direct naar inhoud van Regels
Plan: Negen Kernen - 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0828.BPnegenkernen2012-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Negen Kernen - 2012' van de gemeente Oss.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0828.BPnegenkernen2012-VG01 met de bijbehorende regels inclusief bijlagen.

1.3 aan-huis-verbonden beroep:

een beroep dat in of bij een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.4 aanbouw:

een aan een hoofdgebouw toegevoegde afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 afhankelijke woonruimte:

een vrijstaand bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de bijbehorende woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren en/of het voortbrengen van producten door middel daarvan.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.9 bed en breakfast:

het bieden van overnachtingaccommodatie in een woonhuis door de hoofdbewoner in de vorm van een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt en/of avondmaaltijd.

1.10 bedrijf/bedrijfsactiviteit:

de uitoefening van opslag-, handels-, transport- en industriële en ambachtelijke bedrijven, een en ander met uitsluiting van agrarische bedrijven, detailhandel, horeca, dienstverlening, zelfstandige kantoren, maatschappelijke voorzieningen en voorzieningen op het gebied van cultuur en ontspanning.

1.11 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf of bedrijfsactiviteit.

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een bedrijf, kantoor of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.13 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.14 bestaand:
  • a. ten aanzien van bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;
  • b. ten aanzien van gebruik: gebruik van gronden en opstallen zoals dat aanwezig is op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.18 bouwen:

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.21 bouwmassa:

een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen.

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct, hetzij indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.26 carport:

een dakconstructie, vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, bestemd voor het overdekt stallen van auto's.

1.27 cultuur en ontspanning (c.q. voorzieningen op het gebied van):

het al dan niet bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, waaronder begrepen: atelier/expositieruimte, bioscoop, creativiteitscentrum, dansschool, fitnesscentrum, kinderboerderij, museum, muziekschool, muziektheater, sauna, speeltuin, sportschool, theater, wellnesscentrum, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.

1.28 cultuurhistorische waarde:

De aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde die wordt gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.29 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 dienstverlening:

een bedrijfsmatige activiteit met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan niet met een baliefunctie, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, bijkantoren van banken en van sociaal-culturele instellingen, postagentschappen, telefoon-, internet-, telegraaf- en telexdiensten, snelfoto-ontwikkel- en copy-shops, videotheken en autorijscholen.

1.31 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond.

1.32 es:

een cultuurhistorisch waardevol relict van een oorspronkelijk gezamenlijk gebruikt akkercomplex.

1.33 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.34 extensieve dagrecreatie:

recreatief medegebruik waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en naar de aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.35 functie:

activiteiten ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.36 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.37 geluidzoneringplichtige inrichting:

inrichtingen als bedoeld in de artikelen 1 en 41 van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, en die zijn aangewezen in bijlage I, onderdeel D behorend bij het Besluit omgevingsrecht.

1.38 gevellijn:

de aanduiding van de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg of ander openbaar gebied en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.39 glastuinbouw:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin de productie geheel of in overwegende mate plaatsvindt in kassen.

1.40 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

1.41 hobbymatig agrarisch grondgebruik:

het gebruik van grond ten behoeve van agrarische activiteiten in een omvang die niet als bedrijfsmatig kan worden beschouwd.

1.42 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw kan worden aangemerkt.

1.43 horeca:

een bedrijf dat is gericht op één of meer van de navolgende bedrijfsmatige activiteiten:

  • a. het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of dranken met de mogelijkheid deze ter plaatse of elders te nuttigen;
  • b. het verstrekken van nachtverblijf;
  • c. het exploiteren van zaalaccommodatie;
  • d. het bieden van gelegenheid tot dansen;
  • e. het uitoefenen van een kans- en/of behendigheidsspel;

een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie (uitgezonderd een erotisch getinte vermaaksfunctie).

1.44 horeca van categorie 1:

een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het verstrekken van nachtverblijf, al dan niet in combinatie met het exploiteren van zaalaccommodatie, en waarbij het vertrekken van voedsel en dranken daaraan ondergeschikt is, zoals een hotel of pension.

1.45 horeca van categorie 2:

een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, zoals een (hotel)restaurant, pannenkoekenhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum.

1.46 horeca van categorie 3:

een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie, zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, maaltijdafhaalcentrum, lunchroom en ijssalon.

1.47 horeca van categorie 4:

een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een café.

1.48 huishouden:

de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:

  • a. het inwonen of het bewonen van kamers door ten hoogste 2 verwanten of andere personen in het hoofdgebouw en/of aan- en uitbouw, al dan niet bij wijze van mantelzorg en al dan niet met eigen voorzieningen;
  • b. een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, waaronder mede wordt begrepen:
    • 1. een woongroep van mensen met een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking of aandoening, met inbegrip van begeleiding en toezicht gericht op zelfstandige bewoning;
    • 2. de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal 4 niet verwante personen die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning.
1.49 intensieve veehouderij:

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij.

1.50 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.51 kampeerterrein:

terrein, speciaal ingericht om in tent, camper of caravan te overnachten.

1.52 kantoor:

een ruimte of bij elkaar horende ruimten die bestemd is/zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of administratieve dienstverlening.

1.53 kantoor met baliefunctie:

een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie zoals een bank, postkantoor, reisbureau en uitzendbureau.

1.54 kelder:

een geheel of nagenoeg geheel, dat wil zeggen maximaal 0,5 m boven peil, ondergronds gelegen ruimte die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.

1.55 kwetsbaar object:

een kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.56 landschapswaarde c.q. landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch opzicht.

1.57 lawaaisport:

een sport waarbij in hoge mate (mechanisch) geluid wordt geproduceerd, zoals autosport, motorsport, (model)vliegsport en karting.

1.58 maatschappelijk c.q. maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen op het gebied en/of in de vorm van: atelier/expositieruimte, bibliotheek, gezondheidszorg (inclusief apotheek), jeugdopvang, kinder- en naschoolse opvang, onderwijs (openbaar school- en speelterrein inbegrepen), openbaar bestuur en openbare dienstverlening, religie en levensbeschouwing, uitvaartcentrum, verenigingsleven, welzijnsinstelling, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.

1.59 manege:

een bedrijf dat is gericht op het geven van paardensportinstructie en/of het geven van gelegenheid aan derden tot het recreatief dan wel sportief paardrijden, al dan niet in combinatie met een paardenpension.

1.60 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.61 milieuzoneringslijst:

de lijst van handels- en bedrijfsactiviteiten die onderdeel uitmaakt van de regels, waarin deze activiteiten naar milieucategorie zijn onderscheiden.

1.62 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt.

1.63 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw dat gedeeltelijk onder peil is gelegen.

1.64 ondergeschikte detailhandel:

beperkte, op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen die functioneel rechtstreeks verband houden met activiteiten die als functie worden uitgeoefend.

1.65 ondergeschikte horeca:

beperkte, op de eindgebruiker gerichte horeca die functioneel rechtstreeks verband houdt met activiteiten die als functie worden uitgeoefend.

1.66 overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, anders dan een glastuinbouwbedrijf en intensieve veehouderij. Overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven zijn in ieder geval: gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven en witlofkwekerijen.

1.67 paardenbak:

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen.

1.68 peil:
  • a. voor bouwwerken op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte, normale maaiveld.
1.69 permanente bewoning:

bewoning van een verblijf als hoofdverblijf.

1.70 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.71 recreatieverblijf:

een kampeermiddel, trekkershut, groepsaccommodatie, stacaravan of recreatiewoning.

1.72 recreatiewoning:

een gebouw dat dient als tijdelijk verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.73 risicovolle inrichting:

een inrichting waarbij ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in een bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.74 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte zoals bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.

1.75 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.76 stacaravan:

een caravan of soortgelijk onderkomen, al dan niet op wielen, die, mede gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, en die bestemd is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden.

1.77 statische opslag:

opslag van goederen die naar hun aard weinig verplaatsing behoeven, zoals caravans, campers, boten en (klassieke) auto's.

1.78 teeltondersteunende voorziening:

voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om één of meer van de volgende doelen na te streven:

  • a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • c. bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water).

Voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbeiteelttafels, afdekfolies, antiworteldoeken, boomteelthekken, hagelnetten, insectengazen, plastic tunnels, ondersteunende kassen, schaduwhallen en vraatnetten.

1.79 tijdelijke teeltondersteunende voorziening:

teeltondersteunende voorziening die zo lang de teelt het vereist aanwezig is, met een maximum van acht maanden per jaar.

1.80 trekkershut:

een gebouw van eenvoudige constructie, niet voorzien van sanitair, dat bestemd is voor kortdurend recreatief verblijf van passanten.

1.81 tuincentrum:

detailhandelsbedrijf met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van tuinen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen te koop worden aangeboden, al dan niet in combinatie met en als daaraan ondergeschikte activiteit de verkoop van dieren, dierbenodigdheden en aan landelijk of lokaal erkende feestdagen gerelateerde (feest)artikelen.

1.82 uitbouw:

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.83 verblijfsrecreatie:

recreatief nachtverblijf door (groepen van) personen die hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben.

1.84 verdieping:

elke bouwlaag boven de eerste bouwlaag op de begane grond.

1.85 voorgevellijn:

de lijn (in hoeksituaties: de lijnen) waarin de naar de weg of ander openbaar gebied gekeerde gevel(s) van het dichtst bij die weg of ander openbaar gebied gelegen gebouw is (zijn) gelegen alsmede het verlengde daarvan.

1.86 vuurwerkbedrijf:

een inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is.

1.87 werk:

een constructie, geen bouwwerk zijnde.

1.88 wonen:

het bewonen van een woning.

1.89 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.90 woonhuis:

een gebouw dat één grondgebonden woning omvat.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het betreffende bouwwerk op een bouwperceel.

2.2 de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken samen.

2.3 het bebouwingspercentage:

de oppervlakte die met gebouwen (carports en overkappingen inbegrepen) is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming; bij het bepalen van de oppervlakte van een bouwperceel waarop een of meer woningen mogen worden gebouwd, wordt de oppervlakte van de bij de woning behorende bestemming 'Tuin' meegerekend; de oppervlakte wordt altijd in gehele getallen bepaald.

2.4 de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de breedte van een bouwperceel:

tussen de zijdelingse perceelsgrenzen, gemeten over ten minste 3/4 van de lengte van het bouwperceel, in welke lengte in ieder geval het bouwvlak aanwezig is of de toegestane situering van het hoofdgebouw indien geen bouwvlak is aangegeven.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, luchtkokers, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitoefening van het agrarisch bedrijf, daaronder begrepen hobbymatig agrarisch grondgebruik, en met dien verstande dat binnen elk bouwvlak niet meer dan één agrarisch bedrijf is toegestaan;
  • b. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. bed en breakfast als recreatieve nevenactiviteit in de bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, in maximaal 2 slaapkamers en ten behoeve van maximaal 4 personen;
  • d. extensieve dagrecreatie;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': behoud, herstel en ontwikkling van cultuurhistorische, landschappelijke en/of architectonische waarden;
  • f. bestaande paden;
  • g. bestaande nutsvoorzieningen, waaronder antennemasten;
  • h. (voorzieningen ten behoeve van) waterkering en waterhuishouding alsmede herstel, ontwikkeling en instandhouding van water en waterpartijen;
  • i. erf- en randbeplantingen;
  • j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 2': een voorlichtingsruimte van maximaal 200 m² voor maximaal 50 personen met ondersteunende horeca, alsmede een boerderijwinkel van maximaal 20 m²;
  • k. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1': tentoonstelling van historisch landbouwmaterieel.
3.1.2 Detaillering

In het doel 'uitoefening van het agrarisch bedrijf':

  • a. zijn tuinen, waterretentie, opslag (onder andere van mest en voer), sleufsilo's, kuilvoerplaten en andere permanente voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak mede begrepen;
  • b. is intensieve veehouderij uitsluitend mede begrepen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', met dien verstande dat ten hoogste één bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen, waarvan maximaal twee bouwlagen mogen worden gebruikt voor het houden van dieren;
  • c. is de uitoefening van glastuinbouwbedrijven niet mede begrepen;
  • d. is de uitoefening van overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet mede begrepen;
  • e. is de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep alsmede de verkoop aan huis van op het agrarisch bedrijf geproduceerde goederen mede begrepen, tot een maximumvloeroppervlakte van 25 m²;
  • f. zijn paardenbakken uitsluitend mede begrepen indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
3.2 Bouwregels
  • a. Bebouwing mag alleen worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 3.1.
  • b. Voor de bebouwing ten dienste van de uitoefening van het agrarisch bedrijf gelden de volgende regels:
    • 1. per aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
    • 2. met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van paardenbakken mogen bouwwerken uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
    • 3. de goothoogte en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen met uitzondering van silo's en windwokkels, en die van bedrijfswoningen alsmede die van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bij bedrijfswoningen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
    • 4. de bebouwing dient voor het overige te voldoen aan de regels als genoemd in onderstaande tabel:
      Bouwwerken   Maximale goothoogte in m   Maximale bouwhoogte in m   Maximale oppervlakte in m²   Maximale inhoud in m³  
      Bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen   Zie onder b3   Zie onder b3   -   750  
      Vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning   3   6   100   -  
      Silo's   -   12   -   -  
      Windwokkels   -   12   -    
      Erfafscheidingen   -   voor de voorgevellijn of als er geen voorgevellijn is: 1;
      voor het overige: 2  
      -   -  
      Bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van paardenbakken   -   1,6   -   -  
      Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   6   -   -  
    • 5. kassen zijn niet toegestaan;
    • 6. de bestaande, legale bebouwde oppervlakte ten behoeve van niet-grondgebonden activiteiten mag niet toenemen;
    • 7. de afstand van bouwwerken tot de as van de weg dient ten minste 20 m te bedragen;
    • 8. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan in die aanduiding is aangegeven;
    • 9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 2' dient de inpassing van de bedrijfsgebouwen te voldoen aan het bepaalde in de tabel in paragraaf 2.2 van de ruimtelijke onderbouwing 'Dieden, Voorstraat-Achterstraat-Rosmolenstraat', die onderdeel uitmaakt van de toelichting bij het bestemmingsplan.
  • c. Voor de bebouwing ten dienste van nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen gelden de volgende regels:
    • 1. uitsluitend ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen gebouwen worden opgericht, tot een maximale hoogte van 3 m en een maximale oppervlakte per gebouw van 15 m²;
    • 2. voor het overige mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden opgericht mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van antennemasten niet meer mag bedragen dan 40 m;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 2 mag de hoogte van erfafscheidingen niet meer bedragen dan 1 m.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1' mag, uitsluitend ten behoeve van de tentoonstelling van historisch landbouwmaterieel en ten behoeve van hobbymatig agrarisch grondgebruik, bebouwing worden opgericht, met dien verstande dat
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2;
    • 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 m;
    • 3. de bouwhoogte van overige bebouwing niet meer mag bedragen dan 3 m.
  • e. Kelders zijn toegestaan.
  • f. Ten behoeve van de overige doelen mag geen bebouwing worden opgericht.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op:

  • a. de ruimtelijke kwaliteit;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de woonsituatie;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering van de bebouwing;
  • b. de nokrichting van daken;
  • c. de oriëntatierichting van de bebouwing.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 voor de activiteiten als genoemd in onderstaande tabel, onder de voorwaarde dat de ruimtelijke en/of stedenbouwkundige inpasbaarheid en de milieuhygiënische aanvaardbaarheid zijn aangetoond en met inachtneming van de per afzonderlijke activiteit omschreven voorwaarden in de tabel, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de ruimtelijke kwaliteit;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de woonsituatie;
Activiteit   Voorwaarden  
Overschrijding van de bouwgrenzen   -het betreft een eenmalige, plaatselijke overschrijding;
-de overschrijding mag niet meer bedragen dan 10 m;
-ten gevolge van de overschrijding mag de oppervlakte van het bouwvlak met niet meer dan 5% toenemen;
-deze afwijkingsmogelijkheid geldt niet voor agrarische bedrijven met de aanduiding 'intensieve veehouderij'.  
Het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak   -afwijking is uitsluitend toegestaan tot een hoogte van 4,5 m.  
Het bouwen van ooievaarsnesten   -de hoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.  
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor de activiteiten als genoemd in onderstaande tabel, met inachtneming van de per afzonderlijke activiteit omschreven voorwaarden in de tabel, onder de voorwaarde dat de milieuhygiënische aanvaardbaarheid is aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de ruimtelijke kwaliteit;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de woonsituatie;
Activiteit   Voorwaarden  
Het gebruik van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen ten behoeve van bewoning   -het gebruik dient noodzakelijk te zijn vanuit een oogpunt van mantelzorg;
-op het perceel dient al een woning aanwezig te zijn;
-de omgevingsvergunning wordt niet meer dan één keer tegelijkertijd per woning verleend;
-er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van belangen van belanghebbenden;
-de voor mantelzorg te gebruiken ruimte wordt ingepast binnen de bouwmogelijkheden voor bijgebouwen of bedrijfsgebouwen en is in ieder geval niet groter dan 80 m²;
-het bijgebouw of het bedrijfsgebouw is gelegen op een afstand van niet meer dan 40 m van de woning, tenzij op ruimere afstand van de woning een bestaand bijgebouw of bedrijfsgebouw is gelegen dat op relatief eenvoudige wijze geschikt is te maken voor bewoning en er sprake blijft van een relatie tussen woning en bijgebouw of bedrijfsgebouw.  
Kleinschalige nevenactiviteiten   Uitsluitend de volgende categorieën kleinschalige nevenactiviteiten kunnen worden toegestaan:
-statische opslag/caravanopslag
-verblijfsrecreatie (maximaal 6 eenheden)
-dagrecreatie/sport, met uitzondering van maneges, en inclusief ondersteunende horeca
-kinderdagverblijf/buitenschoolse opvang (maximaal 200 m2)
-overige dienstverlening (maximaal 100 m2)
-ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven
-overige ambachtelijke bedrijven (maximale productievloeroppervlakte: 200 m2)
-detailhandel in streekproducten (maximaal 100 m2)

Verder gelden de volgende voorwaarden:
-de nevenactiviteit wordt uitgeoefend als niet-zelfstandig onderdeel van het agrarisch bedrijf;
-het gebruik ten behoeve van de nevenactiviteit vindt plaats op of in directe aansluiting op het agrarische bouwvlak;
-de afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de in de directe omgeving voorkomende natuur- en/of landschapswaarden en van de waterhuishouding en -kwaliteit ter plaatse;
-buitenopslag is niet toegestaan;
-er is geen sprake van onevenredige verkeersaantrekking;
-het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
-de maximale oppervlakte bedraagt, onverminder de elders in deze tabel genoemde maximale oppervlaktes, 500 m²;
-er is geen sprake van milieuhygiënische bezwaren.

Voor verblijfsrecreatieve en dagrecreatieve nevenactiviteiten groter dan 100 m² gelden bovendien de volgende voorwaarden:
-de nevenactiviteit mag de draagkracht van het vestigingsgebied niet overschrijden;
-de nevenactitiveit moet leiden tot verrijking van het toeristisch product in de streek;
-de bedrijfseconomische haalbaarheid voor de langere termijn moet worden aangetoond.  
Minicamping   -het aantal plaatsen bedraagt maximaal 25;
-de minicamping is gesitueerd binnen of direct aansluitend op het agrarische bouwvlak;
-de landschappelijke inpassing dient op zorgvuldige wijze plaats te vinden aan de hand van een gedetailleerd uitgewerkt en door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan;
-stacaravans zijn niet toegestaan;
-het gebruik is uitsluitend toegestaan in de periode van 31 maart tot 1 oktober.  
Huisvesting tijdelijke arbeidskrachten   -het betreft uitsluitend voorzieningen in de vorm van overnachtingsmogelijkheden en verblijfsruimten voor tijdelijke arbeidskrachten die benodigd en werkzaam zijn in de agrarische sector gedurende het plant- en oogstseizoen, met een maximum van zes maanden per jaar;
-de voorzieningen dienen gerealiseerd te worden binnen de bedrijfsgebouwen en tot een maximumvloeroppervlakte van 200 m².  
Aanleggen van nieuwe paden   -het betreft uitsluitend publiek toegankelijke paden voor langzaam verkeer;
-er is sprake van vrijwilligheid van de kant van de grondeigenaren;
-agrarische belangen worden niet onevenredig geschaad;
-de paden dienen hoofdzakelijk langs perceelsgrenzen te worden aangelegd.  
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Vergroting bouwvlak en verhoging bebouwingspercentage van grondgebonden agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van bouwvlakken en/of het verhogen van bebouwingspercentages van grondgebonden agrarische bedrijven, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. De maximale oppervlakte van het bouwvlak na vergroting bedraagt 1,5 ha.
  • b. De verhoging van het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 10 procentpunt.
  • c. De noodzaak van vergroting van het bouwvlak en/of verhoging van het bebouwingspercentage is aangetoond aan de hand van een ondernemersplan, in welk kader burgemeester en wethouders advies inwinnen van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
  • d. Aangetoond is dat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving (ammoniak, geur, volksgezondheid en dergelijke) en dat er geen onevenredige nadelige gevolgen zijn voor de in de omgeving aanwezig waarden (zoals water, ecologie, Natura 2000-gebied, landschap, cultuurhistorie en archeologie) en voor de belangen van derden.
  • e. In geval van gemengde bedrijven is zekergesteld dat de bestaande legale bebouwde oppervlakte ten behoeve van de niet-grondgebonden activiteiten niet toeneemt.
  • f. Aangetoond is dat de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing op zorgvuldige wijze plaatsvindt.
3.6.2 Omschakeling naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen deze bestemming, voor zover het bouwvlakken betreft, te wijzigen in de bestemming 'Wonen - Vrijstaand' of 'Wonen - Halfvrijstaand', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bedrijfsactiviteiten worden blijvend gestaakt;
  • b. alle aanwezige gebouwen worden gesloopt, met uitzondering van:
    • 1. gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
    • 2. de bestaande woning;
    • 3. aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en carports tot een oppervlakte van 100 m²;
  • c. er is geen sprake van milieuhygiënische bezwaren;
  • d. het aantal woningen na wijziging bedraagt niet meer dan 1;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d en onverminderd het bepaalde onder b mag, indien minimaal 500 m2 legaal aanwezige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, het aantal woningen na wijziging 2 bedragen;
  • f. de stedenbouwkundige inpasbaarheid van de woning(en) is aangetoond;
  • g. de goothoogte van de nieuwe woning(en) bedraagt niet meer dan 4,5 m, de bouwhoogte niet meer dan 10 m en de inhoud niet meer dan 750 m3; de goothoogte, bouwhoogte en inhoud van bestaande, al dan niet afgesplitste, woningen bedraagt niet meer dan is toegestaan op basis van het bepaalde in artikel 3.2;
  • h. voor het overige wordt voor de bouw- en gebruiksregels aangesloten bij de regels zoals die van toepassing zijn ingevolge de bestemming 'Wonen - Vrijstaand' respectievelijk 'Wonen - Halfvrijstaand', met dien verstande dat, uitsluitend in een situatie als bedoeld onder d, de in artikel 23.3 opgenomen afwijkingen van de bouwregels rechtstreeks in de wijziging kunnen worden meegenomen.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitoefening van het grondgebonden agrarisch bedrijf, daaronder begrepen hobbymatig agrarisch grondgebruik, met dien verstande dat in dit doel tuinen, waterretentie, opslag (onder andere van mest en voer), sleufsilo's, kuilvoerplaten en andere permanente voorzieningen niet mede zijn begrepen;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden in de vorm van essen;
  • d. extensieve dagrecreatie;
  • e. bestaande paden;
  • f. bestaande nutsvoorzieningen waaronder antennemasten;
  • g. (voorzieningen ten behoeve van) waterkering en waterhuishouding alsmede herstel, ontwikkeling en instandhouding van water en waterpartijen;
  • h. erf- en randbeplantingen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': een landbouwschuur voor opslag in het kader van de uitoefening van het agrarisch bedrijf, daaronder begrepen hobbymatig agrarisch grondgebruik.
4.2 Bouwregels
  • a. Bebouwing mag alleen worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 4.1.
  • b. Voor de bebouwing ten dienste van nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen gelden de volgende regels:
    • 1. uitsluitend ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen gebouwen worden opgericht, tot een maximale hoogte van 3 m en een maximale oppervlakte per gebouw van 15 m²;
    • 2. voor het overige mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden opgericht mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van antennemasten niet meer mag bedragen dan 40 m;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 2 mag de hoogte van erfafscheidingen niet meer bedragen dan 1 m.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' mag één gebouw worden opgericht; de goothoogte en de bouwhoogte hiervan mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • d. Ten behoeve van de overige doelen mag geen bebouwing worden opgericht.
4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor de activiteiten als genoemd in onderstaande tabel, met inachtneming van de voorwaarden in de tabel en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de ruimtelijke kwaliteit;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. de woonsituatie;
Activiteit   Voorwaarden  
Aanleggen van nieuwe paden   -het betreft uitsluitend publiek toegankelijke paden voor langzaam verkeer;
-er is sprake van vrijwilligheid van de kant van de grondeigenaren;
-agrarische belangen worden niet onevenredig geschaad;
-de paden dienen hoofdzakelijk langs perceelsgrenzen te worden aangelegd.  
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Vergunningsplicht

Het is verboden op en/of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen (0,5 m of meer), egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het bebossen of anderszins beplanten met hoogopgaande (1,5 m of meer) bomen, struiken, heesters en daarmee vergelijkbare houtopstanden;
  • c. het rooien en kappen van bomen, struiken, heesters en daarmee vergelijkbare houtopstanden, behoudens het oogsten van teelten;
  • d. het aanleggen of verbreden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanleggen, vergraven, verleggen, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • g. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
  • h. het plaatsen van teeltondersteunende voorzieningen.
4.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. die op het moment van het van kracht worden van het plan reeds legaal in uitvoering waren of legaal konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
  • b. die het normale gebruik, onderhoud en/of beheer betreffen van de gronden; als normaal gebruik worden in ieder geval niet beschouwd grondbewerkingen ten dienste van het agrarische gebruik waarbij de bodem meer dan 0,5 m onder maaiveld wordt geroerd; als normaal gebruik wordt in ieder geval ook niet beschouwd het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden die niet jaarlijks geoogst worden;
  • c. binnen bouwvlakken.
4.4.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wodt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, met dien verstande, dat:
    • 1. uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de milieuzoneringslijst;
    • 2. geluidzoneringplichtige en risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven zijn uitgesloten;
    • 3. binnen elk bouwvlak niet meer dan één bedrijf is toegestaan;
  • b. een loonwerkbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1';
  • c. een timmerbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2';
  • d. een hoveniersbedrijf/tuincentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
  • e. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • f. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische, landschappelijke en/of architectonische waarden;
  • h. ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Bebouwing mag alleen worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 5.1.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • c. Per aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning, vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing, toegestaan.
  • d. Kelders zijn uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen.
5.2.3 Aan-, uit- en bijgebouwen, overkappingen en carports bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen, overkappingen en carports bij bedrijfswoningen gelden, in aanvulling op en in voorkomend geval in afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.2, de volgende regels:

  • a. Aan-, uit- en bijgebouwen, overkappingen en carports dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  • b. De maximale gezamenlijke oppervlakte van aan-, uit- en bijgebouwen, overkappingen en carports mag niet meer bedragen dan 100 m².
  • c. De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  • d. De bouwhoogte van overkappingen en carports mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • e. De bouwhoogte van andere aan-, uit- en bijgebouwen dan overkappingen en carports mag niet meer bedragen dan 5 m.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. Op de bouw van overkappingen en carports zijn de regels in artikel 5.2.3 van toepassing.
  • c. De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan de bouwhoogte van gebouwen conform artikel 5.2.2, en daarbuiten niet meer dan 4 m.
5.3 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  • a. van het bepaalde in artikel 5.1 om bedrijven toe te staan uit ten hoogste een categorie hoger, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens artikel 5.1toegelaten categorieën van de milieuzoneringslijst, zulks met uitsluiting van risicovolle en geluidzoneringplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  • b. van het bepaalde in artikel 5.1 om bedrijven toe te staan die niet in de milieuzoneringslijst zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens artikel 5.1 toegelaten categorieën van de milieuzoneringslijst, zulks met uitsluiting van risicovolle en geluidzoneringplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  • c. van het verbod vrijstaande bijgebouwen te gebruiken voor bewoning, mits:
    • 1. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 2. op het perceel al een woning aanwezig is en op de betreffende woning geen zodanige omgevingsvergunning van kracht is;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van belanghebbenden;
    • 4. de afhankelijke woonruimte binnen de bouwmogelijkheden voor bijgebouwen ingepast wordt en de oppervlakte van het gebouw in ieder geval niet groter is dan 80 m2 ;
    • 5. het bijgebouw gelegen is op een afstand van niet meer dan 40 m van de woning, tenzij op ruimere afstand van de woning een bestaand bijgebouw is gelegen dat op relatief eenvoudige wijze geschikt is te maken voor bewoning en er sprake blijft van een relatie tussen woning en bijgebouw.

Artikel 6 Centrum - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

Overzicht toegestane functies  
functies   toegestaan
op gehele bouwperceel met uitzondering van de verdiepingen van een gebouw  
toegestaan op verdiepingen van een gebouw   afwijken met omgevingsver-
gunning mogelijk  
detailhandel   ja   ja   n.v.t.  
horeca 1   ja   ja   n.v.t.  
horeca 2   ja   nee   ja, zie artikel 6.3  
horeca 3   ja   nee   ja, zie artikel 6.3  
horeca 4   nee   nee   ja, zie artikel 6.3  
cultuur en ontspanning   ja   nee   ja, zie artikel 6.3  
kantoren   ja   ja   n.v.t.  
dienstverlening   ja   ja   n.v.t.  
maatschappelijk   ja   ja   n.v.t.  
wonen   ja   ja   n.v.t.  
bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2 van de milieuzoneringslijst   ja   nee   ja, zie artikel 6.3  
parkeervoorzieningen   ja   nee   ja, zie artikel 6.3  

en voorts voor de volgende functies:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische, landschappelijke en/of architectonische waarden;
  • c. ondergeschikte waterhuishoudkundige voorzieningen, verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Bebouwing mag alleen worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 6.1.

6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • c. Kelders zijn toegestaan.
6.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en carports

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen niet worden gebouwd voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en het denkbeeldig verlengde daarvan.
  • b. De zijgevel moet worden geplaatst in de zijdelingse perceelgrens dan wel ten minste 1 m daaruit.
  • c. De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 3,5 m respectievelijk 5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van overkappingen en carports niet meer mag bedragen dan 3 m.
  • d. Kelders zijn toegestaan, uitgezonderd onder vrijstaande bijgebouwen.
6.2.4 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

In voorkomend geval in afwijking van het bepaalde in de artikelen 6.2.2 en 6.2.3 mogen ten behoeve van nutsvoorzieningen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • b. De oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m2.
6.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen.
  • b. Op de bouw van overkappingen en carports zijn de regels in artikel 6.2.3 van toepassing.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
6.2.6 Bebouwingspercentage

Het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

oppervlakte bouwperceel   bebouwingspercentage  
bouwperceel tot en met 300 m2   55%, gerekend over de gehele oppervlakte van het bouwperceel  
bouwperceel van 301 tot en met 400 m2   55% voor de oppervlakte tot 300 m2 en 30% over de meerdere oppervlakte  
bouwperceel van 401 m2 en groter   50% over de oppervlakte tot 400 m2 en 20% over de meerdere oppervlakte  

met dien verstande, dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en carports buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 100 m2.

6.3 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  • a. van het bepaalde in artikel 6.1 voor de uitoefening van andere functies op de begane grond dan wel de verdiepingen, mits:
    • 1. de betreffende functie in het overzicht van toegestane functies bij de bestemmingsomschrijving is aangeduid met 'afwijken met omgevingsvergunning mogelijk';
    • 2. de functie past in de ruimtelijke en functionele opbouw van de omgeving;
    • 3. in voldoende mate kan worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • b. ter plaatse waar bedrijven zijn toegestaan: van het bepaalde in artikel 6.1 om bedrijven toe te staan uit ten hoogste een categorie hoger, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens artikel 6.1 toegelaten categorieën van de milieuzoneringslijst, zulks met uitsluiting van risicovolle en geluidzoneringplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  • c. ter plaatse waar bedrijven zijn toegestaan: van het bepaalde in artikel 6.1 om bedrijven toe te staan die niet in de milieuzoneringslijst zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens artikel 6.1 toegelaten categorieën van de milieuzoneringslijst, zulks met uitsluiting van risicovolle en geluidzoneringplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  • d. van het verbod vrijstaande bijgebouwen te gebruiken voor bewoning, mits:
    • 1. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 2. op het perceel al een woning aanwezig is en op de betreffende woning geen zodanige omgevingsvergunning van kracht is;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van belanghebbenden;
    • 4. de afhankelijke woonruimte binnen de bouwmogelijkheden voor bijgebouwen ingepast wordt en de oppervlakte van het gebouw in ieder geval niet groter is dan 80 m2 ;
    • 5. het bijgebouw gelegen is op een afstand van niet meer dan 40 m van de woning, tenzij op ruimere afstand van de woning een bestaand bijgebouw is gelegen dat op relatief eenvoudige wijze geschikt is te maken voor bewoning en er sprake blijft van een relatie tussen woning en bijgebouw.

Artikel 7 Centrum - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

Overzicht toegestane functies  
functies   toegestaan
op gehele bouwperceel met uitzondering van de verdiepingen van een gebouw  
toegestaan op verdiepingen van een gebouw   afwijken met omgevingsver-
gunning mogelijk  
detailhandel   ja   ja   n.v.t.  
horeca 1   ja   ja   n.v.t.  
horeca 2   ja   nee   ja, zie artikel 7.3  
horeca 3   ja   nee   ja, zie artikel 7.3  
horeca 4   nee   nee   ja, zie artikel 7.3  
cultuur en ontspanning   ja   nee   ja, zie artikel 7.3  
kantoren   ja   ja   n.v.t.  
dienstverlening   ja   ja   n.v.t.  
maatschappelijk   ja   ja   n.v.t.  
wonen   nee   ja   nee  
bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2 van de milieuzoneringslijst   ja   nee   ja, zie artikel 7.3  
parkeervoorzieningen   ja   nee   ja, zie artikel 7.3  

en voorts voor de volgende functies:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische, landschappelijke en/of architectonische waarden;
  • c. ondergeschikte waterhuishoudkundige voorzieningen, verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Bebouwing mag alleen worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 7.1.

7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • c. Kelders zijn toegestaan.
7.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en carports

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen niet worden gebouwd voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en het denkbeeldig verlengde daarvan.
  • b. De zijgevel moet worden geplaatst in de zijdelingse perceelgrens dan wel ten minste 1 m daaruit.
  • c. De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 3,5 m respectievelijk 5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van overkappingen en carports niet meer mag bedragen dan 3 m.
  • d. Kelders zijn toegestaan, uitgezonderd onder vrijstaande bijgebouwen.
7.2.4 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

In voorkomend geval in afwijking van het bepaalde in de artikelen 7.2.2 en 7.2.3 mogen ten behoeve van nutsvoorzieningen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • b. De oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m2.
7.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen.
  • b. Op de bouw van overkappingen en carports zijn de regels in artikel 7.2.3 van toepassing.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
7.2.6 Bebouwingspercentage

Het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

oppervlakte bouwperceel   bebouwingspercentage  
bouwperceel tot en met 300 m2   55%, gerekend over de gehele oppervlakte van het bouwperceel  
bouwperceel van 301 tot en met 400 m2   55% voor de oppervlakte tot 300 m2 en 30% over de meerdere oppervlakte  
bouwperceel van 401 m2 en groter   50% over de oppervlakte tot 400 m2 en 20% over de meerdere oppervlakte  

met dien verstande, dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en carports buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 100 m2.

7.3 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  • a. van het bepaalde in artikel 7.1 voor de uitoefening van andere functies op de begane grond dan wel de verdiepingen, mits:
    • 1. de betreffende functie in het overzicht van toegestane functies bij de bestemmingsomschrijving is aangeduid met 'afwijken met omgevingsvergunning mogelijk';
    • 2. de functie past in de ruimtelijke en functionele opbouw van de omgeving;
    • 3. in voldoende mate kan worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • b. ter plaatse waar bedrijven zijn toegestaan: van het bepaalde in artikel 7.1 om bedrijven toe te staan uit ten hoogste een categorie hoger, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens artikel 7.1 toegelaten categorieën van de milieuzoneringslijst, zulks met uitsluiting van risicovolle en geluidzoneringplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  • c. ter plaatse waar bedrijven zijn toegestaan: van het bepaalde in artikel 7.1 om bedrijven toe te staan die niet in de milieuzoneringslijst zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens artikel 7.1 toegelaten categorieën van de milieuzoneringslijst, zulks met uitsluiting van risicovolle en geluidzoneringplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  • d. van het verbod vrijstaande bijgebouwen te gebruiken voor bewoning, mits:
    • 1. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 2. op het perceel al een woning aanwezig is en op de betreffende woning geen zodanige omgevingsvergunning van kracht is;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van belanghebbenden;
    • 4. de afhankelijke woonruimte binnen de bouwmogelijkheden voor bijgebouwen ingepast wordt en de oppervlakte van het gebouw in ieder geval niet groter is dan 80 m2 ;
    • 5. het bijgebouw gelegen is op een afstand van niet meer dan 40 m van de woning, tenzij op ruimere afstand van de woning een bestaand bijgebouw is gelegen dat op relatief eenvoudige wijze geschikt is te maken voor bewoning en er sprake blijft van een relatie tussen woning en bijgebouw.

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1' detailhandel in voedings- en genotmiddelen, kleding, textiel en schoeisel uitsluitend is toegestaan tot een oppervlakte van 3.500 m2, en dat ter plaatse van die aanduiding buitenverkoop en buitenopslag zijn uitgesloten;
  • b. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Bebouwing mag alleen worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 8.1.

8.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • c. Per aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning, vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing, toegestaan.
  • d. Kelders zijn uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen.
8.2.3 Aan-, uit- en bijgebouwen, overkappingen en carports bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen, overkappingen en carports bij bedrijfswoningen gelden, in aanvulling op en voorkomend geval in afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.2, de volgende regels:

  • a. Aan-, uit- en bijgebouwen, overkappingen en carports dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  • b. De maximale gezamenlijke oppervlakte van aan-, uit- en bijgebouwen, overkappingen en carports mag niet meer bedragen dan 100 m².
  • c. De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  • d. De bouwhoogte van overkappingen en carports mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • e. De bouwhoogte van andere aan-, uit- en bijgebouwen dan overkappingen en carports mag niet meer bedragen dan 5 m.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. Op de bouw van overkappingen en carports zijn de regels in artikel 8.2.3 van toepassing.
  • c. De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan de bouwhoogte van gebouwen conform artikel 8.2.2, en daarbuiten niet meer dan 4 m.
8.3 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het verbod vrijstaande bijgebouwen te gebruiken voor bewoning, mits:

  • a. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is en op de betreffende woning geen zodanige omgevingsvergunning van kracht is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van belanghebbenden;
  • d. de afhankelijke woonruimte binnen de bouwmogelijkheden voor bijgebouwen ingepast wordt en de oppervlakte van het gebouw in ieder geval niet groter is dan 80 m2 ;
  • e. het bijgebouw gelegen is op een afstand van niet meer dan 40 m van de woning, tenzij op ruimere afstand van de woning een bestaand bijgebouw is gelegen dat op relatief eenvoudige wijze geschikt is te maken voor bewoning en er sprake blijft van een relatie tussen woning en bijgebouw.

Artikel 9 Dienstverlening

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening, met dien verstande dat
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - 1' uitsluitend zijn toegestaan een opleidings- en congrescentrum met daarbij behorende overnachtingsfaciliteiten en een restaurant met een bruto-vloeroppervlak van 50 m²;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - 2' uitsluitend zijn toegestaan:
      • dienstverlening in de vorm van een vergader-, trainings- en congrescentrum;
      • cultureel-maatschappelijke activiteiten in de vorm van huwelijksvoltrekkingen, doop- en rouwbijeenkomsten en soorgelijke bijeenkomsten;
      • atelier-/galerieruimte;
      • culturele en maatschappelijke bijeenkomsten;
      • horeca die ondergeschikt en ondersteunend is aan deze functies;
  • b. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend parkeervoorzieningen en de ontsluiting daarvan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische, landschappelijke en/of architectonische waarden;
  • e. ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Bebouwing mag alleen worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 9.1.

9.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • c. Per aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning, vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing, toegestaan.
  • d. Kelders zijn uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen.
9.2.3 Aan-, uit- en bijgebouwen, overkappingen en carports bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen, overkappingen en carports bij bedrijfswoningen gelden, in aanvulling op en in voorkomend geval in afwijking van het bepaalde in artikel 9.2.2, de volgende regels:

  • a. Aan-, uit- en bijgebouwen, overkappingen en carports dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  • b. De maximale gezamenlijke oppervlakte van aan-, uit- en bijgebouwen, overkappingen en carports mag niet meer bedragen dan 100 m².
  • c. De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  • d. De bouwhoogte van overkappingen, overkappingen en carports mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • e. De bouwhoogte van andere aan-, uit- en bijgebouwen dan overkappingen en carports mag niet meer bedragen dan 5 m.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. Op de bouw van overkappingen en carports zijn de regels in artikel 9.2.3 van toepassing.
  • c. De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan de bouwhoogte van gebouwen conform artikel 9.2.2, en daarbuiten niet meer dan 4 m.
9.3 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  • a. van het verbod vrijstaande bijgebouwen te gebruiken voor bewoning, mits:
    • 1. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 2. op het perceel al een woning aanwezig is en op de betreffende woning geen zodanige omgevingsvergunning van kracht is;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van belanghebbenden;
    • 4. de afhankelijke woonruimte binnen de bouwmogelijkheden voor bijgebouwen ingepast wordt en de oppervlakte van het gebouw in ieder geval niet groter is dan 80 m2 ;
    • 5. het bijgebouw gelegen is op een afstand van niet meer dan 40 m van de woning, tenzij op ruimere afstand van de woning een bestaand bijgebouw is gelegen dat op relatief eenvoudige wijze geschikt is te maken voor bewoning en er sprake blijft van een relatie tussen woning en bijgebouw;
  • b. van het bepaalde in artikel 9.1 ten behoeve van dienstverlening in een andere vorm dan toegestaan in dat artikel mits:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de ruimtelijke kwaliteit;
      • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
      • de woonsituatie;
    • 2. aangetoond is dat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving (ammoniak, geur, volksgezondheid en dergelijke) en er geen onevenredige nadelige gevolgen zijn voor de in de omgeving aanwezig waarden (zoals water, ecologie, Natura 2000-gebied, landschap, cultuurhistorie en archeologie) en voor de belangen van derden;
    • 3. voorzien kan worden in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 10 Gemengd

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

Overzicht toegestane functies  
functies   toegestaan
op gehele bouwperceel met uitzondering van de verdiepingen van een gebouw  
toegestaan op verdiepingen van een gebouw   afwijken met omgevings-
vergunning mogelijk  
detailhandel   ja   nee   ja, zie artikel 10.3  
dienstverlening   ja   ja   n.v.t.  
maatschappelijk   ja   ja   n.v.t.  
bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2 van de milieuzoneringslijst   ja   nee   nee  

en voorts voor de volgende functies:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. een timmerbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2';
  • c. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische, landschappelijke en/of architectonische waarden;
  • e. ondergeschikte waterhuishoudkundige voorzieningen, verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Bebouwing mag alleen worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 10.1.

10.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • c. Per aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning, vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing, toegestaan.
  • d. Kelders zijn uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen.
10.2.3 Aan-, uit- en bijgebouwen, overkappingen en carports bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen, overkappingen en carports bij bedrijfswoningen gelden, in aanvulling op en in voorkomend geval in afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.2, de volgende regels:

  • a. Aan-, uit- en bijgebouwen, overkappingen en carports dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  • b. De maximale gezamenlijke oppervlakte van aan-, uit- en bijgebouwen, overkappingen en carports mag niet meer bedragen dan 100 m².
  • c. De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  • d. De bouwhoogte van overkappingen en carports mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • e. De bouwhoogte van andere aan-, uit- en bijgebouwen dan overkappingen en carports mag niet meer bedragen dan 5 m.
10.2.4 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

In voorkomend geval in afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.2 mogen ten behoeve van nutsvoorzieningen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • b. De oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m2.
10.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. Op de bouw van overkappingen en carports zijn de regels in artikel 10.2.3 van toepassing.
  • c. De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan de bouwhoogte van gebouwen conform artikel 10.2.2, en daarbuiten niet meer dan 4 m.
10.3 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  • a. van het bepaalde in artikel 10.1 voor de uitoefening van andere functies op de begane grond dan wel de verdiepingen, mits:
    • 1. de betreffende functie in het overzicht van toegestane functies bij de bestemmingsomschrijving is aangeduid met 'afwijken met omgevingsvergunning mogelijk';
    • 2. de functie past in de ruimtelijke en functionele opbouw van de omgeving;
    • 3. in voldoende mate kan worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • b. ter plaatse waar bedrijven zijn toegestaan: van het bepaalde in artikel 10.1 om bedrijven toe te staan uit ten hoogste een categorie hoger, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens artikel 10.1 toegelaten categorieën van de milieuzoneringslijst, zulks met uitsluiting van risicovolle en geluidzoneringplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven.
  • c. ter plaatse waar bedrijven zijn toegestaan: van het bepaalde in artikel 10.1 om bedrijven toe te staan die niet in de milieuzoneringslijst zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens artikel 10.1 toegelaten categorieën van de milieuzoneringslijst, zulks met uitsluiting van risicovolle en geluidzoneringplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  • d. van het verbod vrijstaande bijgebouwen te gebruiken voor bewoning, mits:
    • 1. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 2. op het perceel al een woning aanwezig is en op de betreffende woning geen zodanige omgevingsvergunning van kracht is;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van belanghebbenden;
    • 4. de afhankelijke woonruimte binnen de bouwmogelijkheden voor bijgebouwen ingepast wordt en de oppervlakte van het gebouw in ieder geval niet groter is dan 80 m2 ;
    • 5. het bijgebouw gelegen is op een afstand van niet meer dan 40 m van de woning, tenzij op ruimere afstand van de woning een bestaand bijgebouw is gelegen dat op relatief eenvoudige wijze geschikt is te maken voor bewoning en er sprake blijft van een relatie tussen woning en bijgebouw.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speel- en verblijfsvoorzieningen en beeldende kunst;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • e. nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Bebouwing mag alleen worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 11.1.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd. Hiervoor gelden de volgende regels.

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
11.2.3 Kleine gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

In afwijking van het bepaalde in artikel 11.2.2 mogen op deze gronden gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • b. De oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m2.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.2.2 voor de bouw van gebouwen ten behoeve van speel- en verblijfsvoorzieningen. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. De inhoud van een gebouw mag niet meer bedragen dan 75 m3;
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m;
  • c. De afstand van een gebouw tot de dichtstbijzijnde woning mag niet minder bedragen dan 50 m.

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecavoorzieningen in de categorieën horeca 1, horeca 2, horeca 3 en horeca 4, met dien verstande dat in kelders uitsluitend opslag ten behoeve van deze horecacategorieën is toegestaan;
  • b. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische, landschappelijke en/of architectonische waarden;
  • d. ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Bebouwing mag alleen worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 12.1.

12.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • c. Per aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning, vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing, toegestaan.
  • d. Kelders zijn uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen.
12.2.3 Aan-, uit- en bijgebouwen, overkappingen en carports bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen, overkappingen en carports bij bedrijfswoningen gelden, in aanvulling op en in voorkomend geval in afwijking van het bepaalde in artikel 12.2.2, de volgende regels:

  • a. Aan-, uit- en bijgebouwen, overkappingen en carports dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  • b. De maximale gezamenlijke oppervlakte van aan-, uit- en bijgebouwen, overkappingen en carports mag niet meer bedragen dan 100 m².
  • c. De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  • d. De bouwhoogte van overkappingen en carports mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • e. De bouwhoogte van andere aan-, uit- en bijgebouwen dan overkappingen en carports mag niet meer bedragen dan 5 m.
12.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. Op de bouw van overkappingen en carports zijn de regels in artikel 12.2.3 van toepassing.
  • c. De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan de bouwhoogte van gebouwen conform artikel 12.2.2, en daarbuiten niet meer dan 4 m.
12.3 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het verbod vrijstaande bijgebouwen te gebruiken voor bewoning, mits:

  • a. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is en op de betreffende woning geen zodanige omgevingsvergunning van kracht is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van belanghebbenden;
  • d. de afhankelijke woonruimte binnen de bouwmogelijkheden voor bijgebouwen ingepast wordt en de oppervlakte van het gebouw in ieder geval niet groter is dan 80 m2 ;
  • e. het bijgebouw gelegen is op een afstand van niet meer dan 40 m van de woning, tenzij op ruimere afstand van de woning een bestaand bijgebouw is gelegen dat op relatief eenvoudige wijze geschikt is te maken voor bewoning en er sprake blijft van een relatie tussen woning en bijgebouw.

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische, landschappelijke en/of architectonische waarden;
  • c. ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 3': detailhandel, met een maximale oppervlakte van 250 m².
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Bebouwing mag alleen worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 13.1.

13.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • c. Kelders zijn uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan de bouwhoogte van gebouwen conform artikel 13.2.2, en daarbuiten niet meer dan 4 m.
13.2.4 Bebouwingspercentage

Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan in die aanduiding is aangegeven.

13.2.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.1 ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen in een andere vorm dan toegestaan in dat artikel mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de ruimtelijke kwaliteit;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 3. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de woonsituatie;
  • b. aangetoond is dat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving (ammoniak, geur, volksgezondheid en dergelijke) en er geen onevenredige nadelige gevolgen zijn voor de in de omgeving aanwezig waarden (zoals water, ecologie, Natura 2000-gebied, landschap, cultuurhistorie en archeologie) en voor de belangen van derden;
  • c. voorzien kan worden in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 14 Maatschappelijk - Begraafplaats

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. begraafplaats;
  • b. ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Bebouwing mag alleen worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 14.1.

14.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • c. Kelders zijn uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • b. De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan de bouwhoogte van gebouwen conform artikel 14.2.2, en daarbuiten niet meer dan 4 m.

Artikel 15 Natuur

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, waaronder begrepen kleinschalige natuur- en landschapselementen alsmede bos en natuur;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • c. wandel- en fietspaden en bestaande wegen;
  • d. (voorzieningen ten behoeve van) waterkering en waterhuishouding;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. extensief recreatief medegebruik.
15.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van informatievoorziening en bewegwijzering en rustgelegenheid met een maximale hoogte van 2 m.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.3.1 Vergunningsplicht

Het is verboden op en/of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren:

  • a. het bebossen of anderszins beplanten met hoogopgaande (1,5 m of meer) bomen, struiken, heesters en daarmee vergelijkbare houtopstanden;
  • b. het rooien en kappen van bomen, struiken, heesters en daarmee vergelijkbare houtopstanden, behoudens het oogsten van teelten;
  • c. het aanleggen of verbreden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen (0,5 m of meer), egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
  • g. het aanleggen, vergraven, verleggen, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • h. het permanent opslaan van goederen;
  • i. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
15.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 15.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. die op het moment van het van kracht worden van het plan reeds legaal in uitvoering waren of legaal konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
  • b. die het normale gebruik, onderhoud en/of beheer betreffen van de gronden.
15.3.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 15.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden van de gronden.

Artikel 16 Sport

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen;
  • b. aan sportvoorzieningen ondergeschikte horeca;
  • c. aan sportvoorzieningen ondergeschikte dienstverlening;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Bebouwing mag alleen worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 16.1.

16.2.2 Gebouwen
  • a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
    • 1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m2;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen gelden de volgende regels:
    • 1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
    • 2. De goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
    • 3. Kelders zijn uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen.
  • c. Ten behoeve van de overige doelen mogen geen gebouwen worden opgericht.
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • b. De hoogte van verlichtingsarmaturen mag niet meer bedragen dan 15 m.
  • c. De hoogte van ballenvangers mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
16.3 Specifieke gebruiksregels

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik, daaronder begrepen het doen en/of laten gebruiken, voor de beoefening van lawaaisport.

Artikel 17 Tuin

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en erven als deel van het bouwperceel horend bij de voor 'Wonen - Halfvrijstaand', 'Wonen - Rijen', 'Wonen - Vrijstaand' dan wel 'Wonen - Woonhuizen' bestemde gronden;
  • b. andere functies die ter plaatse van de bijbehorende bestemming als bedoeld onder a zijn toegestaan;
  • c. ondergeschikte voorzieningen zoals terrassen en paden en parkeervoorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Bebouwing mag alleen worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 17.1.

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op deze gronden mogen uitsluitend bij de woning behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte
    • 1. van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van de bijbehorende woning niet meer bedragen dan 1 m;
    • 2. van erf- en terreinafscheidingen die een afscheiding vormen van de openbare weg of ander openbaar gebied, niet meer bedragen dan 1 m, met dien verstande, dat laatstgenoemde bouwhoogte op een afstand van meer dan 5 m achter de voorgevel van de bijbehorende woning niet meer dan 1,80 m mag bedragen.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag vóór de voorgevel van de bijbehorende woning niet meer bedragen dan 1 m en overigens niet meer dan 4 m.
17.2.3 Overkappingen en carports

Op deze gronden, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin uitgesloten - carports', mogen overkappingen en carports worden gebouwd. Hiervoor gelden, in voorkomend geval in afwijking van het bepaalde in artikel 17.2.2, de volgende regels:

  • a. Overkappingen en carports mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van de woning.
  • b. De bouwhoogte van overkappingen en carports mag niet meer bedragen dan 3 m.
17.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de gronden binnen deze bestemming te wijzigen conform het bepaalde in artikel 23.6.2.

Artikel 18 Verkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden die mede gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speel- en verblijfsvoorzieningen en beeldende kunst;
  • f. terreinen voor markten, standplaatsen en evenementen;
  • g. voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, openbaar vervoer en telecommunicatie;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'dwarsprofiel' de inrichting van deze gronden moet voldoen aan het dwarsprofiel.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

Bebouwing mag alleen worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 18.1.

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • b. De bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • c. De bouwhoogte van objecten van beeldende kunst mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
18.2.3 Kleine gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en openbaar vervoer

In afwijking van het bepaalde in artikel 18.2.2 mogen op deze gronden gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en openbaar vervoer worden gebouwd. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. De hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • b. De oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m2 .

Artikel 19 Verkeer - Verblijf

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en woonstraten met niet meer dan twee rijstroken;
  • b. erven, pleinen en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speel- en verblijfsvoorzieningen en beeldende kunst;
  • g. terrein voor markten, standplaatsen en evenementen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend parkeervoorzieningen en de ontsluiting daarvan;
  • i. voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, openbaar vervoer en telecommunicatie;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. behoud, herstel en ontwikkeling van aanwezige natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden ter ondersteuning van de (historisch-)stedenbouwkundige structuur in de vorm van bomenrijen, zoals aangegeven op de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen kaart 'Historisch-ruimtelijke karakteristiek beschermd stadsgezicht Megen'.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen

Bebouwing mag alleen worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 19.1.

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • b. De bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • c. De bouwhoogte van objecten van beeldende kunst mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
19.2.3 Kleine gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en openbaar vervoer

In afwijking van het bepaalde in artikel 19.2.2 mogen op deze gronden gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en openbaar vervoer worden gebouwd. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. De hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • b. De oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m2 .
19.2.4 Grotere gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

In afwijking van het bepaalde in artikel 19.2.2 mogen op deze gronden ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' gebouwen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen. Hiervoor gelden de volgende regels.

  • a. De oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 50 m2.
  • b. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
  • c. De goothoogte mag niet meer mag bedragen dan 3,5 m.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.3.1 Vergunningsplicht

Het is verboden op en/of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bomenrijen die als zodanig zijn aangeduid op de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen kaart 'Historisch-ruimtelijke karakteristiek beschermd stadsgezicht Megen' geheel of gedeeltelijk te rooien of te vellen, daaronder begrepen het doen en/of laten rooien of vellen.

19.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 19.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werkzaamheden:

  • a. die op het moment van het van kracht worden van het plan reeds legaal in uitvoering waren of legaal konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
  • b. die het normale gebruik, onderhoud en/of beheer betreffen van de gronden.
19.3.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 19.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden van de bomenrijen.

Artikel 20 Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers en gelijksoortige voorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Bebouwing mag alleen worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 20.1.

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, met een bouwhoogte van maximaal 4 m.

Artikel 21 Wonen - Halfvrijstaand

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Halfvrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van vrijstaande en half-vrijstaande woonhuizen en daarbij behorende bouwwerken;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen met een bedrijfsvloeroppervlakte van niet meer dan 25 m2;
  • c. bed en breakfast als recreatieve nevenactiviteit in de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen alsmede in vrijstaande bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', in maximaal 2 slaapkamers en ten behoeve van maximaal 4 personen;
  • d. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische, landschappelijke en/of architectonische waarden;
  • f. parkeervoorzieningen, paden, erven en tuinen.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Bebouwing mag alleen worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 21.1.

21.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' mag het aantal woonhuizen niet meer bedragen dan in die aanduiding is aangegeven.
  • c. De goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • d. De breedte van een bouwperceel mag niet minder dan 9 m bedragen.
  • e. Kelders zijn toegestaan.
21.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en carports

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en carports gelden de volgende regels:

  • a. De goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer dan 3,5 m respectievelijk 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van overkappingen en carports niet meer mag bedragen dan 3 m.
  • b. Dakterrassen boven aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan achter de achtergevel van het hoofdgebouw.
  • c. Kelders zijn uitsluitend toegestaan onder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen.
21.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer bedragen dan 1 m.
  • c. Op de bouw van overkappingen en carports zijn de regels in artikel 21.2.3 van toepassing.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
21.2.5 Bebouwingspercentage

Het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

oppervlakte bouwperceel   bebouwingspercentage  
bouwperceel tot en met 300 m2   55%, gerekend over de gehele oppervlakte van het bouwperceel  
bouwperceel van 301 tot en met 400 m2   55% voor de oppervlakte tot 300 m2 en 30% over de meerdere oppervlakte  
bouwperceel van 401 m2 en groter   50% over de oppervlakte tot 400 m2 en 20% over de meerdere oppervlakte  

met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte buiten het bouwvlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en carports niet meer mag bedragen dan 100 m2.

21.3 Specifieke gebruiksregels

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik, daaronder begrepen het doen en/of laten gebruiken, van een woonhuis voor de huisvesting van meer dan één huishouden.

21.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  • a. van het bepaalde in artikel 21.1 ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 25 m² en de uitoefening van een in een woonomgeving passende ambachtelijke of licht-bedrijfsmatige activiteit, mits:
    • 1. de woonfunctie als hoofdfunctie, dat wil zeggen voor ten minste 50%, gehandhaafd blijft en het bedrijfsvloeroppervlak nooit meer bedraagt dan 75 m2 ;
    • 2. geen onevenredige aantasting van de kwaliteit van de woonomgeving plaatsvindt;
    • 3. een goede verkeersafwikkeling kan worden gewaarborgd en voorzien kan worden in de parkeerbehoefte;
    • 4. het een activiteit betreft uit of vergelijkbaar met de categorie 1 van de milieuzoneringslijst;
    • 5. geen detailhandel plaatsvindt;
    • 6. de activiteit geen sterk publieksaantrekkende werking heeft;
  • b. van het verbod tot uitoefening van detailhandel als onderdeel van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, mits:
    • 1. de detailhandel onderdeel is van de klantgerichte activiteiten ter plaatse;
    • 2. de detailhandel van ondergeschikte aard en een niet-zelfstandig onderdeel is van de totale bedrijfsvoering;
  • c. van het verbod vrijstaande bijgebouwen te gebruiken voor bewoning, mits:
    • 1. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 2. op het perceel al een woning aanwezig is en op de betreffende woning geen zodanige omgevingsvergunning van kracht is;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van belanghebbenden;
    • 4. de afhankelijke woonruimte binnen de bouwmogelijkheden voor bijgebouwen ingepast wordt en de oppervlakte van het gebouw in ieder geval niet groter is dan 80 m2 ;
    • 5. het bijgebouw gelegen is op een afstand van niet meer dan 40 m van de woning, tenzij op ruimere afstand van de woning een bestaand bijgebouw is gelegen dat op relatief eenvoudige wijze geschikt is te maken voor bewoning en er sprake blijft van een relatie tussen woning en bijgebouw;
  • d. van het verbod een woonhuis te gebruiken voor de huisvesting van meer dan één huishouden om inwoning of kamerbewoning door meer dan 2 personen dan wel de gemeenschappelijke huisvesting van meer dan 4 niet verwante personen toe te staan, mits:
    • 1. de grootte van de woning daarvoor geschikt is;
    • 2. voorzien kan worden in de parkeerbehoefte;
    • 3. de privacy en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig worden benadeeld.
  • e. van het bepaalde in artikel 21.1 ten behoeve van de vestiging van een belevings- en therapietuin met atelier, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1' en mits:
    • 1. de oppervlakte van gebouwen die wordt gebruikt voor deze functie niet meer bedraagt dan 55 m²;
    • 2. er is aangetoond dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de ruimtelijke kwaliteit;
      • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
      • de woonsituatie;
    • 3. er is aangetoond dat er geen sprake is van milieuhygiënische bezwaren.

Artikel 22 Wonen - Rijen

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Rijen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van ten minste twee aaneengebouwde woonhuizen en daarbij behorende bouwwerken;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen met een bedrijfsvloeroppervlakte van niet meer dan 25 m2;
  • c. parkeervoorzieningen, paden, erven en tuinen.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen

Bebouwing mag alleen worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 22.1.

22.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • c. De breedte van een bouwperceel mag niet minder dan 5 m bedragen.
  • d. Kelders zijn toegestaan.
22.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en carports

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en carports gelden de volgende regels:

  • a. De goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer dan 3,5 m respectievelijk 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van overkappingen en carports niet meer mag bedragen dan 3 m.
  • b. Dakterrassen zijn niet toegestaan.
  • c. Kelders zijn uitsluitend toegestaan onder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen.
22.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. Op de bouw van overkappingen en carports zijn de regels in artikel 22.2.3 van toepassing.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
22.2.5 Bebouwingspercentage

Het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

oppervlakte bouwperceel   bebouwingspercentage  
bouwperceel tot en met 150 m2   65% gerekend over de hele oppervlakte van het bouwperceel  
bouwperceel van 151 tot en met 200 m2   65% voor de oppervlakte tot 150 m2 en 40% over de meerdere oppervlakte  
bouwperceel van 201 tot en met 300 m2   60% voor de oppervlakte tot 200 m2 en 40% over de meerdere oppervlakte  
bouwperceel van 301 tot en met 400 m2   55% voor de oppervlakte tot 300 m2 en 30% over de meerdere oppervlakte  
bouwperceel van 401 m2 en groter   50% over de oppervlakte tot 400 m2 en 20% over de meerdere oppervlakte  

met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte buiten het bouwvlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en carports niet meer mag bedragen dan 100 m2.

22.3 Specifieke gebruiksregels

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik, daaronder begrepen het doen en/of laten gebruiken, van een woonhuis voor de huisvesting van meer dan één huishouden.

22.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  • a. van het bepaalde in artikel 22.1 ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 25 m² en voor de uitoefening van een in een woonomgeving passende ambachtelijke of licht-bedrijfsmatige activiteit, mits:
    • 1. de woonfunctie als hoofdfunctie, dat wil zeggen voor ten minste 50%, gehandhaafd blijft en het bedrijfsvloeroppervlak nooit meer bedraagt dan 50 m2 ;
    • 2. geen onevenredige aantasting van de kwaliteit van de woonomgeving plaatsvindt;
    • 3. een goede verkeersafwikkeling kan worden gewaarborgd en voorzien kan worden in de parkeerbehoefte;
    • 4. het een activiteit betreft uit of vergelijkbaar met de categorie 1 van de milieuzoneringslijst;
    • 5. geen detailhandel plaatsvindt;
    • 6. de activiteit geen sterk publieksaantrekkende werking heeft;
  • b. van het verbod tot uitoefening van detailhandel als onderdeel van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, mits:
    • 1. de detailhandel onderdeel is van de klantgerichte activiteiten ter plaatse;
    • 2. de detailhandel van ondergeschikte aard en een niet-zelfstandig onderdeel is van de totale bedrijfsvoering;
  • c. van het bepaalde in artikel 22.1 ten behoeve van de uitoefening van een bed en breakfast, mits:
    • 1. de woonfunctie als hoofdfunctie, dat wil zeggen voor ten minste 50%, gehandhaafd blijft en in ieder geval niet meer dan 2 slaapkamers voor in totaal 4 personen voor overnachtingsmogelijkheid worden gebruikt;
    • 2. geen vrijstaande bijgebouwen hiervoor worden gebruikt;
    • 3. een goede verkeersafwikkeling kan worden gewaarborgd en voorzien kan worden in de parkeerbehoefte;
  • d. van het verbod vrijstaande bijgebouwen te gebruiken voor bewoning, mits:
    • 1. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 2. op het perceel al een woning aanwezig is en op de betreffende woning geen zodanige omgevingsvergunning van kracht is;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van belanghebbenden;
    • 4. de afhankelijke woonruimte binnen de bouwmogelijkheden voor bijgebouwen ingepast wordt en de oppervlakte van het gebouw in ieder geval niet groter is dan 80 m2 ;
    • 5. het bijgebouw gelegen is op een afstand van niet meer dan 40 m van de woning, tenzij op ruimere afstand van de woning een bestaand bijgebouw is gelegen dat op relatief eenvoudige wijze geschikt is te maken voor bewoning en er sprake blijft van een relatie tussen woning en bijgebouw.
  • e. van het verbod een woonhuis te gebruiken voor de huisvesting van meer dan één huishouden om inwoning of kamerbewoning door meer dan 2 personen dan wel de gemeenschappelijke huisvesting van meer dan 4 niet verwante personen toe te staan, mits:
    • 1. de grootte van de woning daarvoor geschikt is;
    • 2. voorzien kan worden in de parkeerbehoefte;
    • 3. de privacy en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig worden benadeeld.

Artikel 23 Wonen - Vrijstaand

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van vrijstaande woonhuizen en daarbij behorende bouwwerken;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen met een bedrijfsvloeroppervlakte van niet meer dan 25 m2;
  • c. bed en breakfast als recreatieve nevenactiviteit in de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen alsmede in vrijstaande bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', in maximaal 2 slaapkamers en ten behoeve van maximaal 4 personen;
  • d. horecavoorzieningen in de categorieën horeca 1 en horeca 4, theetuin, beschikbaarstelling van atelierruimte, organisatie van workshops, galerie met ondergeschikte detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1';
  • e. theeschenkerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 2';
  • f. horecavoorzieningen in de categorieën horeca 2, horeca 3 en horeca 4, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 3';
  • g. bedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de milieuzoneringslijst, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  • h. kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische, landschappelijke en/of architectonische waarden;
  • j. parkeervoorzieningen, paden, erven en tuinen.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen
  • a. Bebouwing mag alleen worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 23.1.
  • b. Op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' mag alleen worden gebouwd indien is zekergesteld dat de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2' blijvend worden beëindigd en de bouwvergunning nummer 118 d.d. 3 september 1993, verleend door burgemeester en wethouders van de voormalige gemeente Ravenstein, wordt ingetrokken.
23.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Per bouwvlak mag niet meer dan één woonhuis worden gebouwd.
  • c. De goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • d. Kelders zijn toegestaan.
23.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en carports

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en carports gelden de volgende regels:

  • a. De afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens moet ten minste 2 m bedragen.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan één zijde van het bouwperceel in de zijdelingse perceelgrens worden geplaatst.
  • c. De goot- en bouwhoogte mogen niet meer dan 3,5 m respectievelijk 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van overkappingen en carports mag niet meer mag bedragen dan 3 m.
  • d. Dakterrassen boven aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan achter de achtergevel van het hoofdgebouw.
  • e. Kelders zijn uitsluitend toegestaan onder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen.
23.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. Op de bouw van overkappingen en carports zijn de regels in artikel 23.2.3 van toepassing.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
23.2.5 Bebouwingspercentage

Het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

oppervlakte bouwperceel   bebouwingspercentage  
bouwperceel tot en met 300 m2   55%, gerekend over de gehele oppervlakte van het bouwperceel  
bouwperceel van 301 tot en met 400 m2   55% voor de oppervlakte tot 300 m2 en 30% over de meerdere oppervlakte  
bouwperceel van 401 m2 en groter   50% over de oppervlakte tot 400 m2 en 20% over de meerdere oppervlakte  

met dien verstande, dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en carports buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 100 m2.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  • a. van het bepaalde in artikel 23.2 voor het toestaan van 50 m2 respectievelijk 100 m2 extra oppervlakte aan- en uitbouwen, bijgebouwen, carports en overkappingen buiten het bouwvlak, mits een oppervlakte van minimaal 250 m2 respectievelijk 500 m2 legaal aanwezige gebouwen wordt gesloopt;
  • b. van het bepaalde in artikel 23.2.3 onder c voor het toestaan van een hogere bouwhoogte mits:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 7 m;
    • 3. het toestaan van een grotere bouwhoogte leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door een betere uitstraling van het geheel van hoofdgebouw en bijgebouw in stedenbouwkundige, landschappelijke en/of architectonische zin;
    • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het straatbeeld en/of het bebouwingsbeeld;
    • 5. het bevoegd gezag alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning het advies inwint van de Welstandskamer van de gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit of een andere deskundige op het gebied van welstand.
23.4 Specifieke gebruiksregels

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik, daaronder begrepen en doen en/of laten gebruiken, van een woonhuis voor de huisvesting van meer dan één huishouden.

23.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  • a. van het bepaalde in artikel 23.1 ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 25 m2 en voor de uitoefening van een in een woonomgeving passende ambachtelijke of licht-bedrijfsmatige activiteit, mits:
    • 1. de woonfunctie als hoofdfunctie, dat wil zeggen voor ten minste 50% gehandhaafd blijft en het bedrijfsvloeroppervlak nooit meer bedraagt dan 75 m2 ;
    • 2. geen onevenredige aantasting van de kwaliteit van de woonomgeving plaatsvindt;
    • 3. een goede verkeersafwikkeling kan worden gewaarborgd en voorzien kan worden in de parkeerbehoefte;
    • 4. het een activiteit betreft uit of vergelijkbaar met de categorie 1 van de milieuzoneringslijst;
    • 5. geen detailhandel plaatsvindt;
    • 6. de activiteit geen sterk publieksaantrekkende werking heeft;
  • b. van het verbod tot uitoefening van detailhandel als onderdeel van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, mits:
    • 1. de detailhandel onderdeel is van de klantgerichte activiteiten ter plaatse;
    • 2. de detailhandel van ondergeschikte aard en een niet-zelfstandig onderdeel is van de totale bedrijfsvoering;
  • c. van het verbod vrijstaande bijgebouwen te gebruiken voor bewoning, mits:
    • 1. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 2. op het perceel al een woning aanwezig is en op de betreffende woning geen zodanige omgevingsvergunning van kracht is;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van belanghebbenden;
    • 4. de afhankelijke woonruimte binnen de bouwmogelijkheden voor bijgebouwen ingepast wordt en de oppervlakte van het gebouw in ieder geval niet groter is dan 80 m2 ;
    • 5. het bijgebouw gelegen is op een afstand van niet meer dan 40 m van de woning, tenzij op ruimere afstand van de woning een bestaand bijgebouw is gelegen dat op relatief eenvoudige wijze geschikt is te maken voor bewoning en er sprake blijft van een relatie tussen woning en bijgebouw.
  • d. van het verbod een woonhuis te gebruiken voor de huisvesting van meer dan één huishouden om inwoning of kamerbewoning door meer dan 2 personen dan wel de gemeenschappelijke huisvesting van meer dan 4 niet verwante personen toe te staan, mits:
    • 1. de grootte van de woning daarvoor geschikt is;
    • 2. voorzien kan worden in de parkeerbehoefte;
    • 3. de privacy en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig worden benadeeld.
23.6 Wijzigingsbevoegdheid
23.6.1 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen - Halfvrijstaand' ten behoeve van woningsplitsing, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de te splitsen woning heeft een inhoud van ten minste 700 m3, en de woningen na splitsing hebben elk een inhoud van ten minste 350 m3;
  • b. de te splitsen woning is aangeduid als 'karakteristiek';
  • c. de verschijningsvorm van het gebouw wordt niet wezenlijk aangetast;
  • d. de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond;
  • e. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • f. het grondoppervlak van de te splitsen woning wordt niet vergroot en de bestaande situering wordt niet gewijzigd;
  • g. de belangen van omliggende (niet-)agrarische bedrijven en aangrenzende percelen worden niet onevenredig aangetast;
  • h. er is geen sprake van milieuhygiënische bezwaren;
  • i. de oppervlakte van aan-, uit- en bijgebouwen, carports en overkappingen buiten het toe te kennen bouwvlak bedraagt per woning niet meer dan de ingevolge de bestemming 'Wonen - Halfvrijstaand' toe te stane oppervlakte (maximaal 100 m2) dan wel, voor beide woningen gezamenlijk, de onmiddellijk aan het wijzigingsbesluit voorafgaande bestaande legaal aanwezige grotere oppervlakte.
23.6.2 Toevoegen woning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om op gronden binnen deze bestemming, al dan niet in combinatie met gronden binnen de bestemming 'Tuin', een nieuw bouwvlak met de bestemming 'Wonen - Vrijstaand' op te nemen dan wel deze gronden te wijzigen in de bestemming 'Wonen - Halfvrijstaand' ten behoeve van een extra woning bij een bestaande woning, al dan niet in de vorm van woningsplitsing, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. alle aanwezige gebouwen, met een minimumoppervlakte van 750 m², worden gesloopt, met uitzondering van:
    • 1. gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
    • 2. de bestaande woning;
    • 3. aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en carports tot een oppervlakte van 100 m²;
  • b. er is geen sprake van milieuhygiënische bezwaren;
  • c. het aantal extra woningen na wijziging bedraagt niet meer dan 1 per bestaande woning;
  • d. de stedenbouwkundige inpasbaarheid van de extra woning is aangetoond;
  • e. de goothoogte van de nieuwe woning(en) bedraagt niet meer dan 4,5 m, de bouwhoogte niet meer dan 10 m en de inhoud niet meer dan 750 m3; de goothoogte, bouwhoogte en inhoud van bestaande, al dan niet afgesplitste, woningen bedraagt niet meer dan is toegestaan op basis van het bepaalde in artikel 23.2.2;
  • f. voor het overige wordt voor de bouw- en gebruiksregels aangesloten bij de regels zoals die van toepassing zijn ingevolge de bestemming 'Wonen - Vrijstaand' respectievelijk Wonen - Halfvrijstaand.

Artikel 24 Wonen - Woonhuizen

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonhuizen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van al dan niet aaneengebouwde woonhuizen en daarbij behorende bouwwerken;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen met een bedrijfsvloeroppervlakte van niet meer dan 25 m2;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend parkeervoorzieningen en de ontsluiting daarvan;
  • d. parkeervoorzieningen, paden, erven en tuinen.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemeen

Bebouwing mag alleen worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 24.1.

24.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • c. De breedte van een bouwperceel mag niet minder dan 5 m bedragen.
  • d. Kelders zijn toegestaan.
24.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en carports

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en carports gelden de volgende regels:

  • a. De goot- en bouwhoogte mogen niet meer dan 3,5 m respectievelijk 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van overkappingen en carports niet meer mag bedragen dan 3 m.
  • b. Dakterrassen boven aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan achter de achtergevel van het hoofdgebouw.
  • c. Kelders zijn uitsluitend toegestaan onder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen.
24.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. Op de bouw van overkappingen en carports zijn de regels in artikel 24.2.3 van toepassing.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
24.2.5 Bebouwingspercentage

Het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

oppervlakte bouwperceel   bebouwingspercentage  
bouwperceel tot en met 150 m2   65% gerekend over de hele oppervlakte van het bouwperceel  
bouwperceel van 151 tot en met 200 m2   65% voor de oppervlakte tot 150 m2 en 40% over de meerdere oppervlakte  
bouwperceel van 201 tot en met 300 m22   60% voor de oppervlakte tot 200 m2 en 40% over de meerdere oppervlakte  
bouwperceel van 301 tot en met 400 m2   55% voor de oppervlakte tot 300 m2 en 30% over de meerdere oppervlakte  
bouwperceel van 401 m2 en groter   50% over de oppervlakte tot 400 m2 en 20% over de meerdere oppervlakte  

met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte buiten het bouwvlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en carports niet meer mag bedragen dan 100 m2.

24.3 Specifieke gebruiksregels

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik, daaronder begrepen het doen en/of laten gebruiken, van een woonhuis voor de huisvesting van meer dan één huishouden.

24.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  • a. van het bepaalde in artikel 24.1 ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 25 m² en voor de uitoefening van een in een woonomgeving passende ambachtelijke of licht-bedrijfsmatige activiteit, mits:
    • 1. de woonfunctie als hoofdfunctie, dat wil zeggen voor ten minste 50% gehandhaafd blijft en het bedrijfsvloeroppervlak nooit meer bedraagt dan 75 m2;
    • 2. geen onevenredige aantasting van de kwaliteit van de woonomgeving plaatsvindt;
    • 3. een goede verkeersafwikkeling kan worden gewaarborgd en voorzien kan worden in de parkeerbehoefte;
    • 4. het een activiteit betreft uit of vergelijkbaar met de categorie 1 van de milieuzoneringslijst;
    • 5. geen detailhandel plaatsvindt;
    • 6. de activiteit geen sterk publieksaantrekkende werking heeft;
  • b. van het verbod tot uitoefening van detailhandel als onderdeel van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, mits:
    • 1. de detailhandel onderdeel is van de klantgerichte activiteiten ter plaatse;
    • 2. de detailhandel van ondergeschikte aard en een niet-zelfstandig onderdeel is van de totale bedrijfsvoering;
  • c. van het bepaalde in artikel 24.1 ten behoeve van de uitoefening van een bed en breakfast, mits:
    • 1. de woonfunctie als hoofdfunctie, dat wil zeggen voor ten minste 50%, gehandhaafd blijft en in ieder geval niet meer dan 2 kamers voor in totaal 4 personen voor overnachtingsmogelijkheid worden gebruikt;
    • 2. geen vrijstaande bijgebouwen hiervoor worden gebruikt;
    • 3. een goede verkeersafwikkeling kan worden gewaarborgd en voorzien kan worden in de parkeerbehoefte;
  • d. van het verbod vrijstaande bijgebouwen te gebruiken voor bewoning, mits:
    • 1. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 2. op het perceel al een woning aanwezig is en op de betreffende woning geen zodanige omgevingsvergunning van kracht is;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van belanghebbenden;
    • 4. de afhankelijke woonruimte binnen de bouwmogelijkheden voor bijgebouwen ingepast wordt en de oppervlakte van het gebouw in ieder geval niet groter is dan 80 m2 ;
    • 5. het bijgebouw gelegen is op een afstand van niet meer dan 40 m van de woning, tenzij op ruimere afstand van de woning een bestaand bijgebouw is gelegen dat op relatief eenvoudige wijze geschikt is te maken voor bewoning en er sprake blijft van een relatie tussen woning en bijgebouw.
  • e. van het verbod een woonhuis te gebruiken voor de huisvesting van meer dan één huishouden om inwoning of kamerbewoning door meer dan 2 personen dan wel de gemeenschappelijke huisvesting van meer dan 4 niet verwante personen toe te staan, mits:
    • 1. de grootte van de woning daarvoor geschikt is;
    • 2. voorzien kan worden in de parkeerbehoefte;
    • 3. de privacy en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig worden benadeeld.

Artikel 25 Leiding - Gas

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een diameter van ten hoogste 48 inch en een druk van ten hoogste 80 bar met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

25.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen mogen, behoudens het bepaalde onder b, op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden opgericht ten behoeve van de in artikel 25.1 genoemde bestemming met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
25.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 25.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Vergunningsplicht

Het is verboden op en/of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen of verbreden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen (0,5 m of meer), egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verleggen, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen;
  • g. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • h. diepploegen, zijnde het extra diep (0,5 m of meer) omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd.
25.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 25.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. die op het moment van het van kracht worden van het plan reeds legaal in uitvoering waren of legaal konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
  • b. die het normale gebruik, onderhoud en/of beheer betreffen van de gronden. Binnen de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschap' worden in ieder geval niet als normaal gebruik beschouwd grondbewerkingen ten dienste van het agrarische gebruik waarbij de bodem meer dan 0,5 m onder maaiveld wordt geroerd;
  • c. die graafwerkzaamheden vormen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
25.4.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 25.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

25.4.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 25.4.1 wint het bevoegd gezag het advies in van de beheerder van de leiding omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 26 Leiding - Riool

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van ondergrondse riooltransportleidingen.

26.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen mogen op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken worden opgericht tot een bouwhoogte van 3 m ten behoeve van ondergrondse riooltransportleidingen.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 26.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Vergunningsplicht

Het is verboden op en/of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • b. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting en/of bomen;
  • d. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen van maaiveld- of weghoogte;
  • e. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
26.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 26.4.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

  • a. die op het moment van het van kracht worden van het plan reeds legaal in uitvoering waren of legaal konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
  • b. die het normale gebruik, onderhoud en/of beheer betreffen van de gronden. Binnen de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschap' worden in ieder geval niet als normaal gebruik beschouwd grondbewerkingen ten dienste van het agrarische gebruik waarbij de bodem meer dan 0,5 m onder maaiveld wordt geroerd;
  • c. die graafwerkzaamheden vormen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
26.4.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 26.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen van de leidingen en/of afvalwaterzuivering.

26.4.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 26.4.1 wint het bevoegd gezag het advies in van de beheerder van de leiding omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 27 Waarde - Archeologie historische kern

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie historische kern' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van op of in die gronden aanwezige archeologische waarden.

27.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.2.1 Vergunningsplicht

Het is, zo nodig in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, verboden op en/of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren over een oppervlakte van 50 m² of meer en dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld:

  • a. graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, ploegen, roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen, verlagen of egaliseren van de bodem;
  • c. heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplanting waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het verlagen van het waterpeil;
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers, zwembaden en andere wateren;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • h. het verharden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het plaatsen en/of verwijderen van funderingen;
  • j. graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen ten behoeve van de bouw van gebouwen en andere bouwwerken.
27.2.2 Vergunningsplicht in beschermd stadsgezicht

In afwijking van het bepaalde in artikel 27.2.1 is het, zo nodig in afwijking van het hetgeen elders in deze regels is bepaald, verboden op en/of in de in dit artikel bedoelde gronden, voor zover deze tevens zijn bestemd voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in artikel 27.2.1 bedoelde werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren over een oppervlakte van 35 m2 of meer en dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld.

27.2.3 Uitzonderingen

De in de artikelen 27.2.1 en 27.2.2 vervatte verboden gelden niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van archeologisch onderzoek en archeologische opgravingen, mits deze worden verricht door een ter zake deskundige als bedoeld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
  • b. die op het moment van het van kracht worden van het plan legaal in uitvoering waren of legaal konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
  • c. die bestaan uit het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen dan wel andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, voor zover deze worden aangebracht binnen een bestaand leidingentracé binnen de daarvoor oorspronkelijk gegraven sleuf;
  • d. die het normale gebruik, onderhoud en/of beheer betreffen van de gronden. Binnen de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschap' worden in ieder geval grondbewerkingen ten dienste van het agrarische gebruik beschouwd als normaal gebruik, mits de bodem tot niet meer dan 0,5 m onder maaiveld wordt geroerd.
27.2.4 Toelaatbaarheid, nadere eisen en voorwaarden
  • a. De in de artikelen 27.2.1 en 27.2.2 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de archeologische waarden van het betreffende terrein niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en/of
    • 2. uit door de aanvrager overgelegd archeologisch onderzoek conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie naar het oordeel van het bevoegd gezag blijkt dat de archeologische waarden van het betreffende terrein in voldoende mate zijn vastgesteld en zo nodig zijn zekergesteld, dan wel dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet of niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan het archeologische onderzoek en het archeologische onderzoeksrapport als bedoeld onder a.
  • c. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door de gemeentelijke archeoloog dan wel een andere deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 28 Waarde - Archeologie monument

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie monument' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van op of in die gronden aangetroffen en aanwezige archeologische waarden.

28.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.2.1 Vergunningsplicht

Het is, zo nodig in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, verboden op en/of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld:

  • a. graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, ploegen, roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen, verlagen of egaliseren van de bodem;
  • c. heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplanting waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het verlagen van het waterpeil;
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers, zwembaden en andere wateren;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verbandhoudende constructies;
  • h. het verharden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het plaatsen en/of verwijderen van funderingen;
  • j. graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen ten behoeve van de bouw van gebouwen en andere bouwwerken.
28.2.2 Uitzonderingen

Het in artikel 28.2.1 vervatte verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van archeologisch onderzoek en archeologische opgravingen, mits deze worden verricht door een ter zake deskundige als bedoeld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
  • b. die op het moment van het van kracht worden van het plan legaal in uitvoering waren of legaal konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
  • c. die bestaan uit het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen dan wel andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, voor zover deze worden aangebracht binnen een bestaand leidingentracé binnen de daarvoor oorspronkelijk gegraven sleuf;
  • d. die het normale gebruik, onderhoud en/of beheer betreffen van de gronden. Binnen de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschap' worden in ieder geval grondbewerkingen ten dienste van het agrarische gebruik beschouwd als normaal gebruik, mits de bodem tot niet meer dan 0,3 m onder maaiveld wordt geroerd.
28.2.3 Toelaatbaarheid, nadere eisen en voorwaarden
  • a. De in artikel 28.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de archeologische waarden van het betreffende terrein niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en/of
    • 2. uit door de aanvrager overgelegd archeologisch onderzoek conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie naar het oordeel van het bevoegd gezag blijkt dat de archeologische waarden van het betreffende terrein in voldoende mate zijn vastgesteld en zo nodig zijn zekergesteld, dan wel dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet of niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan het archeologische onderzoek en het archeologische onderzoeksrapport als bedoeld onder a.
  • c. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door de gemeentelijke archeoloog dan wel een andere deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 29 Waarde - Archeologie verwachtingswaarde hoog

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie verwachtingswaarde hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van op of in die gronden aanwezige archeologische waarden.

29.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.2.1 Vergunningsplicht

Het is, zo nodig in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, verboden op en/of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren over een oppervlakte van 100 m² of meer en dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld:

  • a. graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, ploegen, roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen, verlagen of egaliseren van de bodem;
  • c. heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplanting waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het verlagen van het waterpeil;
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers, zwembaden en andere wateren;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verbandhoudende constructies;
  • h. het verharden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het plaatsen en/of verwijderen van funderingen;
  • j. graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen ten behoeve van de bouw van gebouwen en andere bouwwerken.
29.2.2 Uitzonderingen

Het in artikel 29.2.1 vervatte verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van archeologisch onderzoek en archeologische opgravingen, mits deze worden verricht door een ter zake deskundige als bedoeld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
  • b. die op het moment van het van kracht worden van het plan legaal in uitvoering waren of legaal konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
  • c. die bestaan uit het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen dan wel andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, voor zover deze worden aangebracht binnen een bestaand leidingentracé binnen de daarvoor oorspronkelijk gegraven sleuf;
  • d. die het normale gebruik, onderhoud en/of beheer betreffen van de gronden. Binnen de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschap' worden in ieder geval grondbewerkingen ten dienste van het agrarische gebruik beschouwd als normaal gebruik, mits de bodem tot niet meer dan 0,5 m onder maaiveld wordt geroerd.
29.2.3 Toelaatbaarheid, nadere eisen en voorwaarden
  • a. De in artikel 29.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de archeologische waarden van het betreffende terrein niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en/of
    • 2. uit door de aanvrager overgelegd archeologisch onderzoek conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie naar het oordeel van het bevoegd gezag blijkt dat de archeologische waarden van het betreffende terrein in voldoende mate zijn vastgesteld en zo nodig zijn zekergesteld, dan wel dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet of niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan het archeologische onderzoek en het archeologische onderzoeksrapport als bedoeld onder a.
  • c. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door de gemeentelijke archeoloog dan wel een andere deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 30 Waarde - Archeologie verwachtingswaarde middelhoog

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie verwachtingswaarde middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van op of in die gronden aanwezige archeologische waarden.

30.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.2.1 Vergunningsplicht

Het is, zo nodig in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, verboden op en/of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren over een oppervlakte van 1000 m² of meer en dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld:

  • a. graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, ploegen, roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen, verlagen of egaliseren van de bodem;
  • c. heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplanting waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het verlagen van het waterpeil;
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers, zwembaden en andere wateren;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verbandhoudende constructies;
  • h. het verharden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het plaatsen en/of verwijderen van funderingen;
  • j. graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen ten behoeve van de bouw van gebouwen en andere bouwwerken.
30.2.2 Uitzonderingen

Het in artikel 30.2.1 vervatte verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van archeologisch onderzoek en archeologische opgravingen, mits deze worden verricht door een ter zake deskundige als bedoeld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
  • b. die op het moment van het van kracht worden van het plan legaal in uitvoering waren of legaal konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
  • c. die bestaan uit het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen dan wel andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, voor zover deze worden aangebracht binnen een bestaand leidingentracé binnen de daarvoor oorspronkelijk gegraven sleuf;
  • d. die het normale gebruik, onderhoud en/of beheer betreffen van de gronden. Binnen de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschap' worden in ieder geval grondbewerkingen ten dienste van het agrarische gebruik beschouwd als normaal gebruik, mits de bodem tot niet meer dan 0,5 m onder maaiveld wordt geroerd.
30.2.3 Toelaatbaarheid, nadere eisen en voorwaarden
  • a. De in artikel 30.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de archeologische waarden van het betreffende terrein niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en/of
    • 2. uit door de aanvrager overgelegd archeologisch onderzoek conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie naar het oordeel van het bevoegd gezag blijkt dat de archeologische waarden van het betreffende terrein in voldoende mate zijn vastgesteld en zo nodig zijn zekergesteld, dan wel dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet of niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan het archeologische onderzoek en het archeologische onderzoeksrapport als bedoeld onder a.
  • c. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door de gemeentelijke archeoloog dan wel een andere deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 31 Waarde - Beschermd stadsgezicht

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en de bescherming van aanwezige cultuurhistorische, natuurlijke, (historisch-)stedenbouwkundige en (historisch-)architectonische waarden in het kader van het beschermd stadsgezicht Megen (in de zin van artikel 35 Monumentenwet 1988).

31.2 Bouwregels

In voorkomend geval in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen gelden op en/of in deze gronden de volgende regels:

  • a. In en aansluitend op een 'Beeldbepalende rooilijn' en 'Beeldondersteunende rooilijn' als aangegeven op de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen kaart 'Historisch-ruimtelijke karakteristiek beschermd stadsgezicht Megen' mag uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig c.q. aansluitend op de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan bestaande
    • 1. rooilijnen;
    • 2. goothoogte van gebouwen, en bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
    • 3. gevelindeling van gebouwen;
    • 4. voorgevelbreedte van gebouwen;
    • 5. dakhelling van gebouwen.
  • b. Ter hoogte van een 'Beeldverstorende rooilijn' als aangegeven op de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen kaart 'Historisch-ruimtelijke karakteristiek beschermd stadsgezicht Megen' is vervanging of verandering van de bebouwing en toevoeging van nieuwe bebouwing in de rooilijn toelaatbaar, zo nodig onder gelijktijdige toepassing van artikel 31.5, en met inachtneming van de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan bestaande
    • 1. goothoogte van gebouwen, en bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
    • 2. gevelindeling van gebouwen;
    • 3. voorgevelbreedte van gebouwen;
    • 4. dakhelling van gebouwen.
  • c. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht in de naar de weg gekeerde bouwgrens dan wel in de (beeldbepalende of beeldondersteunende) rooilijn, al dan niet na toepassing van artikel 31.5.
31.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het beschermd stadsgezicht, worden afgeweken van het bepaalde in artikel 31.2 onder a en c voor wat betreft:

  • a. de (minimale en maximale) goothoogte van gebouwen, en bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede van de voorgevelbreedte van gebouwen, mits de afwijking ten hoogste 10% bedraagt;
  • b. het oprichten van gebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens, mits de afwijking van de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2 m bedraagt.
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1 Vergunningsplicht

Het is verboden op en/of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bomenrijen die als zodanig zijn aangeduid op de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen kaart 'Historisch-ruimtelijke karakteristiek beschermd stadsgezicht Megen' geheel of gedeeltelijk te rooien of te vellen, daaronder begrepen het doen en/of laten rooien of vellen, dan wel bomen te planten, daaronder begrepen het doen en/of laten planten, op gronden die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan nog niet beplant waren.

31.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 31.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werkzaamheden:

  • a. die op het moment van het van kracht worden van het plan reeds legaal in uitvoering waren of legaal konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
  • b. die het normale gebruik, onderhoud en/of beheer betreffen van de gronden.
31.4.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 31.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden van de bomenrijen.

31.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen deze bestemming te wijzigen onder de voorwaarden dat de wijzigingsbevoegdheid:

  • a. alleen mag worden toegepast ter hoogte van een beeldverstorende rooilijn als aangeduid op de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen kaart 'Historisch-ruimtelijke karakteristiek beschermd stadsgezicht Megen' voor vervangende bebouwing ter plaatse, om te komen tot herstel van de beeldbepalende of beeldondersteunende rooilijn;
  • b. uitsluitend betrekking heeft op een verschuiving van de grenzen van de bestemmingen 'Wonen - Vrijstaand', inclusief de daarin opgenomen bouwvlakken, en 'Tuin'.

Artikel 32 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor uiterwaarden van de rivier en voor de berging, afvoer en doorstroming van water, met bijbehorende voorzieningen.

32.2 Bouwregels

In voorkomend geval in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen mogen op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 32.1, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

32.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 32.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de belangen van berging, afvoer en doorstroming van water niet worden geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken water- of rivierbeheerder.

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Vergunningsplicht

Het is verboden op en/of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren:

  • a. het vergraven, egaliseren en ophogen van gronden of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
  • b. het bebossen of anderszins beplanten met hoog opgaande bomen, struiken, heesters en daarmee vergelijkbare houtopstanden (met een hoogte van 1,5 m en meer);
  • c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en paden;
  • d. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verleggen, verruimen en dempen van bestaande waterlopen, sloten, greppels, kolken, oppervlaktewater, oevers, poelen en wielen;
  • e. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • f. diepploegen, zijnde het extra diep (dat wil zeggen: 0,5 m of meer) omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
  • g. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
  • h. het plaatsen van teeltondersteunende voorzieningen;
  • i. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
  • j. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.
32.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 32.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. die op het moment van het van kracht worden van het plan reeds legaal in uitvoering waren of legaal konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
  • b. die het normale gebruik, onderhoud en/of beheer betreffen van de gronden. Binnen de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschap' worden in ieder geval niet als normaal gebruik beschouwd grondbewerkingen ten dienste van het agrarische gebruik waarbij de bodem meer dan 0,5 m onder maaiveld wordt geroerd; ook niet als normaal gebruik wordt beschouwd het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden die niet jaarlijks worden geoogst.
32.4.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 32.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van berging, afvoer en doorstroming van water.

32.4.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 32.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de water- of rivierbeheerder.

Artikel 33 Waterstaat - Waterkering

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;
  • b. aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering;
  • c. bestaande verhardingen;
  • d. groenvoorzieningen.
33.2 Bouwregels

In voorkomend geval in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen mogen op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden opgericht ten behoeve van het beheer en het onderhoud van de waterkering met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m.

33.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 33.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de belangen van de waterkering niet worden geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder van de waterkering.

33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 Vergunningsplicht

Het is verboden op en/of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen of verbreden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen (0,5 m of meer), egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verleggen, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • g. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.
33.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 33.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. die op het moment van het van kracht worden van het plan reeds legaal in uitvoering waren of legaal konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
  • b. die het normale gebruik, onderhoud en/of beheer betreffen van de gronden. Binnen de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschap' worden in ieder geval niet als normaal gebruik beschouwd grondbewerkingen ten dienste van het agrarische gebruik waarbij de bodem meer dan 0,5 m onder maaiveld wordt geroerd.
33.4.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 33.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering.

33.4.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 33.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 34 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 35 Algemene bouwregels

35.1 Ontbreken van hoogteaanduiding

Indien in deze regels wordt verwezen naar een hoogteaanduiding maar deze aanduiding ontbreekt, geldt ter plaatse de bestaande hoogte, voor zover deze legaal tot stand is gekomen, als maximaal toegestane hoogte.

35.2 Afwijkende bebouwing

Indien de bestaande bebouwing afwijkt van hetgeen elders in deze regels is toegestaan, dienen, in afwijking van die regels, de bestaande afwijkingen voor wat betreft:

  • a. goothoogte
  • b. bouwhoogte
  • c. oppervlakte
  • d. inhoud
  • e. bebouwingspercentage
  • f. afstand tot de as van de weg
  • g. afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

ter plaatse van de afwijking als maximaal toelaatbaar te worden aangehouden, mits deze afwijkende maatvoering op legale wijze tot stand is gekomen.

35.3 Overschrijding van bouwgrenzen door bouwdelen
35.3.1 Direct toegestane overschrijding van bouwgrenzen

In afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2 mag de bebouwingsgrens en/of de bestemmingsgrens van de bestemmingen 'Wonen - Halfvrijstaand', 'Wonen - Rijen', 'Wonen - Vrijstaand' en 'Wonen - Woonhuizen' door bouwdelen worden overschreden. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. Erkers, balkons en luifels van een woonhuis mogen de voorgevellijn met ten hoogste 1,5 m overschrijden, mits:
    • 1. de afstand van een erker tot de openbare weg of ander openbaar gebied niet minder bedraagt dan 2 m;
    • 2. de breedte van de erker, de luifel of het balkon niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de voorgevel;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder bedraagt dan 0,5 m, tenzij twee erkers, luifels of balkons direct aan weerszijden van de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd.
  • b. Luifels en balkons van hoofdgebouwen mogen de bouwgrens met ten hoogste 1 m overschrijden, mits de afstand tot de openbare weg of ander openbaar gebied ten minste 2 m bedraagt.
  • c. Ondergeschikte bouwdelen van gebouwen zoals plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen mogen de bouwgrens met ten hoogste 0,5 m overschrijden.
35.3.2 Afwijken voor overschrijding van bouwgrenzen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  • a. van het bepaalde in artikel 35.3.1 onder a.2 en worden toegestaan dat de breedte van de erker, de luifel of het balkon ten hoogste 75% bedraagt van de breedte van de voorgevel van het woonhuis;
  • b. ten behoeve van andere of ruimere overschrijdingen van de bouwgrens en/of een bestemmingsgrens dan genoemd in artikel 35.3.1, mits:
    • 1. de bouwgrens met niet meer dan 2 meter wordt overschreden;
    • 2. de bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,20 meter boven een rijbaan en 2,20 meter boven ander openbaar gebied en er overigens geen bezwaren bestaan uit het oogpunt van verkeersveiligheid;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en van het straat- en bebouwingsbeeld.
35.4 Bouwregels voor parkeervoorzieningen
  • a. Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet het gebouw en moet de andere bebouwing op het betreffende bouwperceel zodanig worden geplaatst of ingericht, dat ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's voldoende ruimte aanwezig is, op of onder het gebouw dan wel op of onder het onbebouwde gedeelte van het bouwperceel.
  • b. De in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eisen wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten per auto tenminste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen;
    • 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een auto van een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 bij 5,00 m bedragen.
  • c. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, moet het gebouw zodanig worden geplaatst of ingericht, dat in deze behoefte in voldoende mate kan worden voorzien aan, in of onder het gebouw dan wel op of onder het onbebouwde gedeelte van het betreffende bouwperceel.
  • d. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a, mits op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien.

Artikel 36 Algemene gebruiksregels

36.1 Verboden gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. gebruik, daaronder mede begrepen het doen en/of laten gebruiken, van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf;
  • b. gebruik, daaronder mede begrepen het doen en/of laten gebruiken, van gronden of bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van (detail)handel die met het oog op de aan de betrokken gronden gegeven bestemming is toegestaan;
  • c. de opslag, daaronder mede begrepen het doen en/of laten opslaan, van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen en van materialen, emballage en afval, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik;
  • d. het gebruik, daaronder mede begrepen het doen en/of laten gebruiken, van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

Artikel 37 Algemene aanduidingsregels

37.1 Omgevingsvergunning voor het slopen van karakteristieke gebouwen
37.1.1 Vergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen te slopen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.

37.1.2 Toelaatbaarheid

De in artikel 37.1.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de sloop van het gebouw, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke waarde van het gebouw.

37.1.3 Advies

Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning, hoort het bevoegd gezag hierover de Monumentenkamer van de gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit of een andere deskundige op het gebied van monumentenzorg.

37.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
37.2.1 Bebouwing
  • a. Op de gronden die zijn aangeduid als 'vrijwaringszone - molenbiotoop' mogen, in voorkomend geval in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, binnen de in onderstaande tabel genoemde afstanden geen bouwwerken worden opgericht met een hoogte die in meters ten opzichte van NAP meer bedraagt dan de hoogte die in de tabel bij de desbetreffende afstand wordt genoemd:
    Molen Dieden, Maasdijk 76   Afstand bouwwerk – hart molen in meters   Maximale bouwhoogte in meters ten opzichte van NAP  
      0-380   15,4 NAP  
      381-390   15,5 NAP  
      391-400   15,7 NAP  
      401-410   15,8 NAP  
      411-420   15,9 NAP  
      421-430   16,1 NAP  
      431-440   16,2 NAP  
      441-450   16,3 NAP  
      451-460   16,5 NAP  
      461-470   16,6 NAP  
      471-480   16,7 NAP  
      481-490   16,9 NAP  
      491-500   17,0 NAP  
    Molen Megen, Molenstraat 2   Afstand bouwwerk – hart molen in meters   Maximale bouwhoogte in meters ten opzichte van NAP  
      0-180   13,7 NAP  
      181-190   13,9 NAP  
      191-200   14,1 NAP  
      201-210   14,3 NAP  
      211-220   14,5 NAP  
      221-230   14,7 NAP  
      231-240   14,9 NAP  
      241-250   15,1 NAP  
      251-260   15,3 NAP  
      261-270   15,5 NAP  
      271-280   15,7 NAP  
      281-290   15,9 NAP  
      291-300   16,1 NAP  
      301-310   16,3 NAP  
      311-320   16,5 NAP  
      321-330   16,7 NAP  
      331-340   16,9 NAP  
      341-350   17,1 NAP  
      351-360   17,3 NAP  
      361-370   17,5 NAP  
      371-380   17,7 NAP  
      381-390   17,9 NAP  
      391-400   18,1 NAP  
      401-410   18,3 NAP  
      411-420   18,5 NAP  
      421-430   18,7 NAP  
      431-440   18,9 NAP  
      441-450   19,1 NAP  
      451-460   19,3 NAP  
      461-470   19,5 NAP  
      471-480   19,7 NAP  
      481-490   19,9 NAP  
      491-500   20,1 NAP  
  • b. Indien de toegestane bouwhoogte ingevolge het bepaalde onder a. groter is dan de op grond van de op deze gronden voorkomende bestemmingen toegestane bouwhoogte, geldt de laatstgenoemde, lagere bouwhoogte.
37.2.2 Afwijken van de aanduidingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 37.2.1 onder a mits:

  • a. de vrije windvang en/of het zicht op de molen al is beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en/of het zicht op de molen niet verder wordt beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing en/of
  • b. toepassing van het bepaalde in artikel 37.2.1 onder a de belangen van de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zou schaden.
37.2.3 Advies

Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de molenbeheerder.

37.3 Wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemmingen 'Verkeer - Verblijf', 'Tuin' en 'Wonen - Vrijstaand', met toevoeging van bouwvlakken, ten behoeve van de realisering van een verbinding voor langzaam verkeer en maximaal twee woningen met tuin, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er is geen sprake van milieuhygiënische bezwaren;
  • b. de stedenbouwkundige inpasbaarheid van de woningen is aangetoond;
  • c. de goothoogte van de woningen bedraagt niet meer dan 4,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 10 m;
  • d. voor het overige wordt voor de bouw- en gebruiksregels aangesloten bij de regels zoals die van toepassing zijn ingevolge de bestemmingen waarin gewijzigd wordt, met dien verstande dat toegestane afwijkingen van de bouwregels rechtstreeks in de wijziging kunnen worden meegenomen.
37.4 Wro-zone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen in de bestemming 'Natuur' ten behoeve van de realisering van de ecologische hoofdstructuur, mits sprake is van vrijwilligheid van de kant van de grondeigenaren en agrarische belangen niet onevenredig worden geschaad.

37.5 Wro-zone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 3' te wijzigen in de bestemming 'Natuur' ten behoeve van de realisering van de ecologische hoofdstructuur, mits sprake is van vrijwilligheid van de kant van de grondeigenaren en agrarische belangen niet onevenredig worden geschaad.

37.6 Wro-zone - wijzigingsgebied 4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 4' te wijzigen in de bestemmingen 'Tuin', ''Wonen - Vrijstaand', 'Maatschappelijk - Begraafplaats' en 'Verkeer - Verblijf', met toevoeging van bouwvlakken, ten behoeve van de realisering van een begraafplaats, een weg en maximaal twee woningen met tuin, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er is geen sprake van milieuhygiënische bezwaren;
  • b. de woningen kunnen alleen worden toegestaan indien is zekergesteld dat ook een begraafplaats wordt aangelegd;
  • c. de stedenbouwkundige inpasbaarheid van de woningen is aangetoond;
  • d. de goothoogte van de woningen bedraagt niet meer dan 3,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 9 m;
  • e. voor het overige wordt voor de bouw- en gebruiksregels aangesloten bij de regels zoals die van toepassing zijn ingevolge de bestemmingen waarin gewijzigd wordt, met dien verstande dat toegestane afwijkingen van de bouwregels rechtstreeks in de wijziging kunnen worden meegenomen.
37.7 Wro-zone - wijzigingsgebied 5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 5' te wijzigen in die zin dat een bouwvlak wordt toegevoegd binnen de bestaande bestemming ten behoeve van de realisering van één woning, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er is geen sprake van milieuhygiënische bezwaren;
  • b. de goothoogte van de woning bedraagt niet meer dan 4,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 9 m;
  • c. voor het overige wordt voor de bouw- en gebruiksregels aangesloten bij de regels zoals die van toepassing zijn ingevolge de bestaande bestemming, met dien verstande dat toegestane afwijkingen van de bouwregels rechtstreeks in de wijziging kunnen worden meegenomen.
37.8 Wro-zone - wijzigingsgebied 6

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 6' te wijzigen in de bestemmingen 'Tuin', 'Wonen - Halfvrijstaand', 'Wonen - Rijen', 'Wonen - Vrijstaand' en 'Wonen - Woonhuizen' met toevoeging van een bouwvlak of bouwvlakken, ten behoeve van de realisering van maximaal vier woningen met tuin, al dan niet in combinatie met het vervallen van de bestemming 'Bedrijf', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er is geen sprake van milieuhygiënische bezwaren;
  • b. de stedenbouwkundige inpasbaarheid van de woningen is aangetoond;
  • c. de goothoogte van de woningen bedraagt niet meer dan 4,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 10 m;
  • d. voor het overige wordt voor de bouw- en gebruiksregels aangesloten bij de regels zoals die van toepassing zijn ingevolge de bestemmingen waarin gewijzigd wordt, met dien verstande dat toegestane afwijkingen van de bouwregels rechtstreeks in de wijziging kunnen worden meegenomen.
37.9 Wro-zone - wijzigingsgebied 7

VERVALLEN.

37.10 Wro-zone - wijzigingsgebied 8

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 8' te wijzigen in de bestemmingen 'Tuin', 'Wonen - Halfvrijstaand', 'Wonen - Vrijstaand', 'Wonen - Rijen' en 'Verkeer - Verblijf', met toevoeging van bouwvlakken, ten behoeve van de realisering van een pad voor langzaam verkeer, maximaal twaalf woningen met tuin en ten behoeve van de omzetting van de bestaande agrarische bedrijfswoning in een burgerwoning, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bedrijfsactiviteiten worden blijvend gestaakt;
  • b. er is geen sprake van milieuhygiënische bezwaren;
  • c. de stedenbouwkundige inpasbaarheid van de nieuwe woningen is aangetoond;
  • d. de goothoogte van de nieuwe woningen en de bestaande bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 6 m en de bouwhoogte niet meer dan 10 m;
  • e. voor het overige wordt voor de bouw- en gebruiksregels aangesloten bij de regels zoals die van toepassing zijn ingevolge de bestemmingen waarin gewijzigd wordt, met dien verstande dat toegestane afwijkingen van de bouwregels rechtstreeks in de wijziging kunnen worden meegenomen.
37.11 Wro-zone - wijzigingsgebied 9

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 9' te wijzigen in de bestemmingen 'Tuin', 'Wonen - Halfvrijstaand', 'Wonen - Vrijstaand', 'Wonen - Woonhuizen', 'Wonen - Rijen' en 'Verkeer - Verblijf', met toevoeging van bouwvlakken, ten behoeve van de realisering van woningen met tuin alsmede van wegen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er is geen sprake van milieuhygiënische bezwaren;
  • b. de stedenbouwkundige inpasbaarheid van de woningen is aangetoond;
  • c. de goothoogte van de woningen bedraagt niet meer dan 4,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 10 m;
  • d. voor het overige wordt voor de bouw- en gebruiksregels aangesloten bij de regels zoals die van toepassing zijn ingevolge de bestemmingen waarin gewijzigd wordt, met dien verstande dat toegestane afwijkingen van de bouwregels rechtstreeks in de wijziging kunnen worden meegenomen;
  • e. de toename van het aantal woningen is in overeenstemming met het gemeentelijke woonbeleid.
37.12 Wro-zone - wijzigingsgebied 10

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 10' te wijzigen in de bestemming 'Verkeer - Verblijf' en binnen de bestaande bestemming 'Wonen - Vrijstaand' een bouwvlak toe te voegen, ten behoeve van de realisering van een pad voor langzaam verkeer en één woning in een bestaand bijgebouw, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er is geen sprake van milieuhygiënische bezwaren;
  • b. de goothoogte en de bouwhoogte van de woning bedragen niet meer dan de goothoogte en de bouwhoogte van het bestaande bijgebouw;
  • c. voor het overige wordt voor de bouw- en gebruiksregels aangesloten bij de regels zoals die van toepassing zijn ingevolge de bestemmingen waarin gewijzigd wordt, met dien verstande dat toegestane afwijkingen van de bouwregels rechtstreeks in de wijziging kunnen worden meegenomen.
37.13 Wro-zone - wijzigingsgebied 11

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 11' te wijzigen in de bestemmingen 'Tuin', 'Wonen - Vrijstaand' en 'Agrarisch met waarden - Landschap' met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', met toevoeging van bouwvlakken en onder gelijktijdige verwijdering van het huidige bouwvlak, ten behoeve van de realisering van maximaal vier woningen, dat wil zeggen inclusief de bestaande woning, met tuin, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bedrijfsactiviteiten worden blijvend gestaakt;
  • b. er is geen sprake van milieuhygiënische bezwaren;
  • c. de stedenbouwkundige inpasbaarheid van de nieuwe woningen is aangetoond;
  • d. de locatie is gelegen in bestaand stedelijk gebied zoals door Provinciale Staten dan wel Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant gedefinieerd en begrensd;
  • e. de goothoogte van de nieuwe woningen bedraagt niet meer dan 5 m en de bouwhoogte niet meer dan 11 m;
  • f. voor het overige wordt voor de bouw- en gebruiksregels aangesloten bij de regels zoals die van toepassing zijn ingevolge de bestemmingen waarin gewijzigd wordt, met dien verstande dat toegestane afwijkingen van de bouwregels rechtstreeks in de wijziging kunnen worden meegenomen.
37.14 Wro-zone - wijzigingsgebied 12

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 12' te wijzigen in de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen - Vrijstaand', met toevoeging van een bouwvlak, ten behoeve van de realisering van één woning met tuin, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er is geen sprake van milieuhygiënische bezwaren;
  • b. de stedenbouwkundige inpasbaarheid van de woning is aangetoond;
  • c. de locatie is gelegen in bestaand stedelijk gebied zoals door Provinciale Staten dan wel Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant gedefinieerd en begrensd;
  • d. de goothoogte van de woning bedraagt niet meer dan 4,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 10 m;
  • e. voor het overige wordt voor de bouw- en gebruiksregels aangesloten bij de regels zoals die van toepassing zijn ingevolge de bestemmingen waarin gewijzigd wordt, met dien verstande dat toegestane afwijkingen van de bouwregels rechtstreeks in de wijziging kunnen worden meegenomen.
37.15 Wro-zone - wijzigingsgebied 13

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 13' te wijzigen in de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen - Vrijstaand' met een bouwvlak en de aanduiding 'recreatie toegestaan', ten behoeve van de omzetting van de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing in één woning met tuin en ten behoeve van maximaal vier recreatieappartementen in een bestaand bijgebouw, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bedrijfsactiviteiten worden blijvend gestaakt;
  • b. er is geen sprake van milieuhygiënische bezwaren;
  • c. de bestaande maximale goothoogtes en bouwhoogtes worden niet gewijzigd;
  • d. voor het overige wordt voor de bouw- en gebruiksregels aangesloten bij de regels zoals die van toepassing zijn ingevolge de bestemmingen waarin gewijzigd wordt, met dien verstande dat toegestane afwijkingen van de bouwregels rechtstreeks in de wijziging kunnen worden meegenomen.
37.16 Wro-zone - wijzigingsgebied 14

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 14' te wijzigen in de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen - Vrijstaand' met een bouwvlak, ten behoeve van de omzetting van de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing in één woning met tuin, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bedrijfsactiviteiten worden blijvend gestaakt, zowel ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 13' als ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 14';
  • b. er is geen sprake van milieuhygiënische bezwaren;
  • c. de bestaande maximale goothoogte en bouwhoogte worden niet gewijzigd;
  • d. voor het overige wordt voor de bouw- en gebruiksregels aangesloten bij de regels zoals die van toepassing zijn ingevolge de bestemmingen waarin gewijzigd wordt, met dien verstande dat toegestane afwijkingen van de bouwregels rechtstreeks in de wijziging kunnen worden meegenomen.

Artikel 38 Afwijken van de bouwregels algemeen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
  • b. de regels en worden toegestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de regels en worden toegestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de regels en worden toegestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • e. de regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouw zijnde, tot niet meer dan 15 m;
    • 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 40 m;
    • 3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot niet meer dan 10 m;
  • f. de regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van de toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    • 2. de overschrijding van de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

Artikel 39 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen:

  • a. door de bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, andere grenslijnen en aanduidingen met ten hoogste 15 m te verschuiven, indien een gewijzigde uitvoering van het plan om ruimtelijke, verkeerskundige of technische redenen gewenst is;
  • b. door het onderbrengen van bedrijfsactiviteiten in een andere categorie in de milieuzoneringslijst c.q. door het onderbrengen van nieuwe of andere bedrijfsactiviteiten in die lijst, indien de opgenomen vermelding niet meer juist of volledig is;
  • c. door de begrenzingen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie historische kern', 'Waarde - Archeologie verwachtingswaarde hoog' en 'Waarde - Archeologie verwachtingswaarde middelhoog' aan te passen of deze bestemmingen te laten vervallen, indien dit op grond van nadere inzichten over archeologische waarden ter plaatse verantwoord is;
  • d. ten behoeve van het verplaatsen van bedrijfswoningen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. aangetoond is dat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving (ammoniak, geur, volksgezondheid en dergelijke) en er geen onevenredige nadelige gevolgen zijn voor de in de omgeving aanwezig waarden (zoals water, ecologie, Natura 2000-gebied, landschap, cultuurhistorie en archeologie) en voor de belangen van derden;
    • 2. aangetoond is dat de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing op zorgvuldige wijze plaatsvindt;
  • e. ten behoeve van de bouw van telecommunicatiemasten en daarmee vergelijkbare voorzieningen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. wijziging is alleen mogelijk van de bestemmingen 'Bedrijf', 'Groen', 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijf';
    • 2. de hoogte van bouwwerken mag niet meer zijn dan 50 m;
    • 3. de omvang van de wijzigingslocatie mag niet meer zijn dan 25 m2;
    • 4. uit onderzoek moet gebleken zijn dat plaatsing ter plaatse in het belang van communicatievoorziening noodzakelijk en verantwoord is, waarbij dat onderzoek in ieder geval betrekking moet hebben op:
      • de mogelijkheden van plaatsing van deze voorzieningen op bestaande gebouwen of bouwwerken;
      • de benutting van de mogelijkheden van gemeenschappelijk gebruik door telecommunicatiebedrijven;
      • de inpassing van de mast in landschappelijk en stedenbouwkundig opzicht.

Artikel 40 Overige regels

40.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 41 Overgangsrecht

41.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
41.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 42 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Negen Kernen - 2012'.

Bijlagen bij de regels

Bijlage 1 Milieuzoneringslijst

SBI-2008   nr    OMSCHRIJVING    categorie  
10, 11   -   VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN      
101, 102   0   Slachterijen en overige vleesverwerking:      
101, 102   1   - slachterijen en pluimveeslachterijen   3.2  
101   2   - vetsmelterijen   5.2  
101   3   - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval   4.2  
101   4   - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m²   3.2  
101   5   - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m²   3.1  
101   6   - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m²   3.1  
101, 102   7   - loonslachterijen   3.1  
108   8   - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m²   3.1  
102   0   Visverwerkingsbedrijven:      
102   1   - drogen   5.2  
102   2   - conserveren   4.1  
102   3   - roken   4.2  
102   4   - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m²   4.2  
102   5   - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m²   3.2  
102   6   - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m²   3.1  
1031   0   Aardappelprodukten fabrieken:      
1031   1   - vervaardiging van aardappelproducten   4.2  
1031   2   - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m²   3.1  
1032, 1039   0   Groente- en fruitconservenfabrieken:      
1032, 1039   1   - jam   3.2  
1032, 1039   2   - groente algemeen   3.2  
1032, 1039   3   - met koolsoorten   3.2  
1032, 1039   4   - met drogerijen   4.2  
1032, 1039   5   - met uienconservering (zoutinleggerij)   4.2  
104101   0   Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:      
104101   1   - p.c. < 250.000 t/j   4.1  
104101   2   - p.c. >= 250.000 t/j   4.2  
104102   0   Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:      
104102   1   - p.c. < 250.000 t/j   4.1  
104102   2   - p.c. >= 250.000 t/j   4.2  
1042   0   Margarinefabrieken:      
1042   1   - p.c. < 250.000 t/j   4.1  
1042   2   - p.c. >= 250.000 t/j   4.2  
1051   0   Zuivelprodukten fabrieken:      
1051   1   - gedroogde produkten, p.c. >= 1,5 t/u   5.1  
1051   2   - geconcentreerde produkten, verdamp. cap. >=20 t/u   5.1  
1051   3   - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j   3.2  
1051   4   - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j   4.2  
1051   5   - overige zuivelprodukten fabrieken   4.2  
1052   1   Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m²   3.2  
1052   2   - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m²   2  
1061   0   Meelfabrieken:      
1061   1   - p.c. >= 500 t/u   4.2  
1061   2   - p.c. < 500 t/u   4.1  
1061       Grutterswarenfabrieken   4.1  
1062   0   Zetmeelfabrieken:      
1062   1   - p.c. < 10 t/u   4.1  
1062   2   - p.c. >= 10 t/u   4.2  
1091   0   Veevoerfabrieken:      
1091   1   - destructiebedrijven   5.2  
1091   2   - beender-, veren-, vis-, en vleesmeelfabriek   5.2  
1091   3   - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water   4.2  
1091   4   - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. >= 10 t/u water   5.2  
1091   5   - mengvoeder, p.c. < 100 t/u   4.1  
1091   6   - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u   4.2  
1092       Vervaardiging van voer voor huisdieren   4.1  
1071   0   Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:      
1071   1   - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens   2  
1071   2   - v.c. >= 7500 kg meel/week   3.2  
1072       Banket, biscuit- en koekfabrieken   3.2  
1081   0   Suikerfabrieken:      
1081   1   - v.c. < 2.500 t/j   5.1  
1081   2   - v.c. >= 2.500 t/j   5.3  
10821   0   Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:      
10821   1   - Cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m²   5.1  
10821   2   - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m²   3.2  
10821   3   - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m²   2  
10821   4   - Suikerwerkfabrieken met suiker branden   4.2  
10821   5   - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m²   3.2  
10821   6   - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m²   2  
1073       Deegwarenfabrieken   3.1  
1083   0   Koffiebranderijen en theepakkerijen:      
1083   1   - koffiebranderijen   5.1  
1083   2   - theepakkerijen   3.2  
108401       Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden   4.1  
1089       Vervaardiging van overige voedingsmiddelen   4.1  
1089       Bakkerijgrondstoffenfabrieken   4.1  
1089   0   Soep- en soeparomafabrieken:      
1089   1   - zonder poederdrogen   3.2  
1089   2   - met poederdrogen   4.2  
1089       Bakmeel- en puddingpoederfabrieken   4.1  
110101       Destilleerderijen en likeurstokerijen   4.2  
110102   0   Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:      
110102   1   - p.c. < 5.000 t/j   4.1  
110102   2   - p.c. >= 5.000 t/j   4.2  
1102 t/m 1104       Vervaardiging van wijn, cider e.d.   2  
1105       Bierbrouwerijen   4.2  
1106       Mouterijen   4.2  
1107       Mineraalwater- en frisdrankfabrieken   3.2  
12   -        
12   -   VERWERKING VAN TABAK      
120       Tabakverwerkende industrie   4.1  
13   -        
13   -   VERVAARDIGING VAN TEXTIEL      
131       Bewerken en spinnen van textielvezels   3.2  
132   0   Weven van textiel:      
132   1   - aantal weefgetouwen < 50   3.2  
132   2   - aantal weefgetouwen >= 50   4.2  
133       Textielveredelingsbedrijven   3.1  
139       Vervaardiging van textielwaren   3.1  
1393       Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken   4.1  
139, 143       Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen   3.1  
14   -        
14   -   VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT      
141       Vervaardiging kleding van leer   3.1  
141       Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer)   2  
142, 151       Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont   3.1  
19   -        
15   -   VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)      
151,152       Lederfabrieken   4.2  
151       Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel)   3.1  
152       Schoenenfabrieken   3.1  
    -        
16   -   HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.      
16101       Houtzagerijen   3.2  
16102   0   Houtconserveringsbedrijven:      
16102   1   - met creosootolie   4.1  
16102   2   - met zoutoplossingen   3.1  
1621       Fineer- en plaatmaterialenfabrieken   3.2  
162   0   Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout   3.2  
162   1   Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m²   3.1  
17   -        
17   -   VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN      
1711       Vervaardiging van pulp   4.1  
1712   0   Papier- en kartonfabrieken:      
1712   1   - p.c. < 3 t/u   3.1  
1712   2   - p.c. 3 - 15 t/u   4.1  
1712   3   - p.c. >= 15 t/u   4.2  
172       Papier- en kartonwarenfabrieken   3.2  
17212   0   Golfkartonfabrieken:      
17212   1   - p.c. < 3 t/u   3.2  
17212   2   - p.c. >= 3 t/u   4.1  
58   -        
58   -   UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA      
1811       Drukkerijen van dagbladen   3.2  
1812       Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen)   3.2  
18129       Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen   2  
1814   A   Grafische afwerking   1  
1814   B   Binderijen   2  
1813       Grafische reproduktie en zetten   2  
1814       Overige grafische aktiviteiten   2  
182       Reproduktiebedrijven opgenomen media   1  
22   -        
22   -   VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF      
221101       Rubberbandenfabrieken   4.2  
221102   0   Loopvlakvernieuwingsbedrijven:      
221102   1   - vloeropp. < 100 m²   3.1  
221102   2   - vloeropp. >= 100 m²   4.1  
2219       Rubber-artikelenfabrieken   3.2  
222   0   Kunststofverwerkende bedrijven:      
222   1   - zonder fenolharsen   4.1  
222   2   - met fenolharsen   4.2  
222   3   - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen   3.1  
23   -        
23   -   VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN      
231   0   Glasfabrieken:      
231   1   - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j   3.2  
231   2   - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j   4.2  
231   3   - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j   4.2  
231   4   - glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 t/j   5.1  
231       Glasbewerkingsbedrijven   3.1  
232, 234   0   Aardewerkfabrieken:      
232, 234   1   - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW   2  
232, 234   2   - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW   3.2  
233   A   Baksteen en baksteenelementenfabrieken   4.1  
233   B   Dakpannenfabrieken   4.1  
2351   0   Cementfabrieken:      
2351   1   - p.c. < 100.000 t/j   5.1  
2351   2   - p.c. >= 100.000 t/j   5.3  
235201   0   Kalkfabrieken:      
235201   1   - p.c. < 100.000 t/j   4.1  
235201   2   - p.c. >= 100.000 t/j   5.1  
235202   0   Gipsfabrieken:      
235202   1   - p.c. < 100.000 t/j   4.1  
235202   2   - p.c. >= 100.000 t/j   5.1  
23611   0   Betonwarenfabrieken:      
23611   1   - zonder persen, triltafels en bekistingtrille   4.1  
23611   2   - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d   4.2  
23611   3   - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 t/d   5.2  
23612   0   Kalkzandsteenfabrieken:      
23612   1   - p.c. < 100.000 t/j   3.2  
23612   2   - p.c. >= 100.000 t/j   4.2  
2362       Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken   3.2  
2363, 2364   0   Betonmortelcentrales:      
2363, 2364   1   - p.c. < 100 t/u   3.2  
2363, 2364   2   - p.c. >= 100 t/u   4.2  
2365, 2369   0   Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:      
2365, 2369   1   - p.c. < 100 t/d   3.2  
2365, 2369   2   - p.c. >= 100 t/d   4.2  
237   0   Natuursteenbewerkingsbedrijven:      
237   1   - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m²   3.2  
237   2   - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m²   3.1  
237   3   - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j   4.2  
237   4   - met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 t/j   5.2  
2391       Slijp- en polijstmiddelen fabrieken   3.1  
2399   A0   Bitumineuze materialenfabrieken:      
2399   A1   - p.c. < 100 t/u   4.2  
2399   A2   - p.c. >= 100 t/u   5.1  
2399   B0   Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):      
2399   B1   - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j   4.2  
2399   B2   - overige isolatiematerialen   4.1  
2399   C   Minerale produktenfabrieken n.e.g.   3.2  
2399   D0   Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur   4.1  
2399   D1   - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur   4.2  
25   -        
25, 31   -   VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)      
251, 331   0   Constructiewerkplaatsen      
251, 331   1   - gesloten gebouw   3.2  
251, 331   1a   - gesloten gebouw, p.o. < 200 m²   3.1  
251, 331   2   - in open lucht, p.o. < 2.000 m²   4.1  
251, 331   3   - in open lucht, p.o. >= 2.000 m²   4.2  
2529, 3311   0   Tank- en reservoirbouwbedrijven:      
2529, 3311   1   - p.o. < 2.000 m²   4.2  
2529, 3311   2   - p.o. >= 2.000 m²   5.1  
2521, 2530, 3311       Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels   4.1  
255, 331   A   Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven   4.1  
255, 331   B   Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d.   3.2  
255, 331   B1   Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m²   3.1  
2561, 3311   0   Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:      
2561, 3311   1   - algemeen   3.2  
2561, 3311   10   - stralen   4.1  
2561, 3311   11   - metaalharden   3.2  
2561, 3311   12   - lakspuiten en moffelen   3.2  
2561, 3311   2   - scoperen (opspuiten van zink)   3.2  
2561, 3311   3   - thermisch verzinken   3.2  
2561, 3311   4   - thermisch vertinnen   3.2  
2561, 3311   5   - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten)   3.2  
2561, 3311   6   - anodiseren, eloxeren   3.2  
2561, 3311   7   - chemische oppervlaktebehandeling   3.2  
2561, 3311   8   - emailleren   3.2  
2561, 3311   9   - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed)   3.2  
2562, 3311   1   Overige metaalbewerkende industrie   3.2  
2562, 3311   2   Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m²   3.1  
259, 331   A0   Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:      
259, 331   A1   - p.o. < 2.000 m²   4.1  
259, 331   A2   - p.o. >= 2.000 m²   5.1  
259, 331   B   Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.   3.2  
259, 331   B   Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m²   3.1  
27, 28, 33   -        
27, 28, 33   -   VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN      
27, 28, 33   0   Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie:      
27, 28, 33   1   - p.o. < 2.000 m²   3.2  
27, 28, 33   2   - p.o. >= 2.000 m²   4.1  
28, 33   3   - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW   4.2  
26, 28, 33   -          
26, 28, 33   -   VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS      
26, 28, 33   A   Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie   2  
26, 27, 33   -        
26, 33   -   VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.      
261, 263, 264, 331       Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie   3.1  
2612       Fabrieken voor gedrukte bedrading   3.1  
29   -        
29       VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS      
291   0   Autofabrieken en assemblagebedrijven      
291   1   - p.o. < 10.000 m²   4.1  
291   2   - p.o. >= 10.000 m²   4.2  
29201       Carrosseriefabrieken   4.1  
29202       Aanhangwagen- en opleggerfabrieken   4.1  
293       Auto-onderdelenfabrieken   3.2  
30   -        
30   -   VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)      
301, 3315   0   Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:      
301, 3315   1   - houten schepen   3.1  
301, 3315   2   - kunststof schepen   3.2  
301, 3315   3   - metalen schepen < 25 m   4.1  
301, 3315   4   - metalen schepen >= 25m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW   5.1  
3831       Scheepssloperijen   5.2  
302, 317   0   Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:      
302, 317   1   - algemeen   3.2  
302, 317   2   - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW   4.2  
303, 3316   0   Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:      
303, 3316   1   - zonder proefdraaien motoren   4.1  
303, 3316   2   - met proefdraaien motoren   5.3  
309       Rijwiel- en motorrijwielfabrieken   3.2  
3099       Transportmiddelenindustrie n.e.g.   3.2  
31   -        
31   -   VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.      
310   1   Meubelfabrieken   3.2  
9524   2   Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m²   1  
321       Fabricage van munten, sieraden e.d.   2  
322       Muziekinstrumentenfabrieken   2  
323       Sportartikelenfabrieken   3.1  
324       Speelgoedartikelenfabrieken   3.1  
32991       Sociale werkvoorziening   2  
32999       Vervaardiging van overige goederen n.e.g.   3.1  
41, 42, 43   -        
41, 42, 43   -   BOUWNIJVERHEID      
41, 42, 43   0   Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m²   3.2  
41, 42, 43   1   - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m²   3.1  
41, 42, 43   2   Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m²   3.1  
41, 42, 43   3   - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m²   2  
45, 47   -        
45, 47   -   HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS      
451, 452, 454       Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven   2  
451       Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie)   3.2  
45204   A   Autoplaatwerkerijen   3.2  
45204   B   Autobeklederijen   1  
45204   C   Autospuitinrichtingen   3.1  
45205       Autowasserijen   2  
453       Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires   2  
473   0   Benzineservisestations:      
473   1   - met LPG > 1000 m3/jr   4.1  
473   2   - met LPG < 1000 m3/jr   3.1  
46   -        
46   -   GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING      
4621   0   Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders   3.1  
4621   1   Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer   4.2  
4622       Grth in bloemen en planten   2  
4623       Grth in levende dieren   3.2  
4624       Grth in huiden, vellen en leder   3.1  
46217, 4631       Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen   3.1  
4632, 4633       Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën   3.1  
4634       Grth in dranken   2  
4635       Grth in tabaksprodukten   2  
4636       Grth in suiker, chocolade en suikerwerk   2  
4637       Grth in koffie, thee, cacao en specerijen   2  
4638, 4639       Grth in overige voedings- en genotmiddelen   2  
464, 46733       Grth in overige consumentenartikelen   2  
46711   0   Grth in vaste brandstoffen:      
46711   1   - klein, lokaal verzorgingsgebied   3.1  
46711   2   - kolenterminal, opslag opp. >= 2.000 m²   5.1  
46712   0   Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:      
46712   1   - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3   4.1  
46712   2   - vloeistoffen, o.c. >= 100.000 m3   5.1  
46712   3   - tot vloeistof verdichte gassen   4.2  
46713       Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen)   3.2  
46721   0   Grth in metaalertsen:      
46721   1   - opslag opp. < 2.000 m²   4.2  
46721   2   - opslag opp. >= 2.000 m²   5.2  
46722, 46723       Grth in metalen en -halffabrikaten   3.2  
4673   0   Grth in hout en bouwmaterialen:      
4673   1   - algemeen: b.o. > 2000 m²   3.1  
4673   2   - algemeen: b.o. <= 2000 m²   2  
46735   4   zand en grind:      
46735   5   - algemeen: b.o. > 200 m²   3.2  
46735   6   - algemeen: b.o. <= 200 m²   2  
4674   0   Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:      
4674   1   - algemeen: b.o. > 2.000 m²   3.1  
4674   2   - algemeen: b.o. < = 2.000 m²   2  
46751       Grth in chemische produkten   3.2  
4676       Grth in overige intermediaire goederen   2  
4677   0   Autosloperijen: b.o. > 1000 m²   3.2  
4677   1   - autosloperijen: b.o. <= 1000 m²   3.1  
4677   0   Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m²   3.2  
4677   1   - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m²   3.1  
466   0   Grth in machines en apparaten:      
466   1   - machines voor de bouwnijverheid   3.2  
466   2   - overige   3.1  
466, 469       Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.   2  
47   -        
47   -   REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN      
952       Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)   1  
55   -        
55   -   LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING      
553, 552       Kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken)   3.1  
49   -        
53   -   POST EN TELECOMMUNICATIE      
531, 532       Post- en koeriersdiensten   2  
77   -        
77   -   VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN      
7711       Personenautoverhuurbedrijven   2  
7712, 7739       Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's)   3.1  
773       Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen   3.1  
772       Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.   2  
62   -        
62   -   COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE      
62   A   Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d.   1  
58, 63   B   Datacentra   2  
72   -        
72   -   SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK      
721       Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk   2  
722       Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek   1  

Gebruikte afkortingen en symbolen:

De volgende afkortingen en symbolen worden in de tabellen gebruikt:

- niet van toepassing of niet relevant

< kleiner dan

> groter

= gelijk aan

cat. categorie

e.d. en dergelijke

incl. inclusief

kl. klasse

n.e.g. niet elders genoemd

o.c. opslagcapaciteit

p.c. productiecapaciteit

p.o. productieoppervlak

b.o. bedrijfsoppervlak

v.c. verwerkingscapaciteit

u uur

d dag

w week

j jaar

B bodemverontreiniging

C continu

D divers

L luchtverontreiniging

Z zonering op basis van de Wet geluidhinder

R risico (besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing)

V vuurwerkbesluit van toepassing

Bijlage 2 Historisch-ruimtelijke karakteristiek beschermd stadsgezicht Megen

afbeelding "i_NL.IMRO.0828.BPnegenkernen2012-VG01_0001.png"