Artikel 21 Water
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
b. waterberging;
-
c. ecologische natuurwaarden;
-
d. waterlopen en daarbij behorende oevervoorzieningen;
-
e. ter plaatse van de aanduiding 'historisch landschappelijk gebied', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide historisch landschappelijk gebied;
-
f. ter plaatse van de aanduiding 'landgoed', het behoud en herstel van de waarden en de instandhouding van onverharde wegen en lanenstelsels bij een landgoed;
-
g. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
-
h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - aanlegsteiger', een aanlegsteiger;
-
i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nieuw herlaer', kasteel Nieuw Herlaer;
-
j. ter plaatse van de aanduiding 'besloten gebied', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide besloten gebied;
-
k. ter plaatse van de aanduiding 'open gebied', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide open gebied;
-
l. ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied van amfibieën en reptielen', een leefgebied van amfibieën en reptielen;
-
m. ter plaatse van de aanduiding 'beschermingsgebied natte natuurparel', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide beschermingsgebied natte natuurparel;
-
n. ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied van dassen', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide leefgebied van dassen;
-
o. ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied van kwetsbare soorten', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide leefgebied van kwetsbare soorten;
-
p. ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied van struweelvogels', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide leefgebied van struweelvogels;
-
q. ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied van vlinders en natte biotopen', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide leefgebied van vlinders en natte biotopen;
-
r. ter plaatse van de aanduiding 'beekdal', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide beekdalsysteem;
-
s. ter plaatse van de aanduiding 'waterbergingsgebied in te richten', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide waterbergingsgebied in te richten;
-
t. ter plaatse van de aanduiding 'landschapselementen', een landschapselement;
-
u. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde 2', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide archeologische verwachtingswaarde;
-
v. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde 1', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide archeologische verwachtingswaarde;
-
w. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', een landbouwontwikkelingsgebied;
-
x. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – extensiveringsgebied', een extensiveringsgebied;
-
y. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied', een verwevingsgebied;
-
z. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
-
aa. extensief recreatief medegebruik;
-
ab. infiltratievoorzieningen;
-
ac. beheer en onderhoud van waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
21.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
a. op de gronden mag niet worden gebouwd behoudens bouwwerken, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van een waterloop, zoals de gebouwen bij een gemaal;
-
b. de maximale goot- en bouwhoogte van deze bouwwerken bedraagt 3,5 meter, met uitzondering van bruggen waarvoor een maximale hoogte van 9 meter is toegestaan;
-
c. de maximale oppervlakte van een bouwwerk bedraagt 75 m², behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nieuw herlaer', waar de maximale oppervlakte 25 m² bedraagt.
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
-
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
-
c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
-
d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
-
e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
21.4 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen voor:
21.4.1 Openbare aanlegplaatsen en steigers
De bouw van openbare aanlegplaatsen en/of steigers ten behoeve van bestaande bebouwing en functies die grenzen aan het water is toegestaan indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
a. geen steigers mogen worden aangebracht in rietkragen en groene oeverzones met een breedte van meer dan 2 meter;
-
b. met de aanleg van de steiger mag geen onevenredige (blijvende) schade worden aangebracht aan ter plekke aanwezige rietkragen of andere met oever- en moerasplanten begroeide oevers;
-
c. er dient toestemming gevraagd te worden bij de waterwegbeheerder;
-
d. in geval het geen openbare aanlegplaats betreft dient de eigenaar van de betreffende oeverzone en/of het water schriftelijk toestemming te verlenen;
-
e. de lengte van de steiger mag niet meer bedragen dan 5 meter en de breedte niet breder zijn dan 1 meter. De steiger mag niet meer dan 0,75 meter boven het wateroppervlakte (streefpeil) uitsteken;
-
f. per steiger mogen niet meer dan 2 afmeerpalen gerealiseerd worden met een onderlinge afstand van maximaal 4 meter;
-
g. de steiger dient 'onderloops' te zijn, hetgeen betekent, dat het water onder de steiger en het plankier vrije doorloop moet hebben;
-
h. de steiger wordt bij voorkeur aangelegd in combinatie met een natuurvriendelijke inrichting achter de steiger.
21.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
-
a. kamperen;
-
b. opslag van goederen en materialen.
21.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden verlenen voor:
-
a. voor werken en/of werkzaamheden zoals weergegeven in sub 21.6.1 t/m 21.6.2, met dien verstande dat voor het verharden van minder dan 100 m² geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden nodig is;
indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
1. ingeval er twee of meer aanduidingen op de desbetreffende gronden zijn gelegen, het zwaarste regime geldt;
-
2. bij de beoordeling van de werken en werkzaamheden worden de mogelijke gevolgen, zoals weergegeven in bijlage 2, getoetst;
-
3. het bevoegd gezag kan voor de beoordeling een daartoe bevoegd deskundige aanwijzen;
-
4. indien het werken en/of werkzaamheden betreft binnen de aanduidingen 'archeologische verwachtingswaarde 1' of 'archeologische verwachtingswaarde 2' betreft, waarbij de ingrepen groter zijn dan ter plaatse is toegestaan, dient door middel van archeologisch onderzoek te worden aangetoond dat deze archeologische waarden niet worden aangetast.
21.6.1 Archeologische verwachtingswaarde 1
- ingrepen die groter of gelijk zijn dan 100 m² en dieper dan 1 meter onder het huidig maaiveld;
- afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, indrijven;
- draineren, onderbemalen, graven sloten;
- leidingen leggen, verharden oppervlakte van meer dan 100 m².
21.6.2 Archeologische verwachtingswaarde 2
- ingrepen die groter of gelijk zijn dan 1 hectare en dieper dan 0,5 meter onder het huidig maaiveld;
- afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven;
- draineren, onderbemalen, graven sloten;
- leidingen leggen, verharden oppervlakte van meer dan 100 m².
21.6.3 Uitzonderingen
Er is geen omgevingsvergunning nodig voor de volgende werken of werkzaamheden die:
-
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
-
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
21.7 Sloopvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van de panden met cultuurhistorische waarden.