Direct naar inhoud
Plan:Zwaaikom 2017
Status:vastgesteld
Plantype:bestemmingsplan
IMRO-idn:NL.IMRO.0826.BSPzwaaikom2017-VA01

regels

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

Artikel 4 Bedrijf - Betonwarenfabriek

Artikel 5 Gemengd - 1

Artikel 6 Groen

Artikel 7 Natuur

Artikel 8 Recreatie

Artikel 9 Tuin

Artikel 10 Verkeer

Artikel 11 Water

Artikel 12 Wonen

Artikel 13 Woongebied - 1

Artikel 14 Woongebied - 2

Artikel 15 Waarde - Archeologie

Artikel 16 Waterstaat - Waterkering

Artikel 17 Waterstaat - Waterhuishoudkundige en / of waterstaatkundige functie

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 18 Anti - dubbeltelregel

Artikel 19 Algemene bouwregels

Artikel 20 Algemene gebruiksregels

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels

Artikel 22 Algemene afwijkingsregels

Artikel 23 Algemene wijzigingsregels

Artikel 24 Overige regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

Artikel 26 Slotregel

 

 

Bijlagen bij de regels

 

 

1. Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

2. Bijlage 2 Herbegrenzing NNB Zwaaikom Gemeente Oosterhout 20180205

3. Bijlage 3 Uitvoerings- en Beheerplan Natuurcompensatie Zwaaikom Oosterhout

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

 

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Zwaaikom 2017' met identificatienummer NL.IMRO.0826.BSPzwaaikom2017-VA01 van de gemeente Oosterhout.

 

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.5 aaneengebouwde woning:

een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan ten minste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.

 

1.6 aan huis verbonden beroep of bedrijf:

de uitoefening van een beroep op zakelijk, administratief, juridisch, financieel, therapeutisch, (para-)medisch, cosmetisch, ontwerptechnisch of hieraan gelijk te stellen gebied, dan wel de uitoefening van ambachtelijke bedrijfsactiviteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, voor zover deze behoren tot de milieucategorie 1 of 2, zoals bepaald in de Staat van bedrijfsactiviteiten, of een daarmee qua aard en invloed op de omgeving vergelijkbare activiteit, waarbij de uitoefening in of bij een woning wordt uitgeoefend.

 

1.7 achtergevellijn:

de lijn waarin de achtergevel van een woning is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

 

1.8 achtergevelrooilijn:

de van de weg, waarop het belangrijkste gebouw op een bouwperceel is georiënteerd, afgekeerde grens van een bouwvlak.

 

1.9 ambulante handel:

het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen, dan wel het aanbieden van diensten, op een openbare en in de open lucht gelegen locatie, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

 

1.10 archeologische waarden:

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.

 

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

1.12 bed & breakfast:

een voorziening in een (bedrijfs)woning, die als doel heeft het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse met een recreatieve doelstelling verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke, seizoensgebonden of permanente werkzaamheden en/of arbeid.

 

1.13 bedrijf:

een inrichting gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren, herstellen en/of vervoeren van goederen.

 

1.14 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

 

1.15 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

 

1.16 bedrijfswoning:

een woning, bij een (agrarisch) bedrijf of instelling, bestemd voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die op dat bedrijf of die instelling werkzaam is en al dan niet toezicht houdt.

 

1.17 begane grond:

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

 

1.18 beperkt kwetsbaar object:

een object als gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

 

1.19 bestaand(e situatie):

  1. ten aanzien van bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig of in uitvoering op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bebouwing, die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

  2. ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en/of opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

 

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.22 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

 

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

1.25 bouwlaag:

doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

 

1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.27 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

1.29 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.30 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.

 

1.31 dagrecreatie:

activiteiten overdag ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan.

 

1.32 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

 

1.33 dakopbouw:

een opbouw op een deel van een hellend dak, waarmee de goot- en/of bouwhoogte van het gebouw wordt verhoogd.

 

1.34 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop) het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat postorderbedrijven en daarmee vergelijkbare internetwinkels niet worden aangemerkt als detailhandel, tenzij ter plaatse sprake is van fysiek klantcontact.

 

1.35 dienstverlening:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, bank, postkantoor, reisbureau en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en instellingen, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

 

1.36 dove gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, waaronder begrepen het dak, die bestaat uit:

  1. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A);

  2. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

 

1.37 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

 

1.38 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bij het bedrijf horende bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus e.d.).

 

1.39 extensief recreatief medegebruik:

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals vogelobservatie, wandelen, fietsen, mountainbiken, picknicken, kanoën en survivaltochten, die niet bedrijfsmatig van aard zijn en qua omvang en ruimtelijke uitstraling, ondergeschikt zijn aan de overige, ingevolge de bestemmingsomschrijving toegestane gebruiken en dientengevolge niet het primaire c.q. hoofdgebruik betreffen, al dan niet in combinatie met extensieve dagrecreatieve voorzieningen zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering.

 

1.40 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

1.41 garagebox:

een gebouw dat gebruikt wordt voor het stallen van vervoermiddelen of als bergruimte.

 

1.42 gastouderschap:

kinderopvang op het woonadres van een gastouder of de ouder(s) die tot stand komt door bemiddeling van een gastouderbureau en die betrekking heeft op ten hoogste 6 kinderen, naast eventuele eigen kinderen van de gastouder.

 

 

 

1.43 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.44 geluidgevoelig object:

een geluidgevoelig object als aangewezen bij en krachtens de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer.

 

1.45 geluidgevoelige ruimte

ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van tenminste 11 m2.

 

1.46 geluidzone van een industrieterrein:

een zone als bedoeld in art. 40 Wet geluidhinder.

 

1.47 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur (in casu het Besluit omgevingsrecht) aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

 

1.48 geschakelde woning:

een woning, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde op de bouwperceelgrens is gebouwd en door middel van bijbehorende bouwwerken geschakeld is met een ander hoofdgebouw op een aangrenzend bouwperceel.

 

1.49 gestapelde woning:

een woning in een gebouw waarin zich meerdere boven elkaar gelegen zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten bevinden.

 

1.50 gevaarlijke stoffen:

gevaarlijke stoffen zoals geclassificeerd in de Europese overeenkomst ADR (Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route).

 

1.51 gevel:

bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

 

1.52 gevelvlak:

het verticale vlak waarin de hoofdvlakken van een gevel zich bevinden.

 

1.53 groepsrisico:

de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicovolle inrichting, buisleiding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en een ongewoon voorval binnen die inrichting of ter plaatse van de buisleiding of transportroute waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

 

1.54 grondgebonden woning:

een woning die rechtstreeks contact heeft met het aangrenzende terrein.

 

1.55 hogere waarde:

de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege een weg, spoorweg of industrieterrein op de gevel van een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder.

 

1.56 hoofdfunctie:

de belangrijkste functie waarvoor een gebouw mag worden gebruikt.

 

1.57 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel, en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is.

 

1.58 horeca(bedrijf):

het bedrijfsmatig verschaffen c.q. verstrekken van logies, dranken, maaltijden en kleine eetwaren, zoals een hotel, restaurant, café, cafetaria of een combinatie van twee of meer van deze bedrijven, waaronder eveneens wordt begrepen het exploiteren van zaalaccommodatie, doch met uitzondering van een seksinrichting.

 

1.59 horeca categorie 1:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel)-restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een zelfstandig maaltijdafhaalcentrum.

 

1.60 horeca categorie 2:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon.

 

1.61 horeca categorie 3:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een café.

 

1.62 horeca categorie 4:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een dancing of discotheek.

 

1.63 huishouden:

de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen kamerbewoning tot ten hoogste 2 personen in een deel van het hoofdgebouw en/of een aangebouwd bijbehorend bouwwerk.

 

1.64 huisvesting in verband met mantelzorg:

huisvesting in of bij een woning van één huishouden, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

 

1.65 industrieterrein:

terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen.

 

1.66 internetwinkel:

het bedrijfsmatig via website's te koop aanbieden van goederen, alsmede het opslaan, verkopen en/of (af)leveren van deze goederen, waarbij de goederen niet ten verkoop worden uitgestald.

 

1.67 invloedsgebied:

gebied waarin personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico.

 

1.68 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning.

 

1.69 kantoor:

een gebouw of deel van een gebouw dat door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, met de daarbij behorende voorzieningen.

 

1.70 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15º en maximaal 75º.

 

1.71 kegelschip

een schip dat gevaarlijke stoffen vervoert en conform wettelijk voorschrift één of meerdere blauwe kegels dient te voeren.

 

1.72 kunstobject:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat wordt aangemerkt als uiting van beeldende kunst.

 

1.73 kunstwerk:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen en kademuren.

 

1.74 kwetsbaar object:

een object als gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

 

1.75 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

 

1.76 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor de toegestane bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.

 

 

1.77 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

 

1.78 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

 

1.79 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

een gebruik, gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten, dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

 

1.80 nutsvoorzieningen:

gebouwde voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van water, elektriciteit, gas e.d., zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor (tele)communicatie.

 

1.81 omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

 

1.82 ondergeschikte detailhandel:

detailhandelsactiviteiten die qua uitstraling passend bij en ondergeschikt aan de hoofdfunctie, ter ondersteuning dienen van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.

 

1.83 ondergeschikte horeca:

horeca, welke (qua omvang en ruimtelijke uitstraling) ondergeschikt en gelieerd is aan de functie die ingevolge de geldende bestemming ter plaatse is toegestaan.

 

1.84 ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf:

voorzieningen voor verkeer en verblijf die ondergeschikt en gelieerd zijn aan de functies die ingevolge de geldende bestemming ter plaatse zijn toegestaan, zoals in- en uitritten, langzaam verkeerspaden, onverharde paden, trottoirs en brandgangen. Hieronder worden in ieder geval geen wegen voor gemotoriseerd verkeer begrepen.

 

1.85 onderkomens:

voor verblijf geschikte – al dan niet aan de bestemming onttrokken – voer- en vaartuigen, arken, caravans en stacaravans voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, als ook tenten.

 

1.86 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een vrijstaande dakconstructie met maximaal één wand.

 

1.87 patiowoning:

een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof gevormd door de zijmuren van naburige dan wel op het eigen (bouw)perceel aanwezige gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

1.88 parkeergarage:

al dan niet ondergrondse, openbare gebouwde parkeervoorziening voor het parkeren van meerdere voertuigen.

 

1.89 peil:

  1. voor een op een perceel aanwezig bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een op een perceel aanwezig bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aansluitende terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

 

1.90 pickuppoint

een locatie waar de consument via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en / of overige activiteiten.

 

1.91 plaatsgebonden risico:

risico op een plaats buiten een risicovolle inrichting of in de nabijheid van een buisleiding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting of ter plaatse van de buisleiding of transportroute, waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

 

1.92 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen.

 

1.93 raamprostitutie:

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf het openbaar toegankelijke gebied zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen.

 

1.94 risicovolle inrichting:

een inrichting waarbij ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in een bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

 

1.95 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch /pornografische aard plaatsvinden, waaronder in elk geval worden verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet gecombineerd met elkaar.

 

1.96 speelvoorziening:

openbaar toegankelijke voorziening in de open lucht bestemd voor sport, spel, vermaak of ontspanning, niet zijnde een sportvoorziening waar georganiseerde sportbeoefening plaatsvindt, waaronder in ieder geval speeltuinen en trapveldjes worden verstaan.

 

1.97 standplaats:

gronden bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeente kunnen worden aangesloten.

 

1.98 stedenbouwkundig beeld:

het beeld dat wordt bepaald door de situering, de bouwmassa's, de dakvormen en de dakrichtingen van de bebouwing in relatie tot de omgeving.

 

1.99 straatprostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen, één en ander door passanten hiertoe te bewegen of uit te nodigen door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze.

 

1.100 twee-aaneengebouwde woning:

een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.

 

1.101 uitvoeren:

uitvoeren, het doen uitvoeren, het laten uitvoeren of in uitvoering geven.

 

1.102 verblijfsrecreatie:

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief dag- en nachtverblijf door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut.

 

1.103 verkoopvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

 

1.104 vloeroppervlak(te):

de totale oppervlakte van alle ruimten die voor een functie wordt gebruikt.

 

1.105 voorgevel:

de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

 

1.106 voorgevelrooilijn:

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

 

 

1.107 voorkeursgrenswaarde:

de standaard grenswaarde voor de geluidbelasting op de gevel van een geluidgevoelig object of terrein bepaald bij of krachtens de Wet geluidhinder.

 

1.108 voorzieningen voor verkeer en verblijf:

voorzieningen die verband houden met de afwikkeling van het verkeer en/of met het verblijfskarakter van de openbare ruimte, zoals wegen, straten, pleinen, langzaam verkeerspaden, inclusief daarbij behorende inrichtingselementen.

 

1.109 vrijstaande woning:

een woning waarvan het hoofdgebouw losstaat van de zijdelingse bouwperceelgrenzen.

 

1.110 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang, alsmede voorzieningen voor waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging, inclusief bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden en beschoeiingen.

 

1.111 wonen:

het bewonen van een woning.

 

1.112 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

1.113 woningsplitsing:

het opdelen van een woning in meerdere wooneenheden.

 

1.114 zelfstandige woonruimte:

een woning met een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, waarbij de wasgelegenheid, kookgelegenheid en het toilet niet worden gedeeld met andere bewoners.

 

1.115 zijstrook:

de strook grond gelegen tussen de zijdelingse perceelsgrens en de denkbeeldige lijn op 3 meter afstand vanaf de zijdelingse perceelsgrens, over de volledige diepte van het bouwperceel.

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

afstanden:

van bouwwerken tot andere bouwwerken, bebouwingsgrenzen en perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

 

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

dakhelling:

de hoek gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

diepte van een gebouw:

 

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Ondergronds bouwen wordt niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud van een bouwwerk.

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, wolfseinden, dakkapellen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, ook indien gelegen buiten het aangegeven bestemmingsvlak, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Bedrijf

 

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 en 2:

met uitzondering van:

  1. risicovolle inrichtingen;

  2. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

  3. zelfstandige kantoren;

  4. detailhandelsbedrijven;

  1. opslag van materialen ten behoeve van de bedrijfsuitoefening;

  2. reclamevoorzieningen;

  3. erven en verhardingen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  7. parkeervoorzieningen;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven. Indien een zodanige aanduiding niet is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.

 

3.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfsvoering

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfsvoering geldt de volgende bepaling:

  1. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

  3. Ingeval er sprake is van een overkapping, dan is de ter plaatse aangegeven maximum goothoogte tevens de maximum bouwhoogte.

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van het bedrijfsproces mogen, indien gesitueerd binnen het aangegeven bouwvlak, niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

  3. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  4. De bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van het opwekken van energie mag niet meer bedragen dan 5 m.

  5. De bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van bedrijfs- en reclameuitingen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  6. De bouwhoogte van vlaggenmasten, antennes en lichtmasten mag niet meer dan bedragen dan 6 m.

  7. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, onderlinge afstanden en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.

 

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  1. wonen;

  2. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

  3. zelfstandige kantoren;

  4. detailhandelsbedrijven;

  5. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;

  6. een risicovolle inrichting;

  7. opslag van consumentenvuurwerk.

 

3.4.2 Niet-zelfstandige kantoren

  1. Bij bedrijven zijn uitsluitend niet-zelfstandige kantoren toegestaan;

  2. De vloeroppervlakte van niet-zelfstandige kantoren mag per bedrijf niet meer bedragen dan 1.500 m2. Indien de bestaande vloeroppervlakte meer bedraagt dan 1.500 m2, geldt deze oppervlakte als maximale oppervlakte.

 

3.4.3 Ondergeschikte detailhandel

Detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten is toegestaan als ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsvoering van een bedrijf, onder de volgende voorwaarden:

  1. De verkoopvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 25% van het bedrijfsvloeroppervlak.

  2. Detailhandel is niet toegestaan in een afzonderlijk gebouw.

 

3.4.4 Buitenopslag

Buitenopslag is niet toegestaan vóór de voorgevel van het gebouw, dat het dichtste bij de weg is gesitueerd.

 

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Andere bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1:

  1. voor bedrijven die niet voorkomen op de Staat van bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten;

  2. ten behoeve van dienstverlening;

  3. de omgevingsvergunning bedoeld onder lid a tot en met d kan worden verleend, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 24.2;

  2. er zijn hiertegen geen bezwaren vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

 

3.5.2 Omgevingsvergunning pickuppoint

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.1 sub a ten behoeve van een pickuppoint, mits aan de volgende voorwqaarden wordt voldaan:

  1. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 24.2

  2. er zijn hiertegen geen bezwaren vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;

  3. de ontwikkeling heeft geen onevenredige verkeersaantrekkende werking.

 

 

 

 

Artikel 4 Bedrijf - Betonwarenfabriek

 

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Betonwarenfabriek’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een betonwarenfabriek (SBI-code 23611) in maximaal milieucategorie 5.2, zoals genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten);

  2. ten dienste van het bedrijf, als bedoeld onder a:

  1. ondergeschikte kantoren;

  2. ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten;

  3. opslag en uitstalling van materialen;

  4. erven en verhardingen;

  5. laden, lossen en parkeren;

  1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - geluidszoneringsplichtige inrichting' (sb-gzi);

  2. laad- en loskaden daar waar de bestemming ‘Bedrijf - Betonwarenfabriek’ direct grenst aan de bestemming ‘Water’, met uitzondering van het laden en lossen van gevaarlijke stoffen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. geluidwerende voorzieningen;

  6. ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  7. parkeervoorzieningen;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  9. andere bijbehorende voorzieningen, waaronder reclamemasten, energievoorzieningen en installaties voor telecommunicatie.

 

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

 

4.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen geldt de volgende bepaling:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

 

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, die ten dienste staan van het bedrijfsproces mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

  3. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, die ten dienste staan van het bedrijfsproces mag buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan 5 m.

  4. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,75 m.

  5. De bouwhoogte van keerwanden mag niet meer bedragen dan 4 m. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hogere keerwand toegestaan' mag de bouwhoogte van keerwanden niet meer bedragen dan 10 m.

  6. De bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van het opwekken van energie mag niet meer bedragen dan 5 m.

  7. De bouwhoogte van silo’s, kranen, voorzieningen ten behoeve van een laad- en loskade en daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 30 m.

  8. De bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van bedrijfs- en reclameuitingen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  9. De bouwhoogte van vlaggenmasten, antennes en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 25 m.

  10. De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 m;

  11. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 4.2.3, sub e voor het bouwen van keerwanden tot een bouwhoogte van maximaal 6 m, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hogere keerwand toegestaan' niet is opgenomen, mits:

  1. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  2. deze voorziening uit bedrijfstechnisch oogpunt noodzakelijk is.

  1. het bepaalde in lid 4.2.3, sub g ten behoeve van het bouwen van silo's, kranen en daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een bouwhoogte van 30 m, mits

  1. de afwijking noodzakelijk is vanwege de bedrijfsuitoefening;

  2. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  1. het bepaalde in lid 4.2.3, sub h voor het bouwen van reclamemasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m, mits:

  1. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  1. een bedrijfswoning;

  2. zelfstandige kantoren;

  3. detailhandel, met uitzondering van detailhandel als bedoeld in lid 4.4.3;

  4. een standplaats van onderkomens en een standplaats van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel ter plaatse;

 

4.4.2 Niet-zelfstandige kantoren

  1. Bij bedrijven zijn uitsluitend niet-zelfstandige kantoren toegestaan;

  2. De vloeroppervlakte van niet-zelfstandige kantoren mag per bedrijf niet meer bedragen dan 1.500 m2.

 

4.4.3 Ondergeschikte detailhandel

Detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten is toegestaan als ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsvoering van een bedrijf, onder de volgende voorwaarden:

  1. Het verkoopvloeroppervlak mag niet meer bedragen dan 25% van het bedrijfsvloeroppervlak;

  2. Detailhandel is niet toegestaan in een afzonderlijk gebouw.

 

Artikel 5 Gemengd - 1

 

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan de woonfunctie ondergeschikte activiteiten in de vorm van:

  1. aan huis verbonden beroepen of bedrijven;

  2. gastouderschap;

  1. horeca in horecacategorieën 1 en 2, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'horeca' (h);

  2. dienstverlening uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' (dv);

  3. detailhandel, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' (dh);

  4. tuinen, erven en verhardingen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  8. parkeervoorzieningen;

  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

 

5.2.2 Gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak geldt de volgende bepaling:

  1. Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden is per bestemmingsvlak maximaal 1 woning toegestaan;

  2. Ingeval er sprake is van een overkapping, dan is de ter plaatse aangegeven maximum goothoogte tevens de maximum bouwhoogte.

 

5.2.3 Gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de de op het betreffende bouwperceel toegestane functies.

  2. Gebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd.

  3. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  4. De gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 80% worden bebouwd.

 

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 5.2.4onder b voor het toestaan van hogere erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, mits:

  1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m;

  2. dit uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;

  3. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  4. hiertegen geen bezwaren zijn uit oogpunt van verkeersveiligheid.

 

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

 

5.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van platte daken als dakterras;

  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning, of ten behoeve van mantelzorg;

  3. het gebruik van de woning of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als bed & breakfast.

 

5.4.2 Aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  1. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;

  2. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m2;

  3. buitenactiviteiten, waaronder opslag, ten dienste van het aan huis verbonden beroep of bedrijf zijn niet toegestaan;

  4. machinale productie en machinale reparatie- en herstelwerkzaamheden alsmede het verrichten van herstelwerkzaamheden aan gemotoriseerde voertuigen zijn niet toegestaan;

  5. horeca en detailhandel (w.o. showroom en / of afhaalpunt c.q. logistieke functie, al dan niet t.b.v. internethandel) zijn niet toegestaan;

  6. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 24.2.

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.5.1 Omgevingsvergunning andere functies

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 om (één van) de voor de begane grond toegelaten functies ook op de verdieping(en) toe te staan, mits:

  1. realisering c.q. handhaving van de woonfunctie op de verdieping(en) redelijkerwijs van de belanghebbende niet kan worden gevergd;

  2. het volkshuisvestingsbelang niet onevenredig wordt geschaad;

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  4. geen onevenredige hinder voor de (woon)omgeving te verwachten is;

  5. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 24.2.

 

5.5.2 Omgevingsvergunning huisvesting in verband met mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een deel van de woning gebruikt wordt ten behoeve van huisvesting in verband met mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. ingeval van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is de woonruimte gelegen op een maximale afstand van 15 m van de woning;

  2. de totale toegestane oppervlakte, welke ten behoeve van de huisvesting mag worden ingezet, bedraagt maximaal 100 m2;

  3. de huisvesting moet ten dienste staan van het verlenen van mantelzorg aan een zorgbehoevende, waarvan de noodzaak via een indicatiestelling is aangetoond;

  4. ten behoeve van de huisvesting van een zorgbehoevende mogen die voorzieningen worden aangebracht, die zelfstandige bewoning mogelijk maken;

  5. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonruimte;

  6. de situering van de woonruimte leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;

  7. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg vervalt. Daarbij dienen de voorzieningen, die zelfstandige bewoning mogelijk maakten, dusdanig verwijderd te worden, dat zelfstandige bewoning niet meer mogelijk is.

 

5.5.3 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een woning gebruikt wordt ten behoeve van een bed & breakfast, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 100 m2;

  2. het aantal bedden mag niet meer bedragen dan 6;

  3. een bed & breakfast is alleen toegestaan in niet-zelfstandige woonruimte(n);

  4. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;

  5. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonruimte;

  6. de situering van de woonruimte leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;

  7. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 24.2.

 

5.5.4 Omgevingsvergunning meerdere huishoudens

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 en toestaan dat één woning wordt gebruikt ten behoeve van meerdere huishoudens, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. huisvesting vindt plaats in de woning;

  2. het aantal personen waaraan woonruimte wordt geboden mag niet meer bedragen dan 6;

  3. de extra huishoudens mogen uitsluitend worden gehuisvest in niet-zelfstandige woonruimte(n);

  4. in geval van kamerverhuur is per bewoner minimaal 12 m2 gebruiksoppervlakte, zoals gedefinieerd in de bouwverordening en het bouwbesluit, aan gezamenlijke woonruimten en eigen woonruimten aanwezig;

  5. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonruimte;

  6. de situering van de woonruimte leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;

  7. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 24.2.

 

5.5.5 Omgevingsvergunning dakterras

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een plat dak wordt gebruikt als dakterras, mits aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. het dakterras niet binnen een afstand van 2 meter is gelegen van de grenslijn van het naburige erf, tenzij er voorzieningen worden aangebracht die er toe leiden dat er vanaf het dakterras geen uitzicht is op het naburige erf;

  2. er toestemming is gegeven door de eigenaar van het naburige erf.

 

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin, dat de onder 5.1 genoemde aanduidingen worden verwijderd dan wel worden vervangen door een andere toegestane functie, mits:

  1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  2. geen onevenredige hinder voor de (woon)omgeving te verwachten is;

  3. de bestaande voorzieningenstructuur niet onevenredig wordt verstoord;

  4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 24.2.

 

 

Artikel 6 Groen

 

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. bermen en beplantingen;

  3. inritten;

  4. voorzieningen voor langzaam verkeer;

  5. speelvoorzieningen;

  6. recreatie-voorzieningen in de vorm van camperplaatsen, een kantoorfaciliteit bij de jachthaven en parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' (r);

  7. geluidwerende voorzieningen;

  8. straatmeubilair;

  9. kunstobjecten;

  10. kunstwerken;

  11. vlonders, steigers en (voetgangers)bruggen;

  12. nutsvoorzieningen;

  13. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. de instandhouding en bescherming van de aanwezige voormalige vuilstort, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vuilstortplaats' (sb-vsp);

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' mag één gebouw ten behoeve van sanitair ten behoeve van de camperplaatsen en kantoorfaciliteiten bij de jachthaven worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. Het bebouwd oppervlak ten hoogste 50 m2 bedraagt;

  2. De goothoogte ten hoogste 3 m bedraagt, bij een platte afdekking 3,5 m;

  3. De bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt;

  1. Voor het overige mogen op of in deze gronden geen gebouwen of overkappingen worden gebouwd.

 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling voor verkeer mag niet meer bedragen dan 5 m.

  2. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 15 m.

  4. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 6 m.

  5. De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt ten hoogste 12 m;

  6. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2, onder b voor het bouwen van kunstobjecten met een bouwhoogte van maximaal 8 m, mits:

  1. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  2. hiertegen geen bezwaren zijn vanuit oogpunt van verkeersveiligheid.

 

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

6.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van de gronden ten behoeve van parkeervoorzieningen.

 

 

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.5.1 Parkeervoorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1voor het aanleggen van parkeervoorzieningen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. het stedenbouwkundig beeld wordt niet in onevenredige mate geschaad;

  2. het aanleggen van parkeervoorzieningen is noodzakelijk vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid en bereikbaarheid;

  3. de aanleg van de parkeervoorzieningen heeft geen zodanige invloed op de aanwezige groenvoorziening, dat deze groenstructuur daardoor onevenredige schade wordt toegebracht en de gebruiksmogelijkheden ervan in overwegende mate worden beperkt;

  4. er wordt rekening gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).

 

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

6.6.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - vuilstortplaats' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en / of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,60 m;

  2. het aanbrengen, vellen en / of rooien van beplantingen en / of bomen;

  3. het aanbrengen van andere voorzieningen of het uitvoeren van werkzaamheden dieper dan 0,60 m.

 

6.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 6.6.1 is niet van toepassing op:

  1. werken en werkzaamheden die het normaal onderhoud betreffen overeenkomstig de doeleinden van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en / of voortvloeien uit het normale gebruik;

  2. werken en werkzaamheden die betrekking hebben op het herinrichtingsplan van de voormalige vuilstortplaats;

  3. werken en werkzaamheden die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkreeg, in uitvoering zijn.

 

6.6.3 Toelaatbaarheid

De in sub 6.6.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien noodzakelijk voor de in lid 6.1 genoemde doeleinden en indien een deskundige heeft geadviseerd, dat door de werkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de voormalige vuilstortplaats.

 

 

Artikel 7 Natuur

 

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotiosche waarden met een zo sterk mogelijk ecologische en ruimtelijk-structurele samenhang;

  2. extensief recreatief medegebruik;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze

bestemming en uitsluitend in de vorm van erfafscheidingen.

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m.

 

7.3 Specifieke gebruiksregels

 

7.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen:

  1. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. voor lawaaisporten;

  3. voor verblijfsrecreatie;

  4. voor het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;

  5. het omzetten van grasland in bouwland / het scheuren van grasland;

  6. het aanleggen van drainage;

  7. het verlagen van de (grond)waterstand door de aanleg van beregeningsinstallaties;

  8. het plaatsen van een mestzak.

 

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden

 

7.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in deze gronden de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,40 m wordt gewijzigd of waarbij maaiveldniveaus (steilranden) worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,40 m onder maaiveld;

  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;

  4. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  5. het verlagen van de grondwaterstand;

  6. het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;

  7. het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;

  8. het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen;

  9. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

 

7.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 7.4.1 is niet van toepassing op:

  1. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

  2. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

 

7.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 7.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden.

 

 

 

Artikel 8 Recreatie

 

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen, waaronder in ieder geval:

  1. een jachthaven ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' (jh);

  2. een scouting ter plaatse van de aanduiding 'scouting' (sct);

  1. aan dagrecreatie ondergeschikte horeca, uitsluitend op de begane grond;

  2. aan dagrecreatie ondergeschikte detailhandel, uitsluitend op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' (jh);

  3. speelvoorzieningen;

  4. terrassen;

  5. erven en verhardingen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. nutsvoorzieningen;

  8. ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  9. parkeervoorzieningen;

  10. geluidwerende voorzieningen;

  11. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het aangegeven bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

  3. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

  4. ter plaatse van de aanduiding 'scouting' (sct) zijn, in afwijking van het bepaalde onder a, buiten het aangegeven bouwvlak bijbehorende bouwwerken, in de vorm van een berging en een fietsenstalling, toegestaan tot een maximale oppervlakte van 50 m² per aanduiding.

 

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  3. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 6 m.

  5. De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m.

  6. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

8.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'scouting' (sct) is overnachting toegestaan.

 

 

Artikel 9 Tuin

 

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en groenvoorzieningen bij woningen;

  2. inritten;

  3. parkeren.

 

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde onder 9.2.2.

  2. Indien in afwijking van het bepaalde onder a ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan al gebouwen of overkappingen aanwezig zijn, dan mogen deze gebouwen of overkappingen in de huidige omvang en situering worden gehandhaafd.

 

9.2.2 Uitbreiding van een woning

Voor het bouwen van uitbreidingen aan een woning op de aangrenzende bestemming 'Wonen' gelden de volgende bepalingen:

  1. De diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1 bouwlaag.

  3. De breedte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan tweederde van de voorgevelbreedte van de woning.

  4. indien de uitbreiding wordt uitgevoerd in combinatie met een luifel, dan dient deze luifel een open constructie te zijn met een breedte van niet meer dan een derde van de voorgevelbreedte en mag de uitbreiding inclusief luifel over de gehele breedte van de voorgevel worden gebouwd in verhouding twee derde - een derde.

 

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overig tuinmeubilair, zoals pergola's, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  3. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

9.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van het parkeren van motorvoertuigen op de gronden gelegen vóór de voorgevel van het deel van een woning, dat gezien de bouwhoogte, als belangrijkste onderdeel van de woning kan worden aangemerkt.

 

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.3 voor het parkeren van motorvoertuigen voor de voorgevel van een woning, mits:

  1. het stedenbouwkundig beeld niet wordt geschaad;

  2. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  3. het aantal parkeerplaatsen op de openbare weg niet wordt verminderd.

 

Artikel 10 Verkeer

 

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. bouwwerken en activiteiten ten behoeve van de ter plaatse gevestigde betonwarenfabriek, in de vorm van een kraanbaan, transportband en transportbewegingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - betonwarenfabriek' (sb-bwf) en ‘specifieke vorm van bedrijf - geluidszoneringsplichtige inrichting' (sb-gzi);

  4. garageboxen ter plaatse van de aanduiding ‘garagebox' (gab);

  5. kunstobjecten;

  6. kunstwerken;

  7. speelvoorzieningen;

  8. geluidwerende voorzieningen;

  9. straatmeubilair;

  10. terrassen;

  11. (voorzieningen voor) ambulante detailhandel;

  12. groenvoorzieningen;

  13. nutsvoorzieningen;

  14. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde onder 10.2.2.

  2. Indien in afwijking van het bepaalde onder a ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan al gebouwen aanwezig zijn, dan mogen deze gebouwen in de huidige vorm en situering worden gehandhaafd.

 

10.2.2 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende bepalingen:

  1. Garageboxen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' (gab).

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 m.

  3. De oppervlakte per garagebox mag niet meer bedragen dan 30 m².

 

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - betonwarenfabriek' (sb-bwf) is een bouwwerk in de vorm van een kraanbaan en/of transportband toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. binnen het aangeduide gebied is 1 bouwwerk toegestaan;

  2. de breedte van een bouwwerk mag niet meer bedragen dan 10 m;

  3. de bouwhoogte van dat bouwwerk mag niet meer bedragen dan 20 m;

  4. onder het bouwwerk dient een vrije doorgang met een breedte van minimaal 5 m en een hoogte van minimaal 4,5 m aanwezig te zijn, teneinde te bereiken dat vanwege dat bouwwerk de doorstroming van het verkeer niet wordt gehinderd;

  1. De bouwhoogte van kunstwerken, kunstobjecten, palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 15 m.

  2. De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

10.3 Specifieke gebruiksregels

 

10.3.1 Voorwaardelijke verplichting

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - voorwaardelijke verplichting' is het gebruik van de weg voor gemotoriseerd verkeer uitsluitend toegestaan, indien binnen 4 jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan deze weg is voorzien van een wegdektype SMA NL5, of van een ander wegdektype met ten minste dezelfde geluidreductie.

 

Artikel 11 Water

 

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;

  2. een natte ecologische verbindingszone;

  3. oevervoorzieningen;

  4. steigers, aanlegplaatsen en gelijksoortige voorzieningen;

  5. laad- en loskaden daar waar de bestemming 'Water' direct grenst aan de bestemming ‘Bedrijf - Betonwarenfabriek’ en 'Recreatie', met uitzondering van het laden en lossen van gevaarlijke stoffen;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen voor langzaam verkeer, duikers, gelijksoortige voorzieningen en andere kunstwerken.

  8. ter plaatse van de aanduiding 'brug', tevens voor een brug voor gemotoriseerd verkeer;

  9. een kegelligplaats voor maximaal 2 kegelschepen met één blauwe kegel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - kegelligplaats' (swa-kl).

 

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'brug', mag niet meer bedragen dan 15 m.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - kegelligplaats' (swa-kl) mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

 

Artikel 12 Wonen

 

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan de woonfunctie ondergeschikte activiteiten in de vorm van:

  1. aan huis verbonden beroepen of bedrijven;

  2. gastouderschap;

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ (sba-gem) aangegeven gebouwen.

 

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Algemeen

Voor het bouwen in het algemeen gelden de volgende bepalingen:

  1. Per bouwperceel is maximaal 1 woning toegestaan, met uitzondering van bouwpercelen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' (gs).

 

12.2.2 Gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. De volgende bebouwingstypologie is van toepassing:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' (vrij) mogen vrijstaande woningen worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' (tae) mogen twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen worden gebouwd;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneen-gebouwd' (aeg) mogen aaneengebouwde woningen worden gebouwd;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ (gs) mogen gestapelde woningen worden gebouwd.

  1. De voorgevel van een woning moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  2. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

  3. In afwijking van het bepaalde onder a tot en met c geldt bij:

  1. vrijstaande woningen, dat voor de gronden binnen 3 m van de zijdelingse perceelsgrenzen de bepalingen onder 12.2.3(gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak) van toepassing zijn;

  2. twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen, dat voor de gronden binnen 3 m van één van beide zijdelingse perceelsgrenzen de bepalingen onder 12.2.3(gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak) van toepassing zijn.

 

12.2.3 Gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd.

  2. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 m.

  3. Bij vrijstaande woningen dient een der zijstroken vrij van gebouwen en overkappingen te blijven.

  4. De gezamenlijke oppervlakte voor gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag, met inachtneming van het bepaalde onder e:

  1. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 500 m² niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat maximaal 50 m² als vrijstaand(e) gebouw(en) buiten het bouwvlak mag / mogen worden gebouwd;

  2. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 2.000 m² niet meer bedragen dan 150 m², met dien verstande dat maximaal 100 m² als vrijstaand(e) gebouw(en) buiten het bouwvlak mag / mogen worden gebouwd;

  3. voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 2.000 m² niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat maximaal 150 m² als vrijstaand(e) gebouw(en) buiten het bouwvlak mag / mogen worden gebouwd.

  1. De gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat in ieder geval 25 m² aan gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag worden gebouwd.

  2. Indien in afwijking van het bepaalde onder a en c ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan legaal een kleinere afstand aanwezig was dan wel de betreffende zijstrook niet (geheel) vrij van gebouwen en overkappingen was, mag die afstand respectievelijk situatie worden gehandhaafd.

  3. Indien in afwijking van het bepaalde onder b en d ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan legaal een grotere goot- of bouwhoogte of oppervlakte aanwezig was, mag die bestaande goot- of bouwhoogte respectievelijk oppervlakte worden gehandhaafd c.q. bij uitbreiding worden aangehouden.

 

 

12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de lijn waarin de naar de weg gekeerde gevel van de woning staat niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

 

12.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifeke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' (sba-gem) aangegeven bebouwing.

 

12.4 Afwijken van de bouwregels

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 12.2.2onder a voor het afwijken van de toegestane bebouwingstypologie en ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘aaneengebouwd’ ook twee-aaneengebouwde, geschakelde of vrijstaande woningen toestaan;

  2. ‘twee-aaneen’ ook vrijstaande woningen toestaan;

  3. ‘gestapeld’ ook grondgebonden woningen toestaan;

mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  2. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 24.2

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 12.2.2 onder c voor het bouwen van een dakopbouw, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  2. een dakopbouw is uitsluitend toegestaan op een gebouw binnen het bouwvlak;

  3. een dakopbouw is uitsluitend toegestaan op een kapconstructie;

  4. de maximaal toegestane bouwhoogte wordt niet overschreden;

  5. de breedte van de dakopbouw bedraagt niet meer dan 2/3 van de breedte van het dakvlak.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 12.2.3 onder b voor een grotere bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van het oprichten van een kapconstructie, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;

  3. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  4. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen worden niet onevenredig aangetast en er wordt geen onevenredige hinder ondervonden.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 12.2.3 onder c voor het bouwen van een vrijstaand gebouw of een vrijstaande overkapping in de vrij van gebouwen en overkappingen te blijven zijstrook, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de bebouwing wordt gerealiseerd op een afstand van 1 m of meer achter de achtergevelrooilijn;

  2. de afwijking past binnen het stedenbouwkundige beeld van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  3. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen worden niet onevenredig aangetast en er wordt geen onevenredige hinder ondervonden.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.2.4 onder b voor het toestaan van hogere erf- en terreinafscheidingen vóór de lijn waarin de naar de weg gekeerde gevel van een woning staat, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2,5 m;

  2. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  3. er zijn geen bezwaren vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

 

12.5 Specifieke gebruiksregels

 

12.5.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van platte daken als dakterras;

  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning, of ten behoeve van mantelzorg;

  3. het gebruik van de woning of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als bed & breakfast.

 

12.5.2 Aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  1. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;

  2. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m²;

  3. buitenactiviteiten, waaronder opslag, ten dienste van het aan huis verbonden beroep of bedrijf zijn niet toegestaan;

  4. machinale productie en machinale reparatie- en herstelwerkzaamheden alsmede het verrichten van herstelwerkzaamheden aan gemotoriseerde voertuigen zijn niet toegestaan;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 24.2;

  6. horeca en detailhandel (w.o. showroom en/of afhaalpunt c.q. logistieke functie, al dan niet t.b.v. internethandel) zijn niet toegestaan.

 

12.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

12.6.1 Omgevingsvergunning huisvesting in verband met mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een deel van de woning gebruikt wordt ten behoeve van huisvesting in verband met mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. ingeval van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is de woonruimte gelegen op een maximale afstand van 15 m van de woning;

  2. de totale toegestane oppervlakte, welke ten behoeve van de huisvesting mag worden ingezet, bedraagt maximaal 100 m²;

  3. de huisvesting moet ten dienste staan van het verlenen van mantelzorg aan een zorgbehoevende, waarvan de noodzaak via een indicatiestelling is aangetoond;

  4. ten behoeve van de huisvesting van een zorgbehoevende mogen die voorzieningen worden aangebracht, die zelfstandige bewoning mogelijk maken;

  5. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonruimte;

  6. de situering van de woonruimte leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;

  7. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg vervalt. Daarbij dienen de voorzieningen, die zelfstandige bewoning mogelijk maakten, dusdanig verwijderd te worden, dat zelfstandige bewoning niet meer mogelijk is.

 

12.6.2 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een woning gebruikt wordt ten behoeve van een bed & breakfast, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 100 m²;

  2. het aantal bedden mag niet meer bedragen dan 6;

  3. een bed & breakfast is alleen toegestaan in niet-zelfstandige woonruimte(n);

  4. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 24.2.

 

12.6.3 Omgevingsvergunning meerdere huishoudens

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.1 en toestaan dat één woning wordt gebruikt ten behoeve van meerdere huishoudens, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. huisvesting vindt plaats in de woning;

  2. het aantal personen waaraan woonruimte wordt geboden mag niet meer bedragen dan 6;

  3. de extra huishoudens mogen uitsluitend worden gehuisvest in niet-zelfstandige woonruimte(n);

  4. in geval van kamerverhuur is per bewoner minimaal 12 m² gebruiksoppervlakte, zoals gedefinieerd in de bouwverordening en het bouwbesluit, aan gezamenlijke woonruimten en eigen woonruimten aanwezig;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 24.2.

 

12.6.4 Omgevingsvergunning toevoegen woning

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde binnen deze bestemming teneinde woningsplitsing toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. Splitsing is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. de extra woning komt in een pand met een monumentenstatus of in een langgevelboerderij. Over het aspect, of sprake is van een langgevelboerderij wordt onafhankelijk deskundig advies ingewonnen;

  2. de extra woning is uitsluitend toegestaan, indien dit mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische waardevolle bebouwing als bedoeld onder 1; hieromtrent wordt deskundig advies ingewonnen;

  3. het pand mag (ten behoeve van de extra woning) niet worden uitgebreid.

  1. Overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, met uitzondering van monumenten. Er is in die situatie maximaal 20% van het te slopen bebouwde oppervlakte aan niet voor bewoning bestemde bijbehorende bouwwerken toegestaan, tot een bebouwde oppervlakte van in totaal maximaal 200 m²;

  2. de toevoeging van de woning is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefmilieu) aanvaardbaar;

  3. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 24.2.

 

12.6.5 Omgevingsvergunning gebruik dakterras

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een plat dak wordt gebruikt als dakterras, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. tenzij er toestemming is verleend door de eigenaar van het naburig erf, het dakterras niet binnen een afstand van 2 meter is gelegen van de grenslijn van het naburig erf;

  2. er voorzieningen op het dakterras worden aangebracht, zodat er geen uitzicht is op het naburig erf, ingeval het dakterras op een kortere afstand dan 2 meter is gelegen van de grenslijn van het naburige erf.

 

 

Artikel 13 Woongebied - 1

 

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan de woonfunctie ondergeschikte activiteiten in de vorm van:

  1. aan huis verbonden beroepen of bedrijven;

  2. gastouderschap;

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. speelvoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. de bescherming en instandhouding van het ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ (sba-gem) aangegeven bouwwerk.

 

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Algemeen

Voor het bouwen in het algemeen gelden de volgende bepalingen:

  1. het aantal woningen mag binnen de bestemming 'Woongebied - 1' niet meer bedragen dan 140.

  2. per bouwperceel is maximaal 1 woning toegestaan.

 

13.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden opgericht.

  2. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend vrijstaand, twee-aaneengebouwd, geschakeld, aaneengebouwd of als patiowoning worden gebouwd.

  3. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven. Indien alleen de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan ter plaatse van die aanduiding is aangegeven.

  4. In afwijking van lid c zijn platte daken toegestaan met een hoogte van 0,5 meter hoger dan de onder c toegestane maximale goothoogte.

  5. De diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan:

  1. 15 m bij vrijstaande hoofdgebouwen;

  2. 15 m bij twee-aaneengebouwde of geschakelde woningen;

  3. 12 m bij aaneengebouwde woningen;

  4. 20 m bij patiowoningen;

  1. De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan:

  1. 3 m bij vrijstaande hoofdgebouwen;

  2. 3 m bij twee-aaneengebouwde of geschakelde hoofdgebouwen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen;

 

13.2.3 Erkers

Voor het bouwen van erkers aan een woning gelden de volgende bepalingen:

  1. Per woning is één erker voor de voorgevel toegestaan.

  2. De diepte van de erker mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  3. De erker mag niet meer bedragen dan 1 bouwlaag.

  4. De breedte van de erker mag niet meer bedragen dan twee derde van de voorgevelbreedte van de woning.

  5. indien de erker wordt uitgevoerd in combinatie met een luifel, dan dient deze luifel een open constructie te zijn met een breedte van niet meer dan een derde van de voorgevelbreedte en mag de uitbreiding inclusief luifel over de gehele breedte van de voorgevel worden gebouwd in verhouding twee derde - een derde.

 

13.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. Bijbehorende bouwwerken dienen te worden gebouwd op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, tenzij dit tot gevolg heeft dat de afstand tot de weg waaraan het hoofdgebouw is gelegen, aan de zijde van de oprit voor een auto minder dan 5 m bedraagt. In dat geval mag de afstand tot de weg niet minder dan 5 m bedragen.

  2. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 m.

  3. Bij vrijstaande woningen dient een der zijstroken vrij van bijbehorende bouwwerken te blijven.

  4. De gronden gelegen achter de achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. per woning in ieder geval 25 m² aan bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd;

  2. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 500 m² de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 100 m², met dien verstande dat maximaal 50 m² als vrijstaand(e) bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd;

  3. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 2.000 m² de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 150 m², met dien verstande dat maximaal 100 m² als vrijstaand(e) bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd;

  4. voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 2.000 m² de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 200 m², met dien verstande dat maximaal 150 m² als vrijstaand(e) bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd.

 

13.2.5 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

  1. de inhoud van een gebouw mag niet meer bedragen dan 50 m³;

  2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

13.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de lijn waarin de naar de weg gekeerde gevel van de woning staat niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde op overige gronden gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van kunstwerken, palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 15 m.

  2. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 15 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

13.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld ten behoeve van:

  1. een samenhangend straatbeeld;

  2. een goede woonsituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

13.4 Afwijken van de bouwregels

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 13.2.2 onder c voor het bouwen van een dakopbouw, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  2. een dakopbouw is uitsluitend toegestaan op een gebouw binnen het bouwvlak;

  3. een dakopbouw is uitsluitend toegestaan op een kapconstructie;

  4. de maximaal toegestane bouwhoogte wordt niet overschreden;

  5. de breedte van de dakopbouw niet meer dan 2/3 van de breedte van het dakvlak bedraagt.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 13.2.2 onder f voor het bouwen van vrijstaande of twee-aaneengebouwde woningen op een afstand van minder dan 3 m van de zijdelingse perceelsgrens, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de afstand van vrijstaande woningen tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan beide zijden minimaal 1 m te bedragen;

  2. de afstand tussen twee twee-aaneengebouwde woningen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 1 m;

  3. de afwijking past binnen het stedenbouwkundige beeld van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  4. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen worden niet onevenredig aangetast en er wordt geen onevenredige hinder ondervonden.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 13.2.4onder b voor een grotere bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het oprichten van een kapconstructie, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;

  3. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  4. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen worden niet onevenredig aangetast en er wordt geen onevenredige hinder ondervonden.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 13.2.4onder c voor het bouwen van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk in de vrij van gebouwen te blijven zijstrook, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. deze bebouwing wordt gerealiseerd op een afstand van 1 m of meer achter de achtergevelrooilijn;

  2. de afwijking past binnen het stedenbouwkundige beeld van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  3. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen worden niet onevenredig aangetast en er wordt geen onevenredige hinder ondervonden.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.2.6 onder a voor het toestaan van hogere erf- en terreinafscheidingen vóór de lijn waarin de de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw staat, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2,5 m;

  2. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  3. er zijn geen bezwaren vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

 

13.5 Specifieke gebruiksregels

 

13.5.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van platte daken als dakterras;

  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning, of ten behoeve van mantelzorg;

  3. het gebruik van de woning of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als bed & breakfast.

 

13.5.2 Aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  1. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;

  2. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m²;

  3. buitenactiviteiten, waaronder opslag, ten dienste van het aan huis verbonden beroep of bedrijf zijn niet toegestaan;

  4. machinale productie en machinale reparatie- en herstelwerkzaamheden alsmede het verrichten van herstelwerkzaamheden aan gemotoriseerde voertuigen zijn niet toegestaan;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 24.2;

  6. horeca en detailhandel (w.o. showroom en/of afhaalpunt c.q. logistieke functie, al dan niet t.b.v. internethandel) zijn niet toegestaan.

 

 

13.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

13.6.1 Omgevingsvergunning huisvesting in verband met mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een deel van de woning gebruikt wordt ten behoeve van huisvesting in verband met mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. ingeval van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is de woonruimte gelegen op een maximale afstand van 15 m van de woning;

  2. de totale toegestane oppervlakte, welke ten behoeve van de huisvesting mag worden ingezet, bedraagt maximaal 100 m²;

  3. de huisvesting moet ten dienste staan van het verlenen van mantelzorg aan een zorgbehoevende, waarvan de noodzaak via een indicatiestelling is aangetoond;

  4. ten behoeve van de huisvesting van een zorgbehoevende mogen die voorzieningen worden aangebracht, die zelfstandige bewoning mogelijk maken;

  5. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonruimte;

  6. de situering van de woonruimte leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;

  7. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg vervalt. Daarbij dienen de voorzieningen, die zelfstandige bewoning mogelijk maakten, dusdanig verwijderd te worden, dat zelfstandige bewoning niet meer mogelijk is.

 

13.6.2 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een woning gebruikt wordt ten behoeve van een bed & breakfast, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 100 m²;

  2. het aantal bedden mag niet meer bedragen dan 6;

  3. een bed & breakfast is alleen toegestaan in niet-zelfstandige woonruimte(n);

  4. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 24.2.

 

13.6.3 Omgevingsvergunning meerdere huishoudens

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.1 en toestaan dat één woning wordt gebruikt ten behoeve van meerdere huishoudens, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. huisvesting vindt plaats in de woning;

  2. het aantal personen waaraan woonruimte wordt geboden mag niet meer bedragen dan 6;

  3. de extra huishoudens mogen uitsluitend worden gehuisvest in niet-zelfstandige woonruimte(n);

  4. in geval van kamerverhuur is per bewoner minimaal 12 m² gebruiksoppervlakte, zoals gedefinieerd in de bouwverordening en het bouwbesluit, aan gezamenlijke woonruimten en eigen woonruimten aanwezig;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 24.2.

 

13.6.4 Omgevingsvergunning gebruik dakterras

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een plat dak wordt gebruikt als dakterras, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. tenzij er toestemming is verleend door de eigenaar van het naburig erf, het dakterras niet binnen een afstand van 2 meter is gelegen van de grenslijn van het naburig erf;

  2. er voorzieningen op het dakterras worden aangebracht, zodat er geen uitzicht is op het naburig erf, ingeval het dakterras op een kortere afstand dan 2 meter is gelegen van de grenslijn van het naburige erf.

 

 

 

Artikel 14 Woongebied - 2

 

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan de woonfunctie ondergeschikte activiteiten in de vorm van:

  1. aan huis verbonden beroepen of bedrijven;

  2. gastouderschap;

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. speelvoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

  8. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' (gd) tevens voor horeca uit de categorieën 1, 2 en 3, met uitzondering van nachtverblijf en zaalverhuur, uitsluitend op de begane grond met een maximum van 400 m² bedrijfsvloeroppervlak.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Algemeen

Voor het bouwen in het algemeen gelden de volgende bepalingen:

  1. het aantal woningen mag binnen de bestemming 'Woongebied - 2' niet meer bedragen dan 360;

  2. per bouwperceel is maximaal 1 woning toegestaan met uitzondering van bouwpercelen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' (gs).

 

14.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden opgericht.

  2. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend vrijstaand, twee-aaneengebouwd, geschakeld, aaneengebouwd of als patiowoning worden gebouwd;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen tevens gestapelde woningen worden gebouwd;

  4. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven, met dien verstande dat bebouwing hoger dan 30 m uitsluitend is toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 14.4, onder a. Indien alleen de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan ter plaatse van die aanduiding is aangegeven.

  5. in afwijking van lid c zijn platte daken toegestaan met een hoogte van 0,5 meter hoger dan de onder c toegstane maximale goothoogte.

  6. De diepte van een grondgebonden hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan:

  1. 15 m bij vrijstaande hoofdgebouwen;

  2. 15 m bij twee-aaneengebouwde of geschakelde woningen;

  3. 12 m bij aaneengebouwde woningen;

  4. 20 m bij patiowoningen.

  1. De afstand van een grondgebonden hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan:

  1. 3 m bij vrijstaande hoofdgebouwen;

  2. 3 m bij twee-aaneengebouwde of geschakelde hoofdgebouwen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen.

 

 

14.2.3 Erkers

Voor het bouwen van erkers aan een woning gelden de volgende bepalingen:

  1. Per woning is één erker voor de voorgevel toegestaan.

  2. De diepte van de erker mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  3. De erker mag niet meer bedragen dan 1 bouwlaag.

  4. De breedte van de erker mag niet meer bedragen dan twee derde van de voorgevelbreedte van de woning.

  5. indien de erker wordt uitgevoerd in combinatie met een luifel, dan dient deze luifel een open constructie te zijn met een breedte van niet meer dan een derde van de voorgevelbreedte en mag de uitbreiding inclusief luifel over de gehele breedte van de voorgevel worden gebouwd in verhouding twee derde - een derde.

 

14.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. Bijbehorende bouwwerken dienen te worden gebouwd op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, tenzij dit tot gevolg heeft dat de afstand tot de weg waaraan het hoofdgebouw is gelegen, aan de zijde van de oprit voor een auto minder dan 5 m bedraagt. In dat geval mag de afstand tot de weg niet minder dan 5 m bedragen.

  2. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 m.

  3. Bij vrijstaande woningen dient een der zijstroken vrij van bijbehorende bouwwerken te blijven.

  4. De gronden gelegen achter de achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. per woning in ieder geval 25 m² aan bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd;

  2. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 500 m² de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 100 m², met dien verstande dat maximaal 50 m² als vrijstaand(e) bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd;

  3. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 2.000 m² de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 150 m², met dien verstande dat maximaal 100 m² als vrijstaand(e) bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd;

  4. voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 2.000 m² de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 200 m², met dien verstande dat maximaal 150 m² als vrijstaand(e) bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd.

 

14.2.5 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

  1. de inhoud van een gebouw mag niet meer bedragen dan 50 m³;

  2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

14.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de lijn waarin de naar de weg gekeerde gevel van de woning staat niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde op overige gronden gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van kunstwerken, palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 15 m.

  2. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 15 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

14.2.7 Voorwaardelijke verplichtingen

  1. Bebouwing van het gebied binnen deze bestemming is uitsluitend toegestaan, indien het maaiveldniveau is opgehoogd tot een hoogte van tenminste 4,20 m + NAP.

  2. Indien in verband met de uitvoering van dit bestemmingsplan houtopstanden dienen te worden gekapt, is bebouwing van het gebied binnen deze bestemming uitsluitend toegestaan, indien voor het kappen van die houtopstanden een omgevingsvergunning is verleend.

  3. Bebouwing van het gebied binnen deze bestemming, alsmede de sloop van bestaande bebouwing, is uitsluitend toegestaan, indien de noodzakelijke onderzoeken op het gebied van flora en fauna zijn uitgevoerd en de uit deze onderzoeken mogelijk voortvloeiende maatregelen zijn uitgevoerd. Mocht uit de onderzoeken blijken, dat overtreding van de Wet natuurbescherming niet voorkomen kan worden, dan mag bebouwing pas plaatsvinden, nadat ter zake ontheffing is verleend.

 

14.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld ten behoeve van:

  1. een samenhangend straatbeeld;

  2. een goede woonsituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

14.4 Afwijken van de bouwregels

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 14.2.2 onder d voor het oprichten van bebouwing hoger dan 30 m, mits:

  1. de bouwhoogte, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte', niet wordt overschreden;

  2. naar aanleiding van uitgevoerd onderzoek naar windhinder de bebouwing ter plaatse uit een oogpunt van windhinder aanvaardbaar is.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 14.2.2 onder d voor het bouwen van een dakopbouw, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  2. een dakopbouw is uitsluitend toegestaan op een gebouw binnen het bouwvlak;

  3. een dakopbouw is uitsluitend toegestaan op een kapconstructie;

  4. de maximaal toegestane bouwhoogte wordt niet overschreden;

  5. de breedte van de dakopbouw niet meer dan 2/3 van de breedte van het dakvlak bedraagt.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 14.2.2 onder g voor het bouwen van vrijstaande of twee-aaneengebouwde woningen op een afstand van minder dan 3 m van de zijdelingse perceelsgrens, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de afstand van vrijstaande woningen tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan beide zijden minimaal 1 m te bedragen;

  2. de afstand tussen twee twee-aaneengebouwde woningen ten minste 1 m bedraagt;

  3. de afwijking past binnen het stedenbouwkundige beeld van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  4. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen worden niet onevenredig aangetast en er wordt geen onevenredige hinder ondervonden.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 14.2.4 onder b voor een grotere bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het oprichten van een kapconstructie, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;

  3. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  4. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen worden niet onevenredig aangetast en er wordt geen onevenredige hinder ondervonden.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 14.2.4 onder c voor het bouwen van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk in de vrij van gebouwen te blijven zijstrook, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. deze bebouwing wordt gerealiseerd op een afstand van 1 m of meer achter de achtergevelrooilijn;

  2. de afwijking past binnen het stedenbouwkundige beeld van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  3. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen worden niet onevenredig aangetast en er wordt geen onevenredige hinder ondervonden.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2.6 onder a voor het toestaan van hogere erf- en terreinafscheidingen vóór de lijn waarin de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw staat, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2,5 m;

  2. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  3. er zijn geen bezwaren vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

 

14.5 Specifieke gebruiksregels

 

14.5.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van platte daken als dakterras;

  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning, of ten behoeve van mantelzorg;

  3. het gebruik van de woning of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als bed & breakfast.

 

14.5.2 Aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  1. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;

  2. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m²;

  3. buitenactiviteiten, waaronder opslag, ten dienste van het aan huis verbonden beroep of bedrijf zijn niet toegestaan;

  4. machinale productie en machinale reparatie- en herstelwerkzaamheden alsmede het verrichten van herstelwerkzaamheden aan gemotoriseerde voertuigen zijn niet toegestaan;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 24.2

  6. horeca en detailhandel (w.o. showroom en/of afhaalpunt c.q. logistieke functie, al dan niet t.b.v. internethandel) zijn niet toegestaan.

 

14.5.3 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van de gronden binnen deze bestemming voor de doeleinden, zoals genoemd in lid 14.1, is uitsluitend toegestaan, indien de compensatie van het Natuur Netwerk Brabant (NNB) binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan, doch in ieder geval binnen 1 jaar na de oplevering van de uitgevoerde werkzaamheden aan het aansluitende woongebied is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand gehouden, overeenkomstig het in bijlage 2 opgenomen rapport 'Herbegrenzing NNB Zwaaikom Gemeente Oosterhout' en het in bijlage 3 opgenomen 'Uitvoerings- en Beheerplan Natuurcompensatie Zwaaikom Oosterhout'.

 

14.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

14.6.1 Omgevingsvergunning huisvesting in verband met mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een deel van de woning gebruikt wordt ten behoeve van huisvesting in verband met mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. ingeval van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is de woonruimte gelegen op een maximale afstand van 15 m van de woning;

  2. de totale toegestane oppervlakte, welke ten behoeve van de huisvesting mag worden ingezet, bedraagt maximaal 100 m²;

  3. de huisvesting moet ten dienste staan van het verlenen van mantelzorg aan een zorgbehoevende, waarvan de noodzaak via een indicatiestelling is aangetoond;

  4. ten behoeve van de huisvesting van een zorgbehoevende mogen die voorzieningen worden aangebracht, die zelfstandige bewoning mogelijk maken;

  5. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonruimte;

  6. de situering van de woonruimte leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;

  7. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg vervalt. Daarbij dienen de voorzieningen, die zelfstandige bewoning mogelijk maakten, dusdanig verwijderd te worden, dat zelfstandige bewoning niet meer mogelijk is.

 

14.6.2 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een woning gebruikt wordt ten behoeve van een bed & breakfast, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 100 m²;

  2. het aantal bedden mag niet meer bedragen dan 6;

  3. een bed & breakfast is alleen toegestaan in niet-zelfstandige woonruimte(n);

  4. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 24.2.

 

14.6.3 Omgevingsvergunning voor meerdere huishoudens

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.1 en toestaan dat één woning wordt gebruikt ten behoeve van meerdere huishoudens, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. huisvesting vindt plaats in de woning;

  2. het aantal personen waaraan woonruimte wordt geboden mag niet meer bedragen dan 6;

  3. de extra huishoudens mogen uitsluitend worden gehuisvest in niet-zelfstandige woonruimte(n);

  4. in geval van kamerverhuur is per bewoner minimaal 12 m² gebruiksoppervlakte, zoals gedefinieerd in de bouwverordening en het bouwbesluit, aan gezamenlijke woonruimten en eigen woonruimten aanwezig;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 24.2.

 

14.6.4 Omgevingsvergunning gebruik dakterras

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een plat dak wordt gebruikt als dakterras, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. tenzij er toestemming is verleend door de eigenaar van het naburig erf, het dakterras niet binnen een afstand van 2 meter is gelegen van de grenslijn van het naburig erf;

  2. er voorzieningen op het dakterras worden aangebracht, zodat er geen uitzicht is op het naburig erf, ingeval het dakterras op een kortere afstand dan 2 meter is gelegen van de grenslijn van het naburige erf.

 

 

 

Artikel 15 Waarde - Archeologie

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

 

15.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw in generlei opzicht wordt vergroot en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

  2. de bouw van een gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw met een oppervlakte tot ten hoogste 100 m²;

  3. de bouw van een bouwwerk, dat kan worden gebouwd met graafwerkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,50 m en zonder heiwerkzaamheden.

 

15.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 15.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en).

  2. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, dan nadat de aanvrager aan de hand van een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport heeft aangetoond, dat door de oprichting van het gebouw het archeologische bodemarchief niet wordt verstoord;

  3. Voor zover het oprichten van het in lid 15.2 bedoelde gebouw kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorwaarden verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of

  3. de verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

15.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden;

  2. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;

  3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  4. het verlagen van het waterpeil.

 

15.4.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in lid 15.4.1is niet van toepassing, indien:

  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen, waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;

  2. het betreft werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden met een diepte van minder dan 0,50 m of, bij een grotere diepte, met een oppervlakte kleiner dan 100 m²;

  3. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

  4. de werken en werkzaamheden:

  5. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  6. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;

  7. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

 

15.4.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen. Uitgezonderd van dit verbod zijn sloopwerkzaamheden van bouwwerken, waarbij de oppervlakte minder bedraagt dan 100 m² en/ of niet dieper wordt gewerkt dan 0,50 m onder maaiveld;

  2. aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld, dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door de door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist, dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

  3. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag, die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning;

  4. de vergunning kan niet worden verleend, indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

 

15.4.4 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 15.4.1 en 15.4.3 wordt slechts verleend indien:

  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of

  2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of

  3. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:

  1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of

  2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of

  3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.

 

15.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

15.5.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin, dat de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie' voor een nader aangegeven gebied vervalt, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

15.5.2 Advies

Alvorens de in lid 15.5.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door burgemeester en wethouders in te schakelen deskundige op het gebied van de archeologische Monumentenzorg conform de vigerende KNA.

 

Artikel 16 Waterstaat - Waterkering

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. hoofdwaterkering en de daarbij behorende voorzieningen voor de kering van het water;

  2. aanleg, instandhouding en/of bescherming van de hoofdwaterkering;

  3. waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer;

  4. verhardingen ten behoeve van de waterkering.

 

16.2 Bouwregels

  1. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de waterkering.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de waterkering mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 16.2 sub a, voor het oprichten van een bouwwerk overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:

  1. de werking van de waterkering niet wordt geschaad;

  2. vooraf schriftelijk toestemming is verleend door de beheerder van de waterkering.

 

 

Artikel 17 Waterstaat - Waterhuishoudkundige en / of waterstaatkundige functie

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterhuishoudkundige en / of waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. water, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen;

  2. waterwegen;

  3. voorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer;

  4. verhardingen ten behoeve van de waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige voorziening;

  5. ligplaatsen voor schepen, steigers en vlonders.

 

17.2 Bouwregels

  1. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van het scheepvaartverkeer;

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van het scheepvaartverkeer mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 17.2 sub a, voor het oprichten van een bouwwerk overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:

  1. de belangen van de waterweg niet worden geschaad;

  2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterweg.

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 18 Anti - dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 19 Algemene bouwregels

 

19.1 Algemeen

Indien de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald, mag deze afwijkende maatvoering worden gehandhaafd.

 

19.2 Ondergronds bouwen

 

19.2.1 Algemeen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Op plaatsen waar bestaande bovengrondse gebouwen zijn of nieuwe bovengrondse gebouwen worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden; eveneens en direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.

  2. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3 m.

 

19.2.2 Niet-overdekte zwembaden

Voor het bouwen/aanleggen van niet-overdekte zwembaden gelden de volgende bepalingen:

  1. Zwembaden mogen uitsluitend worden gebouwd/aangelegd bij woningen.

  2. Zwembaden dienen op minimaal 3 m achter de voorgevellijn van een woning te worden gebouwd/aangelegd.

 

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 19.2.1 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder een gebouw mits:

  1. de oorspronkelijk functie op maaiveldniveau gehandhaafd blijft;

  2. hierdoor de eventueel in het gebied aanwezige waarden en functies (conform de dubbelbestemmingen in artikelen 15, 16 en 17 niet onevenredig worden aangetast;

  3. er geen bezwaren zijn uit milieutechnisch oogpunt;

  4. er geen bezwaren zijn uit oogpunt van waterhuishouding.

 

 

 

Artikel 20 Algemene gebruiksregels

 

20.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;

  2. het gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer- vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

  3. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

  4. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens voor de exploitatie van een smart-, grow- en headshop, alsmede voor de groothandel in smart-, grow- en/of headproducten;

  5. het gebruik van gronden en gebouwen voor een belwinkel;

  6. het gebruik van gronden en gebouwen als risicovolle inrichting, voor de opslag van propaan of een ander ontvlambaar gas in een ondergrondse of bovengrondse tank of voor het opslaan of bewerken van gevaarlijke stoffen, in die gevallen dat het plaatsgebonden risico op een perceel van derden 10-6/jaar of meer bedraagt.

 

 

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels

 

 

21.1 Geluidzone - industrie

 

21.1.1 Aanduiding geluidzone

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor de geluidzone van een industrieterrein.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen, in aanvulling op het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd, uitgebreid of in gebruik worden genomen, tenzij een hogere waarde is vastgesteld of de gevel van de woning of ander geluidgevoelig object wordt uitgevoerd en daarna in stand gehouden als 'dove gevel'.

 

21.1.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 21.1.1 sub b voor het bouwen of in gebruik nemen van een nieuw geluidgevoelig object of het uitbreiden van een bestaand geluidgevoelig object, mits:

  1. dit is toegestaan op grond van de geldende bestemming; en

  2. aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan of een hogere waarde is vastgesteld, of

  3. indien het geluidgevoelig object wordt gebouwd, uitgebreid of in gebruik genomen binnen de aanduidng 'Geluidzone - 55 dB(A)-contour', wordt voldaan aan de voorwaarden, zoals genoemd in 21.2.2.

 

21.1.3 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen en de aanduiding 'geluidzone - industrie' aan te passen, indien toepassing gegeven wordt aan de wijzigingsbevoegdheid in 23.2en uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidzone voor het gezoneerde industrieterrein Weststad-Statendam wijzigt.

 

 

21.2 Geluidzone - 55 dB(A) contour

 

21.2.1 Aanduiding geluidzone

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - 55 dB(A) contour' mogen geen geluidgevoelige ruimten worden opgericht, uitgebreid of als zodanig in gebruik worden genomen.

 

21.2.2 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 21.2.1 voor het oprichten, uitbreiden of als zodanig in gebruik nemen van een geluidgevoelige ruimte, mits:

  1. dit is toegestaan op grond van de geldende bestemming; en

  2. de gevel van die woning of andere geluidgevoelig object wordt uitgevoerd als 'dove gevel'; en

  3. de dove gevel in stand wordt gehouden.

 

 

21.3 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

 

21.3.1 Aanduiding milieuzone

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening.

 

21.3.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen en de ligging van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' te wijzigen of de aanduiding te verwijderen, teneinde de begrenzing van de aanduiding in overeenstemming te brengen met de gewijzigde begrenzing, zoals die volgt uit een provinciaal besluit.

 

 

21.4 Veiligheidszone

 

21.4.1 Aanduiding veiligheidszone

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor de beperking van het externe veiligheidsrisico vanwege de aanwezigheid van een kegelligplaats.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone' gelden, in aanvulling op het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, de volgende regels:

  1. Er mogen geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

  2. Bestaande kwetsbare objecten en bestaande beperkt kwetsbare objecten mogen niet worden uitgebreid;

  3. Het gebruik van een beperkt kwetsbaar object mag niet zodanig wijzigen dat het object als kwetsbaar moet worden aangemerkt.

 

21.4.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 21.4.1sub b, onder 1 voor het bouwen van een nieuw beperkt kwetsbaar object of de uitbreiding van een bestaand beperkt kwetsbaar object, mits:

  1. dit is toegestaan op grond van de geldende bestemming; en

  2. dit uit oogpunt van externe veiligheid (plaatsgebonden risico en groepsrisico) acceptabel is.

 

21.4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen en de ligging van de aanduiding 'veiligheidszone ' te wijzigen of de aanduiding te verwijderen, indien de veiligheidszone is gewijzigd door een aanpassing van de kegelligplaats of door veranderde wet- of regelgeving.

 

 

21.5 Vrijwaringszone - vaarweg

 

21.5.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' gelden ter bescherming en instandhouding van de belangen van de vaarweg de hierna volgende bepalingen.

 

21.5.2 Bouwen

Op de in 21.5.1 bedoelde gronden is het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet toegestaan.

 

21.5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.5.2, teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemmingen toe te staan, mits dit niet in strijd is met het belang van de vaarweg en het belang van de gebruiker op die zelfde vaarweg. Hiertoe wordt een verklaring van geen bezwaar verkregen van vaarwegbeheerder.

 

21.5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

  1. Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - vaarweg’ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, voor zover het bouwwerken betreft;

  2. het ophogen van gronden;

  3. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande begroeiing.

 

  1. Toelaatbaarheid

De onder a. genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien

  1. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van de vaarweg, niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht;

  2. voorafgaand aan de uitvoering van de werken en/of werkzaamheden een verklaring van geen bezwaar van de vaarwegbeheerder is verkregen.

 

  1. Uitzonderingen

Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op:

  1. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

  2. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

 

 

Artikel 22 Algemene afwijkingsregels

 

22.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  1. van de in de planregels gegeven maten inzake afstanden en percentages voor oppervlakten tot niet meer dan 10% van die afmetingen respectievelijk percentages;

  2. van de planregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate wordt aangepast indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;

  3. van de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding van maximaal 3 m is toegestaan, mits deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing;

  4. van de planregels en toestaan dat de binnen de diverse bestemmingen aangegeven begrenzing van de maatvoeringsaanduidingen voor maximale goot- en bouwhoogte wordt overschreden, waarbij een overschrijding van deze begrenzing van maximaal 5 m is toegestaan, mits deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing;

  5. van de planregels en toestaan dat nutsvoorzieningen en openbare voorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;

  2. de oppervlakte niet meer dan 50 m²;

  1. van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken wordt vergroot:

  1. ten behoeve van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling voor verkeer tot niet meer dan 35 m;

  2. ten behoeve van kunstwerken tot niet meer dan 40 m;

  3. ten behoeve van signalerings- en telecommunicatiemasten tot minder dan 40 m.

  4. ten behoeve van kunstobjecten tot niet meer dan 35 m;

  5. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;

  1. van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:

  1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;

  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw;

  1. van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte door zonnepanelen, met dien verstande dat de overschrijding niet meer mag bedragen dan 2 m.

  2. van de planregels en toestaan dat de achtergevelrooilijn wordt overschreden, waarbij een overschrijding van maximaal 5 m is toegestaan, mits:

  1. er een tuindiepte van minimaal 10 m resteert;

  2. de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn of het verlengde daarvan voor maximaal 50% mogen zijn bebouwd.

 

22.2 Voorwaarden afwijking

De omgevingsvergunning voor het afwijken, als bedoeld in lid 22.1 kan slechts worden verleend, indien:

  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

 

 

Artikel 23 Algemene wijzigingsregels

 

23.1 Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 1

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - 1' is het college van burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Woongebied - 2' onder de volgende voorwaarden:

  1. het totaal aantal woningen voor 'Woongebied - 2' van 360 woningen wordt niet overschreden;

  2. geen gestapelde woningen zijn toegestaan;

  3. er voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 24.2.

 

23.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 2

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - 2' is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen en de bestemmingen 'Bedrijf - Betonwarenfabriek' en 'Verkeer' te wijzigen in de bestemmingen 'Bedrijf', 'Groen' en 'Verkeer', indien de activiteiten van het betonwarenfabriek worden gestaakt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. ter plaatse zijn alleen bedrijven in de milieucategorieën 2, 3.1 en 3.2 toegestaan, met uitzondering van:

  1. risicovolle inrichtingen;

  2. zelfstandige kantoren;

  3. detailhandelsbedrijven;

  4. autodemontagebedrijven;

  1. ter plaatse zijn geen geluidzoneplichtige inrichtingen toegestaan. Hiertoe wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidzoneringsplichtige inrichting' (sb-gzi) geschrapt;

  2. de geplande bedrijfsactiviteiten zijn uit milieukundig oogpunt aanvaardbaar;

  3. de mogelijkheden van belendende percelen worden niet onevenredig aangetast

  4. dit is passend binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld.

 

 

 

Artikel 24 Overige regels

 

24.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar wetten, verordeningen of enige andere algemeen verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

 

24.2 Parkeren

  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan uitsluitend worden verleend, indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen; indien niet in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen wordt voorzien, wordt de omgevingsvergunning geweigerd;

  2. Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels:

  1. In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw en in het geval van de functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;

  2. Indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen;

  3. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van het geldende door de gemeenteraad op 15 december 2009 vastgestelde gemeentelijke parkeerbeleid, als neergelegd in de nota ‘Stilstaan in de toekomst; Parkeerbeleid op de middellange termijn (2020)’, bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid en/of de ruimte voor laden en lossen. Indien dit parkeerbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging;

  4. De parkeervoorzieningen als bedoeld onder 1. en de ruimte voor laad- en losvoorzieningen als bedoeld onder 2. dienen in stand te worden gehouden.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 25 Overgangsrecht

 

25.1 Overgangsrecht bouwen

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

25.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Zwaaikom 2017'