Type plan: uitwerkingsplan
Naam van het plan: Kerkeheidestraat te Sprundel
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0840.2583KU001-DEF1

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het Uitwerkingsplan "Kom Sprundel, uitwerkingsplan Kerkeheidestraat 38 te Sprundel" met identificatienummer NL.IMRO.0840.2583KU001-ON01 van de gemeente Rucphen;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 aaneengebouwd
blokken van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;
 
1.6 aan huis verbonden bedrijf
het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie blijft behouden;
 
1.7 aan huis verbonden beroep
een beroep dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar hoofdfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.8 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
 
1.9 achtergevel van een gebouw
het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw;
 
1.10 afgewerkt bouwterrein
de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond;
 
1.11 afwijking
een afwijking als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, onderdeel 1 van de Wabo;
 
1.12 Awb
de Algemene wet bestuursrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
 
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.16 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;
 
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.19 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
 
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
 
1.21 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
 
1.22 bouwverordening
bouwverordening als bedoeld in artikel 8 van de Woningwet;
 
1.23 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
1.24 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
   
1.25 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping;
 
1.26 dakopbouw
ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties, balkonhekken, ornamenten, privacyschermen en reclame-uitingen;
   
1.27 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
 
1.28 erker
de grondgebonden uitbreiding van één bouwlaag aan de voor- of zijgevel;
 
1.29 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;
 
1.30 extensieve recreatie 
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;
  
1.31 garage
een gebouw dat bedoeld is voor het stallen van motorvoertuigen;
 
1.32 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.33 geluidwerende voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van de wering of reducering van geluid(overlast), zoals een geluidwal en een geluidscherm;
 
1.34 gevellijn
denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen;
 
1.35 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
  
1.36 kap
een constructie van één of meer dakvlakken;
 
1.37 KNA-conform archeologisch onderzoekrapport
een rapport dat verslag doet van het archeologisch onderzoek en voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
 
1.38 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar een bepaalde maatvoering geldt;
 
1.39 mantelzorg
alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
 
1.40 nutsvoorziening
voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes en telefooncellen;
 
1.41 omgevingsvergunning
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
 
1.42 ondergeschikte nevenactiviteit
een activiteit waarvan de omvang zodanig is dat deze, met behoud van de hoofdfunctie, naast de hoofdfunctie kan worden uitgeoefend;
 
1.43 opslag
het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;
 
1.44 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
 
1.45 overkapping
een bouwwerk voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden;
 
1.46 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
 
1.47 peil
  • voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;
1.48 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.49 raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.50 seksautomatenhal
een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;
 
1.51 seksbioscoop en/of -theater
een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door vertoningen van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;
 
1.52 seksinrichting
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
  
1.53 straatprostitutie
het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.54 twee-aaneen
blokken van twee-aaneen gebouwde woningen, waarbij de hoofdgebouwen met elkaar zijn verbonden;
 
1.55 verblijfsdoeleinden
gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers;
 
1.56 voorgevel van een gebouw
het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw;
 
1.57 voorgevellijn
de gevellijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
 
1.58 vrijstaand
een hoofdgebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander hoofdgebouw;
 
1.59 Wabo
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
 
1.60 weg
als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  
1.61 Ww
de Woningwet, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
 
1.62 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
1.63 woonunit
een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het tijdelijke woon-, dag of nachtverblijf van één of meer personen;
 
1.64 Wro
de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
 
1.65 zakelijke dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
 
1.66 zijdelingse perceelsgrens
de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt;
 
1.67 zijgevel van een gebouw
een gevel van een hoofdgebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstanden
van gebouwen onderling, alsmede afstanden van gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten vanaf de zijgevel van een gebouw;
 
2.2 het bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein
door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald;
 
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijkt te stellen bouwonderdelen;
 
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen, zoals goten van dakkapellen niet meegerekend;
 
2.5 de breedte en diepte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;
 
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.7 het bewoonbaar vloeroppervlak
binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslinten. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten;
 
2.8 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.9 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.10 ondergeschikte bouwdelen
bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken, worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemming
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. park, plantsoen, bermstroken, bermsloten, paden, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen;
  2. extensief recreatief gebruik;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.
3.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 3 lid 1.1  genoemde bestemmingen worden opgericht:
  1. gebouwen;
  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m2;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.
3.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van speeltoestellen en pilaren bedraagt maximaal 4,00 meter;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2,00 meter.
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Bestemming
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen, erven en verhardingen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.
4.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 4 lid 1.1  genoemde bestemmingen worden opgericht:
  1. bijbehorende bouwwerken;
  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. er mogen erkers, balkons of luifels ten behoeve van aangrenzende hoofdgebouwen worden gebouwd, mits:
    1. de horizontale diepte van de uitbreiding niet meer bedraagt dan 1,50 meter;
    2. de afstand tot de bestemmingsgrens niet minder bedraagt dan 2,00 meter;
    3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,00 meter;
    4. de oppervlakte van de erker niet meer bedraagt dan 6,00 m2.
4.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt:
    1. pergola's/tuinmeubilair maximaal 2,50 meter;
    2. speeltoestellen maximaal 2,50 meter;
    3. lichtmasten maximaal 2,50 meter;
    4. vlaggenmasten, één per erf maximaal 6,00 meter;
    5. erf- en terreinafscheidingen maximaal 1,00 meter;
    6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3,00 meter.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Bestemming
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. straten, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, terrassen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, oevers, bruggen en nutsvoorzieningen;
  2. overige tot de bestemming behorende voorzieningen.
5.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in artikel 5 lid 1.1  genoemde bestemming worden opgericht:
  1. gebouwen;
  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m²;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.
5.2.2 Ander bouwwerk geen gebouw zijnde
Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt:
antennes  maximaal 5,00 meter;  
openbare nutsvoorzieningen  maximaal 3,00 meter;  
speeltoestellen  maximaal 4,00 meter;  
masten  maximaal 8,00 meter;  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  maximaal 2,00 meter.  
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Bestemming
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, met per woning de huisvesting van één huishouden;
  2. wegen, paden, pleinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in artikel 6 lid 1.1  genoemde bestemmingen worden opgericht:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen aaneen gebouwde hoofdgebouwen, van tenminste twee aaneen en vrijstaande hoofdgebouwen worden opgericht;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen ten hoogste twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen en vrijstaande hoofdgebouwen worden opgericht;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden opgericht;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mogen niet meer wooneenheden worden opgericht dan aangegeven op de verbeelding;
  6. de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de verbeelding aangegeven (verlengde van de) gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de verbeelding is aangegeven;
  7. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat;
  8. de breedte van een hoofdgebouw, een aangebouwd bijgebouw, aan- en uitbouw niet meegerekend, bedraagt ter plaatse van de aanduiding:
aaneengebouwd  
minimaal 5,40 meter;  
twee-aaneen  
minimaal 5,40 meter;  
vrijstaand  
minimaal 6,00 en maximaal 20 meter;  
  1. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65º;
  2. de afstand van een hoofdgebouw, een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meegerekend, tot de zijdelingse perceelsgrens, bedraagt ter plaatse van de aanduiding:
aaneengebouwd  niet nader bepaald;  
twee-aaneen  minimaal 2,00 meter aan één zijde;
vrijstaand  minimaal 2,00 meter.  
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken mogen in het achtererfgebied worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt, overkappingen meegerekend, per bouwperceel maximaal 100 m², met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken maximaal 50% van het oppervlak van het bouwperceel bedraagt;
  2. bijbehorende bouwwerken mogen tevens binnen het bouwvlak van de hoofdgebouwen worden gebouwd, waarbij het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
  3. uitsluitend bij vrijstaande hoofdgebouwen mogen slechts aan één en dezelfde zijgevel bijbehorende bouwwerken worden opgericht;
  4. de breedte van een met de zijgevel van een hoofdgebouw verbonden bijbehorend bouwwerk bedraagt op gronden met de aanduiding:
    aaneengebouwd  maximaal 4,00 meter;  
    twee-aaneen  maximaal 4,00 meter;  
    vrijstaand  maximaal 6,00 meter;  
  5. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,25 respectievelijk 6,00 meter;
  6. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65º;
  7. de bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevel te worden opgericht;
  8. de diepte van een woning en een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedraagt, te meten vanaf (het verlengde van de) de voorgevel, maximaal 15 meter. In afwijking hiervan is de diepte van een woning en een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet gemaximaliseerd, indien:
    • het bijbehorend bouwwerk wordt geplaatst tegen een bestaand vrijstaand bijbehorend bouwwerk, waardoor de bijbehorende bouwwerken worden verbonden met de achtergevel dan wel zijgevel van het hoofdgebouw;
    • het bijbehorend bouwwerk past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
    • door de bouw van het bijbehorend bouwwerk geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastliggende percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
    • het maximale bebouwde oppervlak niet wordt overschreden.
6.2.3 Andere bouwwerken geen gebouw zijnde
Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen in het achtererfgebied worden opgericht, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt:
    pergola's/tuinmeubilair  maximaal 2,50 meter;  
    speeltoestelmaximaal 2,50 meter;  
    lichtmasten  maximaal 2,50 meter;  
    vlaggenmasten, één per erfmaximaal 6,00 meter;
    erf- en terreinafscheidingenmaximaal 2,00 meter;
    overige bouwwerken, geen gebouwen zijndemaximaal 2,00 meter;
6.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen voor de situering en afmeting van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor zover noodzakelijk is, met inachtneming van de volgende regels:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 6 lid 2.1 sub f  voor het oprichten van maximaal 50% van de voorgevel achter de op de verbeelding aangegeven (het verlengde van de) gevellijn;
  2. artikel 6 lid 2.1 sub g, mits deze maten met maximaal 1,00 meter zal worden overschreden;
  3.  artikel 6 lid 2.1 sub j voor een kleinere afstand.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. aan huis verbonden bedrijven;
  2. aan huis verbonden beroepen in bijbehorende bouwwerken;
  3. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.
6.5.2 Aan huis verbonden beroep
Een aan huis verbonden beroep is als medegebruik toegestaan, mits de activiteiten plaatsvinden in de woning én de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf en aan huis verbonden beroep in bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 5.1 sub a en artikel 6 lid 5.1 sub b voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf in een woning en/of bijbehorende bouwwerken en een aan huis verbonden beroep in een bijbehorend bouwwerk, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;
  2. door de uitoefening van de activiteiten wijzigt het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  3. het gebruik heeft en behoudt een kleinschalig karakter en is naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming. Dat wil zeggen dat van de vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;
  4. geen vergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wm, Wabo of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
  5. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens gebruiker van de woning is. De gebruiker van de woning dient zelf de activiteiten in de woning of bijbehorend bouwwerk uit te oefenen. Het inhuren van personeel voor het uitoefenen van de activiteiten is niet toegestaan;
  6. het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  7. de uitoefening van detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende beroep of bedrijf.
3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Nadere eisen
8.1.1 Plaatsbepaling, straatbeeld en dakhelling
Het bevoegd gezag kan, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, nadere eisen stellen ten aanzien van:
  1. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  2. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. de samenhang in straat- en bebouwingsbeeld;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  5. de dakhelling en nokrichting van hellende dakvlakken van gebouwen.
8.1.2 Voorwaarden
De in artikel 8 lid 1.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
8.2 Bestaande afstanden en andere maten
8.2.1 Bestaande afstanden
Indien afstanden op de datum van de ter inzage legging van de vaststelling van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge op basis van regels hoofdstuk 2  van dit plan is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
8.2.2 Bestaande andere maten
In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde op de dag van de vaststelling van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge de
regels hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
9.1 Bestaand gebruik
9.1.1 Bestaand gebruik gronden en bouwwerken
In afwijking van hetgeen bepaald in regels hoofdstuk 2 is bestaand gebruik van gronden en bouwwerken niet in strijd met dit bestemmingsplan.
9.1.2 Verleende vergunningen
Onder bestaand gebruik, waaronder eveneens bouwen is begrepen, wordt tevens verstaan het gebruik van gronden of bouwwerken overeenkomstig de besluiten bij of krachtens artikel 3.22 Wet ruimtelijke ordening (Wro), dan wel artikel 2.12 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), één en ander zoals blijkt uit het gemeentelijk bouwarchief.
9.2 Verboden gebruik
Het is verboden de in dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming;
  2. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  3. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de productie, opslag, stalling en dumping van:
    1. een middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet;
    2. grondstoffen ten behoeve van en afvalstoffen afkomstig uit het productieproces van een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
10.1 Luchtvaartverkeerzone
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in regels hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone (met nummer)' dat ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten de bouwhoogte van een bouwwerk niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - 7' van 64.14 m en 74.14 m boven NAP;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - 8' van 74.14 m en 84.14 m boven NAP;
in verband met het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.
10.2 Obstakelbeheerzone
10.2.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'obstakelbeheerzone ' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de radarverstoringsgebieden van Vliegbasis Woensdrecht en radarstation Herwijnen, teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen en bescherming van de obstakelbeheerzones van Vliegbasis Woensdrecht.
10.2.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 6) :
  1. mogen geen bouwwerken worden gebouwd met een hoogte van meer dan 88 meter;
  2. geldt voor windturbines, in aanvulling op het bepaalde onder a en naast de bouwregels zoals opgenomen in de artikelen 3 tot en met 6, dat geen windturbines mogen worden opgericht met een tiphoogte hoger dan 90 m + NAP.
10.2.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 2.2  voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:
  1. het functioneren van de radar niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  2. de Minister van Defensie ingestemd heeft met de ontwikkeling.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
11.1 Algemeen
  1. de in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10%, met dien verstande dat deze afwijking niet is toegestaan voor de vergroting van de inhoud van woningen en bedrijfswoningen en vergroting van de oppervlakte van recreatiewoningen en enkel in de onderstaande gevallen waarbij aangetoond is dat afwijking noodzakelijk is:
    1. ten gevolge van de technische eisen als opgenomen in het Bouwbesluit;
    2. ten gevolge van een woningaanpassing in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning;
    3. ter optimalisering van de bedrijfsvoering.
  2. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, met dien verstande dat de overschrijding maximaal 2,5 m bedraagt en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-/ontvangstinstallaties en/of sirenemasten wordt verhoogd tot maximaal 40 m;
 
met dien verstande dat:
  1. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad;
  3. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt geschaad.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
12.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de regels in het plan te wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met dien verstande dat:
  1. bestemmingsgrenzen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  2. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 13 Overige regels
13.1 Parkeerregeling
Met betrekking tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid geldt de volgende regeling:
  1. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Rucphen' d.d. 31 mei 2017;
  2. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a indien wordt voorzien in parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is bedoeld in sub a;
  3. indien de 'Nota Parkeernormen Rucphen' als bedoeld onder sub a gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze wijziging;
  4. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  3. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Uitwerkingsplan "Kom Sprundel, uitwerkingsplan Kerkeheidestraat 38 te Sprundel”.