Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied Rucphen 2012, hoek Molenweg/Dennenweg te Rucphen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0840.9000B0045-DEF1
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Buitengebied Rucphen 2012, hoek Molenweg/Dennenweg te Rucphen’ met identificatienummer NL.IMRO.0840.9000B0045-DEF1 van de gemeente Rucphen.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 verbeelding
De analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie, bestaande uit de kaart NL.IMRO.0840.9000B0045-DEF1.
 
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.7 aan huis gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt niet begrepen de uitoefening van detailhandel en prostitutie.
 
1.8 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huisvesting van één of meer personen, is ondergebracht.
 
1.9 ander werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.
 
1.10 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne.
 
1.11 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
 
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.13 bebouwingscluster
een vlakvormige verzameling van gebouwen.
 
1.14 bebouwingsconcentratie
een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.
 
1.15 bebouwingslint
een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg in het buitengebied, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige niet-buitengebiedgebonden functies.
 
1.16 bebouwingspercentage
een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald.
 
1.17 bed and breakfast
een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf (maximumverblijfsduur zes aaneengesloten nachten) met het serveren van ontbijt. Een bed and breakfast is gevestigd in een woonhuis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis. Hieronder wordt niet verstaan een overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. Aanverwante voorzieningen, zoals speeltuintjes, stallingen, detailhandel, horeca en dergelijke zijn niet toegestaan.
 
1.18 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen.
 
1.19 beperkingen veehouderij
gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt.
 
1.20 beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis
het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, waarbij geen sprake is van een zich als specifiek opgeleid persoon naar buiten presenterende beroepsbeoefenaar en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie in de woning en de bijbehorende bouwwerken kunnen worden uitgeoefend door de hoofdbewoners dan wel eigenaren van de woning en de bijbehorende bouwwerken. Gebruik mag niet leiden tot afbreuk en belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing en geen belemmering opleveren voor de doorstroming van het verkeer op de openbare weg. De activiteit aan huis mag niet vergunningplichtig of meldingsplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer en daarop baseerde AMvB's. Er mag geen buitenopslag of bedrijfsof beroepsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning, met uitzondering van in- en uitladen.
 
1.21 bestaand
  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd, krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.22 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.23 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.24 bijbehorende bouwwerken
een bij een (bedrijfs)woning bijbehorende bouwwerken in de vorm van aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
 
1.25 bijgebouw
een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.26 bos
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (één of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding), landschap en extensieve recreatie.
 
1.27 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.28 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.29 bouwlaag
doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
 
1.30 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.31 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
 
1.32 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.33 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.34 caravan
een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze wagen of dit voertuig wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt hij voor de toepassing van dit plan aangemerkt als caravan.
 
1.35 cultuurhistorische waarden en kenmerken
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
 
1.36 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.37 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
 
1.38 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
 
1.39 extensieve (dag)recreatie
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en paardrijden.
 
1.40 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
 
1.41 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.42 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
 
1.43 hobbymatig houden van paarden
het niet bedrijfsmatig houden van paarden, zodat er geen sprake is van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer en niet is gericht op het generen van winst.
 
1.44 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
 
1.45 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
 
1.46 intensieve veehouderij
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en waarbij de productie (nagenoeg) niet afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel, gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen.
 
1.47 kampeermiddel
een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
 
1.48 kampeerterrein
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
 
1.49 kernrandzone
overgangsgebied, gelegen langs het bestaand stedelijk gebied met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand tot elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie.
 
1.50 kunstwerken
bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.
 
1.51 landschapselementen
ecologische, cultuurhistorische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha.
 
1.52 landschappelijke inpassing
het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de structuur van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting.
 
1.53 landschappelijke waarden en kenmerken
gebruikswaarde, natuurwaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.
 
1.54 maatvoeringsgrens
de grens van een maatvoeringsvlak.
 
1.55 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.
 
1.56 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
 
1.57 nevenactiviteit
een activiteit die als ondergeschikte functie bij het agrarisch bedrijf kan worden uitgevoerd om daarmee inkomsten voor het bedrijf kan genereren.
 
1.58 niet-intensieve veehouderij
een agrarisch bedrijf gericht op het houden van melk- en ander vee waarbij de productie (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel.
 
1.59 normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten in lijn met de bestemming dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt gehandhaafd.
 
1.60 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.61 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
 
1.62 ondergeschikte activiteit
een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.
 
1.63 paardenbak
een niet overdekt en al dan niet omsloten terrein, voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem, voor het africhten, trainen en berijden van paarden en het anderszins beoefenen van de paardensport.
 
1.64 peil
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.
 
1.65 permanente bewoning
bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf dan wel vaste woon- of verblijfplaats.
 
1.66 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
1.67 recreatie
het ondernemen van activiteiten voor diens plezier.
 
1.68 recreatieve bewoning
bewoning die plaatsvindt in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie. Permanente bewoning en huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan.
 
1.69 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische / pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.70 stacaravan
een onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot recreatief woon-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen en dat door aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen.
 
1.71 standplaats
een kavel welke zich bevindt op een kampeerterrein, bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel, stacaravan of vakantiebungalow.
 
1.72 statische opslag
opslag van goederen die naar hun aard geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel dan wel worden opslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf.
 
1.73 tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders
het huisvesten van seizoenarbeiders (tijdelijke arbeidsmigranten), die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.
 
1.74 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.75 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
 
1.76 vakantiebungalow/chalet
een gebouw, geen woonkeet, geen caravan, geen stacaravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd als onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot recreatief woon-, dag-, of nachtverblijf van één of meer personen.
 
1.77 veehouderij
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en/of pelsdieren, nader te onderscheiden in intensieve veehouderij en nietintensieve veehouderij.
 
1.78 verblijfsrecreatie
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen.
 
1.79 (vollegronds)teeltbedrijf
agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.
 
1.80 voorgevellijn
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:
  1. gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  2. gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien de afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand.
1.81 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals waterlopen en watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van watergangen en dergelijke.
 
1.82 werk
een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.
 
1.83 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
 
1.84 woonunit
een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag-, of nachtverblijf van één of meer personen.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 Algemeen
 
2.1.1 afstanden
van gebouwen onderling, alsmede afstanden van gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten vanaf de zijgevel van een gebouw.
 
2.1.2 de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein
door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald.
 
2.1.3 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en de zijgevel van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
 
2.1.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.1.5 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot dan wel de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.1.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.1.8 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.1.9 de breedte en diepte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat.
 
2.1.10 de verticale diepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het diepste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals funderingen, rioleringen, kabels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.2 Meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding en op de schaal waarin het plan is vastgesteld. 
 
2.3 Relatie
 
Daar waar twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.
  
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Groen - Landschapselement
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
3.1.1 Algemeen
De voor 'Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de instandhouding en aanleg van natuurlijke en/of cultuurhistorisch en/of landschappelijk waardevolle landschapselementen;
  2. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. bijbehorende wegen, paden en verhardingen alsmede een inritconstructie;
  4. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Algemeen
Het is verboden om op deze gronden te bouwen.
 
3.3 Specifieke gebruiksregels
 
3.3.1 Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het gebruik van gronden voor het grazen van dieren.
3.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
 
3.4.1 Omgevingsvergunningsvereiste
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen van beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas;
  2. het vellen van houtgewas wat niet overeenkomt met de duurzame ontwikkeling of instandhouding van de bij de bestemming behorende landschappelijke, natuurlijke of cultuurhistorische waarden;
  3. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  4. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage;
  5. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  6. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  7. het aanbrengen van voorzieningen van geringe omvang ten behoeve van extensieve recreatie;
  8. het aanbrengen van halfverhardingen.
3.4.2 Uitzonderingsregel
Het in lid 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:
  1. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming, als afzetten, knotten, dunnen, waarbij de in 3.4.1 sub a genoemde waarden duurzaam worden veiliggesteld;
  2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 3.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:
  1. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de bestemming;
  2. een deskundigenrapport is overgelegd omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de bestemming niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
Artikel 4 Verkeer
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
4.1.1 Algemeen
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de aanleg en instandhouding van:
    1. interregionale wegen;
    2. interlokale wegen;
    3. lokale verharde wegen;
    4. onverharde wegen;
    5. wandel- en fietspaden;
  2. groen- en speelvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, geluidwerende voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m²;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bouwhoogte, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt maximaal voor:
  2. openbare nutsvoorzieningen: 3,5 m;
  3. masten: 8 m;
  4. geluidwerende voorzieningen: 4 m;
  5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
4.3.1 Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
4.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
 
4.4.1 Omgevingsvergunningsvereiste
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder houtgewas;
  2. het vellen van houtgewas.
4.4.2 Uitzonderingsregel
Het in lid 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:
  1. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
4.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:
  1. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de bestemming;
  2. schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de bestemming niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
Artikel 5 Wonen
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
5.1.1 Bestemming
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, met daaraan ondergeschikt een aan huis gebonden beroep met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  2. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
5.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Algemeen
Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de afstand tussen gebouwen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 m;
  2. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan.
5.2.2 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 6,5 m;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m;
  4. de inhoud bedraagt maximaal 1000 m³,
  5. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  6. de afstand van de voorgevellijn van de woning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  7. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m;
  4. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning bedraagt maximaal 100 m², met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel maximaal 40% bedraagt;
  5. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevellijn van de woning bedraagt minimaal 1 m.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. bij een woning mag maximaal één niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    1. het zwembad binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak wordt opgericht;
    2. de afstand tot de voorgevellijn van de woning minimaal 3 m bedraagt;
    3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
    4. de afstand tot de woning maximaal 20 m bedraagt;
  2. de bouwhoogte van pergola's en tuinmeubilair bedraagt maximaal 2,5 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
 
5.3.1 Paardenbak
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 voor het oprichten van een paardenbak voor hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:
  1. per woning binnen het bouwvlak maximaal 1 paardenbak is toegestaan;
  2. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de woning;
  3. de oppervlakte van de paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
  4. de bouwhoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;
  5. er geen lichtmasten mogen worden geplaatst;
  6. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 25 m bedraagt.
5.4 Specifieke gebruiksregels
 
5.4.1 Algemeen gebruik
In aanvulling op het bepaalde in lid 5.1.1 is tevens ondergeschikt aan deze bestemming toegestaan:
  1. het gebruik van de gronden voor het oprichten van een paardenbak.
5.4.2 Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;
  2. het gebruik van opstallen voor statische opslag;
  3. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;
  4. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten dan wel een bed and breakfast;
  5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
5.4.3 Voorwaardelijke verplichting
Gebruik van het bouwperceel conform de bestemmingsomschrijving als bedoeld in artikel 5.1.1 is toegestaan, mits de landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in de bestemming 'Groen - Landschapselement', maximaal 12 maanden na realisatie van het hoofdgebouw is aangelegd conform het inrichtingsplan en vervolgens aldus in stand wordt gehouden. Onder inrichtingsplan wordt in deze regels verstaan het Landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels.
 
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
5.5.1 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1.1 juncto lid 5.4.2 sub d voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in de woning en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
  1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  2. het uitoefenen van de activiteiten niet tot gevolg heeft dat het uiterlijk aangezien van de woning zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  3. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken dat wordt gebruikt voor de activiteiten bedraagt maximaal 70 m²;
  4. het uitoefenen van activiteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet zijn toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
  5. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  6. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  7. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.
5.5.2 Bed and breakfast
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1.1 juncto lid 5.4.2 onder d voor het gebruik van bebouwing voor verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten in de vorm van een bed and breakfast, met dien verstande dat:
  1. een bed and breakfast kan alleen worden aangeboden door de hoofdbewoner van het pand;
  2. de woning dient door de hoofdgebruiker te worden bewoond;
  3. de hoofdfunctie van de woning waarin een bed and breakfast gevestigd wordt, moet wonen blijven;
  4. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken bedraagt maximaal 10;
  5. maximaal vier kamers mogen worden gebruikt als bed and breakfast kamer;
  6. bed and breakfast kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
  7. permanente bewoning niet is toegestaan;
  8. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  9. de verblijfsrecreatieve functie mag niet worden gebruikt voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;
  10. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, binnen het bestaande bouwvlak;
  11. er mogen geen aanverwante voorzieningen gerealiseerd worden;
  12. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3 Algemene regels
    
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
  
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Afstand tot geluidsgevoelige bebouwing
 
7.1.1 Algemeen
Deze bepaling strekt tot de bescherming van de geluidszone rondom lokale en interlokale wegen.
 
7.1.2 Bouwregels
Voor de geluidsgevoelige bebouwing van de naast wegen gelegen gronden dient in ieder geval een afstand van 15 m uit de as van de weg in acht te worden genomen.
 
7.1.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1.2 voor het toestaan van een kortere afstand tot de weg, met dien verstande dat voldaan moet worden aan de geluidsnormen voor nieuwe geluidgevoelige objecten uit de Wet geluidhinder.
 
7.2 Afstand tot de weg
 
7.2.1 Algemeen
In hoofdstuk 2 zijn afstandsbepalingen tot de as van de weg opgenomen ter bescherming van de verkeersveiligheid.
 
7.2.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 voor het toestaan van een kortere afstand tot de weg, met dien verstande dat de verkeersveiligheid blijft gewaarborgd.
 
7.3 Ondergeschikte bouwdelen
 
Bouwdelen als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken, worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
 
7.4 Nadere eisen
 
7.4.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning, met inachtneming van de regels vervat in hoofdstuk 2, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
  1. de plaatsing van gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  2. de dakhelling en nokrichting van hellende dakvlakken van gebouwen;
  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.4.2 Voorwaarden
De in lid 7.4.1 bedoelde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in verband met calamiteiten.
 
7.5 Ondergronds bouwen
 
7.5.1 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan binnen de contouren van woningen, met uitzondering van toegangen tot deze gebouwen zoals hellingbanen en trappen, die tevens buiten de genoemde contouren mogen worden gebouwd, waarbij geldt dat deze uitsluitend binnen het bouwvlak gelegen mogen zijn;
  2. in de berekening van de inhoud van woningen wordt de inhoud van ondergrondse bouwwerken niet meegenomen;
  3. randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals bergbezinkbassins, bergbezinkleidingen en bergingsbassins, zijn buiten bouwvlakken toegestaan;
  4. de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken mag maximaal 4 m onder peil bedragen, met dien verstande dat een randvoorziening ten behoeve van de waterhuishouding tot maximaal 6 m onder peil gebouwd mag worden.
7.5.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.5.1 onder d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil, onder de voorwaarde dat de waterhuishouding niet wordt verstoord en nadat schriftelijk advies is verkregen van het waterwinbedrijf.
 
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 5 bedoelde gronden en bouwwerken:
  1. te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving;
  2. te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven voor een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
 
9.1 Bebouwingsconcentratie
 
9.1.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor een bebouwingsconcentratie.
 
9.2 Beperkingen veehouderij
 
9.2.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' zijn, behalve voor de aldaar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van natuur en woonconcentraties door het stellen van regels met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden van de niet-intensieve veehouderij en de intensieve veehouderij.
 
9.3 Beslotenheid
 
9.3.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'beslotenheid' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud van de beslotenheid in het landschap.
 
9.3.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Omgevingsvergunningvereiste
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. houtgewas te vellen of te kappen.
b Uitzonderingsregel
Het in lid 9.3.2 sub a vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:
  1. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  2. behoren tot de reguliere werkzaamheden ten behoeve van een boomteeltbedrijf;
  3. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
9.4 Veiligheidszone - munitie C
 
9.4.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - munitie C' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat rondom de munitieopslagplaats.
 
9.4.2 Voorwaarden
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen gelden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - munitie C' de volgende regels:
 
gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie en voorts gebouwen met zeer grote glasopstanden, waarin zich in de regel een groot aantal mensen bevindt (meer dan 25 personen tegelijkertijd), zijn niet toegestaan.
 
9.5 Vrijwaringszone - radar
 
9.5.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het radarverstoringsgebied van Vliegbasis Woensdrecht teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen.
 
9.5.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 5) mogen geen bouwwerken worden opgericht
  1. binnen een afstand van 15 km van de radarantenne: hoger dan de denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf de radarantenne Vliegbasis Woensdrecht op 48 +NAP, oplopend met 0,25 graden tot een hoogte van 113 m + NAP;
  2. buiten de afstand van 15 km van de radarantenne: 113 m + NAP.
9.5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.5.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:
  1. het functioneren van de radar niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  2. schriftelijk advies is verkregen van de Minister van Defensie, DGW&T, directie Brabant.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
 
10.1 Algemeen
 
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:
  1. de in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10%, met dien verstande dat deze afwijking niet is toegestaan voor de inhoud van burgerwoningen binnen de bestemming 'Wonen';
  2. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, met dien verstande dat de overschrijding maximaal 2,5 m bedraagt en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt verhoogd tot maximaal 40 m;
  4. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
met dien verstande dat:
  1. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
 
11.1 Algemeen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de regels in het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met dien verstande dat:
  1. bestemmingsgrenzen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  2. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 12 Algemene procedureregels
 
12.1 Afwijken van het bestemmingsplan
 
Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
 
12.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
 
12.3 Wijzigingsbevoegdheid
 
Bij toepassing van de algemene wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
 
12.4 Nadere eisen
 
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
 
Artikel 13 Overige regels
 
13.1 Strafbepaling
 
Overtreding van het bepaalde in artikel 38 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.
 
13.2 Parkeerregeling
 
Tenzij is voorzien in een andere regel ten aanzien van de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid, geldt de volgende regeling:
  1. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Rucphen 2017 ' d.d. 31 mei 2017;
  2. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a. indien wordt voorzien in parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is als bedoeld in sub a;
  3. indien de 'Nota Parkeernormen Rucphen 2017' als bedoeld onder sub a gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze wijziging;
  4. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
 
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,
mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Rucphen 2012, hoek Molenweg/Dennenweg te Rucphen’.