direct naar inhoud van Artikel 15 Recreatie
Plan: Buitengebied Sint-Michielsgestel
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0845.BP2010BGSMG00M100-OH01

Artikel 15 Recreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast', een bed & breakfast;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin', een volkstuin;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'landschapselementen', een landschapselement;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', een recreatiewoning;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', een kampeerterrein;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - restaurant', een restaurant;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – vakantieboerderij', een vakantieboerderij;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – groepsaccommodatie', een groepsaccommodatie;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – paintballterrein', een paintballterrein;
  • j. wonen in een bedrijfswoning;
  • k. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in de bedrijfswoning, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van de beroepsmatige activiteiten, maximaal 100 m2 van het vloeroppervlak per woning bedraagt en uitgevoerd wordt door de bewoner;
  • l. een bed&breakfast accommodatie in een bedrijfswoning met maximaal 5 kamers en voor maximaal 10 personen;
  • m. ondergeschikte horeca en ondergeschikte detailhandel ten behoeve van de recreatieve functie met een maximale oppervlakte van 100 m²;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied van dassen', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide leefgebied van dassen;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'beekdal', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide beekdalsysteem;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'historisch landschappelijk gebied', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide historisch landschappelijk gebied;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'besloten gebied', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide besloten gebied;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'open gebied', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide open gebied;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', een landbouwontwikkelingsgebied;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – extensiveringsgebied', een extensiveringsgebied;
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied', een verwevingsgebied;
  • v. ter plaatse van de aanduiding 'beschermingsgebied natte natuurparel', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide beschermingsgebied natte natuurparel;
  • w. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde 2', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide archeologische verwachtingswaarde;
  • x. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde 1', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide archeologische verwachtingswaarde;
  • y. de instandhouding van de in bijlage 1 van de planregels beschreven cultuurhistorische en architectonische waarden van de als 'cultuurhistorisch waardevol object' aangeduide bouwwerken.
  • z. speelvoorzieningen;
  • aa. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • ab. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. er dient te zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak.

15.2.2 Bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
  • b. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
  • c. de afstand van de gebouwen tot de perceelsgrenzen dient minimaal 1 meter te bedragen;
  • d. gebouwen mogen niet vóór de gevellijn gebouwd worden;
  • e. de minimale afstand tot de waterlopen dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • f. de maximale oppervlakte aan bebouwing binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan, tenzij aangegeven is wat het maximale bebouwde oppervlakte mag bedragen. De maximale oppervlakte aan bebouwing mag dan niet meer bedragen dan is aangegeven, met uitzondering van het bepaalde in sub g;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' worden bij de aangegeven maximale oppervlakte aan bebouwing de zomerhuisjes, chalets en trekkershutten niet meegerekend.

15.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' woningen bedraagt;
  • b. de maximale goothoogte van bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 meter en de maximale hoogte 10 meter;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 exclusief onderkeldering (of inclusief onderkeldering indien deze ten behoeve van de verblijfsfunctie wordt gebruikt) inclusief aan-en uitbouwen of in ieder geval niet meer dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan en het geen woning betreft welke in het verleden gesplitst is geweest.
  • d. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,5 meter en de maximale hoogte 6 meter;
  • e. het gezamenlijk oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100 m2 bedragen;
  • f. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 30 meter;
  • g. afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • h. de minimale afstand tot de waterlopen dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • i. indien de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minder bedraagt dan de voorgeschreven afstand, dan dient deze bestaande afstand als minimale afstand te worden aangehouden;
  • j. de afstand van de bedrijfswoning tot de weg is gelijk aan de afstand welke aanwezig is op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan;
  • k. bedrijfswoningen en/of vrijstaande bijgebouwen mogen niet vóór de gevellijn gebouwd worden. Indien er geen gevellijn is opgenomen dienen de woningen in de lijn van de omliggende woningen te worden gesitueerd.

15.2.4 Recreatiewoning en bijgebouwen

Voor het bouwen van een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' met bijbehorend bijgebouw gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale oppervlakte per recreatiewoning bedraagt 100 m2;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 meter;
  • c. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3 meter;
  • d. de maximale oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt 9 m2.

15.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de gevellijn niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. bij de bedrijfswoning mag één carport of overkapping worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de gevellijn niet mag worden overschreden;
    • 2. de carport of overkapping uitsluitend mag worden gebouwd met een plat dak;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    • 4. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m².
  • c. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 1 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen welke op de perceelsgrens gebouwd mogen worden;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • e. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m².

15.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen voor:

15.3.1 Het vergroten van de oppervlakte

Het vergroten van de maximaal toegestane legale bebouwde oppervlakte is toegestaan indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergroot;
  • b. de uitbreiding moet noodzakelijk zijn in verband met de continuïteit van het bedrijf;
  • c. het uit te breiden bedrijf zich in een bebouwingsconcentratie bevindt;
  • d. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de milieubelasting voor het omringende gebied mag niet worden verzwaard;
  • f. de uitbreiding mag niet leiden tot een onevenredige verhoging van het verkeersaanbod op de wegen;
  • g. het betreft niet een bedrijf dat zich via de regeling vrijkomende agrarische bebouwing heeft gevestigd;
  • h. het bedrijf niet reeds met 15% is uitgebreid na 31 mei 2001;
  • i. de reeds aanwezige bedrijfsgebouwen dienen legaal te zijn opgericht vóór de tervisielegging van dit plan;
  • j. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn.

15.3.2 Het verhogen van bedrijfsgebouwen

De bestaande goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogen worden vergroot, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale goothoogte bedraagt 7 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter;
  • c. aangetoond dient te worden dat het verhogen van bedrijfsgebouwen functioneel noodzakelijk is;
  • d. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn.

15.3.3 Het bouwen van meer dan 100 m² en dieper dan 1 meter onder het huidige maaiveld binnen de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde 1'

Het bouwen van meer dan 100 m2 en dieper dan 1 meter onder het huidige maaiveld ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde 1' is toegestaan indien voldaan is aan één van de volgende voorwaarden:

  • a. de aanvrager van de afwijking blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de afwijking een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van de burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt veiliggesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het begeleiden van de bodemverstorende ingrepen door een archeologisch deskundige.

15.3.4 Het bouwen van meer dan 1 hectare en dieper dan 0,5 meter onder het huidige maaiveld binnen de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde 2'

Het bouwen van meer dan 1 hectare en dieper dan 0,5 meter onder het huidige maaiveld ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde 2' is toegestaan indien voldaan is aan één van de volgende voorwaarden:

  • a. de aanvrager van de afwijking blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de afwijking een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van de burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt veiliggesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het begeleiden van de bodemverstorende ingrepen door een archeologisch deskundige.

15.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

15.5 Afwijking van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen voor:

15.5.1 Een aan huis gebonden beroep in bijgebouwen of een aan huis gebonden bedrijf in hoofd- of bijgebouwen

Een aan huis gebonden beroep in bijgebouwen of een aan huis gebonden bedrijf in hoofd- of bijgebouwen is toegestaan, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m2 van de woning en/of bijgebouwen
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • c. geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt wordt;
  • d. alleen ondergeschikte detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse uitgeoefende beroep of bedrijf is toegestaan;
  • e. de activiteit dient te worden uitgeoefend door de bewoner;
  • f. de activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in de vorm van de categorie 1 en 2 bedrijven conform de in bijlage 4 opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
  • g. horeca is niet toegestaan;
  • h. het beroep of bedrijf mag geen publieksgericht karakter en geen onevenredig verkeersaantrekkende werking hebben;
  • i. er dient te zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • j. buitenopslag is niet toegestaan;
  • k. reclame-uitingen zijn niet toegestaan;
  • l. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
  • m. de activiteit milieuhygiënisch aanvaardbaar is.

15.5.2 Een andere vorm van recreatie

Een andere vorm van recreatie is toegestaan indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte mag veroorzaken;
  • b. buitenopslag is niet toegestaan;
  • c. reclame-uitingen zijn niet toegestaan;
  • d. detailhandel is niet toegestaan;
  • e. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
  • f. de activiteit dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn.

15.5.3 Een minicamping

Een minicamping en/of trekkershutten binnen de bestemming Recreatie met een maximale oppervlakte van 1 hectare, is toegestaan, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de al bestaande (mini)campings mogen niet van deze afwijking gebruik maken;
  • b. verblijfsrecreatie uitsluitend plaatsvindt in de periode van 1 maart tot en met 1 november en van 16 december tot en met 16 januari;
  • c. de afstand van het terrein tot de woningen van omwonenden dient minimaal 50 meter te bedragen;
  • d. er dient een bedrijfswoning op het betreffende bouwvlak aanwezig te zijn;
  • e. er dient een landschappelijke inpassing plaats te vinden van minimaal 20% van de oppervlakte van de minicamping;
  • f. door de wijziging mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  • g. er dient te zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • h. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast.

15.6 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. permanente bewoning van recreatiewoningen, stacaravans, vakantieboerderijen en groepsaccommodatie;
  • e. vergraven, egaliseren, graven van sloten, dempen van sloten/poelen, rooien, omzetting van grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt, verandering perceelsindeling binnen de gronden met de aanduiding 'historisch landschappelijk gebied';
  • f. lawaaisporten.

15.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden verlenen voor:

  • a. voor werken en/of werkzaamheden zoals weergegeven in sub 15.7.1 t/m 15.7.8, met dien verstande dat voor werken en/of werkzaamheden binnen het bouwvlak of het verharden van minder dan 100 m² buiten het bouwvlak geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden nodig is;

indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • 1. ingeval er twee of meer aanduidingen op de desbetreffende gronden zijn gelegen, het zwaarste regime geldt;
  • 2. bij de beoordeling van de werken en werkzaamheden worden de mogelijke gevolgen, zoals weergegeven in bijlage 2, getoetst;
  • 3. burgemeester en wethouders kunnen voor de beoordeling een daartoe bevoegd deskundige aanwijzen;
  • 4. indien het werken en/of werkzaamheden betreft binnen de aanduidingen 'archeologische verwachtingswaarde 1' of 'archeologische verwachtingswaarde 2' betreft, waarbij de ingrepen groter zijn dan ter plaatse is toegestaan, dient door middel van archeologisch onderzoek te worden aangetoond dat deze archeologische waarden niet worden aangetast.

15.7.1 Historisch landschappelijk gebied
  • afgraven, ophogen;
  • indrijven;
  • onderbemalen;
  • aanbrengen oeverbeschoeiing;
  • planten, omzetten van grasland naar bouwland;
  • verharden oppervlakte van meer dan 100 m².

15.7.2 Archeologische verwachtingswaarde 1
  • ingrepen die groter of gelijk zijn dan 100 m² en dieper dan 1 meter onder het huidig maaiveld;
  • afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, indrijven;
  • draineren, onderbemalen, graven sloten;
  • leidingen leggen, verharden oppervlakte van meer dan 100 m².

15.7.3 Archeologische verwachtingswaarde 2
  • ingrepen die groter of gelijk zijn dan 1 hectare en dieper dan 0,5 meter onder het huidig maaiveld;
  • afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven;
  • draineren, onderbemalen, graven sloten;
  • leidingen leggen, verharden oppervlakte van meer dan 100 m².

15.7.4 Open gebied
  • ophogen;
  • opplanten, omzetten van grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt.

15.7.5 Besloten gebied
  • afgraven, egaliseren;
  • rooien, omzetten van grasland naar bouwland, omzetten van grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt.

15.7.6 Beschermingsgebied natte natuurparel
  • afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven, verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter onder maaiveld;
  • draineren, onderbemalen, aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, dempen poelen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
  • omzetten van grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt;
  • verharden oppervlakte van meer dan 100 m², leidingen leggen, veranderen perceelsindeling.

15.7.7 Leefgebied van dassen
  • afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren;
  • draineren, onderbemalen, dempen sloten, aanbrengen oeverbeschoeiing;
  • rooien, omzetten van grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt;
  • verharden oppervlakte van meer dan 100 m², leidingen leggen.

15.7.8 landschapselementen
  • rooien, omzetten grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt;
  • verharden oppervlakte van meer dan 100 m², veranderen perceelsindeling.

15.7.9 beekdal
  • afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven;
  • draineren, onderbemalen, aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, dempen poelen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
  • rooien, planten, omzetten van grasland naar bouwland, omzetten van grasland/bouwland naar boomteelt; en/of sierteelt;
  • verharden oppervlakte van meer dan 100 m², leidingen leggen, veranderen perceelsindeling.

15.8 Sloopvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van de panden met cultuurhistorische waarden.

15.9 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor:

15.9.1 De omschakeling van de bestemming Recreatie in een grondgebonden agrarisch bedrijf

De omschakeling van de bestemming Recreatie in een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de omschakeling middels een ondernemingsplan is aangetoond, waarbij vooraf advies wordt ingewonnen bij de SAB voor het aantonen van de noodzaak en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf;
  • b. de bestemming Recreatie wordt gewijzigd naar de omliggende agrarische bestemming met dien verstande dat de omschakeling niet mogelijk is naar de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden;
  • c. het nieuwe grondgebonden agrarisch bedrijf krijgt een bouwvlak op maat en de overige gronden van de bestemming Recreatie worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende gebiedsgerichte bestemmingen;
  • d. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • e. alle bedrijfsbebouwing die niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering wordt gesloopt, behoudens voor zover deze cultuurhistorische waarden bezit;
  • f. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn, waarbij rekening moet worden gehouden dat de landschappelijk inpassing aansluitend aan het bouwvlak dient te worden opgericht met een minimum van 15% van het totale bouwvlak;
  • g. de landschappelijke inpassing dient opgenomen te worden door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
  • h. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

15.9.2 Het wijzigen van de bestemming Recreatie in de bestemming Wonen

Het wijzigen van de bestemming Recreatie met een bouwvlak en bedrijfswoning in de bestemming Wonen is toegestaan, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • b. de wijziging geldt niet voor gronden met de aanduiding 'recreatiewoning';
  • c. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven;
  • d. de wijziging dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
  • e. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • f. er dient een legale bedrijfswoning op het bouwvlak aanwezig te zijn;
  • g. ingeval de bedrijfswoning cultuurhistorisch waardevol is, dient minimaal 400 m³ te worden ingezet voor wonen;
  • h. de oppervlakte van het bouwvlak dient te worden verkleind ten behoeve van de wijziging naar Wonen;
  • i. de woning krijgt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende agrarische bebouwing';
  • j. de overige gronden van deze bestemming worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende gebiedsgerichte bestemmingen;
  • k. de gronden niet zijn gelegen binnen de aangegeven aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied' dan wel indien sprake is van een duurzame locatie conform de handleiding duurzame locaties in bijlage 3 indien de gronden zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven 'reconstructiewetzone – verwevingsgebied';
  • l. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

15.9.3 Het wijzigen van de bestemming Recreatie in de bestemming Wonen en woningsplitsing

Het wijzigen van de bestemming Recreatie met een bouwvlak en bedrijfswoning in de bestemming Wonen en het splitsen in twee wooneenheden is toegestaan, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • b. het een karakteristieke boerderij betreft;
  • c. de wijziging geldt niet voor gronden met de aanduiding 'recreatiewoning';
  • d. kenmerkende architectonische eigenschappen dienen te worden behouden;
  • e. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
  • f. splitsing is alleen toegestaan als deze past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • g. door de komst van de nieuwe woningen er geen milieuhygiënische belemmeringen optreden;
  • h. de voormalige bedrijfsgebouwen dienen eerst te worden afgebroken tot een oppervlakte welke per woning maximaal is toegestaan, te weten 100 m² alvorens tot splitsing mag worden overgegaan;
  • i. ten aanzien van de sloop van het op het moment van de ter visie legging van het ontwerp-bestemmingsplan aanwezige surplus aan vrijstaande (bij)gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. het maximaal toegestane oppervlak aan bijgebouwen van 100 m² worden verhoogd mits de (bedrijfs)bebouwing, welke niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, wordt gesloopt. De verhoging bedraagt 50 procent van het te slopen surplus aan bebouwing. Het maximaal toegestane oppervlakte van bijgebouwen mag na afbraak niet meer bedragen dan 200 m²;
    • 2. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe bijgebouwen;
    • 3. cultuurhistorische waardevolle objecten mogen niet worden gesloopt.
  • j. de oppervlakte van het bouwvlak dient te worden verkleind ten behoeve van de wijziging naar Wonen;
  • k. de inhoud van de karakteristieke boerderij mag niet worden vergroot;
  • l. de inhoud van de karakteristieke boerderij moet vóór de splitsing tenminste 900 m³ bedragen;
  • m. de inhoud van de woningen bedraagt na splitsing tenminste 400 m³ per woning;
  • n. de inhoud van de gesplitste woningen mag niet worden vergroot;
  • o. aan iedere woning wordt een apart bouwvlak toegekend;
  • p. de gronden niet zijn gelegen binnen de aangegeven aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied' dan wel indien sprake is van een duurzame locatie conform de handleiding duurzame locaties in bijlage 3 indien de gronden zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven 'reconstructiewetzone – verwevingsgebied';
  • q. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • r. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

15.9.4 Het wijzigen van de bestemming Recreatie naar Bedrijf

Het wijzigen van de bestemming Recreatie in de bestemming Bedrijf is toegestaan, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. omliggende (agrarische) bedrijven niet worden belemmerd;
  • b. het bouwvlak binnen de aangeduide bebouwingsconcentraties aan grote doorgaande wegen is gelegen;
  • c. de milieubelasting niet hoger dan of gelijkgesteld is aan categorie 1 of 2 conform de in bijlage 4 opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten (niet zijnde zelfstandige detailhandel en/of horeca);
  • d. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn, waarbij rekening moet worden gehouden dat de landschappelijk inpassing aansluitend aan het bouwvlak dient te worden opgericht met een minimum van 15% van het totale bouwvlak;
  • e. de landschappelijke inpassing dient opgenomen te worden door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
  • f. het initiatief dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
  • g. er dient te zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • h. bestaande natuur- en/of landschappelijke waarden mogen n iet in onevenredige mate worden aangetast;
  • i. alle bedrijfsbebouwing die niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering dient te worden gesloopt;
  • j. de functiewijziging slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking heeft, welke bovendien bij de ontsluitingssituatie ter plaatse past;
  • k. nieuwe bebouwing is niet toegestaan;
  • l. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.