkzaamheden dienen door de bewoner te worden uitgeoefend.
4.6.3 Nevenactiviteiten buiten bebouwingsconcentraties
De volgende nevenactiviteiten zijn toegestaan:
-
a. agrarisch-technische bedrijven zonder grote verkeersaantrekkende werking, tot een maximale oppervlakte van 400 m²;
-
b. statische opslag, tot een maximale oppervlakte van 1000 m², mits het geen handelsactiviteiten betreft;
-
c. verblijfsrecreatie (minicamping en/of trekkershutten) met een maximale oppervlakte van 1 hectare, grenzend aan een bouwvlak met eenvoudige voorzieningen op het bouwvlak, met dien verstande dat:
-
1. de al bestaande (mini)campings niet van deze nevenactiviteit gebruik mogen maken;
-
2. er maximaal 5 trekkershutten opgericht mogen worden;
-
3. een standplaats heeft een minimale oppervlakte van 230 m²;
-
4. verblijfsrecreatie uitsluitend plaatsvindt in de periode van 1 maart tot en met 1 november en van 16 december tot en met 16 januari;
-
5. de afstand van het terrein tot de woningen van omwonenden dient minimaal 50 meter te bedragen;
-
6. er een bedrijfswoning op het betreffende bouwvlak aanwezig is;
-
7. er landschappelijke inpassing plaatsvindt van minimaal 30% van de oppervlakte van de minicamping binnen het bouwvlak;
-
d. groepsaccommodatie tot een maximale oppervlakte van 400 m²
-
e. een bed & breakfast accommodatie in bijgebouwen met maximaal 5 kamers voor maximaal 10 personen;
-
f. dagrecreatieve voorzieningen, zoals een speeltuin en verhuur van fietsen tot een maximale oppervlakte van 400 m²;
-
g. horeca ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theetuin en een ijs/snackverkooppunt tot maximaal 100 m²;
-
h. bij cumulatie van meerdere vormen van nevenactiviteiten/verbrede landbouw dan wel een huis gebonden beroepen mag het totale daarvoor te gebruiken bruto vloeroppervlak niet meer bedragen dan 400 m² behalve wanneer sprake is van een combinatie met statische opslag of een minicamping. In die gevallen is een maximale oppervlakte van 1000 m² respectievelijk 5000 m² toegestaan.
indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
1. de agrarische bedrijvigheid als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
-
2. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast;
-
3. door de wijziging geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden mag plaatsvinden;
-
4. er dient te zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
-
5. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
-
6. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn;
-
7. alleen nevenfuncties die conform het bestemmingsplan voortgezet kunnen worden als vervolgfunctie zijn toegestaan;
-
8. de werkzaamheden dienen door de bewoner te worden uitgeoefend.
4.6.4 Verbrede landbouw
De volgende verbrede landbouwactiviteiten zijn toegestaan:
-
a. verblijfsrecreatie (minicamping en/of trekkershutten) met een maximale oppervlakte van 1 hectare, grenzend aan een agrarisch bouwvlak of een bouwvlak met een andere bestemming met eenvoudige voorzieningen op het bouwvlak, met dien verstande dat:
-
1. de al bestaande (mini)campings niet van deze nevenactiviteit gebruik mogen maken;
-
2. er maximaal 5 trekkershutten opgericht mogen worden;
-
3. er op de minicamping maximaal 30 kampeermiddelen, op standplaatsen van minimaal 230 m² per standplaats, geplaatst mogen worden;
-
4. verblijfsrecreatie uitsluitend plaatsvindt in de periode van 1 maart tot en met 1 november en van 16 december tot en met 16 januari;
-
5. de afstand van het terrein tot de woningen van omwonenden dient minimaal 50 meter te bedragen;
-
6. er een bedrijfswoning op het betreffende bouwvlak aanwezig is;
-
7. er landschappelijke inpassing plaatsvindt van minimaal 30% van de oppervlakte van de minicamping binnen het bouwvlak;
-
b. een bed & breakfast accommodatie in bijgebouwen met maximaal 5 kamers voor maximaal 10 personen;
-
c. dagrecreatieve voorzieningen, zoals boerengolf en/of educatieve activiteiten tot een maximale oppervlakte van 400 m²;
-
d. bij cumulatie van meerdere vormen van nevenactiviteiten/verbrede landbouw dan wel aan huis gebonden beroepen mag het totale daarvoor te gebruiken bruto vloeroppervlak niet meer bedragen dan 400 m² behalve wanneer sprake is van een minicamping. In dat geval is een maximale oppervlakte van 5000 m² toegestaan.
indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
1. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast;
-
2. door de wijziging mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
-
3. er dient te zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
-
4. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
-
5. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn;
-
6. de werkzaamheden dienen door de bewoner te worden uitgeoefend.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden verlenen voor:
-
a. voor werken en/of werkzaamheden zoals weergegeven in sub 4.7.1 t/m 4.7.2, met dien verstande dat voor werken en/of werkzaamheden binnen het bouwvlak of het verharden van minder dan 100 m² buiten het bouwvlak geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden nodig is;
indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
1. ingeval er twee of meer aanduidingen op de desbetreffende gronden zijn gelegen, het zwaarste regime geldt;
-
2. bij de beoordeling van de werken en werkzaamheden worden de mogelijke gevolgen, zoals weergegeven in bijlage 2, getoetst;
-
3. burgemeester en wethouders kunnen voor de beoordeling een daartoe bevoegd deskundige aanwijzen;
-
4. indien het werken en/of werkzaamheden betreft binnen de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde 2' betreft, waarbij de ingrepen groter zijn dan ter plaatse is toegestaan, dient door middel van archeologisch onderzoek te worden aangetoond dat deze archeologische waarden niet worden aangetast.
4.7.1 Archeologische verwachtingswaarde 2
- ingrepen die groter of gelijk zijn dan 1 hectare en dieper dan 0,5 meter onder het huidig maaiveld;
- afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven;
- draineren, onderbemalen, graven sloten;
- leidingen leggen, verharden oppervlakte van meer dan 100 m².
4.7.2 Beschermingsgebied natte natuurparel
- afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven, verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter onder maaiveld;
- draineren, onderbemalen, aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, dempen poelen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
- omzetten van grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt;
- verharden oppervlakte van meer dan 100 m², leidingen leggen, veranderen perceelsindeling.
4.7.3 Besloten gebied
- afgraven, egaliseren;
- rooien, omzetten van grasland naar bouwland, omzetten van grasland/bouwland naar boomteelt en /of sierteelt;
- aanleg tijdelijke en/of overige teeltondersteunende voorzieningen.
4.7.4 Historisch landschappelijk gebied
- afgraven, ophogen;
- indrijven;
- onderbemalen;
- aanbrengen oeverbeschoeiing;
- planten, omzetten van grasland naar bouwland;
- verharden oppervlakte van meer dan 100 m²;
- aanleg tijdelijke en/of overige teeltondersteunende voorzieningen;
4.9 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor:
4.9.1 De vergroting van het bouwvlak ten behoeve van een paardenhouderij
Het vergroten van het bouwvlak van een paardenhouderij is toegestaan, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
a. vooraf advies wordt ingewonnen bij de SAB voor het aantonen van de noodzaak en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf;
-
b. binnen het vigerende bouwvlak dienen de bebouwingsmogelijkheden volledig benut te zijn;
-
c. de oppervlakte van het bouwvlak mag worden vergroot tot 1,5 hectare;
-
d. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn, waarbij rekening moet worden gehouden dat de landschappelijk inpassing aansluitend aan het bouwvlak dient te worden opgericht met een minimum van 15% van het totale bouwvlak;
-
e. de landschappelijke inpassing dient opgenomen te worden door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
-
f. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
-
g. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.
4.9.2 De omschakeling van Agrarisch – Paardenhouderij naar grondgebonden agrarisch bedrijf
Het wijzigen van de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij in een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
a. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf;
-
b. de noodzaak van de omschakeling dient middels een ondernemingsplan te worden aangetoond;
-
c. er zich geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische aard voordoen;
-
d. alle bedrijfsbebouwing die niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering wordt gesloopt, behoudens voor zover deze cultuurhistorische waarden bezit;
-
e. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn, waarbij rekening moet worden gehouden dat de landschappelijk inpassing aansluitend aan het bouwvlak dient te worden opgericht met een minimum van 15% van het totale bouwvlak;
-
f. de landschappelijke inpassing dient opgenomen te worden door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
-
g. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.
4.9.3 Het wijzigen van de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij in de bestemming Recreatie
Het wijzigen van de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij met een bouwvlak in de bestemming Recreatie is toegestaan, voor de volgende recreatieve voorzieningen:
-
1. dagrecreatieve voorzieningen, zoals een speeltuin en verhuur van fietsen;
-
2. horeca ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theetuin en een ijs/snackverkooppunt tot maximaal 100 m²;
-
3. groepsaccommodatie tot een maximale oppervlakte van 400 m²;
indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
a. de oppervlakte aan dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 400 m², waarbij cultuurhistorische bebouwing gehandhaafd dienen te blijven;
-
b. aangetoond dient te worden dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
-
c. aangetoond dient te worden dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
-
d. het initiatief moet passen binnen de draagkracht van het gebied;
-
e. het initiatief dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
-
f. er dient voorzien te zijn in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
-
g. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende agrarische bedrijven;
-
h. de functiewijziging slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking heeft, welke bovendien bij de ontsluitingssituatie ter plaatse past;
-
i. buitenopslag niet is toegestaan;
-
j. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
-
k. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.
4.9.4 Het wijzigen van de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij in de bestemming Wonen
Het wijzigen van de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij met een bouwvlak en bedrijfswoning in de bestemming Wonen is toegestaan, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
a. aangetoond dient te worden dat agrarisch hergebruik niet meer rendabel is;
-
b. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
-
c. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven;
-
d. de wijziging dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
-
e. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
-
f. er dient een legale bedrijfswoning op het bouwvlak aanwezig te zijn;
-
g. ingeval de bedrijfswoning cultuurhistorisch waardevol is, dient minimaal 400 m³ te worden ingezet voor wonen;
-
h. de oppervlakte van het bouwvlak dient te worden verkleind ten behoeve van de wijziging naar Wonen;
-
i. de woning krijgt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende agrarische bebouwing';
-
j. de overige gronden van deze bestemming worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende gebiedsgerichte bestemmingen;
-
k. er geen sprake is van een duurzame locatie conform de handleiding duurzame locaties in bijlage 3 indien de gronden zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven 'reconstructiewetzone – verwevingsgebied';
-
l. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.
4.9.5 Het wijzigen van de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij in de bestemming Wonen en boerderijsplitsing
Het wijzigen van de bestemming in de bestemming Wonen en de woning te splitsen in twee wooneenheden is toegestaan, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
a. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
-
b. het een karakteristieke boerderij betreft;
-
c. kenmerkende architectonische eigenschappen dienen te worden behouden;
-
d. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
-
e. splitsing is alleen toegestaan als deze past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
-
f. door de komst van de nieuwe woningen mag geen milieuhygiënische belemmeringen optreden;
-
g. de voormalige bedrijfsgebouwen dienen eerst te worden afgebroken tot een oppervlakte welke per woning maximaal is toegestaan, te weten 100 m² alvorens tot splitsing mag worden overgegaan;
-
h. ten aanzien van de sloop van het op het moment van de ter visie legging van het ontwerp-bestemmingsplan aanwezige surplus aan vrijstaande (bij)gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
1. het maximaal toegestane oppervlak aan bijgebouwen van 100 m² worden verhoogd mits de (bedrijfs)bebouwing, welke niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, wordt gesloopt. De verhoging bedraagt 50 procent van het te slopen surplus aan bebouwing. Het maximaal toegestane oppervlakte van bijgebouwen mag na afbraak niet meer bedragen dan 200 m²;
-
2. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe bijgebouwen;
-
3. cultuurhistorische waardevolle objecten mogen niet worden gesloopt.
-
i. de oppervlakte van het bouwvlak dient te worden verkleind ten behoeve van de wijziging naar Wonen;
-
j. de inhoud van de karakteristieke boerderij mag niet worden vergroot;
-
k. de inhoud van de karakteristieke boerderij moet vóór de splitsing ten minste 900 m³ bedragen;
-
l. de inhoud van de woningen bedraagt na splitsing ten minste 400 m³ per woning;
-
m. de inhoud van de gesplitste woningen mag niet worden vergroot;
-
n. aan iedere woning wordt een apart bouwvlak toegekend;
-
o. er geen sprake is van een duurzame locatie conform de handleiding duurzame locaties in bijlage 3 indien de gronden zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven reconstructiewetzone – verwevingsgebied;
-
p. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
-
q. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.