Plan: | Hartkamers van Berlicum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0845.2017BLCCENTRUMM100-VA01 |
Het centrumgebied van Berlicum kent een divers aanbod aan voorzieningen. Naast supermarkten, winkels en horeca zijn er diverse maatschappelijke voorzieningen aanwezig zoals sporthal De Run en het sociaal cultureel centrum Den Durpsherd. Behoud en versterking van deze voorzieningen is belangrijk om ook in de toekomst een levendig centrum met voldoende aanbod te garanderen. Ook moet het centrum een prettige plek blijven om te wonen en te verblijven.
De gemeente Sint-Michielsgestel wil haar grondgebied voorzien van een moderne planologisch-juridische regeling. Alle vigerende bestemmingsplannen zullen in dit kader worden geactualiseerd. Specifiek voor de Hartkamers van Berlicum geldt dat de gemeente wil faciliteren in de bovenstaand beschreven ambities. Middels het voorliggend bestemmingsplan worden nieuwe juridisch planologische kaders geschetst, zodat er ruimte wordt gecreëerd voor een toekomst bestendig centrumgebied van Berlicum.
Het plangebied betreft het centrumgebied van Berlicum, grofweg gelegen tussen de Kerkwijk en het Mercuriusplein. Beide pleinen (de hartkamers) zijn onderdeel van het plangebied, net als sporthal De Run. De recente ontwikkeling aan de Schoolstraat kent een eigen planologisch-juridisch regime en is om deze reden geen onderdeel van het plangebied. De begrenzing van het plangebied van het bestemmingsplan wordt in onderstaande figuur weergegeven.
Figuur 1.1. Begrenzing plangebied
In het plangebied vigeren twee bestemmingsplannen. Dit betreffen:
Beide bestemmingsplannen komen deels te vervallen bij de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
In de volgende hoofdstukken wordt aandacht besteed aan de verschillende aspecten van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 wordt een planbeschrijving gegeven vanuit de stedenbouwkundige en functionele structuur. Hoofdstuk 3 gaat in op de ruimtelijk-planologische beleidskaders. Voor een uitgebreide beschrijving van de omgevingsaspecten wordt verwezen naar hoofdstuk 4. De juridische planbeschrijving is onderdeel van hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 en 7 beschrijven de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Eerst volgt een beschrijving van de huidige situatie in het plangebied. Omdat dit bestemmingsplan ook ruimte biedt voor toekomstige ontwikkelingen, worden daarna de beoogde ontwikkelingen beschreven. Tevens wordt aangegeven op welke wijze en onder welke voorwaarden zij mogelijk worden gemaakt in dit bestemmingsplan.
Het dorp Berlicum is ontstaan op de scheidslijn tussen de hoge (en droge) en de lage (en natte) gronden. De hoofdas van het dorp is parallel aan de Aa gelegen en wordt van oudsher gevormd door de Hoogstraat en Kerkwijk. Deze straten vormen vanaf het begin de verbinding van Veghel en Uden over Berlicum naar 's-Hertogenbosch. Eigen aan een 'lintakkerdorp' als Berlicum zijn ook de straten loodrecht gelegen op de hoofdas. Deze straten vormden een verbinding met de voormalige heide- en woeste gronden en later met de verspreid gelegen hoevegebieden.
De hiervoor geschetste principiële opbouw van het lintakkerdorp is ook in het centrum van Berlicum nog duidelijk terug te vinden. Tevens is deze opbouw in het verleden steeds leidraad geweest voor de verdere groei van de kern. Uitbreiding van de bebouwing vond aan het begin van de twintigste eeuw vooral ten noorden van de Hoogstraat en in de richting van de Kerkwijk plaats. Na de Tweede Wereldoorlog heeft men op grotere schaal gewerkt aan een nieuw dorpscentrum, centraal gelegen binnen de gemeente. Dit is het hedendaagse Mercuriusplein.
Mercuriusplein
Het Mercuriusplein is de centrale pleinruimte in het dorp waaraan de meeste centrumfuncties gelegen zijn. De bebouwing rondom het Mercuriusplein is van na de oorlog en bestaat uit aaneengesloten (winkel)bebouwing van gemiddeld drie bouwlagen. Deze vrij forse bebouwing omsluit het plein aan drie zijden. Het plein zelf is ingericht te behoeve van parkeren en wordt ontsloten via de Hoogstraat, de Sassenheimseweg en de Kerkwijk. Het plein heeft naast een parkeerfunctie ook een functie als verblijfsgebied voor het centrum. De inrichting van het plein is zodanig dat aan beide functies inhoud gegeven kan worden. Langs de winkels bevindt zich een breed trottoir met op een enkele locatie een terras ten behoeve van de aanwezige horeca. De bebouwing ten zuidwesten van de Hoogstraat is opener en kleinschaliger van aard dan de bebouwing van de overige pleinwanden. Ook is op een enkele locatie meer modernere bebouwing aanwezig. Het noordoostelijk gedeelte van de Kerkwijk functioneert als uitloopgebied van de functies aan het Mercuriusplein. Ook hier bevindt zich een aaneengesloten wand van gemiddeld drie bouwlagen.
De Hoogstraat fungeert als gebiedsontsluitingsweg en takt via de rotonde aan op de Kerkwijk, Sassenheimseweg en de Runweg.
Kerkwijk
Kleinschalige bebouwing overheerst ter hoogte van het woonlint aan de Kerkwijk. Het historisch karakter van het gebied is herkenbaar aan de diverse cultuurhistorisch waardevolle panden die aanwezig zijn. Ondanks dat de onderlinge afstand van de bebouwing vaak relatief klein is, zijn de panden als individuele elementen herkenbaar door verschillend materiaalgebruik en een breed scala aan kapvormen. Ter hoogte van de gronden van de voormalige Petruskerk aan de Kerkwijk is het bestaande (monumentale) gebouw van de pastorie nog aanwezig. De kerk en de toren zijn inmiddels gesloopt. Ter plaatse hebben meerdere grootschalige ontwikkelingen plaatsgevonden zoals de nieuwbouw van het verzorgingstehuis Berlerode en basisschool de Parel en de realisatie van het sociaal cultureel centrum Den Durpsherd. De kapel met kapeltuin en de bomen langs de Kerkwijk bepalen op dit moment in hoge mate het dorpse karakter.
Woongebieden
Naast de twee bovengenoemde pleinen met bijbehorende bebouwing bevinden zich in het plangebied nog twee woongebieden. De eerste betreft de woningen gelegen aan en tussen de Kerkwijk, Sassenheimseweg en Muldershof. De woningen zijn van diverse typologie en bouwjaar. Het tweede woongebied omvatten de woningen ten zuiden van de Sassenheimseweg en aan de Runweg, bestaande uit een combinatie van vrijstaande en geschakelde woningen van gemiddeld twee bouwlagen en een kap.
De Run en omgeving
In het zuidwesten van het plangebied ligt sporthal De Run. Het pand kent een hoogte van circa 8 meter. Ten noorden en westen bevinden zich meerdere parkeerplaatsen en een ruime groenstructuur. Hierdoor ontstaat er een geleidelijke overgang naar de omliggende (woon)functies en is het pand nauwelijks zichtbaar vanaf de Runweg.
Detailhandel
Detailhandelsfuncties komen geconcentreerd voor op de begane grond rond het Mercuriusplein en het westelijk gedeelte van de Kerkwijk. Het betreft winkels in zowel de food- als de non-food sector. Rondom het Mercuriusplein zijn twee supermarkten gevestigd. Ter hoogte van de Kerkwijk 47 bevindt zich nog een solitaire winkelvoorziening. In de bijgevoegde bedrijvenijst (bijlage 1) is aangegeven waar zich in het plangebied detailhandelsfuncties bevinden. Een uitgebreidere beschrijving van de detailhandelsstructuur is weergegeven in paragraaf 3.5.5. Ook wordt in deze paragraaf nader ingegaan op de distributie planologische verkenning (DPO) die is uitgevoerd ten behoeve van dit bestemmingsplan en de voorgenomen ontwikkelingen.
Horeca
Horeca komt verspreid over het plangebied voor. Aan het Mercuriusplein zijn twee horecavestigingen aanwezig. Dit betreffen Eetpaleis 't Vosje en snackbar de Bourgondiër. Op de hoek van de Kerkwijk/Doornhoek bevindt zich lunchroom Smaakvol. Ook in sporthal De Run en het sociaal cultureel centrum Den Durpsherd is (ondergeschikte) horeca aanwezig.
Maatschappelijke voorzieningen
In het plangebied bevinden zich diverse maatschappelijke voorzieningen zoals basisschool de Parel, sporthal De Run, sociaal cultureel centrum Den Durpsherd en de kapel met kapeltuin behorend bij de voormalige Petruskerk. Met uitzondering van sporthal de Run is er sprake van een concentratie van deze voorzieningen tussen de Kerkwijk en de Sassenheimseweg.
Wonen
Appartementen zijn het meest voorkomende woningtype in het centrum van Berlicum. Deze appartementen bevinden zich grotendeels in meerdere bouwlagen boven de voorzieningen aan het Meruciusplein en het westelijk gedeelte van de Kerkwijk. Ook bevinden zich appartementen boven basisschool de Parel en in twee blokken aan de Muldershof. Het verzorgingstehuis Berlerode voorziet in meerdere woonzorgwoningen. Het naastgelegen pand is tevens van het verzorgingstehuis. Hier bevinden zich woonvoorzieningen voor ouderen die nog zelfstandig wonen.
Naast appartementen komen in het plangebied nog woningen van diverse typologie en bouwjaar voor. Deze woningen bevinden zich met name langs de Kerkwijk, het Muldershof, de Sassenheimseweg en de Runweg. Ook achter de wand met woningen en winkels aan de zuidwestzijde van de Hoogstraat bevindt zich een woningblok aan het Veenpad.
Monumenten
De volgende gemeentelijke monumenten zijn in het plangebied aanwezig:
Deze panden en bijbehorende gronden hebben een beschermende regeling gekregen in dit bestemmingsplan. In paragraaf 5.11 wordt hier nader op ingegaan.
Verkeersstructuur
Momenteel hebben de Hoogstraat en de Sassenheimseweg een doorgaande functie voor bovenlokaal verkeer. Door maatregelen wordt er naar gestreefd deze doorgaande functie te beperken. Zo wordt tussen 2015 en 2017 de N279 verbreed tussen 's-Hertogenbosch en Veghel. Hierdoor is de verwachting dat minder verkeer door het centrum van Berlicum rijdt. Behalve een doorgaande functie hebben deze straten, samen met Kerkwijk, een interne verdeelfunctie voor het dorp.
Bovengenoemde wegen hebben eveneens een functie voor het langzame verkeer. Fietsverbindingen zijn gelegd door middel van fietssuggestiestroken (Hoogstraat, Kerkwijk en de Runweg) of vrijliggende paden (Sassenheimseweg). Dwars op de hoofdstraten zijn op enkele punten verbindingen voor langzaam verkeer gelegd waardoor eenvoudig overgestoken kan worden.
Parkeren
Van groot belang voor het functioneren van het centrumgebied zijn de aanwezige parkeervoorzieningen. Deze zijn met name gelegen op het Mercuriusplein, rondom sporthal De Run en ter hoogte van de Minervaplaats (achter de Jumbo) en de Vestaplaats. Daarnaast zijn (langs)parkeerplaatsen gesitueerd aan de Kerkwijk, op de parallelweg van de Sassenheimseweg en op enkele plaatsen aan de Hoogstraat. Daarnaast komen op diverse plaatsen parkeerplaatsen op eigen terrein voor.
In dit bestemmingplan worden enkele ontwikkelingen, direct of middels een wijzigingsbevoegdheid, mogelijk gemaakt. Gekozen is om een gewenste verruiming van bouwrechten (bouwvlak en hoogtes) direct mogelijk te maken waar dit niet op stedenbouwkundige bezwaren stuit. Een wijziging in functies vraagt nader onderzoek/een nadere afweging op milieutechnische, beleidsmatige en stedenbouwkundige aspecten. Tenzij ondergeschikt, zijn deze verruimingen alleen mogelijk gemaakt middels een wijzigingsbevoegdheid. Wanneer voldaan wordt aan de bij de wijzigingsbevoegdheid opgenomen voorwaarden, kan pas medewerking worden verleend aan de beoogde ontwikkeling.
Onderstaand wordt een korte beschrijving gegeven per ontwikkeling. Daarbij is een onderscheid gemaakt in ontwikkelingen ter hoogte van het Mercuriusplein en ontwikkelingen ter hoogte van de Kerkwijk.
Jumbo en laad- en losvoorziening
De Jumbo wil, ten behoeve van de bedrijfsvoering, het pand vergroten. Dit deels binnen de huidige bebouwing, deels richting het Mercuriusplein. Omdat deze ontwikkeling niet op stedenbouwkundige, milieutechnische en/of beleidsmatige bezwaren stuit is in het bestemmingsplan het bouwvlak aan de voorzijde verruimd, zodat deze gelijk komt te liggen met de overige gevelwand. Aan de achterzijde van het pand vinden de huidige laad- en losactiviteiten plaats. Om deze activiteiten in de toekomst ook inpandig te kunnen uitvoeren, is hiervoor bij recht ruimte geboden in het bestemmingsplan.
Hoek Mercuriusplein
In de zuidelijke hoek van het Mercuriusplein is een horecapand beoogd met vier appartementen op de verdieping. Ten behoeve van de horecafunctie is een terras gewenst op de hoek van de Hoogstraat en de Kerkwijk. Deze ontwikkeling past binnen de geldende beleidskaders en is milieutechnisch afgewogen. Om deze reden is de beoogde ontwikkeling als direct recht opgenomen in dit bestemmingsplan. Ter plaatse is het toegestaan een pand te realiseren van gemiddeld drie bouwlagen met een oppervlakte van 235 m2. Een hoogteaccent tot 20 meter is tevens toelaatbaar tot een maximum vloeroppervlak van 20 m2.
Hoogteaccenten
Op de diverse hoeken op de pleinwanden van het Mercuriusplein zijn hoogteaccenten voorzien. Deze hoogteaccenten moeten kunnen zorgen voor een schaalvergroting in het bouwvolume (zie paragraaf 3.5.6). Op deze wijze kan, stedenbouwkundig gezien, een vernieuwende (moderne) architectuur aan het Mercuriusplein ontstaan. Ten behoeve van deze schaalvergroting is tevens het bouwvlak op de hoeken van het pand gelegen aan de Kerkwijk (onder andere ter hoogte van de bestaande vestiging van de Rabobank) enigszins vergroot.
In deze hoogteaccenten kunnen op termijn woningen gerealiseerd worden. Omdat het toevoegen van woningen beleidstechnisch en milieutechnisch een goede afweging behoeft, zijn de bouwmogelijkheden van deze hoekaccenten wel als direct recht opgenomen in dit bestemmingsplan. Een toevoeging van woningen is niet direct mogelijk. Hiervoor is een afwijkingsbevoegdheid in dit bestemmingsplan opgenomen met de daarbij behorende voorwaarden.
Derde supermarkt
Aan het Mercuriusplein is een derde supermarkt voorzien op de hoek van de Hoogstraat en de Runweg. Naast deze supermarkt is het voornemen hier appartementen op de verdieping te realiseren en ruimte voor andere detailhandelszaken op de begane grond. Wanneer deze ontwikkeling doorgang vindt, zal de bestaande woning met bedrijfspanden geamoveerd worden. Omdat de ontwikkeling nog milieutechnisch, ruimtelijk-economisch en beleidsmatig afgewogen moet worden, zijn de vigerende bouwrechten gehandhaafd in dit bestemmingplan. Wel is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze ontwikkeling, onder voorwaarden, mogelijk te maken. Een supermarkt kan hier dan gerealiseerd worden, eventueel gecombineerd worden met wonen op de verdieping. Ten behoeve van deze ontwikkeling zit in de wijzigingsbevoegdheid ook de mogelijkheid de bouwrechten te verruimen (bouwvlak en hoogtematen). In de distributie planologische verkenning (DPO) die is uitgevoerd ten behoeve van dit bestemmingsplan wordt aangetoond dat er ruimte is voor de realisatie van een derde supermarkt op deze locatie.
Locatie Hoogstraat 144-146
Voor de start van de ter inzage termijn van het voorliggende bestemmingsplan heeft de eigenaar van de gronden aan de Hoogstraat 144-146 een verzoek ingediend voor de realisatie van 14 appartementen op deze locatie. Dit op basis van de op dat moment geldende bouw- en gebruiksrechten. De gewenste ontwikkeling is om deze reden bij recht bij vaststelling van voorliggend bestemmingsplan meegenomen.
Kerkwijk 46 en 48
Ter hoogte van de Kerkwijk 46/48 is in 2007 een ruimtelijke procedure doorlopen om 11 appartementen en 1 (beheerders)woning mogelijk te maken. De vergunning voor deze ontwikkeling is reeds afgegeven. Op basis van de verleende vergunning is de woonbestemming opgenomen.
Plein Kerkwijk
Ter hoogte van de voormalige Sint Petruskerk wordt een pleinfunctie beoogd met daaromheen woningbouw in de vorm van (senioren)woningen. De bestaande pastorie krijgt bij recht een dienstverleningsfunctie met een wijzigingsbevoegdheid voor horeca en daarmee een meer prominente plaats op dit plein. Ook is hier één woning toegestaan.
Om pleinwanden te creëren is ten noordoosten van verzorgingstehuis Berlerode woningbouw voorzien in de vorm van appartementen. Om de pleinwand ook in de zuidoostelijke hoek te dichten is ook hier een nieuw complex ten behoeve van wonen voorzien. Het toevoegen van woningen op deze locaties is middels een wijzigingsbevoegdheid mogelijk. Op deze wijze kan, wanneer de ontwikkeling daadwerkelijk doorgang vindt, afgewogen worden of deze woningen hier beleidstechnisch en milieutechnisch haalbaar zijn.
Het bestemmingsplan, en met name de nieuwe ontwikkelingen die juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt, moeten worden getoetst aan het nu geldende rijks, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hieronder is dit beleid nader beschreven. Het relevante rijksbeleid is opgenomen in paragraaf 3.2. Paragraaf 3.3 en 3.4 behandelen het provinciale en regionale beleid. Het relevante gemeentelijk beleid staat in paragraaf 3.5.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bevat plannen voor ruimte en mobiliteit. In dit beleidsdocument staat beschreven in welke grote infrastructurele projecten het kabinet tot en met 2040 wil gaan investeren. Er is sprake van een hoog abstractieniveau: de visie richt zich alleen op nationale belangen zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en de waterveiligheid. De ambities die tot 2028 zijn geformuleerd luiden als volgt:
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 2 Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer ruimtelijke plannen die nieuwe woningen mogelijk maken, de treden van deze ladder doorlopen moeten worden. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
Het Barro is de juridische vertaling van het beleid dat geschetst is in het SVIR. Dit beleidsdocument bevat regels die doorwerken naar lagere overheden. Dit betekend dat de regels uit het Barro ook geïmplementeerd moeten worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen. Evenals de SVIR wordt het Barro gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Het Barro bevat regels voor bijvoorbeeld de mainportontwikkeling van Rotterdam, het kustfundament, defensie en de ecologische hoofdstructuur.
De SVIR en het Barro worden beiden gekenmerkt wordt door een hoog abstractie- en schaalniveau en hebben geen directe belangen die geborgd moeten worden ten aanzien van het plangebied. De diverse ontwikkelingen die juridisch-planologisch direct mogelijk worden gemaakt passen binnen de uitgangspunten zoals opgenomen in het SVIR en het Barro. Het verruimen van functies kan alleen middels een wijzigingsplan. Bij doorlopen van deze procedure wordt getoetst aan de voorwaarden omschreven in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Visie op hoofdlijnen
In deze structuurvisie is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2025, met een doorkijk naar 2040. Dit met als doel een goede woon-, werk- en leefomgeving voor de inwoners en bedrijven in Brabant
De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met aandacht voor hoogwaterbescherming, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen. Ook is er aandacht voor cultuurhistorische waarden en de leefbaarheid van kleine kernen. Een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied, met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw) is ook onderdeel van de structuurvisie. Tot slot is er aandacht voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden).
Provinciale ruimtelijke belangen
De provinciale opgaven, leiden tot ruimtelijke keuzes voor de toekomstige ontwikkeling van Noord-Brabant. Bij deze ruimtelijke keuzes hanteert de provincie twee leidende principes:
De ruimtelijke keuzes zijn vertaald in 14 provinciale ruimtelijke belangen:
Toetsing
Het centrum van Berlicum is vanuit de provinciale structurenkaart aangewezen als 'kern in het landelijk gebied', zie figuur 3.1. Tevens is het plangebied onderdeel van het zogenaamde 'mozaïeklandschap'.
Figuur 3.1 Provinciale structurenkaart Noord-Brabant (bron: provincie Noord-Brabant)
De provincie Noord-Brabant heeft de ambitie zich te ontwikkelen tot een top kennis- en innovatieregio op Europees niveau. Daarvoor is agglomeratie kracht en zijn sterke stedelijke gebieden nodig. Om niet uit te groeien tot een klassieke metropool, vindt de provincie het van belang dat er verschil blijft tussen de steden en de kernen in het landelijk gebied, de zogenaamde mozaïekstructuur.
Concentratie van verstedelijking
In het landelijk gebied bieden vitale kernen landelijke en meer kleinschalige woon- en werkmilieus. Ontwikkelingen voor wonen, werken en voorzieningen dienen gericht te zijn op de eigen behoefte. Om de leefomgeving aantrekkelijk te houden, verplaatsen bedrijven die hier qua aard, schaal en functie niet meer bij passen naar werklocaties rond de steden. Leefbaarheid en het op peil houden van het voorzieningenniveau is daarbij een belangrijk aandachtspunt.
Zorgvuldig ruimtegebruik
De provincie wil dat de kansen voor functiemenging, inbreiding, herstructurering en zo nodig transformatie in het stedelijk gebied goed worden benut, inclusief de mogelijkheden voor intensivering en meervoudig ruimtegebruik. Hierdoor is minder ruimte nodig voor stedelijke uitbreidingen.
Meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit
De provincie wil dat nieuwe ontwikkelingen meer inspelen op het karakter en de kwaliteit van de plek. Door bij stedelijke ontwikkelingen uit te gaan van het verschil in omvang en karakter van de verschillende kernen, wordt het contrast tussen stad en dorp behouden. Dit versterkt de identiteit en aantrekkelijkheid van kernen en hun relatie met het omliggende landschap.
In de kernen in het landelijk gebied hanteert de provincie als uitgangspunt dat er alleen voorzieningen worden gevestigd die qua aard, schaal en functie passen. Dit zijn voorzieningen met een lokaal verzorgingsgebied. De kernen in het landelijk gebied bouwen voor de eigen woningbehoefte volgens het
principe van 'migratiesaldo-nul'. Regionale afstemming vindt plaats in de regionale agenda's voor wonen en werken.
De Verordening ruimte 2014 heeft wel een doorwerking naar gemeentelijke besluitvorming. De verordening bevat concrete regels die de provinciale belangen veilig stellen. Ingevolge de Verordening dient bij een ruimtelijk plan of besluit dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling een verantwoording te worden opgenomen waaruit blijkt dat het plan bijdraagt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving. Toepassing moet worden gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.
Toetsing
Het plangebied is vanuit de Verordening ruimte 2014 onderdeel van het 'bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied' zoals weergegeven in figuur 3.2.
Figuur 3.2 Integrale plankaart met structuren en aanduidingen (bron: provincie Noord-Brabant)
Hoofdregel van het beleid is dat stedelijke ontwikkelingen plaatsvinden binnen het bestaand stedelijk gebied. In en rondom de kernen in het landelijk gebied staat het voorkomen van verdere aantasting van het buitengebied centraal. Voor deze kernen geldt over het algemeen dat nieuwe woningen alleen mogelijk zijn als dat nodig is voor de natuurlijke bevolkingsgroei. De afspraken zoals vastgelegd in het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO) zijn hiervoor leidend. Voor de onderbouwing van nieuwe woningen is het tevens nodig een relatie te leggen naar de bestaande harde plancapaciteit. Als er elders binnen de gemeente nog voldoende capaciteit bestaat om in de behoefte te voorzien, is er mede gelet op zorgvuldige ruimtegebruik geen nieuwe capaciteit voor de bouw van woningen nodig.
In dit bestemmingsplan worden 4 woningen bij recht toegevoegd. Dit betreft de 4 appartementen boven de beoogde horecavoorziening aan het Mercuriusplein. Het toevoegen van deze woningen past binnen de woningbouwafspraken zoals vastgelegd in het RRO. Het toevoegen van woningen op andere locaties binnen het plangebied kan alleen middels een wijzigingsplan. Bij doorlopen van een wijzigingsprocedure wordt getoetst aan de voorwaarden omschreven in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. Ook wordt op dat moment getoetst aan de meest recente woningbouwafspraken zoals vastgelegd in het RRO.
Juist met het oog op de aantrekkelijkheid van Brabant vindt de provincie een vitale en toekomstbestendige detailhandelsstructuur van groot belang. Voor het optimaal benutten van het bestaand stedelijk gebied ligt het accent op zorgvuldig ruimtegebruik, inbreiden en herstructureren. In de Verordening ruimte is vastgelegd dat in het Regionaal Ruimtelijk Overleg afspraken gemaakt moeten worden over welke detailhandelsinitiatieven regionaal en bovenregionaal moeten worden afgestemd. Vanuit de Verordening ruimte is het uitgangspunt dat een bestemmingsplan gelegen in bestaand stedelijk gebied kan voorzien in een ontwikkeling of een uitbreiding van een detailhandelslocatie tenzij deze ontwikkeling of uitbreiding leidt tot een bovenregionale detailhandelslocatie.
De vigerende rechten ten aanzien van detailhandel zijn overgenomen in dit bestemmingsplan. Ter plaatse van de Jumbo wordt bij recht een uitbreiding van de activiteiten toegestaan. Omdat deze uitbreiding ondergeschikt van aard is en niet leidt tot een nieuwe bovenregionale detailhandelslocatie, past deze ontwikkeling binnen de uitgangspunten van de Verordening ruimte 2014. Een verdere uitbreiding van detailhandelsfuncties (waaronder een derde supermarkt) kan alleen middels een wijzigingsbevoegdheid. Tijdens het doorlopen van deze wijzigingsprocedure wordt getoetst aan de afspraken die zijn vastgelegd in het RRO.
De gemeente Sint-Michielsgestel is onderdeel van de regio Noordoost-Brabant. In het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO) vindt de afstemming plaats en worden afspraken gemaakt met betrekking tot de thema’s wonen, bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel, landschap en ruimtelijke strategie.
In de Regionale Agenda Wonen 2016 is een beeld geschetst van enkele actuele ontwikkelingen op de woningmarkt in Noordoost-Brabant. Naast de regionale plancapaciteit komt ook een aantal vraagstukken en opgaven rond de aansluiting van vraag en aanbod op de regionale woningmarkt in dit stuk aan bod. Uit de regionale agenda blijkt dat voor de komende jaren de groei van de woningvoorraad met ca 1.000 woningen per jaar achter blijft bij de benodigde groei om te kunnen voorzien in de woningbehoefte.
Om flexibiliteit in de programmering te houden, is afgesproken dat gemeenten niet meer dan 70% harde plancapaciteit ter beschikking mogen hebben. Zo kan ingespeeld worden op de ontwikkelingen in de markt en tussentijdse mogelijkheden die geboden worden voor woningbouw op herontwikkelingslocaties. Kwalitatief staat de sociale huurwoningvoorraad en de voorraad duurdere huur in de vrije sector steeds meer onder druk. Ook het huisvesten van vergunninghouders en personen vanuit verslavingszorg, jeugdzorg en maatschappelijk opvang is een belangrijk vraagstuk voor de komende jaren.
Toetsing
In de gemeente Sint-Michielsgestel is de komende jaren behoefte aan de toevoeging van circa 965 woningen. Tevens is de verwachting dat er rond de 150 woningen worden gesloopt. Hiermee komt de benodigde woningbouwcapaciteit boven de 1.100 woningen. Er liggen al diverse plannen, waarmee voor circa 71% in de benodigde vraag kan worden voorzien. Circa 69% van deze plannen behoren tot de zogenaamde harde plancapaciteit.
Figuur 3.3 Woningbouwcapaciteit en regionale woningbouwafspraken (bron: Regionale Agenda Wonen 2016)
In dit bestemmingsplan worden 4 woningen bij recht toegevoegd. Dit betreft de 4 appartementen boven de beoogde horecavoorziening aan het Mercuriusplein. Deze woningen passen binnen de uitgangspunten zoals opgenomen in de Regionale Agenda Wonen 2016.
Verdere uitbreiding van het aantal woningen is niet direct mogelijk middels dit bestemmingsplan. Hiervoor zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen. In het kader van een wijzigingsprocedure wordt getoetst aan de woningbouwafspraken zoals vastgelegd in het RRO en daarmee in de Regionale Agenda Wonen.
In december 2015 is ingestemd met een nieuwe Regionale Detailhandelsvisie. Het doel van deze regionale visie is het formuleren van een gedeelde ambitie en visie over de gewenste ontwikkelingsstructuur van de detailhandel in de regio Noordoost-Brabant. De inzet van de regionale visie is gericht op het in goede banen leiden van de veranderingen ten behoeve van een goede consumentenverzorging nu en op langere termijn, maar ook om zorg te dragen voor een zorgvuldig ruimtegebruik en kwaliteitsverbetering van de winkelstructuur en de winkelomgeving. De focus ligt daarbij op de kansrijke bestaande winkelgebieden en hergebruik van gebouwen. De omvang en samenstelling van het winkelaanbod en de leegstand in Noordoost-Brabant wijkt niet sterk af van het landelijke of provinciale beeld.
In de nabije toekomst is minder behoefte aan fysieke winkelruimte en er is nu al sprake van druk op het middensegment van het aanbod. Ondanks dat er teveel winkelaanbod aanwezig is en in de toekomst minder detailhandelsmeters nodig zijn in de regio, moet voorkomen worden dat ontwikkeling op slot worden gezet. Vernieuwing en kwaliteitsimpulsen zijn nodig om te kunnen blijven voorzien in de veranderende consumentenbehoefte. Kwaliteitsimpulsen staan voorop in plaats van kwantitatieve uitbreiding van winkelaanbod.
Winkelgebieden zullen zich daarnaast meer moeten onderscheiden, helder positioneren en zich moeten aanpassen aan de toekomstige verzorgingsfunctie. Clustering resulteert in meer bezoekers, beperking van het aantal verkeersbewegingen en gaat versnippering tegen.
Toetsing
Vanuit de regionale detailhandelsstructuur is de gemeente Sint-Michielsgestel aangewezen als een gemeente met een zeer beperkt regionaal verzorgingsgebied. Het centrum van Berlicum kent een lokaal verzorgingsgebied. Al deze winkelgebieden zullen over het algemeen in de toekomst winkelaanbod gaan inleveren. Profilering is met name gericht op het winkelgebied als gemakscentra waar aspecten zoals bereikbaarheid, parkeren en compleetheid in dagelijks aanbod doorslaggevend zijn.
Figuur 3.4 Verbeelding verzorgingsgebieden (bron: Regionale Detailhandelsvisie)
De aard en omvang van nieuwe initiatieven ten aanzien van detailhandel moeten worden afgewogen in relatie tot het verzorgingsniveau van het winkelgebied waarin het initiatief wordt beoogd. Daarbij wordt voor een kwantitatief criterium gekozen, omdat de omvang van de detailhandel en de omvang van de reeds bekende plannen en initiatieven een knelpunt in de regio is. Initiatieven in winkelgebieden met een zeer beperkt regionaal verzorgingsgebied dienen regionaal afgestemd te worden vanaf 1.500 m2 winkelvloeroppervlak. Alle initiatieven in centra met een lokaal verzorgingsgebied dienen al afgestemd te worden vanaf 500 m2 winkelvloeroppervlak. Initiatieven onder de drempelwaarde worden geacht passend te zijn bij het verzorgingsniveau van het winkelgebied.
De vigerende rechten ten aanzien van detailhandel zijn overgenomen in dit bestemmingsplan. Ter plaatse van de Jumbo wordt bij recht een uitbreiding van de activiteiten toegestaan. Omdat deze uitbreiding onder de 500 m2 winkelvloeroppervlak blijft, is deze ondergeschikt van aard en hoeft hierover geen regionale afstemming plaats te vinden. Uitbreiding van verdere detailhandelsfuncties (waaronder een derde supermarkt) kan alleen middels een wijzigingsbevoegdheid. Tijdens het doorlopen van deze procedure wordt getoetst aan de afspraken die zijn vastgelegd in de Regionale Detailhandelsvisie.
Op 13 oktober 2009 heeft de gemeenteraad van Sint-Michielsgestel de toekomstvisie “Zieners van 2025” vastgesteld. In deze visie geeft de gemeente blijk van een ambitieuze maar realistische kijk op de toekomst, waarbij niet de kwantiteit (in termen van aantallen woningen en vierkante meters bedrijventerrein) maar kwaliteit, kleinschaligheid, de dorpse schaal en duurzaamheid leidend zijn. Op basis van deze toekomstvisie is in 2011 de Structuurvisie Sint-Michielsgestel 2025 vastgesteld.
Op basis van een analyse van de huidige situatie worden in de structuurvisie een aantal belangrijke kwaliteiten, maar ook knelpunten onderscheiden. Belangrijke kwaliteiten betreffen de ligging binnen de invloedssfeer van met name de stad ‘s-Hertogenbosch, maar ook Eindhoven en Tilburg, de landschappelijke en groene kwaliteiten zowel binnen de gemeente als daar net buiten (Groene Woud), de hiermee samenhangende recreatieve potentie en het prettige leefklimaat. De belangrijkste knelpunten betreffen de beperkte toegankelijkheid en bereikbaarheid van de natuur- en recreatiegebieden, de lage differentiatie in woonmilieus, het ontbreken van een sterke ruimtelijke kwaliteit en identiteit van de dorpscentra en de ongeschikte locatie van bedrijven die qua aard en schaal niet op die specifieke plek thuis horen. De beperkte variatie in woonmilieus laat zich voelen in het beperkte woningaanbod voor starters/jongeren en senioren.
Eén van de speerpunten betreft dan ook de bouwopgave. In de structuurvisie is gekozen te bouwen bij alle dorpen. Dit heeft de wens als achtergrond om toekomst te bieden aan de dorpen, de dorpsgemeenschappen, de dorpsvoorzieningen en kleine werkgelegenheid. De dorpen moeten de gelegenheid krijgen om op een waardige en respectvolle wijze en voor alle bevolkingsgroepen te bouwen aan hun eigen toekomst. Verder ligt de nadruk sterk op de kwalitatieve woningbehoefte. Er moet meer worden gebouwd naar de wensen en behoeften van de inwoners. In de structuurvisie wordt daarnaast aangegeven dat er bijzondere aandacht nodig is voor woonzorgcombinaties zoals nultredenwoningen omdat hier een tekort aan zal ontstaan. Wanneer een nieuw zorgpunt gerealiseerd moet worden, is het goed om ook aansluiting te zoeken bij bestaande ontmoetingsplekken, zoals tussen zorgcentrum Berlerode en sociaal cultureel centrum Den Durpsherd in Berlicum.
Naast de woningbouwopgave zet de gemeente ook in op het centraliseren en multifunctioneel gebruiken van accommodaties in de sectoren sport, onderwijs en welzijn. Goede voorzieningen bevorderen de sociale samenhang en een actief verenigingsleven en daardoor de leefbaarheid in de kernen. Ook zijn de initiatieven en de betrokkenheid van lokale ondernemers zeer belangrijk voor de ontwikkeling en leefbaarheid van het buitengebied en de dorpen. Dit betekent dat er samen met lokale ondernemers gezocht moet worden naar ruimtelijke kansen en mogelijkheden om de bedrijvigheid in Sint-Michielsgestel te stimuleren. Door het stimuleren van bijvoorbeeld horeca, ambachtelijke bedrijfjes en winkeltjes kan een goed verblijfsgebied in de dorpen ontstaan voor bewoners en recreanten. Daarbij kan gedacht worden aan het vernieuwen en opwaarderen van horeca.
De 'rode' ontwikkelingen dienen ten allen tijde in balans te zijn met de groene kwaliteiten van de gemeente. Deze kwaliteiten vormen de basis van de aantrekkelijkheid van de gemeente. Landschap is daarin belangrijk, maar ook duurzaamheid en ecologie. Duurzaamheid en ecologisch evenwicht worden als randvoorwaarden gehanteerd bij alle ruimtelijke ontwikkelingen.
Toetsing
Het centrum van Berlicum is vanuit de structuurvisie aangewezen als stedelijk gebied waar centrumontwikkelingen voorzien zijn en tevens een zorgzone aanwezig is. Tussen Berlicum en Middelrode ligt een groene buffer om verdere verstedelijking en het verder vervagen van het ruimtelijk onderscheid tussen Berlicum en Middelrode te voorkomen. Een uitsnede van de structuurvisie voor de kern Berlicum is opgenomen in figuur 3.5.
Figuur 3.5 Uitsnede Structuurvisie Sint-Michielsgestel 2025 (bron: gemeente Sint-Michielsgestel)
In de Woonvisie 2016-2021 legt de gemeente Sint-Michielsgestel de prioriteiten van het woonbeleid voor de komende jaren vast. Daarbij wordt concreet ingezet op de komende vijf jaar, met een doorkijk naar de jaren daarna. De woonvisie wordt gezien als een 'kompas' om doelen en richting te bepalen. Daarbij moet tevens ingespeeld kunnen worden op nieuwe ontwikkelingen en kansen die zich voordoen.
De woningvoorraad in de gemeente Sint-Michielsgestel is gemêleerd met veel vrijstaande en twee-onder-een-kap woningen. Ongeveer 76% bestaat uit koopwoningen, 16% bestaat uit sociale huurwoningen, en 8% uit particuliere/vrije sector huurwoningen. Op basis van de provinciale bevolkings- en huishoudensprognose zal het aantal huishoudens de komende jaren toenemen als gevolg van 'huishoudensverdunning'. Het uitgangspunt in de huidige woningbouwopgave is bouwen voor de eigen bevolking, met 'migratiesaldo-nul'. De dynamiek op de lokale woningmarkt is de afgelopen jaren lager geweest dan in het verleden. De doorstroming op de woningmarkt is laag, waardoor er weinig ruimte is voor nieuwkomers, zoals starters maar ook vergunninghouders.
De gemeente vindt het belangrijk dat iedereen kan wonen in een betaalbare woning die aansluit bij hun woonbehoeften. De beschikbaarheid van goedkope sociale huurwoningen is laag door de beperkte voorraad en de gestagneerde doorstroming op de huurmarkt. Ook wordt ingezet op de bouw voor woningen voor senioren (diverse soorten woonvormen), zorgwoningen en woningen voor de lage middeninkomens.
Toetsing aan de kwantitatieve woningvraag vindt plaats aan de hand van de Uitvoeringsnota voor woningbouw.
Toetsing
De gemeente kiest er voor om meer grootschalige woningbouwplannen te concentreren in de grotere kernen zoals het centrumplan in Berlicum. Deze te ontwikkelen woningen dienen zo veel mogelijk levensloopbestendig gebouwd te worden om voor meerdere doelgroepen geschikt te zijn, waaronder voor senioren. In de grotere kernen is het draagvlak onder de voorzieningen voldoende groot.
In dit bestemmingsplan worden 4 woningen bij recht toegevoegd. Dit betreft de 4 appartementen boven de beoogde horecavoorziening aan het Mercuriusplein. De appartementen zijn gelijkvloers en geschikt voor verschillende doelgroepen waaronder senioren. Deze ontwikkeling past daarmee binnen de uitgangspunten van de Woonvisie 2016-2021.
Een verdere uitbreiding van het aantal woningen is niet direct mogelijk middels dit bestemmingsplan. Hiervoor is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. In het kader van een wijzigingsprocedure wordt getoetst aan de uitgangspunten zoals opgenomen in de Woonvisie.
Jaarlijks wordt de Uitvoeringsnota voor de woningbouw opgesteld. Hierin staat beschreven in hoeverre woningbouwplannen zijn gerealiseerd en wat de nieuwe planning is voor de komende jaren. De uitvoeringsnota vormt daarmee het afwegingskader voor woningbouwontwikkelingen.
In het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO) overleg van 4 december 2015 is besloten dat de woningbouwopgave tot 2025 voor de gemeente Sint-Michielsgestel daalt van 1.165 naar 1.125 woningen. Deze daling is het resultaat van een lager gemiddelde van gesloopte woningen in de afgelopen 10 jaar. Na vaststelling van de harde plancapaciteit resteert er een openstaande plancapaciteit van 242 woningen, inclusief een sloopopgave van 140 woningen. Deze woningen mogen worden herbouwd op de bestaande plek of in nieuwe plannen. De netto ruimte voor toevoeging komt daarmee op 102 woningen voor heel Sint-Michielsgestel.
Toetsing
Voor wat betreft de woningbouwopgave is er beperkt ruimte is voor nieuwe harde plancapaciteit binnen de gemeente. Dit geldt ook ten aanzien van het plangebied. De 11 appartementen en 1 (beheerders)woning voorzien ter hoogte van het perceel Kerkwijk 46-48 zijn reeds onderdeel van de vastgestelde woningbouwplannen. Een eventuele uitbreiding van het aantal woningen in het centrum moet afgezet worden tegen de beschikbare netto ruimte vanuit de regionale afspraken. Om dit moment van afweging te waarborgen is uitbreiding van het aantal woningen niet direct mogelijk in dit bestemmingsplan, behoudens de 4 woningen aan het Mercuriusplein. Deze woningen passen binnen de regionale afspraken, ook degene vastgelegd in het RRO van 8 december 2016 waar de Regionale Agenda Wonen 2016 is vastgesteld. Een eventuele toevoeging van andere woningen wordt in het kader van een wijzigingsprocedure getoetst aan de woningbouwafspraken zoals vastgelegd in het RRO en in het gemeentelijk woonbeleid.
De economie van de gemeente Sint-Michielsgestel heeft vooral een lokaal verzorgende functie, waarbinnen de sectoren bouw, onderwijs, handel en specialistische zakelijke diensten domineren. Andere belangrijke sectoren zijn de agrarische sector, de horeca, verhuur, informatie en communicatie en financiële dienstverlening. In een zogenaamde ‘economische foto’ van Sint-Michielsgestel is een beeld geschetst van de huidige economische situatie.
Doelen van de economische visie zijn:
Specifieke doelen ten aanzien van economische structuurversterking zijn:
Versterking van detailhandel en horeca is van belang om de bezoekersaantallen en bestedingen/consumptie te verhogen. Hiervoor wordt per kern een detailhandel/horecaplan ontwikkeld om meer bewoners en toeristen aan te trekken.
Toetsing
Voor het centrum van Berlicum zijn geen specifieke doelen en/of uitgangspunten opgenomen in de Economische Visie en het daarbij behorende Actieplan. Ten aanzien van de versterking van horeca en detailhandel is de Nota detailhandel en horeca Berlicum/Middelrode opgesteld.
De detailhandel is momenteel sterk in beweging. Ontwikkelingen in het aanbod als schaalvergroting, gebrek aan opvolging en branchevervaging hebben invloed, maar ook consumententrends, zoals vergrijzing, internetaankopen en toenemende mobiliteit zorgen voor structurele veranderingen in het aanbod en de spreiding van winkels en horeca. Om te kunnen sturen op ontwikkeling van stedelijke functies heeft het Rijk de ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing verklaart op ontwikkeling van detailhandel en horeca. Om de trends en ontwikkelingen te verbinden aan de lokale mogelijkheden, is actueel inzicht in de ontwikkelingsmogelijkheden van de detailhandel en voorzieningen gewenst.
Voor het centrum van Berlicum is een analyse van deze mogelijkheden opgenomen in de Nota detailhandel en horeca Berlicum/Middelrode. Doel van het beleid is dat inwoners van Berlicum en Middelrode het grootste deel van hun dagelijks boodschappen nu en in de toekomst in Berlicum kunnen doen. Bovendien moeten optimale randvoorwaarden worden geboden voor winkels in niet-dagelijkse goederen. De nota geeft de kaders waarbinnen initiatiefnemers worden uitgenodigd om initiatieven te ontwikkelen. Tevens geeft het ruimtelijke kaders om ondernemerschap te sturen naar locaties waar de meerwaarde het grootste is en de randvoorwaarden het best zijn. Omdat de nota alleen kaders geeft, is het bij de verdere uitvoering van een initiatief het noodzakelijk opnieuw de toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking te doorlopen.
Toetsing
Algemeen
Het winkelaanbod in Berlicum is met name gericht op het lokale verzorgingsgebied ('boodschappen doen') en heeft een oppervlak van circa 6.250 m2 bvo. Daarmee heeft Berlicum een relatief groot eigen aanbod aan winkels en voorzieningen op het gebied van horeca en dienstverlening. De omvang van het winkelaanbod in de sectoren 'mode en luxe'' en 'vrije tijd' is beperkt, mede door de nabijheid van het centrum van 's-Hertogenbosch. De winkelvoorzieningen in het centrum zijn goed bereikbaar (mede door de parkeervoorzieningen op het Mercuriusplein) en de kansen voor combinatiebezoek zijn optimaal door de aanwezigheid en afwisseling van 'trekkers' zoals supermarkten en speciaalzaken.
Figuur 3.6 Winkelstructuur in de omgeving van Berlicum (bron: verdiepingsslag op de regionale detailhandelsfoto Noordoost-Brabant)
Dagelijkse goederen
In woonplaatsen met circa 10.000 inwoners zijn over het algemeen drie of meer supermarkten aanwezig. Het centrum van Berlicum beschikt momenteel over twee supermarkten, beiden met een relatief beperkte omvang. Hierdoor blijft de omvang van het aanbod detailhandel in dagelijkse goederen en de koopkrachtbinding achter. Gezien de boodschappenfunctie van het kernwinkelgebied is een sterk supermarktaanbod wenselijk. De supermarktsector kan op dit moment niet optimaal voldoen aan de behoefte van de hedendaagse consument waardoor een deel van de bestedingen afvloeit naar supermarkten in de omgeving (bijvoorbeeld Rosmalen). Dit heeft tevens een negatieve weerslag op het draagvlak van speciaalzaken, omdat een supermarktbezoek door driekwart van de bezoekers gecombineerd wordt met een bezoek aan speciaalzaken. Uit onderzoek bijgevoegd bij de Nota detailhandel en horeca Berlicum/Middelrode blijk dat er voldoende draagvlak is voor een derde complementaire supermarkt in het centrum van Berlicum en voor uitbreiding van de bestaande twee supermarkten. Bij realisatie kan voldaan worden aan de kwalitatieve behoefte van consumenten aan een volwaardig supermarktaanbod op korte afstand van de woonomgeving en wordt de afvloeiing van koopkracht (ook ten aanzien van speciaalzaken) beperkt.
Niet-dagelijkse goederen
De winkels in niet-dagelijkse goederen weten een prima omzet te behalen. Ook voor niet-dagelijks producten bezoeken veel inwoners van Berlicum de eigen kern, de koopkrachtbinding in het centrum van Berlicum is daarmee hoog. Er is sprake voor enige ruimte voor ontwikkeling en versterking die vanwege het belang van concentratie van het winkelaanbod met name ingezet dient te worden in het centrumgebied. Een specifiek beleid tot versterking is niet vereist. Geaccepteerd dient namelijk te worden dat consumenten voor aanschaf van artikelen in deze sector ook grotere, meer recreatief bezochte winkelgebieden zoals het centrum van 's-Hertogenbosch bezoeken. Dit consumentengedrag is moeilijk en ook niet noodzakelijk om om te buigen.
Horeca
De horeca in Berlicum en Middelrode bevindt zich van oudsher langs de historische structuur Hoogstraat, Kerkwijk, Milrooijseweg en Julianastraat. Het aantal horecazaken in het winkelhart (rondom het Mercuriusplein) is beperkt. Beperkte uitbreiding van het aantal (winkel)ondersteunende horecapunten is mogelijk. Het gaat hierbij om één of enkele (dag)horecazaken, zoals een ijssalon, restaurant of een tearoom. In de zomermaanden maken terrassen een centrumgebied nog meer tot een ontmoetingsplek. De zonzijde van winkelplein is het meest geschikt voor een terras. Horeca die overmatige overlast veroorzaakt wordt in het centrum niet gewenst geacht.
Toekomst
Om voor de toekomst voldoende omzet vast te houden is concentratie van de detailhandel en een mix van functies (volwaardige supermarkten aangevuld met een breed scala aan versspeciaalzaken, winkels in non-food artikelen en aantrekkelijke (dag)horeca) van doorslaggevend belang. Nieuwe initiatieven moeten worden geconcentreerd in de perspectiefrijke winkelgebieden. Gelet op de concurrentie in de regio is het noodzakelijk om te komen tot duidelijk geprofileerde en complementaire winkelgebieden binnen Berlicum. In de Nota is gekozen voor een winkelstructuur die bestaat uit 3 typen winkelgebieden (zie figuur 3.7):
Het Mercuriusplein, en daarbij met name de zuidwestzijde, en omgeving wordt hierbij als meest perspectiefrijk winkelgebied beoordeeld voor dagelijkse, niet-dagelijkse goederen en non-food artikelen (zoals bloemen en drogisterijartikelen). Als aanvulling op het boodschappenaanbod is er in Berlicum in beperkte mate ruimte voor winkels in de branches warenhuis, mode, schoenen, optiek, luxe artikelen en woninginrichting (niet-dagelijkse goederen). Deze winkels vormen de 'plus' in het boodschappen-plus-centrum, maar voor bezoek gaat men vaak naar het centrum van meer recreatief bezochte winkelcentra zoals het centrum van 's-Hertogenbosch. Belangrijk is dat in dit winkelgebied optimale condities worden gecreëerd ten aanzien van bereikbaarheid, (gratis) parkeren en inrichting van de openbare ruimte. Ambulante handel (de weekmarkt van Berlicum) moet tevens in de toekomst toelaatbaar blijven.
Buiten het winkelconcentratiegebied moet voorzichtig worden omgesprongen met mogelijkheden voor detailhandel en voorzieningen, om zo de winkelstructuur aan het Mercuriusplein en omgeving te versterken en concentratie te bevorderen. Wel is er onder voorwaarden ruimte voor het uitoefenen van een beroep-aan-huis bij woningen. Winkels met een aandeel internetverkoop zijn wel toelaatbaar binnen het centrumgebied omdat dergelijke bedrijven grote ruimtelijke overeenkomsten vertonen met de reguliere detailhandel. Webwinkels met uitsluitend internetverkoop en afhaalpunten (pick-up-points) van winkels zijn alleen gewenst buiten het centrumgebied op bijvoorbeeld een bedrijventerrein. Winkels met een ondergeschikt afhaalpunt zijn wel wenselijk binnen het centrum.
Om tot een optimale structuur te komen is ook de aanwezigheid van overige commerciële (dienstverlening, geen detailhandel) en maatschappelijke voorzieningen van belang. Deze voorzieningen zorgen voor verdere gerichtheid van de inwoners van Berlicum op het eigen centrum. Om het Mercuriusplein het 'winkelhart' van Berlicum en Middelrode te laten zijn, is het van belang dat ook de culturele en maatschappelijke functies (bijvoorbeeld het buurthuis, de bibliotheek, een gezondheidscentrum) dicht tegen dit gebied geconcentreerd zijn, in het 'maatschappelijke hart' aan de Kerkwijk.
Waar deze gewenste ontwikkelingen niet leiden tot stedenbouwkundig, ruimtelijk-economische en/of milieutechnische bezwaren zijn deze direct mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. Denk hier bij aan de mogelijkheid tot beroep-aan-huis, het toevoegen van horecamogelijkheden en de genoemde afhaalpunten bij winkels.
Figuur 3.7 Ruimtelijke opzet winkelstructuur (bron: Rho adviseurs voor de leefomgeving)
Figuur 3.8 Ontwikkelingskaders Mercuriusplein (bron: Rho adviseurs voor de leefomgeving)
Om de verdere planvorming in het centrum van Berlicum meer handen en voeten te geven en mede ter voorbereiding op het te maken bestemmingsplan is een stedenbouwkundig advies gemaakt met de titel "De hartkamers van Berlicum". Die hartkamers zijn het Mercuriusplein en het gebied ter plaatse van Den Durpsherd (de Kerkwijk).
Kerkwijk en Hoogstraat behoren tot de historische lintstructuur van Berlicum. De Hoogstraat is het oudste deel en bevat ook de meest fraaie historische bebouwing. De bebouwing aan het Mercuriusplein en rondom De Run zijn van na de oorlog. Bij het Mercuriusplein is dan ook nieuwbouw te zien met meer aaneengesloten (winkel)bebouwing. Ruimtelijk gezien wordt een echt dorpshart gemist. Het Mercuriusplein is functioneel wel de centrale plek van Berlicum, maar in ruimtelijke zin niet de afspiegeling daarvan door de stedenbouwkundig matige situatie. Alleen de voormalige burgemeesterswoning (gemeentelijk monument) en de recente nieuwbouw naast deze woning worden gezien als kwaliteit.
Het gebied aan de Kerkwijk ter plaatse van Den Durpsherd heeft vanwege de aanwezigheid van Den Durpsherd en de voormalige kerk in functionele zin ook een centrale functie in Berlicum maar ontbeert eveneens de ruimtelijke kwaliteit voor een centrale plek. Bij de laatste nieuwe ontwikkelingen (zoals verzorgingshuis Nieuw Berlerode) zijn vorm en volume het uitgangspunt geweest, maar is geen gebruik gemaakt van een stedenbouwkundige onderlegger.
Toetsing
Toekomstige initiatieven moeten passen binnen de stedenbouwkundige structuur die voorzien is voor deze twee gebieden. Daarbij wordt er gekozen voor een historiserende architectuur/inrichting van het gebied aan de Kerkwijk en voor een vernieuwende (moderne) architectuur aan het Mercuriusplein. Aan het Mercuriusplein zijn daarbij hoogteaccenten mogelijk.
Mercuriusplein
Voor de toekomstige opzet van het Mercuriusplein is gekozen voor een opdeling van de ruimte in kleiner eenheden, voor een breder trottoirgebied en voor een groene bomenrand in het middengebied. Er is gekozen voor een erfsituatie langs de gevels en er is ruimte gereserveerd voor een paviljoen op het Mercuriusplein ten behoeve van horeca. In het middengebied (parkeerterrein) is ruimte voor diverse activiteiten zoals weekmarkt, kermis en andersoortige activiteiten. Een schaalvergroting van het bouwvolume is wenselijk, met name via hoekaccenten ter plaatse van de bestaande pleinwanden. Nieuwbouwontwikkelingen op de hoek van het Mercuriusplein/Runweg moeten zowel aan de zijde van de Runweg als het Mercuriusplein worden voorzien van een voorkant. Eventuele entrees van winkels dienen gesitueerd te worden richting het Mercuriusplein.
Waar wenselijk zijn de beoogde hoekaccenten reeds bouwkundig toegestaan in dit bestemmingsplan. In deze hoogteaccenten kunnen woningen op termijn gerealiseerd worden. Omdat het toevoegen van woningen beleidstechnisch en milieutechnisch een goede afweging behoeft, is hiervoor een wijzigingsbevoegdheid in dit bestemmingsplan opgenomen met de daarbij behorende voorwaarden.
Kerkwijk
De herontwikkeling van het gebied rond de voormalige Petruskerk krijgt vorm door het creëren van een drietal plekken/pleinen in het gebied. Goede loopverbindingen moeten ontstaan begeleid door nieuwbouw passend in de te realiseren "historische" dorpse sfeer. De Pastorie krijgt een prominente plaats op het nieuwe Kerkplein en kan ook een horecabestemming krijgen middels een wijzigingsprocedure. In de plint rondom het nieuwe plein kunnen ook aanvullende functies worden gesitueerd, zolang het geen detailhandel betreft. Voor de nieuwbouw langs de Kerkwijk wordt aangesloten bij het dorpskarakter en dit betekent een bouwhoogte van twee lagen met kap. De bebouwingshoogte van de nieuwbouw naast Nieuw Berlerode wordt vormgegeven in de bestaande hoogte van Nieuw Berlerode, derhalve in drie lagen met kap (inclusief eventuele plintfuncties).
Om pleinwanden te creëren is woningbouw voorzien in de vorm van appartementen. Het toevoegen van woningen op deze locatie is middels een wijzigingsbevoegdheid mogelijk. Op deze wijze kan, wanneer de ontwikkeling daadwerkelijk doorgang vindt, afgewogen worden of deze woningen hier beleidstechnisch en milieutechnisch haalbaar zijn.
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie moet de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan worden aangetoond en moet in het plan worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de afweging van het al dan niet toelaten van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen.
In dit hoofdstuk zijn de relevante te toetsen aspecten beschreven. Daarbij is uitgegaan van de directe bouw- en gebruiksrechten zoals opgenomen in dit bestemmingsplan. Functiewijzigingen zijn mogelijk via een wijzigingsbevoegdheid. Ook enkele wijzigingen in bouwrechten zijn slechts mogelijk via een wijzigingsbevoegdheid. In het kader van de wijzigingsprocedure worden te zijner tijd de noodzakelijke milieuonderzoeken uitgevoerd.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
Onderzoek
In dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie grotendeels vastgelegd en de regeling geactualiseerd. Op enkele locaties in het plangebied heeft eerder onderzoek plaatsgevonden naar de staat van de bodem. Uit deze onderzoeken, raadpleegbaar via het Bodemloket, is gebleken dat plaatselijk nader onderzoek noodzakelijk kan zijn in geval van ontwikkelingen.
Figuur 4.1 Bodemloket
Bij ontwikkelingen wordt in het kader van de wijzigingsprocedure en de aanvraag omgevingsvergunning getoetst aan de relevante milieuaspecten. Indien noodzakelijk wordt op dat moment inzicht gegeven in de kwaliteit van de bodem middels een bodemonderzoek.
Eventueel benodigd bodemonderzoek ten behoeve van de uitbreiding van de Jumbo en de realisatie van de horecavoorziening met appartementen op het Mercuriusplein wordt toegevoegd in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen.
Conclusie
In geval van ontwikkelingen moet bij de aanvraag omgevingsvergunning door middel van bodemonderzoek aangetoond worden of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie.
Waterbeheer en watertoets
In een vroeg stadium van de planvorming moet overleg worden gevoerd met de waterbeheerder. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Aa en Maas, die verantwoordelijk is voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2016 – 2021 staan de doelen die het waterschap Aa en Maas nastreeft en wat in deze periode gedaan moet worden om de doelen te halen. Samenwerking staat in dit plan centraal. Samenwerken met de partners van het waterschap maar ook met de inwoners van het beheersgebied. Het plan is geen grote koerswijziging ten opzichte van het Waterbeheerplan 2010-2015. Maar ontwikkelingen zoals de klimaatverandering vragen wel om nieuwe accenten. Waterveiligheid en waterkwaliteit zijn hierbij belangrijke onderwerpen.
Om het beheersgebied beter te beschermen tegen overstromingen worden er strengere eisen gesteld aan de dijken langs de Maas. Het waterschap heeft tot 2050 om de dijken hierop aan te passen. De kwaliteit van het oppervlaktewater is daarnaast de komende jaren echt een punt van aandacht. Enerzijds zitten er te grote hoeveelheden voedingsstoffen in het water. Deze staan een natuurlijk en gezond watersysteem in de weg. Anderzijds zijn er ook allerlei 'nieuwe' stoffen die een steeds groter probleem vormen, zoals medicijnresten, drugs(afval) en resistente bacteriën. Deze stoffen kunnen door de zuiveringen nu moeilijk uit het afvalwater gehaald worden. Ook dit vraagt om actie.
Gemeentelijk beleid
Op 22 januari 2015 heeft de gemeenteraad het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (VGRP) voor de periode 2015- 2019 vastgesteld. Hierin zijn zorgplichten opgenomen ten aanzien van afvalwater en hemelwater.
Huidige situatie
Algemeen
Omdat het plangebied in de bebouwde kom van Berlicum ligt, is het plangebied op de Bodemkaart van Nederland niet weergegeven. In figuur 4.1 is te zien waar de bodem in de omgeving van het plangebied uit bestaat en welke watertrap hier geldt. Er is hoofdzakelijk sprake van enkeerdgronden (fijn zand) en zwaklemig fijn zand met grondwatertrap VI. Dat wil zegen dat van nature de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert tussen 0,4 en 0,8 meter beneden maaiveld en de gemiddelde laagste grondwatertrap meer dan 1,2 meter beneden maaiveld ligt.
Figuur 4.2 Uitsnede bodemkaart van Nederland (bron: Bodemdata)
Waterkwantiteit
In het plangebied is één watergang aanwezig. Deze watergang loopt langs de Runweg en vormt de scheiding tussen de gebouwen ten zuiden van de Hoogstraat en de woningen aan de Clarissenhoeve en de Berguulsehoeve. Deze watergang is niet opgenomen op de legger van het waterschap Aa en Maas.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt niet in de kern- /beschermingszone van een primaire of regionale waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op de aanwezige gemeentelijke riolering. Zoals zichtbaar in figuur 4.3 ligt ter hoogte van de Kerkwijk en de Runweg een persleiding van het waterschap Aa en Maas. Voor de persleiding geldt aan weerszijden een belemmeringenstrook van 5 m. In de belemmeringenstrook mag niet gebouwd worden, tenzij met toestemming (via een ontheffing of een aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders. Werkzaamheden in deze strook mogen alleen worden uitgevoerd door of met instemming van de leidingbeheerder. De leiding, inclusief de bijbehorende belemmeringenstrook, is met een dubbelbestemming (Leiding - Riool) opgenomen op de plankaart. Aan werken en werkzaamheden binnen deze dubbelbestemming zijn voorwaarden verbonden.
Toekomstige situatie
Algemeen
De direct bestemde concrete ontwikkelingen in dit bestemmingsplan betreffen de aanleg van een interne laad- en losruimte achter de Jumbo, het verruimen van het bouwvlak ter plaatse van de Jumbo en een nieuwe horecavoorziening met appartementen ter hoogte van het Mercuriusplein. Deze gronden zijn in de huidige situatie reeds verhard. Watercompenserende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.
De overige nieuwe ontwikkelingen zijn ondergebracht in wijzigingsbevoegdheden. Bij ontwikkelingen wordt in het kader van de wijzigingsprocedure getoetst aan de relevante milieuaspecten. Op dat moment wordt inzicht gegeven in de effecten van de beoogde ontwikkeling op het aspect water.
Bij de ruimtelijke ontwikkelingen die plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
De vaststelling van het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuis- houdkundige systeem ter plaatse.
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Onderzoek en conclusie
Tussen de Sassenheimseweg en de Kerkwijk ligt een hogedruk gasleiding van Enexis. Ook ligt ter hoogte van de Kerkwijk en de Runweg een persleiding van het waterschap Aa en Maas (figuur 4.2). Beide leidingen hebben een belemmeringenstrook om onderhoud mogelijk te maken. Voor de gasleiding geldt een belemmeringenstrook aan weerszijden van 2 meter en voor de persleiding geldt aan weerszijden een belemmeringenstrook van 5 m. In de belemmeringenstrook mag niet gebouwd worden, tenzij met toestemming (via een ontheffing of een aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders. Werkzaamheden in deze strook mogen alleen worden uitgevoerd door of met instemming van de leidingbeheerder. De leidingen inclusief de bijbehorende belemmeringenstroken zijn met een dubbelbestemming (Leiding - Riool en Leiding - Gas) opgenomen op de plankaart. Aan werken en werkzaamheden binnen deze dubbelbestemmingen zijn voorwaarden verbonden.
Figuur 4.3 Ligging persleiding plangebied
Bij graafwerkzaamheden op het terrein dient naast eerder genoemde leidingen ook rekening te worden gehouden met eventueel aanwezige kabels en niet planologische leidingen, zie figuur 4.4.
Figuur 4.4 Aanwezige leidingen in plangebied
In het plangebied of de directe omgeving ervan zijn verder geen planologisch relevante hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.
Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de vaststelling van het plan niet in de weg staat.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
stof | toetsing van | grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2)1) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | ||
fijn stof (PM10)2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ |
1) De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO 2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO 2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
2) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer (Wm) kunnen bestuursorganen bevoegdheden uitoefenen die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit zoals de vaststelling van een bestemmingsplan. Bij de uitoefening van deze bevoegdheden moet worden aangetoond dat wordt voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uit de Wm.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens ook rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
Onderzoek
Ten behoeve van de realisatie van de horecavoorziening met appartementen op het Mercuriusplein is onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit ter plaatse en in welke mate de planvorming bijdraagt aan de emmissies in de lucht. Dit onderzoek is bijgevoegd in bijlage 2. Op basis van de maximale verkeersaantrekkende werking is de uitbreiding aan te duiden als ‘niet in betekenende mate’. Ook de uitbreiding van de Jumbo is dermate beperkt dat dit niet leidt tot een verslechterde luchtkwaliteit ter plaatse.
In het bestemmingsplan worden verder niet direct ontwikkelingen mogelijk gemaakt die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de omgeving. Nieuwe ontwikkelingen die mogelijk van invloed zijn, zijn ondergebracht in wijzigingsbevoegdheden. Bij ontwikkelingen wordt in het kader van de wijzigingsprocedure getoetst aan de relevante milieuaspecten. Op dat moment wordt inzicht gegeven in de effecten op het aspect luchtkwaliteit. Gezien de aard en omvang van de beoogde ontwikkelingen zullen deze niet in betekenende mate bijdragen aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Maatgevende weg in de directe omgeving van Berlicum is de N279. Uit de informatie over de concentraties stikstofdioxide en fijn stof blijkt dat in 2016 ruimschoots wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden. De concentraties luchtverontreinigende stoffen langs deze weg bedragen maximaal 29,7 µg/m³ voor NO2, 23,9 µg/m³ voor PM10 en 15,2 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 13 tot 14 dagen. Omdat direct langs deze maatgevende weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook binnen de hele kern Berlicum het geval zijn.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de vaststelling van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.
De verkeersontsluiting is beschreven in paragraaf 2.2.3. Onderstaand volgt een beschrijving van de aspecten verkeer en parkeren voor de toekomstige situatie.
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer is er geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit volgt uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op basis van vaste jurisprudentie dient in dat kader onder meer te worden aangetoond dat een goede verkeersafwikkeling is gewaarborgd en er voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is. In dit kader wordt uitgegaan van onderstaande kencijfers, uitgangspunten en andere informatie.
De gemeente heeft eigen parkeernormen vastgesteld op 27 september 2016. Deze zijn verwoord in het document: 'Beleidsregels parkeernormen Sint-Michielsgestel'. In dit beleid zijn de gebruiksregels vastgesteld met betrekking tot het werken met CROW kencijfers uit publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie (CROW, 2012). Zodoende wordt ook voor het berekenen van de verkeersgeneratie gebruik gemaakt van de uitgangspunten uit het gemeentelijke parkeerbeleid ten aanzien van het werken met CROW kencijfers.
De uitgangspunten uit het gemeentelijke beleid en overige uitgangspunten zijn hieronder weergegeven:
Parkeren
De parkeerbehoefte van bestaande functies binnen dit plangebied worden deels op eigen terrein opgevangen en deels in de openbare ruimte. Het parkeeronderzoek (zie bijlage 3) heeft uitgewezen waar en op welke momenten sprake is van een verhoogde parkeerdruk en of waar eventueel restcapaciteit beschikbaar is voor de parkeerbehoefte van toekomstige ontwikkelingen welke mogelijk worden gemaakt middels dit plan.
Conclusie parkeeronderzoek
Over het algemeen kan worden gesteld dat de parkeerdruk in de meeste delen van het onderzoeksgebied acceptabel is in de huidige situatie, er is voldoende restcapaciteit beschikbaar. Dit met uitzondering van het centrumgebied ten tijde van de markt. Uit bovenstaande opgenoemde conclusies blijkt verder dat op enkele locaties tijdens specifieke momenten een hoge bezettingsgraad van rond de 85% of hoger wordt gemeten. Echter resulteert dit op de meeste locaties niet in een tekort aan parkeerplaatsen. Er is dan voldoende restcapaciteit binnen een acceptabele afstand beschikbaar of de hoge parkeerdruk is van korte duur.
De gemeente Sint-Michielsgestel is voornemens parkeerplaatsen in het openbare gebied te faciliteren voor de nieuwe horecavoorziening (restaurant) met bovenwoningen op het Mercuriusplein en voor de uitbreiding van de Jumbo aan het Mercuriusplein. Dit gaat ten koste van 16 parkeerplaatsen op het Mercuriusplein. Voor deze extra ontwikkelingen zijn op de drukste momenten maximaal 39 extra parkeerplaatsen nodig. De overige ontwikkelingen zullen in de basis moeten voorzien in parkeergelegenheid op eigen terrein.
Door de toekomstige ontwikkelingen stijgt de parkeerdruk op alle drukke momenten boven de 85%. Ten tijde van de markt is de parkeerdruk in de toekomstige situatie het hoogst, namelijk 95%. Op de zaterdag is de parkeerdruk 92% en tijdens de koopavond 88%. De ervaring leert dat met een dermate hoge parkeerdruk van boven de 85% er zoekverkeer ontstaat, dit is niet wenselijk voor bezoekers, bewoners en winkeliers van het centrumgebied.
Een mogelijke - voor de hand liggende - oplossingsrichting om de parkeerdruk in het centrum te verlagen kan gevonden worden in het gebruik maken van parkeersecties net buiten het centrum. Geschikte alternatieven doen zich voor bij de drie naast elkaar gelegen parkeerterreinen nabij sporthal 'De Run'. Hier is voldoende restcapaciteit beschikbaar en deze locatie ligt binnen een acceptabele loopafstand van +/- 100 meter ten opzichte van het centrum. Sturen op het gebruik van deze parkeerterreinen kan de parkeerdruk op de drukste momenten in het centrum structureel verlagen. Door de ligging van de parkeerterreinen resulteert parkeren op deze alternatieve locatie bovendien niet in het aantasten van de verblijfskwaliteit in de omliggende woonstraten van het centrum. Echter is het sturen van zoekverkeer een complexe aangelegenheid waar nader onderzoek naar dient te worden gedaan. Er moeten dan bijvoorbeeld geleidingsmaatregelen worden getroffen.
Verkeer
Verkeersgeneratie
Het plan maakt nieuwe ontwikkelingen in het plangebied direct mogelijk of middels een wijzigingsbevoegdheid. Om een goed beeld van de toekomstige verkeerssituatie te krijgen worden ook de ontwikkeling meegenomen welke middels een wijzigingsbevoegdheid gerealiseerd kunnen worden.
De nieuwe ontwikkelingen hebben invloed op de hoeveelheid verkeer van en naar het centrum van Berlicum. De verkeersgeneratie per ontwikkeling is opgenomen in onderstaande tabel 4.2.
Functie | Locatie | (CROW) aanduiding | Verkeersgeneratie mvt/etmaal weekdag |
Horeca |
Mercuriusplein | Restaurant | 104 |
63 appartementen | 4 Mercuriusplein / 29 Hoogstraat - Runweg / 30 Kerkwijk | Koop, etage, midden | 365,4 |
12 appartementen | Hoogstraat - Runweg | Koop, etage, goedkoop | 62,4 |
24 appartementen | Kerkwijk | Huurhuis, sociale huur | 124,8 |
11 appartementen + 1 woning | Kerkwijk | Aanleunw./servicefl. | 28,2 |
Uitbreiding Jumbo | Mercuriusplein | Fullserv. laag/middellaag | 288,75 |
Nieuwe (Aldi) supermarkt | Hoogstraat - Runweg | Discount | 1.044 |
Centrumvoorzieningen | Hoogstraat - Runweg | Buurt- dorpscentrum | 424,4 |
Totaal | 2.442 |
Tabel 4.2 Verkeersgeneratie ontwikkelingen plangebied
In tabel 4.2 is de verkeersgeneratie aan de hand van CROW-kencijfers voor iedere functie inzichtelijk gemaakt. Alleen voor een restaurant bestaan geen kencijfers met betrekking tot de verkeersgeneratie. Op basis van de parkeerbehoefte (26 parkeerplaatsen) en een inschatting dat iedere parkeerplaats maximaal twee keer wordt gebruikt op een dag (turnover), komt de verkeersgeneratie voor het restaurant uit op 104 mvt/etmaal weekdag.
De totale verkeersgeneratie van alle ontwikkelingen in het plangebied samen komt uit op 2.442 mvt/etmaal weekdag. Omrekening naar een werkdag (drukste maatgevende dag) geschiedt op basis van een omrekenfactor van 1,1. Dit leidt tot een verkeersgeneratie op een werkdag van 2.686 mvt/etmaal werkdag.
De berekende verkeersgeneratie wordt toegekend aan de verschillende wegen in het centrum van Berlicum. Dit vanwege het feit dat de verschillende ontwikkelingen niet geclusterd zijn op één enkele locatie maar gespreid over het centrumgebied zijn beoogd (zie tabel 4.2). In onderstaande figuur 4.4 is te zien hoeveel verkeer van de berekende verkeersgeneratie in mvt/etmaal werkdag wordt toegekend aan de wegvakken.
Figuur 4.5 Toedelen verkeersgeneratie aan wegvakken
De extra verkeersbewegingen spreiden zich over het omliggende wegennetwerk. Op basis van de omliggende wegenstructuur en de belangrijkste herkomst en bestemmingen in het omliggende gebied, is een inschatting gemaakt van welke richting het verkeer uitgaat/vandaan komt. In figuur 4.6 is te zien dat 40% van het verkeer van/naar de N279 gaat via de Runweg. Vervolgens wordt een percentage van 30% toegekend aan de Hoogstraat (noordelijke richting) en 30% aan de Sassenheimseweg (zuidelijke richting).
Figuur 4.6 Spreiding verkeer over wegennetwerk
Verkeersafwikkeling
De verdeling van de verkeersgeneratie van de ontwikkelingen over het wegennetwerk heeft mogelijk gevolgen voor de verkeersafwikkeling. Om de verkeerstoename per wegvak inzichtelijk te maken en te beoordelen, is onderstaande tabel 4.3 opgesteld. In deze tabel is de verkeersgeneratie op basis van de routekeuze opgeteld bij de intensiteiten uit het Regionaal Verkeersmodel GGA 's Hertogenbosch met prognosejaar 2030.
Wegvak | Verkeersprognose (2020) exclusief ontwikkelingen | Verkeersprognose (2030) exclusief ontwikkelingen | Verkeerstoename per wegvak | Verkeersprognose (2030) inclusief ontwikkeling | |
Kerkwijk | 2.181 | 2.160 | 349 | 2.509 | |
Mercuriusplein | 5.695 | 5.801 | 806 | 6.607 | |
Hoogstraat | 5.274 | 5.374 | 2.122 | 7.496 | |
Sassenheimseweg | 6.384 | 6.189 | 806 | 6.995 | |
Runweg | 6.997 | 6.924 | 1.074 | 7.998 |
Tabel 4.3: Verkeersintensiteiten per wegvak voor beide richtingen samen in mvt/etmaal werkdag
Voor de beoordeling van de verkeersafwikkeling is het type weg van belang. De Hoogstraat en Sassenheimseweg vormen samen de belangrijkste verkeersader van en naar het centrum van Berlicum. Deze wegen lopen in het verlengde van elkaar en zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom (50 km/u). Daarnaast vormt het Mercuriusplein, welke doorloopt in de Kerkwijk, de belangrijke ontsluiting voor de hier gelegen centrumfuncties en woonpercelen. Deze weg is gecategoriseerd als erftoegangsweg binnen de bebouwde kom (30 km/u) en ontsluit tevens de parkeervoorzieningen op en rondom het Mercuriusplein en de parkeervoorzieningen gelegen aan de Kerkwijk.
Voor type wegen zoals het Mercuriusplein/Kerkwijk is er in tegenstelling tot een ligging buiten de bebouwde kom, geen norm waaraan de intensiteit op wegen binnen een verblijfsgebied getoetst kan worden (ASVV, 2012). Ervaringscijfers voor dit type wegen laten zien dat doorgaans verkeersintensiteiten tot 5.000 - 6.000 mvt/etmaal naar behoren kunnen worden afgewikkeld.
Verkeersprognoses uit het Regionaal verkeersmodel GGA 's Hertogenbosch laten zien dat er in prognosejaar 2030 op de Kerkwijk geen problemen ontstaan met betrekking tot de verkeersafwikkeling. De verkeersintensiteit op de Kerkwijk ligt in 2030 zo rond de 2.000 mvt/etmaal werkdag. Inclusief de ontwikkeling komt de verkeersgeneratie op de Kerkwijk uit op afgerond 2.500 mvt/etmaal werkdag.
Voor het Mercuriusplein komt de verkeersintensiteit in de toekomstige situatie (inclusief de ontwikkelingen) uit op afgerond 6.600 mvt/etmaal werkdag. Dit is een overschrijding van de maximaal wensbare intensiteit voor erftoegangswegen. De hoge verkeersintensiteit op dit wegvak is het gevolg van het verkeer van en naar het parkeerterrein op het Mercuriusplein. Problematiek op het wegvak tussen het parkeerterrein en de rotonde zit hem met name in de verkeersveiligheid. Het gemotoriseerde verkeer en fietsverkeer wordt gemengd afgewikkeld en daarnaast zorgen de hier gelegen haakse parkeervakken voor mogelijke fluctuaties van het verkeer.
Naast de verkeersafwikkeling op de erftoegangswegen is gekeken naar de gebiedsontsluitingswegen. Kruispunten of een rotonde zijn de zwakste schakel in het verkeerssysteem en daarom het meest bepalend voor de verkeersdoorstroming. De afwikkeling van de rotonde met de Hoogstraat, Sassenheimseweg en de Runweg geeft daarom een goed beeld van de verkeersafwikkeling op deze gebiedsontsluitingswegen. Een enkelstrooksrotonde kan doorgaans 20.000 - 25.000 mvt/etmaal naar behoren afwikkelen. De rotonde heeft in prognosejaar 2030 inclusief de ontwikkelingen een intensiteit van 14.500 mvt/etmaal werkdag (totale intensiteit toeleidende takken naar rotonde). De rotonde heeft daarmee voldoende restcapaciteit en kan het verkeer ook in de toekomst naar behoren afwikkelen.
Conclusie verkeer
De totale verkeersgeneratie voor alle ontwikkelingen in het plangebied komt uit op 2.686 mvt/etmaal werkdag. Omdat de ontwikkelingen op verschillende locaties worden voorzien, wordt het extra verkeer in de toekomst via verschillende wegen afgewikkeld. Gezien de functie en inrichting van de wegen in het plangebied, resulteert dit mogelijk alleen in knelpunten op het wegvak Mercuriusplein. De toekomstige verkeersintensiteit ligt hier boven de maximaal wensbare 6.000 mvt/etmaal. Dit is het gevolg van het verkeer van/naar het parkeerterrein op het Mercuriusplein. Het extra verkeer op de Kerkwijk resulteert niet in een verminderde verkeersafwikkeling, er blijft voldoende restcapaciteit beschikbaar.
Omdat de rotonde een goede indicatie geeft van de verkeersafwikkeling op de gebiedsontsluitingswegen, worden er ten aanzien van de verkeersafwikkeling geen problemen verwacht op de Hoogstraat, Sassenheimseweg en de Runweg. De verkeersafwikkeling in verdere richtingen is daarmee gewaarborgd.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient voor externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom de risicobron. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR, wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden.
Onderzoek en conclusie
Volgens de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl) zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Daarnaast vindt er in de directe omgeving geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor, het water of door buisleidingen. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met eventuele milieuhinder door omliggende bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van milieugevoelige functies, zoals woningen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
In gebieden waar bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies al naast elkaar voorkomen of gewenst zijn, zoals centrumgebieden, wordt niet gebruikgemaakt van richtafstanden. Deze gebieden worden getypeerd als gebieden met functiemenging ('gemengd gebied').
Onderzoek
Het plangebied betreft het centrumgebied van Berlicum, grofweg gelegen tussen Kerkwijk en het Mercuriusplein. Beide pleinen zijn onderdeel van het plangebied. In het plangebied zijn naast woningen diverse centrumgerelateerde functies te vinden waaronder horeca, winkels en supermarkten. Daarnaast zijn in het plangebied ook maatschappelijke voorzieningen gelegen zoals sporthal De Run, een basisschool en het sociaal cultureel centrum Den Durpsherd. Vanwege deze diversiteit aan functies is er sprake van een gemengd gebied. De aanwezige functies in het plangebied vallen conform de VNG-publicatie binnen milieucategorie 1 of 2. Gezien de aard van het gebied (als centrumgebied) worden deze functies over het algemeen toelaatbaar geacht op korte afstand van woningen. Alleen sporthal De Run valt conform de VNG-publicatie onder milieucategorie 3.1. Gezien het feit dat het een bestaande situatie betreft in een centrumgebied wordt deze inrichting als maatschappelijk aanvaardbaar geacht. In de huidige situatie is dan ook sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
De concrete ontwikkeling in dit bestemmingsplan betreft de aanleg van een interne laad- en losruimte nabij de Jumbo en de uitbreiding van het bouwvlak ten behoeve van de winkel. Ter plaatse is al sprake van een open laad- en losruimte aan de achterzijde en aan de voorzijde is reeds sprake van een winkelplint. Gezien de aard en omvang zal de ontwikkeling geen milieuhinder veroorzaken.
Het aspect bedrijven en milieuzonering is voor de ontwikkeling op het Mercuriusplein beschreven in een aparte rapportage, toegevoegd in bijlage 4. De beoogde ontwikkeling bevindt zich niet binnen de richtafstanden van de omliggende functies. Ook reiken de richtafstanden van de nieuwe horecagelegenheid niet tot aan de omliggende gevoelige functies. Bijgevoegd onderzoek gaat niet in op het woon- en leefklimaat van de horecafunctie ten opzichte van de beoogde appartementen op de verdieping. Nader onderzoek naar dit aspect wordt voor vaststelling van het bestemmingsplan toegevoegd.
In dit bestemmingsplan worden verder geen concrete ontwikkelingen direct mogelijk gemaakt. Toekomstige ontwikkelingen kunnen middels een wijzigingsbevoegdheid worden gerealiseerd. Daarbij zal ook rekening worden gehouden met het aspect 'bedrijven en milieuzonering'.
Conclusie
In het bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonbestemmingen. Toekomstige functies kunnen zich binnen het gebied vestigen middels een wijzigingsbevoegdheid waarbij ook rekening gehouden dient te worden met het aspect ' bedrijven en milieuzonering'.
Toetsingskader
De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidsniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) artikel 74 hebben alle wegen een geluidszone. Uitzondering hierop zijn woonerven en 30 km/uur gebieden. De zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of een weg binnen of buitenstedelijk is gelegen. Voor de bepaling van de maximale vast te stellen geluidbelasting houdt de Wet geluidhinder rekening met de ligging van de geluidgevoelige bestemmingen en wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied.
Onderzoek en conclusie
De enige geluidgevoelige ontwikkeling die bij recht binnen dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt zijn de beoogde woningen boven de horecavoorziening aan het Mercuriusplein. Ten behoeve van deze ontwikkeling is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is bijgevoegd in bijlage 5. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de geluidbelasting ten gevolge van de zoneplichtige Sassenheimseweg en de Runweg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt. Aan de maximale ontheffingswaarde van 63 dB uit de Wgh wordt echter voldaan.
In verband met de overschrijding zijn maatregelen onderzocht. Maatregelen aan de bron zoals de aanleg van een geluidreducerend wegdek of het verlagen van de maximumsnelheid zijn gezien de aard van de wegen onwenselijk en financieel onrendabel. Het plaatsen van een geluidsscherm (overdrachtsmaatregel) stuit op bezwaren van stedenbouwkundig, planologische en verkeerskundige aard. Omdat de maximale ontheffingswaarde ter plaatse van de woningen wordt gerespecteerd, zijn maatregelen aan de gevel, zoals het toepassen van dove gevels, vanuit de Wgh niet aan de orde. Wel kan doormiddel van extra geluidwerende isolatie voldaan worden aan het verplichte binnenklimaat van 33 dB. Hogere waarden kunnen derhalve worden vastgesteld.
Voor het overige worden in het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige functies direct mogelijk gemaakt. Akoestisch onderzoek wordt, indien noodzakelijk, toegevoegd in het kader van een wijzigingsprocedure. Er vindt eveneens geen reconstructie van de huidige ontsluiting plaats. Het aspect geluid vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Toetsingskader
Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
In 2009 heeft de gemeente een archeologische verwachtingskaart vervaardigd. Deze kaart vormt de basis van het archeologische monumentenzorgbeleid, in samenhang met het selectiebeleid, ten aanzien van archeologische vindplaatsen. Waardevolle archeologische vondsten wil de gemeente het liefst in de bodem oftewel ‘in situ’ behouden of, indien dat niet mogelijk is, laten opgraven en vervolgens de onderzoeksresultaten publiekelijk maken (behoud ‘ex situ’).
Onderzoek en conclusie
Ter hoogte van het plangebied gelden meerdere archeologische verwachtingswaarden. Met uitzondering van de gronden ter hoogte van het Mercuriusplein, sporthal De Run en de woningen ten zuiden van de Sassenheimseweg is het plangebied onderdeel van een zogenaamd AMK-terrein. Dit zijn terreinen die op de landelijke archeologische monumentenkaart staan. De overige gronden kennen een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde.
Figuur 4.6 Uitsnede archeologische beleidskaart
Ter bescherming van de aanwezige waarden zijn diverse dubbelbestemmingen opgenomen. Bij ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met de ondergrenzen voor nader onderzoek. Archeologisch onderzoek wordt, indien noodzakelijk, bij ontwikkeling uitgevoerd in het kader van de wijzigingsprocedure of de aanvraag omgevingsvergunning.
Ten behoeve van de realisatie van de horecavoorziening met appartementen op het Mercuriusplein is onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van de archeologisch waarden ter plaatse. Dit onderzoek is bijgevoegd in bijlage 6. Gezien de zeer beperkte intactheid van de bodem wordt geadviseerd geen vervolgonderzoek uit te voeren. Echter, de kans dat zich in de zone rond één van de boringen in het uiterste zuiden van het projectgebied intacte archeologische resten bevinden is aanwezig. Geadviseerd wordt dan ook dat als binnen deze zone bodemingrepen plaatsvinden die dieper reiken dan 100 cm onder maaiveld leden van de lokale heemkundekring mee kijken met de graafwerkzaamheden.
Toetsingskader
Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht in bestemmingsplannen met overige cultuurhistorische waarden rekening te houden. De gemeente Sint-Michielsgestel kent een groot aantal rijks- en gemeentelijke monumenten, evenals cultuurhistorisch waardevolle gebouwen. Deze zijn, inclusief het beschermingsregime, vastgelegd in de Welstandsnota 2013.
Onderzoek
De oorspronkelijke bebouwingslinten van Berlicum zijn waardevolle, beeldbepalende elementen en hebben een hoge belevingswaarde. Aan het beeld is de ontstaansgeschiedenis binnen de oorspronkelijke landschappelijke omgeving te herkennen. Dit komt tot uitdrukking in het oorspronkelijke karakter, functie en bebouwing. Zowel de Hoogstraat als de Kerkwijk zijn aangewezen als historische bebouwingslinten. Bij nieuwbouw gelden de eigen stijlkenmerken als criterium. Deze dienen wel overeen te stemmen met de historische kenmerken van de omgeving.
De volgende gemeentelijke monumenten zijn in het plangebied aanwezig:
Bescherming van deze panden is geregeld middels de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde – cultuurhistorie’. Deze aanduiding met bijbehorende regels gelden voor de instandhouding en bescherming van de monumenten en bijbehorende gronden.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit is anders indien uit de Wnb voortvloeit dat een passende beoordeling moet worden gemaakt. Deze dient te zijn verricht ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bijzondere nationale natuurgebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) kan buitenom de gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden Natura 2000, ook gebieden aanwijzen als Bijzonder nationaal natuurgebied wanneer het gebied is opgenomen op een lijst als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Habitatrichtlijn of het gebied onderwerp is van een procedure als bedoeld in artikel 5 van de Habitatrichtlijn. De beschermende werking die geldt voor gebieden die behoren tot Natura 2000, geldt in dat geval ook voor het bijzondere nationaal natuurgebied.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Brabant
In de provincie Noord-Brabant wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee, voor het op of in de bodem brengen van meststoffen en voor agrarische beregening uit grondwater. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wild zwijn en woelrat. Ten aanzien van de bunzing, hermelijn en wezel wordt in hetzelfde kader een tijdelijke vrijstelling verleend tot 1 oktober 2017.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek en bevindt zich op circa 6 kilometer ten westen van het plangebied. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Nationaal Natuurnetwerk of een ecologische verbindingszone. Het dichtstbijzijnde onderdeel van het NNN bevindt zich op circa 460 meter ten zuidwesten van het plangebied.
Figuur 4.7 Locatie beschermde natuurgebieden
Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de geringe ontwikkeling en afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. De ontwikkelingen die bij recht mogelijk gemaakt worden zullen leiden tot een geringe toename van het verkeer. Negatieve effecten als gevolg van toename in stikstofdepositie kunnen deswege worden uitgesloten. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie Noord-Brabant staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Bij de realisatie van ontwikkelingen in het plangebied (middels een wijzigingsbevoegdheid) dient te zijner tijd voldaan te worden aan het beleid van de provincie en aan de nieuwe Wet natuurbescherming.
Soortenbescherming
Het plangebied omvat het centrumgebied van Berlicum. De concrete ontwikkeling in dit bestemmingsplan betreft de aanleg van een interne laad- en losruimte nabij de Jumbo en uitbreiding van het bouwvlak. Ter plaatse is reeds sprake van een open laad- en losruimte en een winkelplint. Het terrein is vrijwel volledig verhard. Ook voor de ontwikkeling van de horecavoorziening geldt dat deze plaatsvindt op een locatie die reeds verhard is. Geschikte habitats ontbreken waardoor effecten op matig en zwaar beschermde planten- en diersoorten zijn uitgesloten. De beoogde ontwikkeling is dan ook niet in strijd met het gestelde in de Wet natuurbescherming.
Bij de realisatie van ontwikkelingen in het plangebied (middels een wijzigingsbevoegdheid) dient voldaan te worden aan het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkelingen leiden niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Bij de realisatie van ontwikkelingen in het plangebied (middels een wijzigingsbevoegdheid) dient voldaan te worden aan het gestelde binnen het beleid van de provincie en de nieuwe Wet natuurbescherming.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
Het bestemmingsplan maakt nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Gezien de aard en omvang van de ontwikkelingen is geen sprake van een overschrijding van de drempelwaarden voor een mer-plicht of mer-beoordelingsplicht. Daarnaast zijn de ontwikkelingen zo beperkt dat ook geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden die aanleiding geven voor het doorlopen van een mer-(beoordelings)procedure. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridische regeling en worden de gekozen bestemmingen besproken De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de regels over de toegelaten bebouwing. De verbeelding is samen met de regels het juridisch bindend kader van de bestemmingen. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening moeten bestemmingsplannen ook digitaal beschikbaar zijn en volledig voldoen aan een aantal standaardeisen die zijn opgenomen in de ‘Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012’. Zo dient het bestemmingsplan, behalve aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), te voldoen aan de standaarden die zijn ontwikkeld voor DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen):
Het onderhavige bestemmingsplan is uitgevoerd conform de Wabo en deze standaarden.
De regels zijn volgens de SVPB2012 in vier hoofdstukken als volgt opgesteld:
De structuur van het plan is zodanig dat de verbeelding de primaire informatie geeft over waar en hoe gebouwd mag worden. Bij het raadplegen van het bestemmingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden. Vervolgens kan men in de regels teruglezen welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan. Op de verbeelding zijn de volgende zaken aangegeven:
In dit artikel worden de begrippen nader omschreven die gebruikt worden in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.
In dit artikel wordt beschreven op welke wijze de in de regels voorgeschreven maatvoeringen gemeten moeten worden.
In dit hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Dubbelbestemmingen worden ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet.
De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin de functies worden benoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan (het gebruik). In een aantal gevallen is een specificering opgenomen van de toegestane functie, die correspondeert met een functieaanduiding op de verbeelding. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsregels met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Tenslotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.
De gemeente hanteert een standaardregeling voor bestemmingsplannen. Het doel van de standaard is een gelijkluidende regeling voor veelvoorkomende ruimtelijke aspecten binnen de gemeente. In dit bestemmingsplan is deze standaardregeling zoveel mogelijk toegepast zodat alle burgers dezelfde rechten krijgen.
Onderstaand wordt de inhoud van de regels beschreven. De bouwregels van de bestemmingen zijn nagenoeg gelijk. Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd en de goot- en bouwhoogtes zijn opgenomen op de verbeelding. Ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak dan wel onder bijbehorende bouwwerken met dien verstande dat minimaal 1 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd dient te worden. Naast het toegestane gebruik worden alleen de specifieke bouwregels in onderstaande bestemmingsomschrijvingen beschreven.
In dit bestemmingsplan worden de volgende bestemmingen gebruikt:
Deze gronden zijn bestemd ten behoeve van in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsuitoefening. Ter plaatse is geen bouwvlak opgenomen en zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
De gronden en bebouwing rondom het Mercuriusplein zijn in hoofdzaak bestemd ten behoeve van centrumvoorzieningen. Op de begane grond zijn zowel detailhandelsfuncties, horeca uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Dit om de gewenste functiemenging in het centrumgebied te behouden en stimuleren. Horeca en detailhandel zijn ook toegestaan op de eerste verdieping. Wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep, is toegestaan op de verdieping. Het maximaal aantal wooneenheden is aangegeven met een aanduiding op de verbeelding om toevoeging van het aantal woningen niet zondermeer mogelijk te maken.
De bestaande laad- en losvoorzieningen aan de Vestaplaats en de Minervaplaats zijn als zodanig bestemd. Dit geldt ook voor de bestaande onderdoorgang tussen het Mercuriusplein en de Minervaplaats.
Op de diverse hoeken op de pleinwanden van het Mercuriusplein zijn hoogteaccenten toegestaan tot 17 of 21 meter. Deze hoogteaccenten moeten zorgen voor een schaalvergroting in het bouwvolume. Op deze wijze kan, stedenbouwkundig gezien, een vernieuwende (moderne) architectuur aan het Mercuriusplein ontstaan. In deze hoogteaccenten kunnen niet direct woningen worden gerealiseerd, omdat het toevoegen van woningen beleidstechnisch en milieutechnisch een goede afweging behoeft. Wel is hiervoor een afwijkingsbevoegdheid opgenomen (lid 4.4.2) met de daarbij behorende voorwaarden.
Binnen de bestemming 'Centrum' zijn ook pick-up-points, onder voorwaarden, toegestaan binnen een detailhandelsvestiging. Hier kunnen via het internet bestelde goederen afgehaald of geretourneerd worden.
Ter hoogte van de voormalige pastorie aan de Kerkwijk geldt de bestemming 'Dienstverlening'. Binnen deze bestemming is het bedrijfsmatig verrichten van maatschappelijke en economische diensten van of ten behoeve van het publiek al dan niet met baliefunctie mogelijk. Eén woning, al dan niet in combinatie met een beroep, is tevens toegestaan. Omdat de pastorie een monumentaal pand is, is het behoud ervan gewaarborgd met een aanduiding op de verbeelding.
Ter plaatse is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming, onder voorwaarden, te wijzigen ten behoeve van horeca.
De bestemming ‘Groen’ is overeenkomstig het huidige gebruik gelegd op verschillende plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten binnen het plangebied die kunnen worden aangemerkt als structureel groen. Eveneens zijn de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, verharding, hondenuitlaatvoorzieningen, inritten en kunstobjecten toegelaten. Daarnaast zijn onder andere boven en ondergrondse containers mogelijk. Binnen deze bestemming is de bestaande kapel tussen de Kerkwijk en de Sassenheimseweg toegestaan inclusief de daarbij behorende herdenkingselementen. Daarnaast zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen toelaatbaar.
De bestaande horecavoorziening op de hoek van de Kerkwijk en Doornhoek is als zodanig bestemd. Deze voorziening markeert de overgang van het centrumgebied naar de woningen ter hoogte van de Kerkwijk. Ter plaatse is één woning toegestaan, uitsluitend op de verdieping.
In de zuidelijke hoek van het Mercuriusplein is een horecapand beoogd met vier appartementen op de verdieping. Ten behoeve van de horecafunctie is tevens een terras gewenst op de hoek van de Hoogstraat en de Kerkwijk. Ten behoeve van deze ontwikkeling is de bestemming 'Horeca' opgenomen inclusief een globaal bouwvlak. Binnen dit bouwvlak is het mogelijk een pand te realiseren met een oppervlakte van 235 m2. Tevens is een hoogteaccent toelaatbaar van 20 meter met een maximum vloeroppervlak van 20 m2.
De maatschappelijke voorzieningen in het plangebied zoals sporthal De Run, basisschool de Parel en sociaal cultureel centrum Den Durpsherd zijn als zodanig bestemd. Dit geldt tevens voor de bebouwing ter hoogte van het verzorgingstehuis Berlerode. Berlerode zelf voorziet in meerdere woonzorgwoningen. Het naastgelegen pand is tevens van het verzorgingstehuis. Hier bevinden zich woonvoorzieningen voor ouderen die nog zelfstandig wonen. Ter hoogte van de Kerkwijk zijn de gronden consoliderend bestemd. Wel zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen om toekomstige woningbouwontwikkelingen mogelijk te maken.
Sociaal cultureel centrum Den Durpsherd is voorzien van een extra aanduiding om hier de bestaande horeca toelaatbaar te houden.
Het aanwezige monumentale pand ter hoogte van de school (Kerkwijk 34 / Schoolstraat 1) is als zodanig aangeduid om behoud te waarborgen.
Deze bestemming is gelegd op de gronden die in beginsel niet mogen worden bebouwd. Het betreft met name voortuinen bij woningen. Slechts erf- en terreinafscheidingen zijn toegestaan, alsmede met name in voortuinen zeer ondergeschikte bouwdelen als erkers.
Enkele tuinen zijn tevens voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuur'. De woonhuizen inclusief tuinen van de woningen gelegen aan de Kerkwijk 25-29 behoren bij het historisch bebouwingslint aan de Kerkwijk.
Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied
Binnen deze bestemming zijn de gebieden met verkeersfuncties (straten en wegen voor autoverkeer en verkeersvoorzieningen voor langzaamverkeer) opgenomen. Er zijn alleen gebouwen mogelijk in de vorm van nuts- en infrastructurele voorzieningen. Voor het overige zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk zoals palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en kunstobjecten.
De watergang in de groenstrook ten zuiden van de bebouwing aan de Hoogstraat is bestemd als 'Water'. Schouwpaden ten behoeve van deze watergang is eveneens in de bestemming opgenomen.
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor alle woningen met bijbehorende erven in het plangebied. Het wonen is hier toegestaan al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een bed and breakfast. Ter hoogte van de Kerkwijk 47 bevindt zich nog een solitaire winkelvoorziening die als zondanig is toegestaan.
De aaneengebouwde woningen hebben de aanduiding '[aeg]' gekregen, de twee-aaneen-gebouwde woningen '[tae]', de gestapelde woningen '[gs]' en de vrijstaande woningen [vrij]. Per blok is tevens een maximaal aantal wooneenheden opgenomen.
De woonhuizen inclusief tuinen van de woningen gelegen aan de Kerkwijk 25-29 behoren bij het historisch bebouwingslint aan de Kerkwijk. Naast de tuinen zijn ook de woonhuizen en erven voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuur'.
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanwezige aardgastransportleiding. Voor bouwen en werkzaamheden zijn beperkende bepalingen opgenomen.
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanwezige rioolleiding. Voor bouwen en werkzaamheden zijn beperkende bepalingen opgenomen.
Artikel 15 Waarde - Archeologie 1 en Artikel 16 Waarde - Archeologie 4
Ter hoogte van gronden in het plangebied is er kans op archeologische sporen. Om deze waarde te waarborgen zijn de bestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen. De bestemming 'Waarde - Archeologie' fungeert als dubbelbestemming. Bouwwerken op gronden met samenvallende bestemmingen kunnen weliswaar worden gerealiseerd, maar dan met inachtneming van de in de planregels opgenomen voorwaarden.
Is er op basis van onderzoek geen sprake van archeologische waarden, dan kunnen de werken en bouwwerken met afwijking worden gerealiseerd. In het kader van de bescherming van de archeologische waarden is voor een aantal werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden een aanlegverbod opgenomen. Archeologische waarden kunnen ook worden bedreigd door grondwerkzaamheden die samengaan met de aanleg van bijvoorbeeld wegen, bebouwing en watergangen. Deze gronden worden om deze reden mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische waarden. Genoemde werken en werkzaamheden zijn zonder omgevingsvergunning niet toegestaan.
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan.
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
Hierdoor wordt bepaald dat gronden niet tweemaal voor een bouwvergunning in aanmerking kunnen komen.
Artikel 18 Algemene bouwregels
Enkele bouwregels gelden voor alle bestemmingen en zijn daarom in het hoofdstuk algemene regels opgenomen zoals ten aanzien van bestaande maten.
Artikel 19 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is bepaald waar de gronden niet voor gebruikt mogen worden die voor alle bestemmingen gelden. Ook is een regel opgenomen ten aanzien van parkeernormen. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk of verandering van gebruik van een bouwwerk of gronden is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden. Daarnaast is een afwijking opgenomen ten aanzien van het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw bij een woning voor mantelzorg.
Artikel 20 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is, in aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen, nog een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken, bijvoorbeeld voor een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte. Indien onder het hoofdgebouw een halfverdiepte (of ondergrondse) parkeerkelder wordt gerealiseerd is het mogelijk een hogere goot- en bouwhoogte of een extra bouwlaag toe te staan.
Artikel 21 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel zijn drie wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Het betreft de algemene bevoegdheid om bestemmingsgrenzen onder voorwaarden te wijzigen en de bestemmingsvlakken met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' of 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te verwijderen.
Naast deze twee algemene bevoegdheden is er één zone op de hoek van de Runweg en de Hoogstraat op de verbeelding aangewezen waar een derde supermarkt zich kan vestigen, eventueel gecombineerd met wonen op de verdieping. Omdat de ontwikkelingen nog niet getoetst is aan stedenbouwkundige, beleidsmatige en milieutechnische aspecten is deze als wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
De tekst uit dit artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen. Het betreft een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het bestemmingsplan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.
In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald (titel van het bestemmingsplan).
Qua dekhelling is in de regels voor verschillende bestemmingen een flexibele regeling opgenomen. In beginsel is een dak met een helling van 0° tot 60° voorgeschreven. Binnen de maximale grenzen die het dak kan hebben, is het bouwen met een afwijkende dakvorm echter toegestaan. Bij een afwijkende kapvorm valt bijvoorbeeld te denken aan een rond dak, een topgevel of een andere rechtopgaande gevelconstructie, mits de voorgestelde dakoplossing van het bouwplan blijft binnen de denkbeeldige lijnen van deze dakhelling. Om dergelijke constructies mogelijk te maken, is in de regels gebruik gemaakt van het zogenaamde ‘envelop-principe’. Zolang het bouwplan blijft binnen de maximale contouren van de dakhelling, die de vorm heeft van een opengevouwen envelop, kan de bouwvergunning worden verleend, voor zover het de toetsing van het bestemmingsplan betreft.
Figuur 5.1 Envelop-principe in beeld gebracht
Overschrijding van de denkbeeldige lijnen van de dakhelling is mogelijk voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende delen van ondergeschikte betekenis. De formulering ‘van ondergeschikte betekenis’ is nader ingevuld door de bepaling dat de uitstekende delen niet meer dan de helft van de breedte van het dakvlak mogen beslaan.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden naar de financiële uitvoerbaarheid van het plan. Doorgaans is relevant de vraag of er gemeentelijke kosten zijn en hoe deze verhaald worden. Deze vraag omhelst tevens eventuele planschade.
Sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 is het onder omstandigheden verplicht om aan het opstellen van een bestemmingsplan een exploitatieplan te koppelen. Een exploitatieplan is niet verplicht indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie van de in het plan opgenomen gronden op een andere wijze is verzekerd (artikel 6.12, lid 2 sub a Wro). Met alle initiatiefnemers van ontwikkelingen zal een anterieure overeenkomst worden afgesloten. De gemeente zal om deze reden geen exploitatieplan vaststellen.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in de Wro zelfs niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening.
Op 23 november 2016 is er een informatieavond georganiseerd voor bewoners, ondernemers en belangstellenden. Naast een toelichting over de uitwerking van het stedenbouwkundig en beeldkwaliteitsplan 'De hartkamers van Berlicum' in het voorliggend bestemmingsplan, zijn ook nog enkele ontwikkelingen in het plangebied gepresenteerd.
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zullen worden geïnformeerd.
Het ontwerpbestemmingsplan is digitaal aangemeld bij de Provincie Noord-Brabant en bij Waterschap Aa en Maas. De Provincie heeft geen opmerkingen/zienswijze ingediend op het ontwerpbestemmingsplan. Het Waterschap heeft verzocht om een aantal aanpassingen. Deze zijn verwerkt in het vastgestelde bestemmingsplan.
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens de artikelen 3.7 t/m 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening.
Het ontwerpbestemmingsplan 'Hartkamers van Berlicum' heeft van vrijdag 24 februari 2017 tot en met donderdag 6 april 2017 ter inzage gelegen. De ter inzage legging heeft zowel in papieren vorm in het gemeentehuis, als digitaal op de landelijke voorziening via www.ruimtelijkeplannen.nl plaats gevonden. De bekendmaking hiervan heeft op donderdag 23 februari 2017 plaatsgevonden in De Brug, De Staatscourant en het digitale Gemeenteblad (met verwijzing hiertoe op de gemeentelijke website).
Twee zienswijzen zijn ingediend. Deze zienswijze zijn, evenals de reactie van het Waterschap Aa en Maas, samengevat en van beantwoording voorzien in de bijgevoegde Nota van Zienswijzen (bijlage 7).