Plan: | Kom Sprundel, Noorderstraat 16 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0840.2583K0019-DEF1 |
Bouwbedrijf Gebr. Nouws is voornemens om de locatie Noorderstraat 16 te Sprundel te herontwikkelen. De ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 8 woningen.
Het plangebied is gelegen in de kern Sprundel in de gemeente Rucphen. Het plangebied grenst aan de Noorderstraat. Deze straat vormt de noord-zuid-verbinding met de kern St. Willebrord dat ten noorden van de kern Sprundel is gelegen. Aan de achterzijde wordt het plangebied begrenst door de weg Hoogakker. Zowel ten noorden als ten zuiden van het plangebied zijn woningen aanwezig.
Het plangebied bestaat uit een tweetal percelen:
In totaal bedraagt de oppervlakte van het plangebied circa 1900 m2. In onderstaande figuren is de ligging van het plangebied aangegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied in kern Sprundel
Figuur 1.2 Ligging van het plangebied (bron: kadastralekaart.com)
Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan 'Kom Sprundel', dat is vastgesteld op 28 maart 2018. Een uitsnede hiervan is op de volgende pagina weergegeven.
Deels zijn de gronden ter plaatse bestemd als 'Tuin'. Dit betreft het voorste deel van het plangebied dat grenst aan de Noorderstraat. De gronden daarachter hebben de bestemming ‘Wonen’ en is deels voorzien van een bouwvlak en bouwaanduiding 'vrijstaand'. Binnen het bouwvlak is een vrijstaande woning toegestaan waarvoor met een maximum goothoogte van 4 meter en een maximum bouwhoogte van 8 meter.
Het gehele plangebied kent tevens een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' alsmede de gebiedsaanduidingen 'luchtvaartverkeerzone - 9' en 'vrijwaringszone - radar'.
Figuur 1.3 Uitsnede geldend bestemmingsplan (plangebied blauw omlijnd)
De beoogde realisatie van 8 woningen is derhalve niet passend binnen het vigerende bestemmingsplan.
In hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de beoogde ontwikkeling beschreven. De beleidskaders van het rijk, de provincie en de gemeente komen in hoofdstuk 4 aan bod. De verschillende in geding zijnde omgevingsaspecten worden weergegeven in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt de plansystematiek en de toelichting op de regels weergegeven. En in de daarna volgende hoofdstuk 7 en 8 komen respectievelijk de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan de orde.
In dit hoofdstuk wordt de bestaande situatie van het plangebied beschreven. Hierbij vindt een beschrijving van de gemeente Rucphen, de kern Sprundel en het plangebied plaats.
Het plangebied is gelegen in de gemeente Rucphen, een landelijke gemeente in het westen van de provincie Noord-Brabant. De gemeente telt 22.399 inwoners (CBS, augustus 2017). De gemeente bestaat uit de kernen Rucphen, Sprundel, Schijf, St. Willebrord en Zegge. Binnen de gemeente Rucphen zijn er veel verschillen in het ruimtelijk structuurbeeld aanwezig, iedere dorpskern heeft zijn eigen karakter.
Het plangebied ligt in de kern Sprundel in de gemeente Rucphen. In de kern Sprundel bestaat er een duidelijke relatie tussen het landschap en het occupatiepatroon. Van oorsprong is de kern Sprundel een lintvormige nederzetting. Het centrum van de kern ligt op een naar het zuiden uitstekende rug in het landschap. Sprundel ontwikkelde zich aan de noordzijde van deze rug langs de Sint Janstraat, een oude verbindingsweg, met de kern en het kerkhof als spil.
De eerste uitbreidingen van het dorp vonden plaats ten zuiden van de Sint Janstraat. Hier werd loodrecht op de lintstructuur een aantal woningen gebouwd. Opvallend voor deze uitbreiding zijn de grote binnenterreinen en de hoekverdraaiingen in de rooilijn. Latere uitbreidingen van de kern hebben een meer blokvormige opzet en zijn bijvoorbeeld gelegen in de oksel van de Rucphensebaan, de Noorderstraat en in Sprundel-Zuid. De bebouwing langs de Sint Janstraat is het meest karakteristieke element in de ruimtelijke opbouw van Sprundel.
Ook langs andere historische hoofd- en uitvalswegen zijn in de loop der tijd bebouwingslinten ontstaan, bijvoorbeeld langs de Rucphensebaan. Daarnaast ontstond er langs secundaire uitvalswegen bebouwing, bijvoorbeeld aan de Noorderstraat. De bebouwing langs deze linten kenmerkt zich door een gevarieerd bebouwingsbeeld qua bouwperiode, vorm, massa, kleur en materiaalgebruik. Vrijstaand, individueel vormgegeven bebouwing en clusters van woningen wisselen elkaar af. De typologie varieert van boerderijtypen, reguliere woningen tot villa's. Ook de onderlinge afstand tussen bebouwing varieert.
Sprundel kenmerkt zich door ruime en rustige straten. Met uitzondering van de ontsluitingswegen, de Rucphensebaan, Noorderstraat, Vorenseindseweg, Sint Janstraat, Kerkeheidestraat, Ettenseweg en Bosstraat, zijn de overige straten ingericht als verblijfsgebied en kennen een 30 km/u-zone.
Binnen de kern Sprundel is sprake van een grote verscheidenheid aan en menging van functies. Deze vermenging van functies zijn met name geconcentreerd in het centrumgebied, langs de Sint Janstraat. De voornaamste voorkomende functies in dit gebied betreffen het wonen, detailhandel, horeca, (kleinschalige) bedrijvigheid, sociaal-maatschappelijke en publieke functies. Buiten het centrumgebied zijn de diverse woongebieden gesitueerd waar de woonfunctie prioriteit heeft. Desalniettemin komen in de woonwijken enkele verspreide voorzieningen voor, buiten het primaire centrumgebied.
Het plangebied is gelegen in de kern Sprundel in de gemeente Rucphen. Het plangebied is gelegen tussen de straten Noorderstraat en Hoogakker.
Binnen het plangebied is in de bestaande situatie één woning aanwezig met aan elke zijde een garage. De woning is georiënteerd op de Noorderstraat. Het voorste deel van het perceel is ingericht als tuin met aan weerzijde twee opritten. De tuin is voorzien van grind en een fontein. Aan de achterzijde, grenzend aan de Hoogakker, is eveneens een oprit aanwezig en een tuin voorzien van grind.
De woning bestaat uit één bouwlaag met kap aan de voorzijde. Aan de achterzijde is geen kap aanwezig. De beide garages bestaan eveneens uit één bouwlaag met een kap.
Figuur 2.1 Streetview (boven: Noorderstraat zijde, onder: Hoogakker zijde)
In de nieuwe situatie worden maximaal 8 woningen gerealiseerd. Aan de Noorderstraat bevindt zich een blok van 6 aaneengesloten woningen en aan de Hoogakker kan één vrijstaande woning of een twee-onder-één-kapwoning worden gerealiseerd.
De woningen worden allen gebouwd in twee bouwlagen met kap. De voorgevelrooilijnen liggen in lijn met de naastgelegen woningen.
Figuur 3.1 Weergave nieuwe situatie
De gemeente Rucphen heeft in haar 'Nota Parkeernormen Rucphen 2017' uniforme parkeernormen vastgelegd die een duidelijke richting geven aan de mate van faciliteren van parkeervoorzieningen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het doel hiervan is om in de toekomst in de parkeerbehoefte te voorzien en waar mogelijk de bereikbaarheid en leefbaarheid van de gemeente te waarborgen.
Parkeerbehoefte
De dorpen St. Willebrord, Rucphen en Sprundel zijn verdeeld in de gebieden 'centrum' en 'schil/overloopgebied'. Voor de locatie aan de Noorderstraat is bepaald dat deze binnen het gebied 'centrum' is gelegen.
Voor de tussen/hoekwoningen aan de Noorderstraat geldt derhalve een parkeernorm van 1,5 per woning, wat neer komt op 9 parkeerplaatsen. Aan de Hoogakker is er de mogelijkheid om een vrijstaande woning dan wel twee-onder-een-kapwoning te realiseren. Voor een vrijstaande woning geldt 1,8 parkeerplaats per woning en voor de twee-onder-één-kapwoning aan de Hoogakker geldt een parkeernorm van 1,7 per woning.
Parkeeraanbod
Het is van belang dat het aanwezige parkeeraanbod op een eenduidige wijze wordt meegenomen bij het bepalen van de gewenste parkeercapaciteit. Zo worden garages en ook opritten niet altijd gebruikt voor het stallen van een motorvoertuig. Hiervoor zijn dan berekeningsaantallen opgenomen in de Nota Parkeernormen Rucphen 2017. Deze komen overeen met de berekeningsaantallen uit de landelijke publicatie CROW 317.
In geval van een vrijstaande woning aan de Hoogakker zal een garage met dubbele oprit beschikbaar zijn. Volgens de berekeningstabel dient dit als 1,8 beschikbare parkeerplaats gehanteerd te worden. Hiermee wordt voldaan aan de parkeernorm voor een vrijstaande woning.
In geval van een twee-onder-een-kapwoning aan de Hoogakker zal voor beide woningen een dubbele oprit beschikbaar zijn. Dit dient als 1,7 parkeerplaats per woning beschouwd te worden, waarmee eveneens voldaan wordt aan de parkeernorm.
Aan de Noorderstraat is bij de uiterst rechtse hoekwoning ruimte voor een dubbele oprit (berekend als 1,7) en worden 7 parkeerplaatsen in de openbare ruimte gerealiseerd. Daarnaast heeft de linkse hoekwoning de mogelijkheid om een parkeerplaats dan wel garage te realiseren. Een garage (zonder eigen oprit) wordt berekend als 0,5 en een enkele parkeerplaats als 0,8. Uitgaande van het minimum zijn er in totaal 9,2 parkeerplaatsen aanwezig ten behoeve van de woningen aan de Noorderstraat.
Conclusie Parkeren
Hiermee wordt voldaan aan de 'Nota Parkeernormen Rucphen 2017'.
In het voorliggende hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende relevante beleidstukken. Allereerst wordt ingegaan op het relevante rijksbeleid, vervolgens het provinciaal beleid en tot slot het gemeentelijk beleid.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie vormt de uitwerking van de ambities van het Rijk, op basis van haar verantwoordelijkheden, rijksdoelen en daarmee samenhangende nationale belangen op het gebied van een samenhangend ruimtelijk en mobiliteitsbeleid. Het Rijk heeft tot doel Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te maken in een periode van economische conjunctuurschommelingen, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen. Aanleiding voor het vaststellen van de visie is de constatering dat het voorheen geldende ruimtelijke Rijksbeleid onvoldoende bijdroeg aan het behalen van deze doelen, onder meer door het veroorzaken van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving en een te sectorale blik op vraagstukken. Om dit te keren brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat en laat het meer over aan gemeenten en provincies. Er is alleen nog een taak voor het Rijk weggelegd wanneer sprake is van:
Het Rijk heeft 13 onderwerpen benoemd waar het, aan de hand van de bovenstaande criteria, een taak voor zichzelf ziet weggelegd. Door het nemen van verantwoordelijkheid ten aanzien van deze onderwerpen stelt het Rijk zich voor de middellange termijn (2028) en lange termijn (2040) tot doel Nederland concurrerend, veilig en leefbaar te houden. De onderwerpen die een nationaal belang betreffen zijn het creëren van een internationaal bereikbaar vestigingsklimaat, ruimte bieden voor het hoofdnetwerk van (duurzame) energievoorziening en het vervoer van stoffen via buisleidingen en een efficiënt gebruik van de ondergrond. Daarnaast zijn ook het creëren van een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor- en vaarwegen, het beter benutten en in stand houden van het bestaande mobiliteitssysteem met bijbehorende hoofdinfrastructuur, het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid en klimaatbestendige ontwikkeling, ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationaal unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten van nationaal belang. Tenslotte vindt het Rijk zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij ruimtelijke plannen belangrijk.
Beoordeling en conclusie
Het voorliggend plan treft geen van de onderwerpen die van nationaal belang zijn. Het voorliggend plan wordt niet belemmerd door de SVIR.
Besluit en ministeriële regeling algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 22 augustus 2011 vastgesteld en op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ter bescherming van nationale belangen, zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, de uitoefening van defensietaken en bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen etc.. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. Een aantal onderwerpen is geregeld in de bij het Barro behorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro).
Beoordeling en conclusie
Volgens de kaart behorend bij het Rarro is het plangebied gelegen binnen een radarverstoringsgebied. In dit gebied dient rekening te worden gehouden met de functionele bruikbaarheid daarvan. Rondom deze radarstations mogen geen bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken die door hun hoogte onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de werking van de radar. Binnen het plangebied geldt een maximale hoogte van 90 meter ten opzichte van het NAP.
In het onderhavige plan wordt geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt die deze maat overschrijdt. Desondanks is in onderhavig bestemmingsplan wel een regeling opgenomen om de werking van de radar te beschermen in de vorm van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar'.
Voor het plangebied geldt verder dat er regels zijn opgenomen inzake de uitoefening van het vliegverkeer vanaf luchthaven Breda International Airport. Er dient sprake te zijn van een obstakelvrij (start- en landings)vlak. De aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - 9' komt hieruit voort. Ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak mag de bouwhoogte van een bouwwerk niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van 84,14 m en 94,14 m boven NAP. De beoogde nieuwe bebouwing overschrijdt deze maat niet.
Ladder duurzame verstedelijking, 2017
Op 1 oktober 2012 is aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro); dit artikel bevat de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Met de toevoeging van dit artikel in het Bro is beoogd vanuit een oogpunt van ruimtelijke ordening ongewenste leegstand te vermijden en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd. Het Bro regelt thans dat 'de verantwoording van een juridisch verbindend ruimtelijk besluit van een decentrale overheid dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling. Tevens is geregeld dat indien het ruimtelijk besluit die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, de verantwoording een motivering dient te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien'.
Beoordeling en conclusie
Bij toepassing van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' dient antwoord gegeven te worden op een aantal vragen. Indien een vraag positief kan worden beantwoord, dient de 'ladder' verder te worden doorlopen. Indien een vraag niet positief kan worden beantwoord, dan is de 'ladder' niet (verder) van toepassing dan wel kan niet aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' worden voldaan.
a. voorziet onderhavig besluit in een stedelijke ontwikkeling?
Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die ladderplichtig is. Onderhavige ontwikkeling is derhalve niet ladderplichtig aangezien er maximaal 8 woningen worden gerealiseerd.
Verdere toetsing van de 'ladder' is derhalve niet aan de orde aangezien het geen stedelijke ontwikkeling betreft.
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SvRO) – partiële herziening 2014
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De provincie Noord-Brabant heeft in de Structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025, met een doorkijk tot 2040, vastgelegd. De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant.
De woonwensen en de leefbaarheid in de dorpen en steden, de behoefte aan gebiedseigenheid en identiteit van stad, dorp en landschap en klimaatverandering staan in de volle aandacht. Noord-Brabant wil blijven ontwikkelen, maar Noord-Brabant stelt ook eisen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Daarom gaat de provincie meer dan voorheen duurzaam en zorgvuldig om met de leefomgeving en de ruimte. Ze wil een goede relatie creëren tussen wonen en werken in de stedelijke omgeving en een groene landelijk omgeving daarbuiten.
Om dit te bereiken zijn dertien provinciale ruimtelijke belangen van belang:
Het beleid met betrekking tot ontwikkeling van stedelijke functies is gericht op het proces om te komen tot locaties voor wonen en werken en niet zozeer op de inhoudelijke afweging welke plekken de voorkeur hebben. De provincie streeft naar een dusdanige verdeling van bouwlocaties dat het merendeel van de woningbouw in de stedelijke regio’s plaatsvindt.
Waar sprake is van stedelijke ontwikkeling wordt in tegenstelling tot het verleden (contingentenbenadering) het woningaantal niet meer direct bepaald door de provincie. In plaats daarvan is de verdeling van ruimte voor wonen en werken een resultaat van regionale samenwerking. De provincie wijst iedere regio een programma toe welke in een regionaal uitwerkingsplan voor de regio verder dient te worden verdeeld.
Rond de steden is de schaal van de verstedelijkingsopgave van een andere orde, dan in de gebieden aan de randen van Brabant. Door de verstedelijking te concentreren zijn er meer mogelijkheden om een hoog voorzieningenniveau in stand te houden en verder te ontwikkelen. Dat gebeurt rond goed ontsloten gebieden, zoals in dynamische stadscentra en op knooppunten van infrastructuur.
Figuur 4.1 Uitsnede structurenkaart Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010 – partiële herziening 2014
Beoordeling en conclusie
Voor de kern van Sprundel, waar de locatie in is gelegen, is met name het uitgangspunt van het provinciaal ruimtelijk beleid ten aanzien van zorgvuldig ruimtegebruik van belang. De provincie wil de groei en de spreiding van het stedelijk ruimtebeslag afremmen. Voor de 'kernen in het landelijk gebied', waarin het plangebied is gelegen, betekent dat het voorkomen van verdere aantasting van het buitengebied centraal staat. Dit houdt in dat het accent op inbreiden en herstructuren ligt.
Het aansnijden van nieuwe ruimte voor verstedelijking is pas aan de orde, als gebleken is dat de bouwopgave voor wonen en werken niet binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd. Als toch nieuw ruimtebeslag nodig is, kan dit alleen daar waar, gelet op de ruimtelijke kwaliteiten binnen dat gebied, verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden liggen.
Voorliggende ontwikkeling bevindt zich binnen bestaand bebouwd gebied. Er wordt dan ook voldaan aan provinciale uitgangspunten uit de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.
Verordening ruimte Noord-Brabant, 2018
De provincie heeft met de SvRO de hoofdlijnen van het provinciaal beleid vastgesteld. De SvRO geeft aan welke doelen de provincie nastreeft, wat voor beleid de provincie voert, hoe de provincie stuurt om haar doelen te realiseren en welke instrumenten zij daarbij inzet. De Verordening ruimte Noord-Brabant (hierna: Vr) is één van de instrumenten die de provincie kan inzetten om de doelen uit de SvRO te realiseren. De Vr is voor het eerst in april 2010 vastgesteld, nadien zijn verschillende gewijzigde versies vastgesteld. Per 31 juli 2018 is een geconsolideerde versie van de verordening beschikbaar met daarin alle actuele regels verwerkt. Deze versie vormt het toetsingskader.
Een belangrijk uitgangspunt van de Vr is om de verstedelijking te bundelen in stedelijke concentratiegebieden en de daarbij behorende zoekgebieden voor verstedelijking. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creëren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden.
De Verordening ruimte Noord-Brabant is opgebouwd volgens het principe van een bestemmingsplan. Dit houdt in dat er zowel 'gebiedsgerichte regels' zijn gesteld als 'algemene regels'. Bij de gebiedsgerichte regels is vervolgens een onderscheid gemaakt naar 'structuren' (basisregels) en 'aanduidingen' (aanvullende of afwijkende regels ten opzichte van de basisregels of andere aanduidingen). Tenslotte zijn er ook een aantal 'procedurele bepalingen'.
Figuur 4.2 Uitsnede Verordening ruimte Noord-Brabant
Beoordeling en conclusie
Het plangebied is gelegen binnen de structuur 'bestaand stedelijk gebied', aangeduid als kern in het landelijk gebied. Verder zijn van toepassing de algemene regels met betrekking tot 'bevordering ruimtelijke kwaliteit'.
- Artikel 4. Bestaand stedelijk gebied, kern landelijk gebied.
In en rondom deze kernen staat het voorkomen van verdere aantasting van het buitengebied centraal. Voor deze kernen geldt in het algemeen dat er nieuwe woningen mogelijk zijn als dat nodig is voor de natuurlijke bevolkingsgroei. Binnen het bestaand stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling; uiteraard binnen de grenzen van wetgeving en de regionale afspraken.
- Artikel 3. Bevordering ruimtelijke kwaliteit
Op grond van dit artikel is het noodzakelijk toepassing te geven aan het principe zorgvuldig ruimtegebruik als ook een verantwoording van de gevolgen van de ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving. Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik wanneer gebruik gemaakt wordt van bestaande bouwpercelen. In onderhavige situatie is sprake van een bestaand bouwperceel.
De gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving (zoals bijvoorbeeld de bodemkwaliteit, de waterhuishouding en de ecologische waarden) komt aan bod in hoofdstuk 5 'leefomgeving' waarin de diverse aspecten nader onderbouwd zijn.
Voorgenomen ontwikkeling past derhalve binnen de kaders van de Verordening ruimte Noord-Brabant.
Structuurvisie Rucphen 2030
Om richting te kunnen geven aan de ruimtelijke ontwikkeling in de gemeente Rucphen is de Structuurvisie Rucphen 2030 opgesteld en vastgesteld in december 2013. Deze visie is een herijking van de structuurvisie uit 2003.
De visie gaat over de leefruimte van het gehele grondgebied van Rucphen. De structuurvisie is het richtinggevende ruimtelijk relevante afwegingskader voor het bestuurlijk handelen van de gemeente en heeft meerdere doelen:
Over de kernen is het volgende opgenomen in de visie. ”Wij willen onze aantrekkingskracht versterken voor mensen die graag rustig landelijk willen wonen, maar wel dichtbij voorzieningen en werk. Onze dorpen hebben allemaal een eigen karakter en het is er goed leven. Voor de meeste voorzieningen zijn de inwoners aangewezen op de grotere kernen. Samen met de inwoners wordt gewerkt aan plannen om de leefbaarheid te versterken. Onze belangrijkste opgave is het verbeteren van de uitstraling van de grootste kernen.”
In de toekomst moet ook aan de woningbouwbehoefte worden voldaan. De voorkeur gaat uit naar inbreiding en nieuwe bouwlocaties aan de randen van de bestaande kernen en niet naar verspreiding over de gehele gemeente. Rond de kernen zijn min of meer natuurlijke grenzen aangewezen voor de uiteindelijke dorpsrand. De woonvisie vormt het afwegingskader voor de woningbouwprogramma’s. Als ruimte voor nieuwe stedelijke functies noodzakelijk is en binnen de bestaande dorpsgebieden geen geschikte locaties voorhanden zijn, is ontwikkeling in deze gebieden aan de randen van de kernen mogelijk.
Figuur 4.3 Uitsnede Structuurvisie Rucphen (plangebied aangeduid met groene cirkel)
Beoordeling en conclusie
Het plangebied is gelegen in het gebied dat is aangewezen als ‘versterken uitstraling dorpskernen' en is gelegen op de rand van het gebied dat is aangeduid als 'kwaliteitsverbetering tweede schil'. Het voorliggende bestemmingsplan maakt de realisatie van 8 woningen mogelijk op een perceel waar momenteel 1 bestaande woning aanwezig is welke stedenbouwkundig gezien, qua voorgevelrooilijn, niet in het huidige straatbeeld past. De nieuwe woningen passen wel in het straatbeeld en de rooilijn van naastgelegen percelen wordt daarbij doorgetrokken. De ontwikkeling is dan ook in overeenstemming met het beleid zoals opgenomen in de Structuurvisie Rucphen 2030.
Woonvisie gemeente Rucphen 2013 – 2018
De Woonvisie gemeente Rucphen 2013 – 2018 is op 11 december 2013 vastgesteld door de gemeenteraad. Hierin zijn de woningbouwopgaven samengebracht. Verder is beschreven welke aanpassingen van de bestaande voorraad en van het nieuwbouwprogramma nodig zijn in de periode 2013 – 2023 om in de woonbehoefte van de inwoners van de gemeente Rucphen te kunnen voorzien. Vergelijking van de behoefte op basis van de opgaven met het meest recente woningbouwprogramma laat zien dat de geplande productie voor de hele gemeente in de periode 2013 – 2018 (549 woningen) redelijk goed overeenkomt met de door de provincie geraamde behoefte voor deze periode (465 woningen).
Fricties tussen vraag en aanbod in de bestaande woningvoorraad kunnen worden ondervangen door selectieve nieuwbouw van woningen die minder goed zijn vertegenwoordigd in de bestaande voorraad. In het nieuwbouwprogramma moeten accenten liggen bij:
Enkele woningen zullen worden verhuurd en enkele zullen worden verkocht. Hiermee wordt met name bijgedragen aan het hiervoor genoemde eerste accent. Het voorliggend plan past derhalve binnen de beleidslijnen van de gemeentelijke woonvisie.
Nota Parkeernormen Rucphen 2017
De gemeenteraad heeft op 31 mei 2017 de Nota Parkeernormen Rucphen 2017 vastgesteld. De doelstelling van de nota betreft het vaststellen van gemeentelijke parkeernormen voor nieuwe ruimtelijke plannen en projecten in de gemeente Rucphen om in de toekomst in een parkeerbehoefte te kunnen voorzien. Waar mogelijk wordt hiermee de bereikbaarheid en leefbaarheid van de gemeente gewaarborgd. De Nota is bedoeld als normenkader van de gemeente. De Nota moet worden gebruikt als kader voor de externe partijen (projectontwikkelaars, adviesbureaus, woningbouwverenigingen, -corporaties, makelaars e.d.) en door de gemeente zelf. De nota is enkel van toepassing op toekomstige ruimtelijke plannen en projecten in de gemeente en geldt niet voor bestaande situaties.
Beoordeling en conclusie
In hoofdstuk 3 heeft reeds een beoordeling plaatsgevonden van de Nota Parkeernormen Rucphen 2017. Hieruit wordt geconcludeerd dat voldaan kan worden aan de huidige parkeernormen.
Welstandsnota 2011
De gemeenteraad heeft op 15 december 2011 de welstandsnota vastgesteld. In het kader van de Woningwet heeft de gemeente een welstandsnota opgesteld met daarin criteria in het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving. Het hoofddoel en leidend principe van het welstandsbeleid is vermaatschappelijking, grotere transparantie rondom de welstandsadvisering en openbaarheid. Elke burger dient goed inzicht te kunnen verkrijgen in de regels die binnen de gemeente gelden ten aanzien van welstand. In deel A zijn de algemene bepalingen opgenomen en in deel B zijn de algemene en gebiedsgerichte criteria opgenomen.
Figuur 4.4 Uitsnede Welstandsnota kern Sprundel (plangebied aangeduid met blauwe cirkel)
Beoordeling en conclusie
Het plangebied is gelegen in de zone H2, historisch dorps bebouwingslint. De bebouwingslinten vertellen iets over de ontwikkelingsgeschiedenis van Sprundel en zijn daarmee van historisch belang. Gezien de historische waarde krijgen alle bebouwingslinten een regulier welstandsbeleid (niveau 2). Het welstandstoezicht is voor deze bebouwing gericht op de individuele uitstraling van de bebouwing. Daarbij geldt dat alle wijzigingen en toevoegingen moeten passen bij de architectuur (verschijningsvorm) van de betreffende individuele woning.
Het voorliggend plan past binnen de beleidslijnen van de welstandsnota. Daarnaast heeft de welstandscommissie op 10 september 2018 positief gereageerd op het planvoornemen. Het advies van de welstandscommissie beperkt zich tot de 6 woningen aan de Noorderstraat. De woningen aan de Hoogakker worden op een later tijdstip verder uitgewerkt en voorgelegd aan de welstandscommissie.
Groenbeleid Rucphen 2008
Het Visiedocument Groenbeleid Rucphen van oktober 2008 beschrijft de waarden van groen voor luchtkwaliteit, speelruimte, economie, gezondheid, natuur, water, leefbaarheid en ruimtelijke waarde. Het rapport geeft verder aan dat de (beeld)kwaliteit van groen sterk afhankelijk is van het plan- en ontwerpproces van ruimtelijke projecten en dat daarom vroegtijdige afstemming noodzakelijk is. Bij ontwikkelingen in het stedelijk gebied is het van belang dat knelpunten, zoals te weinig groen en een hoge parkeerdruk inzichtelijk worden gemaakt en daar rekening mee wordt gehouden in het plan. Als extra toetsingskader is een Groene Kaart (november 2010) opgesteld. Op deze kaart zijn waardevolle particuliere en gemeentelijke bomen plus houtopstanden opgenomen.
Beoordeling en conclusie
In onderstaande figuur is een uitsnede van de groene kaart voor de kern Sprundel opgenomen. Er zijn in of direct nabij het plangebied geen groene elementen aanwezig die aangetast worden door onderhavige ontwikkeling.
Figuur 4.5. Groene kaart kern Sprundel (plangebied blauw omlijnd)
In het voorliggende hoofdstuk wordt ingegaan op de voor het plan relevante omgevingsaspecten.
Bij duurzame ontwikkelingen/investeringen is het van belang inzicht te hebben in de bestaande bodemkwaliteit, zodat vooraf kan worden bepaald of de bodem geschikt is voor de beoogde bestemming. Er is dan ook een verkennend bodemonderzoek 1 uitgevoerd. De rapportage is als bijlage aan het bestemmingsplan toegevoegd. Hieronder worden enkel de conclusies weergegeven.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de grond niet verontreinigd is. Het grondwater is echter wel licht verontreinigd met barium, cadmium en zink. Gezien de geringe overschrijdingen en het van nature voorkomen van verhoogde achtergrondgehaltes in het grondwater is het echter gerechtvaardigd de gestelde hypothese te accepteren.
De resultaten van het onderzoek vormen geen belemmering voor de voorgenomen bouwplannen.
Vanaf 1 juli 2016 bundelt de Erfgoedwet bestaande wet- en regelgeving voor het behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Het Nederlandse bodemarchief is ook via deze wet beschermd. In deze wet is vast gelegd dat archeologisch waardevolle resten in de bodem moeten worden behouden (in situ).
Beoordeling
Op 27 september 2012 heeft de gemeenteraad de Gemeentelijke Erfgoedkaart vastgesteld. Doelstelling van de Erfgoedkaart is het bieden van een actueel overzicht van het bovengrondse en ondergrondse erfgoed in de gemeente Rucphen. De Erfgoedkaart bestaat een Cultuurhistoriekaart en uit een Archeologiekaart. Deze laatste omvat een Archeologisch waarden- en verwachtingenkaart en een Advies archeologische beleidskaart. De Archeologische waarden- en verwachtingskaart geeft informatie over de ligging en de omvang van alle bekende archeologische terreinen en de verwachting (hoog, middelhoog, laag) op de aanwezigheid van nog onbekende archeologische objecten en terreinen. Op de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart ligt de planlocatie binnen een gebied met een lage archeologische verwachting. Op de archeologische beleidsadvieskaart (zie hieronder) valt de planlocatie binnen het Archeologisch beleidsadviesgebied 3. Gebieden in deze beleidscategorie hebben, op basis van geologische en bodemkundige opbouw evenals door eventueel aangetroffen archeologische vondsten en sporen, een middelhoge kans ten aanzien van het aantreffen van archeologische vondsten of sporen uit alle perioden.
Figuur 5.1 Uitsnede gemeentelijke ‘Advies archeologische beleidskaart’
De archeologische verwachtingswaarden zijn ook vertaald in het vigerend bestemmingsplan 'Kom Sprundel' welke is vastgesteld op 28 maart 2018. Om het archeologisch bodemarchief van deze gebieden gedegen te beheren is vanaf een bodemverstoring met een oppervlakte van 100 m² en een diepte van 50 cm een archeologisch onderzoek vereist. In het kader van voorliggend bestemmingsplan is dan ook een archeologisch onderzoek 2 uitgevoerd. De rapportage is als bijlage aan het bestemmingsplan toegevoegd. Hieronder worden enkel de conclusies weergegeven.
Conclusie
Binnen het plangebied is sprake van een hoge verwachting op het aantreffen van intacte archeologische waarden. Daarom wordt geadviseerd om voorafgaand aan de voorgenomen ontwikkelingen een aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren, om zo vast te kunnen stellen of er daadwerkelijk sprake is van archeologische waarden in het plangebied. Een dergelijk onderzoek kan worden uitgevoerd door middel van Proefsleuven (IVO-P) of archeologische begeleiding tijdens sloop. De kaders en regelgeving waarbinnen dit onderzoek plaats moet vinden, moeten vooraf worden vastgelegd in een Programma van Eisen (PvE) dat goedgekeurd dient te worden door het bevoegd gezag.
In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden (artikel 3.1.6, lid 5 Bro). De opsteller en vaststeller van het bestemmingsplan is daarmee dus verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
Het beleid van de provincie Noord-Brabant sluit aan op het nationale beleid voor de archeologische monumentenzorg. De provincie richt zich op de bescherming van objecten en de bescherming, benutting en ontwikkeling van structuren en ensembles van een grotere schaal. In de provincie dienen in het kader van het behoud van waardevolle cultuurhistorische elementen en archeologische vindplaatsen, bestemmingsplannen te worden getoetst aan de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). Deze CHW-kaart is in 2016 herzien. Hierop staan de bepalende cultuurhistorische elementen aangegeven. Deze komen overeen met de in 2012 door de gemeente Rucphen vastgestelde Erfgoedkaart.
Figuur 5.2 Uitsnede Cultuurhistorische waarden kaart Provincie Noord-Brabant, herziening 2016.
Beoordeling en conclusie
Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig die behouden dienen te blijven. De Noorderstraat zelf is aangewezen als 'historisch geografische lijn van redelijk hoge waarde'. Dit komt ook terug in het welstandsbeleid waarin de Noorderstraat is aangewezen als 'historisch bebouwingslint'. Het toegekende welstandsniveau ziet er op toe dat het ontwerp geen afbreuk doet aan de beoogde uitstraling. De realisatie van de 6 woningen aan de Noorderstraat zorgen juist voor een versterking van het straatbeeld.
Voor de bescherming van diersoorten is per 1 januari 2017 de Wet natuurbescherming in werking getreden. In deze wet zijn de Natuurbeschermingswet 98, Flora en faunawet en Boswet geïntegreerd tot één wet. In het kader van de beoogde ontwikkeling is een quickscan flora en fauna 3 te worden uitgevoerd. Hiermee kan worden voorkomen dat in strijd met de geldende natuurwetgeving wordt gehandeld. Doel van het de quickscan is om te bepalen of de wijzigingen binnen het plangebied mogelijk leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming (verder: Wnb). Het is noodzakelijk om voorafgaande aan ruimtelijke ingrepen en inrichting te toetsen of de geplande activiteiten geen negatief effect hebben op beschermde plant- en/of diersoorten en leefgebieden. De volledige rapportage is als bijlage bijgevoegd. Hieronder worden enkel de conclusies weergegeven.
Conclusies
Uit de bevindingen van het veldonderzoek, het literatuur- en bronnenonderzoek en toetsing van de resultaten van dit onderzoek aan de Wet natuurbescherming en de Verordening natuurbescherming Brabant, blijkt dat bij uitvoering van de ingreep geen negatieve effecten te verwachten zijn op beschermde soorten. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming en/of Verordening natuurbescherming Brabant is niet van toepassing.
In algemene zin moet de Zorgplicht wel in acht worden genomen. Deze zorgplicht geldt met name ten aanzien van broedgevallen van alle vogelsoorten. Aangezien alle vogels tijdens het broeden beschermd zijn, kunnen werkzaamheden tijdens het broedseizoen leiden tot een overtreding van de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt opgemerkt dat er geen vaste periode in het jaar voor het broedseizoen kan worden gegeven. Voor aanvang van de werkzaamheden dient het plangebied gecontroleerd te worden op aanwezigheid van broedende vogels. Ook tijdens de werkzaamheden dient regelmatig controle op aanwezigheid van broedende vogels plaats te vinden.
Ten aanzien van de ligging van het plangebied ten opzichte van beschermende gebieden (Natura 2000-gebieden, Nationaal Natuurnetwerk (voorheen Ecologische Hoofdstructuur), Provinciaal Natuurbeheerplan/Provinciale Natuurvisie), worden geen negatieve effecten verwacht op de kwantiteit en kwaliteit van deze gebieden.
Overlast van geluid op geluidsgevoelige functies dient te worden voorkomen. Woningen zijn geluidsgevoelige functies. Wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur kennen geen geluidzone op grond van de Wet geluidhinder. De St. Janstraat kent vanaf maart 2018 een snelheidsregime van 30 km/uur. Voor de Noorderstraat is de gemeente voornemens, na realisatie van de omleidingsstructuur, eveneens een snelheidsregime van 30 km/uur in te voeren. De gemeente Rucphen heeft aangegeven dat hier al rekening mee gehouden mag worden in voorliggend bestemmingsplan.
Voor de Rucphensebaan geldt vanaf de rotonde met de Noorderstraat een maximum snelheid van 50 km/uur. En ook voor de Voreneindseweg is een snelheidsregime van 50 km/uur van toepassing. Vanwege de ligging binnen de geluidzones van zowel de Rucphensebaan als de Voreneindseweg is een akoestisch onderzoek 4 uitgevoerd. De rapportage is als bijlage aan het bestemmingsplan toegevoegd. Hieronder worden enkel de conclusies weergegeven.
Beoordeling en conclusie
Voor de gezoneerde wegen Rucphensebaan en Voreneindseweg geldt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op deze wegen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op geen enkel gevel van de nieuwe woningen overschrijdt. Ook voor de 30 km/uur weg Hoogakker geldt dat er geen overschrijding plaatsvindt.
Voor de Noorderstraat geldt dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuwe woningen de richtwaarde van 48 dB wel wordt overschreden. Aangezien deze weg niet zoneplichtig is, kan voor deze weg geen hogere waarde worden aangevraagd.
Bij de verdere uitwerking en het aanvragen van de omgevingsvergunning activiteit bouwen zal aangetoond dan wel onderbouwd worden dat kan worden voldaan aan de eisen vanuit het bouwbesluit ten aanzien van het geluidsniveau binnen in de woningen.
In het kader van een planologische procedure dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft luchtkwaliteit. Hierbij dient het effect op de luchtkwaliteit in de omgeving als gevolg van een nieuwe ontwikkeling, als ook de toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' in beeld te worden gebracht.
De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.
De inwerkingtreding van het NSL heeft gevolgen voor het NIBM. Een plan is vanaf 1 augustus 2009 NIBM als het een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3 % van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m³ voor zowel PM10 en NO2. Voor woningbouw is in de NIBM-regeling een grens opgenomen van 1.500 nieuwe woningen met één ontsluitingsweg en 3.000 nieuwe woningen met twee ontsluitingswegen. Plannen voor woningbouw met een omvang onder deze grens beschouwt de Wet luchtkwaliteit als ‘niet in betekenende mate’. Deze plannen mogen zonder verdere toetsing worden gerealiseerd.
Beoordeling en conclusie
De verkaveling omvat maximaal 8 woningen en ligt daarmee onder de hiervoor genoemde grens. Het plan draagt dan ook ‘niet in betekenende mate’ bij aan de luchtkwaliteit. Een aanvullend onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Desalniettemin dient de blootstelling aan luchtverontreiniging (lokale luchtkwaliteit) echter wel in kaart te worden gebracht en te worden getoetst aan de hierbij gestelde eisen.
Via de NSL-Monitoringstool zijn de concentraties van de nabijgelegen rekenpunten voor de jaren 2020 en 2030 afgelezen. Deze zijn in onderstaande tabel weergegeven. Tevens is een afbeelding opgenomen met de ligging van de gehanteerde rekenpunten. Uit de tabel blijkt dat de grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2,5 voor de jaren 2020 en 2030 niet worden overschreden.
Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor het vaststellen van het voorliggende bestemmingplan.
Tabel 5.1 Concentraties lokale luchtkwaliteit
Figuur 5.3 Ligging rekenpunten (plangebied rood omlijnd)
Bij de bouw van geluidgevoelige functies in de nabijheid van bedrijven dient aangetoond te worden dat er sprake is van een goed woon- en leefmilieu. Hierbij moet rekening worden gehouden met omliggende functies met een milieuzone. Omliggende bedrijven mogen bovendien niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt door de realisatie van een nieuwe gevoelige functie.
Voor de beoordeling zal de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ als leidraad worden gebruikt. Als hulpmiddel voor de inpassing van bedrijvigheid in haar fysieke omgeving of van gevoelige functies nabij bedrijven, heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in 2009 namelijk een indicatieve bedrijvenlijst opgesteld. Deze bedrijvenlijst geeft richtafstanden, gebaseerd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk. Hierbij worden de aspecten geluid, geur, gevaar en stof bekeken.
Beoordeling en conclusie
In de omgeving van het plangebied is aan de Noorderstraat 7 een pand aanwezig welke op grond van het bestemmingsplan een maatschappelijke functie heeft. Momenteel is het pand leegstaand en staat in de verkoop.
Aan de Hilsondisstraat 1 bevindt zich een pand met een detailhandelsfunctie. Voor beide bedrijven geldt dat op een kortere afstand reeds een woning dichterbij is gelegen waar men rekening mee dient te houden.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het vaststellen van het voorliggende bestemmingplan.
Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie, of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:
Vervoer van gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden over spoor, weg, water en door buisleidingen. Daarnaast kunnen inrichtingen gevaarlijke stoffen opslaan. Externe veiligheid heeft betrekking op de risico’s voor personen ten gevolge van het gebruik van infrastructuur of het uitvoeren van activiteiten waarbij het voornamelijk gaat om de gevaren die de directe omgeving loopt, als er iets mis gaat bij de productie, de behandeling en/of het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Inventarisatie plangebied
Bij de inventarisatie van risicobronnen rondom het plangebied is met name gebruik gemaakt van de "Risicokaart Nederland".
Figuur 5.4 Uitsnede risicokaart Nederland (plangebied met blauwe stip aangeduid)
Zoals in bovenstaande figuur te zien is, ligt nabij het plangebied een buisleiding. De overige risicobronnen (inrichtingen liggen op voldoende afstand).
Transport per buisleiding
Onder de Noorderstraat is een buisleiding gelegen. Het betreft aardgasleiding Z-520-12 en heeft diameter van 4,25 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. Deze is in het vigerend bestemmingsplan ook als planologisch relevant aangeduid met een beschermingszone van 4 meter. De beschermingszone raakt het plangebied niet. De brandweer Midden- en West-Brabant heeft voor de gemeente Rucphen in een standaard advies afgegeven. Dit standaard advies (zie bijlage) is onder andere van toepassing op kleine bestemmingsplannen waarin géén bijzondere kwetsbare objecten 5 mogelijk worden gemaakt en die zijn gelegen op meer dan 30 meter afstand tot de risicobron. In voorliggend bestemmingsplan worden geen bijzonder kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. De afstand tot de risicobron bedraagt minder dan 30 meter, verantwoording van het groepsrisico is derhalve noodzakelijk.
Beperkte verantwoording groepsrisico
In geval van de transportleiding kan het scenario van een fakkelbrand optreden. Door een lekkage, scheur of volledige breuk van de buisleiding kan het aardgas vrijkomen en tot ontbranding worden gebracht door een ontstekingsbron in de nabijheid. Het vrijgekomen aardgas zal hierbij in brand vliegen wat gepaard gaat met een druk en hevige hitteontwikkeling in de vorm van een fakkelbrand. Door de hitte kunnen personen overlijden en/of brandwonden oplopen.
Bestrijdbaarheid
Noodzakelijk voor het voorkomen van een explosie is:
De gemeente heeft een hoofdwegenstructuur voor de brandweer vastgesteld. Deze hoofdwegenstructuur voldoet aan de eisen die de brandweer hieraan stelt.
Zelfredzaamheid
De nieuwe bewoners moeten op de hoogte zijn van wat men moet doen in geval van een incident. Het plangebied is van meerde kanten te benaderen.
In het kader van het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van planologisch relevante kabels en leidingen. Naast de in de vorige paragraaf genoemde buisleiding liggen in of in de nabijheid van het plangebied geen belangrijke kabels en leidingen welke realisatie van de woningen kunnen belemmeren of door middel van een regeling planologische bescherming behoeven.
Behalve aan de uitvoeringsaspecten bedoeld in de Awb en het Bro dient ook te worden getoetst aan de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r of er sprake is van een mogelijke verplichting tot het opstellen van een milieueffectrapportage. Een milieueffectrapportage (MER), en de bijbehorende procedure (m.e.r.), is een hulpmiddel om de belangen van het milieu volwaardig te betrekken bij de besluitvorming omtrent plannen en projecten. Het gaat hierbij wel enkel om plannen en projecten die kunnen leiden tot initiatieven waarmee het milieu mogelijk nadelig kan worden beïnvloed. Als uitgangspunt geldt voor plannen de onderstaande criteria om te beoordelen of een MER noodzakelijk is:
Per 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. Wanneer een activiteit genoemd is bij onderdeel D van de bijlage, maar onder de drempelwaarde blijft is een vormvrije m.e.r.-beoordeling van toepassing.
De activiteit die met het onderhavige bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, betreft de realisatie van 8 woningen. Deze activiteit valt niet onder onderdeel C van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage, dus er is geen milieueffectrapportage verplicht. De activiteit valt wel binnen onderdeel D. (D11.2 de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen). De activiteit blijft wel onder de drempelwaarde (100 hectare dan wel 2000 woningen).
Op basis van een aanmeldnotitie kan het bevoegd gezag nagaan of er sprake is van omstandigheden die -ondanks dat de drempelwaarden niet worden overschreden - aanleiding geven voor het verrichten van een m.e.r.(beoordeling). Het besluit m.e.r.-beoordeling is een separate procedure en dient genomen te worden alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld.
Water en ruimtelijke ordening hebben met elkaar te maken. Enerzijds is water een sturende factor in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik. Anderzijds kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beide is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit en verdroging te voorkomen. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht.
Nationaal waterbeleid
In de afgelopen decennia heeft Nederland meerdere keren te kampen gehad met wateroverlast. Dit heeft geresulteerd in een omslag in het waterbeleid en het denken over water. Het kabinet heeft in december 2000 voor het Waterbeleid 21e eeuw drie uitgangspunten opgesteld, te weten anticiperen in plaats van reageren, niet afwentelen van waterproblemen op het volgende stroomgebied, maar handelen volgens de drietrapsstrategie van vasthouden-bergen-afvoeren en meer ruimtelijke maatregelen naast technische ingrepen. Belangrijk onderdeel in het waterbeleid is de watertoets. Nieuwe plannen en projecten moeten worden getoetst aan de effecten op veiligheid, wateroverlast en verdroging. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.
Het Waterbeleid 21e eeuw richt zich primair op het voorkomen van wateroverlast door overstroming vanwege veel neerslag in een korte tijd. Hieruit volgen richtlijnen voor de ruimtelijke inrichting van het gebied om wateroverlast tegen te gaan en de mogelijke technische maatregelen die kunnen worden ingezet. De maatregelen kunnen worden ingedeeld in de voorkeursvolgorde van vasthouden, bergen en afvoeren. De doelstelling van deze maatregelen is een afvoer te realiseren die niet groter is dan de landbouwkundige afvoer.
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijke verandering na het in werking treden van de Waterwet is de onderverdeling in het bevoegde gezag met betrekking tot directe en indirecte lozingen. Alle indirecte lozingen vallen onder het Wabo bevoegde gezag (gemeente en provincie). Alle directe lozingen vallen onder het bevoegde gezag voor de Waterwet (waterschappen voor de regionale wateren en Rijkswaterstaat voor de Rijkswateren). De directe lozingen vallen onder de Waterwet (Wtw). De indirecte lozingen zijn opgegaan in de Wet milieubeheer (Wm) en vallen inmiddels onder de omgevingsvergunning (Wabo).
Beleid Waterschap
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeleid in en om de gemeente Rucphen. Het waterschap zorgt ervoor dat er voldoende water is en dat dit water een goede kwaliteit heeft. Om deze taak goed uit te voeren, zijn wettelijke regels nodig, ook op en langs het water. Deze regels staan in de Keur van het waterschap en gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap Brabantse Delta. Het waterschap stelt ter concretisering van het waterhuishoudkundig beleid kaartmateriaal vast.
Voor wat betreft de aanwijzing van de gebieden waarvoor een vergunning voor het lozen in en afvoeren naar oppervlaktewateren is vereist, is dit ook een taak van het waterschap. Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021 (vastgesteld 14 oktober 2015). Het beschrijft de hoofdlijnen van het beheer van het water- en zuiveringssysteem voor de periode 2016-2021. Speerpunten uit het waterbeheerplan zijn:
Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema’s c.q. speerpunten uit het waterbeheerplan en heeft het waterschap een verordening; de Keur en de Legger.
Keur Waterschap Brabantse Delta 2015
De 'Keur Waterschap Brabantse Delta 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater, die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van waterschap Brabantse Delta. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunningverlening. De Keur van het waterschap is onder andere van toepassing wanneer direct of indirect wordt geloosd naar een oppervlaktelichaam.
Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater
De drie Brabantse waterschappen (Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta) hanteren sinds 1 maart 2015 dezelfde (beleids)uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt. Deze uitgangspunten zijn geformuleerd in de 'Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'. Bij een toename en afkoppeling van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. De waterschappen maken bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn, veroorzaken deze op deelstroomgebiedsniveau nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Het waterschap maakt grofweg onderscheid in projecten met een toename van verhard oppervlak van maximaal 2000 m², 2000 m² tot 10.000 m² en meer dan 10.000 m². Wanneer de toename van het verhard oppervlak meer is dan 2000 m2 is er vanuit het waterschap een compensatieverplichting.
Provinciaal beleid
Het provinciaal beleid is onder andere verwoord in het ‘Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021’. Het plan staat voor samenwerken aan Brabant waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving. Het document vormt de strategische basis voor het Brabantse waterbeleid en waterbeheer, voor de korte en lange termijn. Het Waterplan houdt rekening met duurzaamheid en klimaatveranderingen. Het is een breed gedragen beleidsplan, omdat het tot stand is gekomen in nauwe samenwerking met veel belanghebbende (water)partijen in Brabant.
In onderstaande figuur is te zien dat het plangebied is gelegen binnen het gebied dat is aangeduid als ‘water in bebouwd gebied. Het waterbeheer in deze gebieden draagt bij aan een goed functionerend watersysteem. Randvoorwaarden zijn de verplichtingen uit de Kaderrichtlijn Water. Er geldt geen specifiek beschermingsbeleid.
Het plangebied is tevens niet gelegen in een waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied of een boringsvrije zone.
Gemeentelijk beleid
Sinds 1 januari 2008 zijn gemeenten verantwoordelijk voor het hemelwater, het afvalwater en het grondwater. Het Gemeentelijk Riolerings Plan (GRP) 2013-2017 en het gemeentelijk waterplan (2008) verantwoorden aan de inwoners van de gemeente Rucphen de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op watergebied. Met het GRP geeft de gemeente invulling aan de gemeentelijke zorgplicht.
Bij de realisatie van (nieuwe) bebouwing wordt het scheiden van waterstromen nagestreefd. Bij rioolvervanging wordt, mits kosteneffectief, actief beleid gevoerd op het afkoppelen van hemelwater en scheiden van waterstromen. Voor het afkoppelen van dakvlakken op particulier terrein wordt bij bestaande bouw een doelmatigheidstoets uitgevoerd. Bij het infiltreren van het regenwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden: infiltreren waar het kan, bufferen waar mogelijk en als het niet anders kan, afvoeren.
Zorgplicht hemelwater
De zorgplicht hemelwater valt onder de Waterwet (in de toekomst Omgevingswet). In artikel 3.5 is de wettelijke verplichting vastgelegd:
Gemeente Rucphen heeft belang bij een robuust watersysteem, wat bij hevige regenval het water uit de rioolwateroverstorten kan verwerken. Dit is immers een randvoorwaarde voor het beperken van wateroverlast in bebouwd gebied tot een aanvaardbaar niveau. Retenties worden daarom gedimensioneerd met een ‘regenreeks’ die gemiddeld 1 keer per 100 jaar voorkomt in Nederland. Hierbij wordt rekening gehouden met klimaatverandering, zodat het watersysteem zodanig wordt gedimensioneerd dat het toekomstbestendig is.
Voor 'Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen' wordt het beleid van het waterschap Brabantse Delta gevolgd.
Het plangebied is gelegen aan de Noorderstraat in de kern Sprundel in de gemeente Rucphen. Het plangebied bestaat uit een tweetal percelen:
In totaal bedraagt de oppervlakte van het plangebied circa 1921 m2.
Figuur 6.1 Weergave bestaande situatie
Op het terrein is een woonhuis aanwezig met enkele bijgebouwen. Naast een tweetal opritten is het terrein voorzien van siergrind. Op onderstaande afbeelding is dit goed te zien.
Figuur 6.2 Straataanzichten (boven: vanaf Noorderstraat, onder: vanaf Hoogakker)
Grondwater
Voor zover bekend vinden in de directe omgeving van de locatie geen grootschalige grondwateronttrekkingen plaats die een directe invloed hebben op de grondwaterstand en grondwaterstroming op de locatie. De gemeten grondwaterstand in de peilbuis afkomstig uit het verkennend bodemonderzoek 6 bedraagt 335 cm-mv.
Oppervlaktewater
In of nabij het plangebied zijn geen watergangen of ander oppervlaktewater aanwezig.
Figuur 6.3 Uitsnede legger (plangebied is rood omcirkeld)
Bodem
De bovenste laag grond (tot circa 1 m-mv) bestaat uit zwak tot matig humeus zwak siltig matig fijn zand. De bodemlaag tussen 1 en 3 m-mv bestaat voornamelijk uit matig roesthoudend zwak siltig matig fijn zand met plaatselijk sporen leem. (bron: verkennend bodemonderzoek).
Van het bouwplan zijn de gegevens bekend zoals weergegeven in navolgende tabel.
Gebruik oppervlak | Oude situatie | Nieuwe situatie |
Totaal plangebied | 1.921 m2 | 1.921 m2 |
Dakoppervlak gebouwen | 606 m2 | 820 m2 |
Terreinverharding (oprit/parkeerplaats/achtertuin*) | 457 m2 | 650 m2 |
Totaal verhard | 1.063 m2 | 1470 m2 |
Totaal onverhard (voortuin/siergrind) | 858 m2 | 451 m2 |
Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de totale verharding toeneemt met circa 407 m2. Omdat de toename van het verhard oppervlak minder is dan 2000 m2, geldt vanuit de Keur geen compensatieverplichting en is de gemeente bevoegd gezag.
Op basis van het beleid van de gemeente Rucphen zoals opgenomen wordt bij nieuwe ontwikkelingen geconformeerd aan de hydraulische randvoorwaarden van waterschap Brabantse Delta. Vanwege de beperkte toename van het verhard oppervlak (minder dan 2.000 m2) is voor onderhavige locatie geen retentie vereist.
De riolering dient wel gescheiden op de erfgrens aangeboden te worden zodat deze op het bestaande gescheiden stelsel kan worden aangesloten. Om verontreiniging van het grondwater of het oppervlaktewater te voorkomen, dient hierbij gebruik gemaakt te worden van niet uitlogende bouwstoffen.
Aandachtspunten
In het afwateringssysteem van de daken moeten voorzieningen worden aangebracht om vaste bestanddelen als bladeren, zand, ander sediment en dergelijke achter te houden zodat het systeem niet verstopt raakt of dicht gaat slibben na verloop van tijd. Deze voorzieningen moeten goed bereikbaar blijven, om ze regelmatig te kunnen onderhouden en reinigen.
Het is niet toegestaan chemische bestrijdingsmiddelen toe te passen of agressieve reinigingsmiddelen te gebruiken op de af te koppelen verharde oppervlakken. Het is in beperkte mate toegestaan tijdens gladheid door bevriezing of sneeuwval zout als gladheidbestrijdingsmiddel op de bestrating en parkeerplaatsen e.d. toe te passen. Een alternatief kan bijvoorbeeld zand zijn.
Regelmatig onderhoud van de aanvoerzijde van de voorzieningen zal noodzakelijk zijn om te garanderen dat het systeem blijft functioneren. Ook dienen standleidingen op de juiste manier te worden toegepast zodat voldoende beluchting en ontluchting van de binnenriolering is gewaarborgd en mogelijk stankoverlast wordt voorkomen.
Dit bestemmingsplan heeft tot doel een adequaat juridisch-planologische regeling te scheppen voor de realisatie van 8 woningen. Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Uit het oogpunt van uniformering en standaardisering van bestemmingen en regels, is daarbij zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het handboek (digitale) bestemmingsplannen van de gemeente Rucphen.
Het onderhavige bestemmingsplan beschrijft meer dan alleen de hoofdlijnen van het beleid, doch treedt niet al te zeer in details. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het bieden van een flexibele, juridische regeling, zonder dat hierdoor de rechtszekerheid van de burger wordt geschaad. Hierna wordt inhoudelijk ingegaan op de bestemmingen en de aanduidingen binnen het onderhavige bestemmingsplan.
De verbeelding is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit uit zich met name in de structuur en opmaak van de regels en verbeelding. De verbeelding opgebouwd en gecodeerd volgens IMRO 2012 en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2012. Hiermee wordt aangesloten bij de landelijke richtlijn voor het benoemen van de bestemmingen, het bijbehoren kleurgebruik, het gebruik en de vorm van aanduidingen en dergelijken. Op de planverbeelding zijn de volgende onderdelen opgenomen:
De gronden gelegen binnen de grens van het plangebied zijn geregeld binnen dit bestemmingsplan. De kleuraanduiding op de planverbeelding geeft aan om welke bestemming het gaat. Het bouwvlak geeft de begrenzing weer waarbinnen gebouwen mogen worden opgericht. De overige aanduidingen geven een specifieke situatie weer, waarvoor in de regels een aparte regeling is opgenomen.
De indeling van de planregels is als volgt:
In deze paragraaf wordt per artikel uiteengezet op welke wijze het beleid, de regelgeving is vertaald in de regels.
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aansloten bij het normale taalgebruik.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten gemeten moeten worden, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden. In de regels is bepaald dat alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming mogen worden opgericht. Een aantal meetwijzen is door de SVBP 2012 voorgeschreven.
Artikel 3 Tuin
De gronden met de bestemming ‘Tuin’ zijn bestemd voor tuinen, erven en verhardingen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend erkers, balkons of luifels ten behoeve van aangrenzende hoofdgebouwen worden gebouwd. In de regels zijn nadere bouwregels gegeven voor deze en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 4 Verkeer
De wegen en openbare parkeerplaatsen zijn in het plangebied bestemd tot “Verkeer”. Onder deze bestemming zijn tevens begrepen groenstroken en bermen. Wijziging, aantasting en/of compensatie van dit groen dient getoetst te worden aan het gemeentelijk groenbeleid.
Op de betreffende gronden mogen kleine gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht.
Door gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toe te staan wordt het mogelijk om bijvoorbeeld een gebouw toe te staan ten behoeve van bijvoorbeeld speelvoorzieningen. Specifieke bouwbepalingen voor straatmeubilair worden in de bestemming niet gegeven. Dergelijke bouwwerken, zoals verkeersborden, bewegwijzering, verkeerslichten, verkeerssignaleringssystemen en abri's worden aangemerkt als vergunningvrije bouwwerken conform het Besluit omgevingsrecht. Voor de oprichting van een dergelijk bouwwerk wordt niet aan de bouwregels in het bestemmingsplan getoetst.
Artikel 5 Wonen
Woningen bestemd voor de huisvesting van één huishouden zijn in het bestemmingsplan bestemd tot 'Wonen'. De voorgestane woningen in het plangebied zijn bestemd tot “Wonen”. In de regels is bepaald dat de woningen dienen te worden opgericht in het op de plankaart aangegeven bouwvlak welke is opgenomen in de vorm van een bouwstrook met bouwaanduidingen en maximale hoogten.
Bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht binnen en buiten het op de verbeelding opgenomen bouwvlak.
Artikel 6. Waarde - Archeologie 3
Ten behoeve van de instandhouding, bescherming en/of veiligstelling van archeologische waarden is een dubbelbestemming Waarde-Archeologie 3 opgenomen. Wanneer werkzaamheden plaatsvinden op een oppervlak groter dan 100 m2 en dieper dan 0,50 meter dient een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
In dit artikel wordt geregeld dat voor gronden die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijven.
Artikel 8 Algemene bouwregels
In dit artikel is bepaald dat het bevoegd gezag nadere eisen kan stellen aan plaatsing van gebouwen, de dakhelling van hellende dakvlakken en de nokrichting en de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouw zijnde. Deze eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten. Daarnaast is in de algemene bouwregels een bestaande afstanden en ander maten regeling opgenomen.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is het strijdig gebruik opgenomen. Hier is een algemeen gebruiksverbod opgenomen voor gebruik in strijd met de bestemming. Het gebruik van gronden, gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie is expliciet uitgesloten.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn regels opgenomen voor het bouwen binnen de op de verbeelding opgenomen gebiedsaanduidingen 'luchtvaartverkeer-zone' en 'vrijwaringszone - radar'. Binnen deze aanduidingen zijn hoogtebeperkingen van toepassing.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel zijn enkele algemene afwijkingen opgenomen. Ten eerste is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen betreffende het overschrijden van de in het plan opgenomen maatvoeringen met maximaal 10%. Daarnaast is er een afwijking opgenomen voor het oprichten van antennes en masten tot 15 meter. Als laatste is het mogelijk om via een omgevingsvergunning geringe afwijkingen toe te staan, die in het belang zijn van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de bestemming niet wijzigt en de bouwgrens maximaal 2,50 meter verschuift.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor geringe afwijkingen die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, geen gebouwen zijnde of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Deze rechten zijn overgenomen uit het voorgaande plan.
Artikel 13 Overige regels
In dit artikel is een regeling opgenomen ten behoeve van het parkeren.
Artikel 14 Overgangsrecht
Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig bij een omgevingsvergunning worden afgeweken tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan.
Artikel 15 Slotregel
Dit is de Slotregel met de titel; Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Noorderstraat te Sprundel" van de Gemeente Rucphen.
In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie (Grexwet) opgenomen. Centrale doelstelling van de Grexwet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijke kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen.In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij drie ruimtelijke besluiten kan het nodig zijn om een exploitatieplan vast te stellen, namelijk bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of afwijkingsbesluit. Om daadwerkelijk na te kunnen gaan of een exploitatieplan noodzakelijk is, dient beoordeeld te worden of er sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In dit artikel is omschreven om welke bouwplannen het gaat, namelijk:
Ten behoeve van dit plan is een anterieure overeenkomst gesloten met initiatiefnemer. In deze overeenkomst is het kostenverhaal opgenomen. Het opstellen van een exploitatieplan is derhalve in dit geval niet noodzakelijk.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven (afhankelijk van de gemeentelijke inspraakverordening). Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
Artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan burgemeester en wethouders overleg met de besturen van bij het plan betrokken waterschappen plegen. Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg toegezonden aan de provincie, brandweer Midden- en West-Branant en het Waterschap Brabantse Delta.
Van het Waterschap Brabantse Delta heeft een positief wateradvies gegeven. Het wateradvies is als bijlage aan het bestemmingsplan toegevoegd.
De Provincie Noord-Brabant heeft laten weten dat er geen aanleiding is tot het maken van opmerkingen. De reactie van de Provincie Noord-Brabant is als bijlage aan het bestemmingsplan toegevoegd.
De Brandweer Midden- en West-Brabant heeft aangegeven dat ten aanzien van externe veiligheid het standaardadvies van 2019 van toepassing is. Deze is als bijlage toegevoegd aan het bestemmingsplan.
Conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerp bestemmingsplan van 23 mei 2019 gedurende een termijn van zes weken terinzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging kan een ieder over het bestemmingsplan een zienswijze naar voren brengen. Er zijn gedurende deze periode geen zienswijzen ingediend.
Het bestemmingsplan is ongewijzigd vastgesteld.