Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden opgericht, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen. De afstand tussen gebouwen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, dient minimaal 3 meter te bedragen. Daarnaast gelden de
artikel 3 lid 2.2.1 en
artikel 3 lid 2.2.2 als specifieke regels.