direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Bedrijventerreinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0844.BPBedrijventerrein-VG02

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen' van de gemeente Schijndel.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand NL.IMRO.0844.BPBedrijventerrein-VG02 met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten:

het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteiten in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;

1.6 aan huis verbonden beroep:

het uitoefenen van een beroep dan wel het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of uiterlijke verzorgingsgebied, c.q. een naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of het daarbij behorende bijgebouw, met behoud van de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin, kan worden uitgeoefend

1.7 baliefunctie:

Een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk (deel van een) gebouw.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bedrijf:

een inrichting in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, danwel een onderneming waarbinnen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels.

1.10 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.11 bedrijfverzamelgebouw:

bedrijfsgebouw waarin meerdere bedrijven gevestigd zijn

1.12 bedrijfswoning:

een woning waarvan de hoofdbewoner in het betreffende bedrijf zijn hoofdberoep uitoefent;

1.13 beperkt kwetsbaar object:
  • a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • b. kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder 1.49 onder c vallen;
  • c. hotels en restaurants, voorzover zij niet onder 1.49 onder c, vallen;
  • d. winkels, voorzover zij niet onder 1.49 onder c, vallen;
  • e. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  • f. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder 1.49 onder d, vallen;
  • g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder 1.49 onder c, vallen;
  • h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde functies gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  • i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

Objecten die deel uitmaken van een Bevi-inrichting maken hiervan geen onderdeel uit.

1.14 Besluit externe veiligheid inrichtingen:

Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor de externe veiligheid van inrichtingen, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.15 bestaand:
  • a. bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning;
  • b. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 Bevi-inrichtingen:

bedrijven die als inrichting zijn aangewezen bij of krachtens het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.19 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.20 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat functioneel en in bouwkundig opzicht qua massa en vorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van het hoofdgebouw, vrijstaand dan wel aangebouwd;

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.23 bouwmarkt:

een vorm van verkeersaantrekkende detailhandel in volumineuze goederen met een winkelvloeroppervlak van minimaal 1000 m2 waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelfproducten aan zowel vakman als particulier wordt aangeboden op basis van zelfbediening. De (hoofd)assortimenten in bouwmarkten zijn: verf, verfbenodigdheden, lijmen/kitten, houtwaren, groot- en kleinsanitair, ijzerwaren, behang, raambekleding, parket en tapijt, bouwmaterialen, elektrisch installatiemateriaal, elektrisch gereedschap/machines, handgereedschap, tuinartikelen, keukens en kleinmeubelen;

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 bouwwijze:

de wijze van bouwen van een hoofdmassa, te weten vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd of gestapeld, waarbij:

  • a. onder 'vrijstaand' wordt verstaan dat de hoofdmassa van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van een andere hoofdmassa;
  • b. onder 'twee aaneen' wordt verstaan de hoofdmassa van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdmassa is begrensd;
  • c. onder 'aaneengebouwd' wordt verstaan dat de hoofdmassa deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdmassa's, die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdmassa's zijn begrensd, met uitzondering van de hoofdmassa's die de aldus gevormde rij beëindigen;
  • d. onder 'gestapeld' wordt verstaan een gebouw, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.29 branche:

een groep van bedrijven die zich richt op de verkoop van één (dominante) artikelgroep (bijvoorbeeld schoenen) of op de verkoop van een veel voorkomende combinatie van artikelgroepen (bijvoorbeeld sport).

1.30 branchevreemd categorie 1:

alle hoofdbranches die vallen onder de branchegroepen voedings- en genotmiddelen, frequent benodigde non-food, modisch recreatief en overig recreatief, zoals weergegeven in onderstaande 'Tabel branchegroepen':

Tabel branchegroepen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPBedrijventerrein-VG02_0001.png"

1.31 branchevreemd categorie 2:

alle hoofdbranches die vallen onder de branchegroepen voedings- en genotmiddelen, frequent benodigde non-food, modisch recreatief, overig recreatief en de artikelgroep meubelen uit de branchegroep gerichte non-food, zoals weergegeven in de 'Tabel branchegroepen' zoals weergegeven onder 1.30.

1.32 bruto-vloeroppervlakte:

het totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.33 bruto-vloeroppervlakte bij winkels

de winkelvloeroppervlakte vermenigvuldigd met 1,25;

1.34 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat overeenkomstig het Vuurwerkbesluit in ingedeeld in categorie 1, 2 of 3 en dat bij of krachtens dit Besluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik;

1.35 consumentgerichte activiteiten

al dan niet bedrijfsmatige activiteiten die gericht zijn op de particulier en genoemd worden in Bijlage 2 bij de regels;

1.36 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse.

1.37 dienstverlening:

een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een dienstverlenende of verzorgende taak met een publieksgericht karakter. Onder dienstverlening wordt verstaan administratieve dienstverlening (bijvoorbeeld assurantiekantoor, bank, etc.), publieksgerichte dienstverlening (bijvoorbeeld stomerij, reisbureau, etc.) en ambachtelijke dienstverlening (bijvoorbeeld schoenmaker, kapper, etc.);

1.38 erfbebouwing:

gebouwen die door de ligging, constructie en/of afmeting (architectonisch) ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel, waaronder in ieder geval begrepen aangebouwde gedeelten van dat hoofdgebouw (aanbouwen) en niet voor bewoning bestemde bijgebouwen, alsmede carports en overkappingen;

1.39 erotische dienstverlening:

elke vorm van dienstverlening of vermaak van porno-erotische aard, waaronder alle vormen van prostitutie, escortservice, erotisch getinte vermaakfuncties, seksshops en overige seksinrichtingen

1.40 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 geluidzoneringsplichtige inrichtingen:

bedrijven die op grond van de Wet geluidhinder zijn aangewezen als categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;

1.42 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen, die deze goederen in een door hen gedreven onderneming aanwenden.

1.43 grootschalige detailhandel:

Een winkel met een omvang van minimaal 1.000 m² winkelvloeroppervlak;

1.44 hoofdbranche:

een artikelgroep of veel voorkomende combinatie van artikelgroepen zoals deze zijn weergegeven in de tabel bij 1.30;

1.45 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel in bouwkundig opzicht qua massa en vorm, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.46 hoogte van de weg:

de hoogte van de weg zoals die door of namens burgemeester en wethouders is vastgesteld;

1.47 internetverkoop:

winkel waarbij goederen via het internet te koop worden aangeboden.

1.48 kantoor (zelfstandig):

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, zonder baliefunctie;

1.49 kwetsbaar object:
  • a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen waaronder begrepen onzelfstandige kantoren (bedrijfskantoren) en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

Objecten die deel uitmaken van een Bevi-inrichting maken hiervan geen onderdeel uit.

1.50 luifel:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, niet omsloten door wanden en voorzien van een gesloten dak, ter afdekking van een ruimte

1.51 onzelfstandig kantoor (bedrijfskantoor):

een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft. Een onzelfstandig kantoor bevindt zich op hetzelfde bouwperceel als het bedrijf waarvan het een onderdeel is.

1.52 opslagbedrijven:

bedrijven waar als bedrijfsmatige activiteit uitsluitend de opslag van goederen plaatsvindt;

1.53 overkapping:

een bouwwerk zonder eigen wanden, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;

1.54 ruitersportartikelen:

artikelen ten behoeve van de ruitersport, zoals artikelen voor de huisvesting, de verzorging en het vervoer van paarden en het beoefenen van de ruitersport.

1.55 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.56 tuinartikelen:

artikelen die in de tuin en/of erf worden gebruikt of toegepast kunnen worden om de tuin en/of erf te onderhouden, te verfraaien, in te richten of te gebruiken, zoals tuinmeubelen, tuinhout, tuinverlichting, tuingereedschappen, dierenhokken, afrasteringen, tuinhuisjes, tuindecoratie, barbecues, tuinkeukens, tuinhaarden, tuindouche, aardewerk/potterie, tuingerelateerde speeltoestellen zoals trampolines, zwembaden, jacuzzi's, sauna's, tuintractoren- en aanbouwwerktuigen, grasmaaiers, vijvers en vijverinrichtingsartikelen, beregeningsmaterialen, etc.

1.57 tuin- en agri-detailhandelsformule:

detailhandelsformule, zijnde een samenstelling van tuin-, en doe-het-zelf-artikelen en dierbenodigdheden als mede artikelen die worden gebruikt in de bouwnijverheid, land-, tuin en bosbouw, ambachtelijke, industriële en aanverwante bedrijfssectoren, alsmede de daarmee in verband staande en daarvan afgeleide producten, materialen, onderdelen en accessoires.

1.58 tuincentrum:

een vorm van verkeersaantrekkende detailhandel in volumineuze goederen met een winkelvloeroppervlak van minimaal 1000 m2 waar bedrijfsmatig levende en niet-levende tuinartikelen ten verkoop worden aangeboden. De basisassortimenten van tuincentra zijn: tuinplanten en bomen, bloemen en planten, bloembollen en zaden, materiaal ten behoeve van groot en klein tuinonderhoud, tuingereedschap, potterie, tuindecoratie, tuinmeubelen, tuinartikelen groter dan 1 m3;

1.59 veiligheidsvoorzieningen:

voorzieningen en /of installaties ten behoeve van het bestrijden van calamiteiten, zoals: blusleidingen, opstelplaatsen voor de brandweer, vluchtroutes in en rondom gebouwen, bepompbaar oppervlaktewater, brandkranen e.d.;

1.60 verkeersaantrekkende detailhandel in volumineuze goederen:

volumineuze detailhandel in goederen die specifiek verkeersaantrekkend is, zoals de verkoop van woninginrichting, bouwmarkten, tuincentra.

1.61 niet-verkeersaantrekkende detailhandel in volumineuze goederen:

volumineuze detailhandel in goederen die niet specifiek verkeersaantrekkend is, zoals de verkoop van auto's, motoren, boten, caravans, tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen.

1.62 verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen t.b.v. railverkeer:

het (openbaar) railverkeers-, railvervoers- en verblijfsgebied ten behoeve van personen- en goederenvervoer via spoorwegen met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken, waaronder voorzieningen die liggen op het gebied van andere -op spoorwegen aansluitende- soorten van vervoer, logistieke, distributieve en communicatieve voorzieningen e.d. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Hiertoe worden gerekend:

  • spoorwegemplacement waaronder spoorlijnen, rangeerterrein, perrons, overkappingen, opslag- en overslagruimten, wegen, (fiets-)paden, bermen, bermsloten, taluds e.d., kunstwerken zoals tunnels, bruggen, viaducten, traverses, spoorwegmeubilair, e.d.;
  • parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende voorzieningen zoals in- en uitritten, hellingbanen, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, portiers- c.q. bewakingsloge, betaalautomaten.
1.63 volumineuze detailhandel:

detailhandel die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling en uit dien hoofde niet binnen de reguliere winkelconcentratiegebieden gevestigd kan worden.

1.64 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, indien een gebouw met meerdere gevels naar de weg is toegekeerd wordt de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel van een gebouw aangemerkt als voorgevel.

1.65 voorgevelrooilijn:

de voorgevelrooilijn is de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;

1.66 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etcetera.

1.67 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

1.68 Wet ruimtelijke ordening:

Wet van 20 oktober 2006, Stb. 2006, 566, zoals gewijzigd bij de Wet van 24 mei 2007, Stb. 2007, 271 (grondexploitatie), inclusief de door de Tweede Kamer op 1 januari 2008 aanvaarde wijzigingen in het kader van de Invoeringswet (TK 2007-2008, 30 938, A), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

1.69 winkelvloeroppervlakte:

de voor het publiek toegankelijke winkelruimte ten behoeve van detailhandel, inclusief zichtbare ruimten zoals bijvoorbeeld etalages en de ruimten achter toonbanken en kassa's.

1.70 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.71 woninginrichting:

de woninginrichtingsbranche wordt gevormd door winkels met een assortiment dat gericht is op gebruik door particuliere consumenten voor de inrichting van het huis. In de woninginrichtingsbranche onderscheiden we meubelspeciaalzaken, slaapkamerspeciaalzaken, woningtextielzaken, verlichtingszaken, gemengde zaken, tegelhandel, keukenspeciaalzaken, kurk- en parketzaken, badkamer- en sanitairzaken en zonweringzaken.