Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Wilhelminahaven
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0826.BSPWILHELMINA-VA01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan

het bestemmingsplan Wilhelminahaven  van de Gemeente Oosterhout;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0826.BSPWILHELMINA-VA01.gml met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan huis verbonden beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op zakelijk, administatief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hieraan gelijk te stellen gebied, dat in een woning of een daarbij behorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen kapsalons zijn toegestaan en geen detailhandel (waaronder een showroom of afhaalpunt c.q. logistieke functie (internethandel) of vergelijkbare functies) is toegestaan. Wel is toegestaan detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit uit de uitoefening van het betrokken aan huis verbonden beroep of het hebben van een kantoorfunctie als onderdeel van internethandel;

1.4 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van activiteiten, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze  gronden;

1.6 achtergevelrooilijn

de van de weg, waarop het belangrijkste gebouw op een bouwperceel is georiënteerd, afgekeerde grens van een bouwvlak;

1.7 afhankelijke woonruimte

een deel van de (bedrijfs)woning of een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs)woning, dat qua ligging een ruimtelijke en planologische eenheid vormt met die woning en waarin een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;

1.8 archeologische waarden

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of cultuurhistorische waarde;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage

een in de regels opgenomen of aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een terrein (bouwvlak, bestemmingsvlak, bouwperceel etc.) aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;

1.11 bed & breakfast

een voorziening, die als doel heeft het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse met een recreatieve doelstelling verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke, seizoensgebonden of permanente werkzaamheden en/of arbeid;

1.12 bedrijfsactiviteiten

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;

1.13 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.14 beperkt kwetsbaar object

zoals gehanteerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);

1.15 bestaand

  1. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak

een geometerisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.20 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag

doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijk of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of blaklagen is begrensd;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die het zij direct met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 bouwwerk, geen gebouw zijnde

een bouwwerk, dat geen gebouw is;

1.27 boveninsteek oever

de bestaande snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang;

1.28 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt inde beplaning, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;

1.29 dagrecreatie

activiteiten overdag ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop en/of afhaalpunt c.q. distributiepunt, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; internethandel zonder de uitstalling ten verkoop en/of afhaalpunt c.q. distributiepunt is hieronder niet begrepen;

1.31 ecologische verbindingszone

zone die dienst doet als verspreidingsgebied respectievelijk migratieroute voor planten en dieren tusen verschillende natuurgebieden met als doel barrières tussen deze gebieden op te heffen;

1.32 extensief dagrecreatief medegebruik

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals vogelobservatie, wandelen, fietsen, mountainbiken, picknicken, kanoën, survivaltochten, die niet bedrijfsmatig van aard is en qua omvang en ruimtlijke uitstraling, ondergeschikt is aan de overige, ingevolgde de bestemmingsomschrijving toegstane gebruiken en dientengevolgde niet het primaire c.q. hoofdgebruik betreffende, al dan niet in combinatie met extensieve dagrecreatieve voorzieningen zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.;

1.33 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 geluidbelasting

geluidsbelasting op de gevel van een geluidgevoelig object dan wel binnen een geluidgevoelige ruimte als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.35 geluidsgevoelige objecten

woningen, scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs, hoger onderwijs en gezondheidszorggebouwen;

1.36 gemeenschapshuis

een gebouw, dat gebruikt mag worden voor sociale en culturele activiteiten;

1.37 geomorfologisch

de vorm van het landschap, ontstaan door geologisch processen en beïnvloedt door menselijk handelen;

1.38 gestapelde bebouwing

bebouwing bestaande uit één gebouw, waarin zich boven en naast elkaar zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten bevinden;

1.39 grondgebonden woning

een gebouw dat uitsluitend één woning omvat, rechtstreeks contact heeft met het aangrenzende terrein en toegankelijk is vanaf de weg;

1.40 hogere grenswaarden

een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet Geluidhinder;

1.41 hobbymatig

een omvang die niet als bedrijfsmatig wordt aangemerkt en/of waarbij geen vergoeding wordt gevraagd voor de verleende diensten of geleverde producten;

1.42 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.43 horeca

het bedrijfsmatig verschaffen c.q. verstrekken van logies, dranken, maaltijden en kleine eetwaren, zoals een hotel, restaurant, café, cafetaria of een combinatie van twee of meer van deze bedrijven, waaronder eveneens wordt begrepen het exploiteren van zaalaccommodaties, doch met uitzondering van een seksinrichting, onderscheiden in de volgende horecacategorieën;
 
1. horecacategorie 1:
een bedrijf dat in hoofzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel)-restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een zelfstandig maaltijdafhaalcentrum;
 
2. horecacategorie 2:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het  bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon;
 
3. horecacategorie 3:
een bedrijf dat in hoofdzaak in gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een café;
 
4. horecacategorie 4:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een dancing of discotheek;
 

1.44 houtgewas

bomen, struiken, houtopstanden, boomgaarden, knotbomen, singels en houtwallen;

1.45 kamerverhuur

het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning;

1.46 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief verblijf;

1.47 kampeerplaats

standplaats voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen;

1.48 kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf en daaraan gelieerde en (qua omvang en ruimtelijke uitstraling) ondergeschikte vormen van dagrecreatie;

1.49 kantoorvoorziening

een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie;

1.50 kwetsbaar object

zoals gehanteerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);

1.51 landschappelijke inpassing

het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van architectuur van het gebouw en de aanplant van gebiedseigen beplanting;

1.52 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende niet-levende natuur;

1.53 lawaaisport

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproducerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen;

1.54 legaal

In overeenstemming met de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.55 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychisch en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.56 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkunde en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.57 nevenactiviteiten

het door de eigenaar/exploitant van het ter plaatse gevestigde bedrijf ontplooien van activiteiten bij de hoofdfunctie van de bestemming die niet rechtstreeks de uitoefening van de bedrijfsvoering betreffen, die ingevolge de geldende bestemming is toegestaan, maar wel daaraan (qua omvang en ruimtelijke uitstraling) ondergeschikt zijn;

1.58 niet-zelfstandige woonruimte

een woonruimte welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een persoon of huishouden kan worden bewoond, zonder dat deze daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen - zoals sanitair, kookgelegenheid, wasgelegenheid - buiten die ruimte;

1.59 nutsvoorzieningen

gebouwde voorzieningen van openbaar nut ten hoeve van water, electriciteit, gas e.d. zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.60 omgevingsvergunning

vegunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.61 risicovolle inrichting

een inrichting, als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);

1.62 ruimtelijke ontwikkeling

bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist;

1.63 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.64 semi-agrarisch bedrijf

een agrarisch verwant bedrijf;

1.65 slopen

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.66 stedenbouwkundig beeld

het beeld dat wordt bepaald door de situering, de bouwmassa´s, de dakvormen en de dakinrichtingen van de bebouwing;

1.67 stikstofneutraal

een toename in stikstofdepositie dat niet leidt tot significante effecten op een nabijgelegen Natura 2000-gebied, al dan niet middels het nemen van maatregelen op de locatie zelf of via externe saldering;

1.68 tunnel- of boog(kas)

een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;

1.69 vakantieappartement

deel van een gebouw welke blijvend is ingericht voor recreatief dag- en nachtverblijf, waarbij wordt verbleven in zelfstandige eenheden;

1.70 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief dag- en nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie / logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;

1.71 verkoopvloeroppervlak

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van detailhandel;

1.72 vloeroppervlak(te)

de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;

1.73 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:
  1. gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  2. gelijk is aan de afstand van de bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;

1.74 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.75 vormverandering van een bouwvlak

wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte;

1.76 waterhuishoudkundige doeleinden

doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging, bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen;

1.77 watergang

een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde sloot;

1.78 woning / wooneenheid

een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;

1.79 woningsplitsing

het opdelen van een woning in meerdere wooneenheden;

1.80 zijstrook

de strook grond gelegen tussen de zijdelinge perceelsgrens en de denkbeeldige lijn op 3 meter afstand vanaf de zijdelingse perceelsgrens over de volledige diepte van het bouwvlak.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

van bouwwerken tot andere bouwwerken, bebouwingsgrenzen en perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 bebouwingspercentage

een aangeduid of in deze regels aangegeven percentage dat bepaalt hoeveel procent van het bestemmingsvlak per bouwperceel of een in de regels nader omschreven gedeelte daarvan mag worden bebouwd;

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 dakhelling

de hoek langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 diepte van een gebouw

  1. horizontale diepte: de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
  2. verticale diepte: de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de bovenzijde van de (afgewerkte) begane grondvloer;

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) ende buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 ondergeschikte bouwdelen

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, wolfseinden, dakkapellen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, ook indien gelegen buiten het aangegeven bestemmingsvlak buiten beschouwing gelaten;

2.10 peil

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg of de toekomstige weg ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
  4. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil/of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil.

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. bermen en beplantingen;
  3. voorzieningen voor langzaamverkeer;
  4. sport- en spelvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen en wadi's;
  6. geluidwerende voorzieningen;
  7. straatmeubilair;
  8. kunstobjecten;
  9. nutsvoorzieningen;
  10. abri's;
  11. vlonders, steigers en (voetgangers)bruggen;
  12. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging': de instandhouding en bescherming van waterberging.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. op deze gronden mogen abri's en nutsvoorzieningen worden gebouwd met een maximale oppervlakte van niet meer dan 10m² per gebouw en een bouwhoogte van niet meer dan 3,5m;
  2. voor het overige mogen op of in deze gronden geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleidingen, beveiliging en regeling  voor verkeer mag niet meer meer bedragen dan 15m;
  2. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 15m;
  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde (waaronder geluidwerende voorzieningen), mag niet meer bedragen dan 4m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van voorzieningen van verkeer en verblijf (waaronder parkeren en inritten), met uitzondering van de in artikel 3.1 wel toegestane voorzieningen voor langzaamverkeer.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.3 voor het aanleggen van voorzieningen voor verkeer en verblijf (waaronder parkeren en inritten), met dien verstande dat:
  1. het stedenbouwkundig beeld niet in onevenredige mate wordt geschaad;
  2. de voorzieningen voor verkeer en verblijf (waaronder parkeren en inritten) noodzakelijk zijn uit een oogpunt van verkeersveiligheid en bereikbaarheid;
  3. de aanleg van de voorzieningen voor verkeer en verblijf (waaronder parkeren en inritten) geen zodanige invloed op de aanwezige groenstructuur mag hebben, dat deze groenstructuur daardoor onevenredige schade wordt toegebracht en de gebruiksmogelijkheden ervan in overwegende mate worden beperkt;
  4. er rekening word gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig wordt beperkt.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden met een zo sterk mogelijk ecologische en ruimtelijk-structurele samenhang;
  2. houtproductie, mits ondergeschikt aan het behoud van landschappelijke en natuurwaarden;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. voorzieningen voor verkeer, parkeren en inritten, ten dienste van deze bestemming;
  5. extensief recreatief medegebruik.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming en uitsluitend in de vorm van erfafscheidingen.
4.2.2 Maatvoering
De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.3.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen:
  1. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. voor lawaaisporten;
  3. voor verblijfsrecreatie;
  4. voor het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
  5. het omzetten van grasland in bouwland/het scheuren van grasland;
  6. het aanleggen van drainage;
  7. het verlagen van de (grond)waterstand door de aanleg van beregeningsinstallaties;
  8. het plaatsen van een mestzak.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.4.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 4.4.4 opgenomen vergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
4.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
4.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 4.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend, indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 4.1. De in het kader van de belangenafweging te hanteren toetsingscriteria zijn in het schema onder 4.4.4 weergegeven.
4.4.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamhedenCriteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100m²
         
  • Het aanbrengen  van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van het extensief recreatief medegebruik dan wel het ecologisch, landschaps- en waterhuishoudkundig beheer;
  • De werkzaamheden mogen geen onevenredige aantasting tot gevolg hebben van de natuurwaarden;
  • De waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast;
Het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen
  
  • Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de natuur- en landschappelijke voorwaarden;
Het diepwoelen, diepploegen, afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem met meer dan 50cm
 
  • Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de natuur- en landschappelijke waarden
Het dempen van poelen, sloten en greppels, het aanlegen van drainage of het verlagen van de grondwaterstand door de aanleg van beregeningsinstallaties
 
  • Er mag geen onevenredige aantasting zijn van de grondwaterafhankelijke natuur;
  • Er mag geen onevenredige aantasting zijn van het belang van waterberging;
Vellen of rooien van houtgewas
   
  • Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschaps- en natuurwaarden;
Het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels, en beplantingselementen is aangegeven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
  • 'Wetgevingszone - omgevingsvergunning historische verkaveling'
  • Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de karakteristiekene historische verkavelingsstructuur;

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen en groenvoorzieningen bij woningen;
  2. inritten;
  3. parkeren ter plaatse van een inrit

5.2 Bouwregels

5.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde in artikel 5.2.2.
5.2.2 Uitbreiding van de woning
Voor het bouwen van uitbreidingen aan een woning op de aangrenzende bestemming 'Wonen' gelden de volgende bepalingen:
  1. de diepte van de uitbreiding aan de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1,5m;
  2. de breedte van de uitbreiding aan de voorgevel bedraagt niet meer dan tweederde van de voorgevelbreedte van de woning;
  3. de diepte van de uitbreiding aan de zijgevel mag niet dieper zijn dan tot aan de zijdelingse perceelsgrens;
  4. de uitbreiding aan de zijgevel mag worden gebouwd op een afstand van ten minste 2m, gemeten vanaf de voorgevel, en tot aan de achtergevel;
  5. de goothoogte van een uitbreiding mag niet meer bedragen dan 3m, indien de eerste bouwlaag van de woning hoger is, mag de goothoogte maximaal de hoogte hebben van die eerste bouwlaag;
  6. indien deze uitbreiding wordt uitgevoerd in combinatie met een luifel, dan dient deze luifel een open constructie te zijn met een breedte van niet meer dan eenderde van de voorgevelbreedte en mag de uitbreiding inclusief luifel over de gehele breedte van de voorgevel worden gebouwd in verhouding tweederde-eenderde.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1m;
  2. de bouwhoogte van overig tuinmeubilair, zoals vlaggenmasten, pergola's, etc. mag niet meer bedragen dan 4m.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer'  aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenroute': uitsluitend een calamiteitenontsluiting en een langzaamverkeerverbinding;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - natuur': tevens de verbinding tussen de op de naastliggende gronden voorkomende landschappelijke waarden en natuurwaarden;
  4. groenvoorzieningen;
  5. kunstobjecten;
  6. speelvoorzieningen;
  7. geluidwerende voorzieningen;
  8. straatmeubilair;
  9. terrassen
  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  11. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  12. nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
  1. ondergrondse parkeergarages;
  2. nutsvoorzieningen met een oppervlakte van 20m² met een bouwhoogte van niet meer dan 3m.
6.2.2 Ondergrondse parkeervoorzieningen
Voor het bouwen van een ondergrondse parkeervoorziening geldt de volgende bepaling:
  1. de verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4m.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleidingen, beveiligingen en regeling voor verkeer bedraagt niet meer dan 15m;
  2. de bouwhoogte van kunstobjecten bedraagt niet meer dan 15m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, bedraagt niet meer dan 4m.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen voor waterberging, aanvoer en afvoer zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
  2. oevervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. taluds, bermen en beplantingen;
  5. verhardingen, wegen en paden.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende bepaling:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4m.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. aan-huis-verbonden beroepen;
  3. aan-huis-verbonden bedrijven;
  4. tuinen, erven en bergingen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. (ondergronds) parkeren;
  7. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  8. speelvoorzieningen;
  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. nutsvoorzieningen;
  11. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens een (gedeeltelijk of geheel) ondergrondse parkeergarage.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Gebouwen binnen het bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende toepassingen:
  1. de volgende bebouwingstypologie is van toepassing:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen vrijstaande, halfvrijstaande en/of geschakelde woningen worden gebouwd;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen vrijstaande, halfvrijstaande, geschakelde en/of aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
    3. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', mag 1 vrijstaande woning worden gebouwd;
    4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mag gestapelde bebouwing worden gebouwd.
  2. de voorgevel van een woning moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan 3m daarachter;
  3. de afstand van de woningen tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor vrijstaande, halfvrijstaande en/of geschakelde woningen bedraagt ten minste 3m, met uitzondering van patiowoningen en van woningen grenzend aan de bestemming 'Groen';
  4. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven.
  5. voor de overige bouwvlakken mogen per bouwvlak niet meer woningen worden gebouwd dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven, met dien verstande dat het totaal aantal wooneenheden binnen de bouwvlakken met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer dan 227 mag bedragen;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'minimum aantal wooneenheden' mogen niet minder woningen gebouwd worden dan is aangegeven;
8.2.2 Gebouwen buiten het bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen dienen op een afstand van ten minste 1m achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;
  2. de bouw- en goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5m;
  3. de gronden buiten een bouwvlak en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd met aan-, uit- of bijgebouwen;
  4. de gezamenlijke oppervlakte voor gebouwen buiten het bouwvlak bedraagt voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 500m² niet meer dan 100m², met dien verstande dat maximaal 50m² aan vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
  5. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt bij patiowoningen dat de gronden buiten een bouwvlak en het verlengde daarvan voor maximal 70% mogen worden bebouwd met aan-, uit- of bijgebouwen, met dien verstande dat maximaal 50m² aan vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak mag worden gebouwd.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. overkappingen mogen worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 3,5m, waarbij de oppervlakte van overkappingen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, bij de maximaal toegestane oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak dient te worden meegeteld;
  3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van de woning niet meer bedraagt dan 1m;
  4. balkons mogen worden gebouwd aan de buitenzijde van een gebouw waarbij de diepte, gemeten vanaf de gevel van het gebouw, niet meer bedraagt dan 3m;
  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 4m.
8.2.4 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  2. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' niet meer bedragen dan 4m beneden peil.

8.3 Specifieke gebruiksregels

8.3.1 Aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven
De uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven is toegestaan, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50m²;
  2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte op openbaar gebied veroorzaken;
  3. de activiteit wordt uitgeoefend  door een bewoner van de woning.

Artikel 9 Waarde - Monumentale bomen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Monumentale bomen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor monumentale bomen.

9.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij andere bestemmingen mogen geen bouwwerken worden opgericht binnen de bestemming 'Waarde - Monumentale bomen'.
9.2.1 Afwijken bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 9.2 voor het toestaan van bouwwerken, conform de binnen de overige bestemmingen geldende regels, indien voldaan kan worden aan de gestelde voorwaarden in artikel 9.3.2.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, binnen deze bestemming de volgende werkzaamheden te verrichten:
  1. kappen van bomen of houtopstanden;
  2. aanleggen en verharden van wegen, paden en aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. verlagen van de bodem en afgraven, verlagen, ophogen en egaliseren van gronden;
  4. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties en apparatuur;
  5. het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van deze monumentale bomen tot gevolg hebben of kunnen hebbben.
9.3.2 Voorwaarden voor de vergunningverlening
  1. de in artikel 9.3.1 bedoelde vergunning kan slechts worden verleend, indien wordt aangetoond dat door het gebruik van de gronden, de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de bomen niet wordt aangetast;
  2. voorafgaand aan de beslissing omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 9.3.1 kan het bevoegd gezag een rapportage verlangen, waaruit blijkt of de werken en/of werkzaamheden onevenrdige gevolgen hebben voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de boom of bomen;
  3. het bevoegd gezag is tevens bevoegd bij het verlenen van de omgevingsvergunning nader eisen te stellen ter bescherming van de levensvatbaarheid en de ruimtelijk, monumentale of ecologische betekenis van de ter plaatse aanwezige boom of bomen.
9.3.3 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 9.3.1 is niet van toepassing op:
  1. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voorvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  2. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip, waarop dit plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;

3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. op plaatsen waar gebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluiten mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd;
  2. de verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 4m, tenzij anders is bepaald;
  3. voor het bouwen/aanleggen van niet-overdekte zwembaden gelden de volgende bepalingen:
    1. zwembaden mogen uitsluitend worden gebouwd/aangelegd bij woningen;
    2. zwembaden dienen op minimaal 3m achter de voorgevel van een woning te worden gebouwd/aangelegd;
    3. de oppervlakte van een zwembad mag niet meer bedragen dan 50m².

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met in het plan aan de grond gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  2. het gebruik ten behoeve van het parkeren van motorvoertuigen op de gronden gelegen vóór de voorgevel van het deel van een woning, dat gezien de bouwhoogte, als belangrijkste onderdeel van de woning kan worden aangemerkt, met uitzondering ter plaatse van een inrit;
  3. gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  4. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuig, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  5. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.

12.2 Afwijken van de algemene gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 12.1:
  1. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 12.1, sub a en toestaan dat een gebouw bij een woning wordt gebruikt, mits:
    1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
    2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
    3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regelingen inzake gebouwen buiten het bouwvlak of gebouwen ten dienste van de woonfunctie wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80m²;
    4. de afhankelijke woonruimte is gelegen op een afstand van een maximaal 15m van de oorspronkelijke woning.
  2. het bevoegd gezag trekt de afwijking, verleend op grond van artikel 12.2, sub a in, indien de bij het verlenen van de afwijking bestaande noodzaak vanuit het oogpunt van een mantelzorg niet meer aanwezig is.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

13.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd ter bescherming en veiligstelling van de kwaliteit van het grondwater.
13.1.2 Bouwregels
Bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd indien de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening gewaarborgd blijft. Vooraf dient advies te worden ingewonnen bij de beheerder van het grondwater.
13.1.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen, mengen en ophogen van gronden;
  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  4. het gebruiken, storten en opslaan van meststoffen, bestrijdingsmiddelen, verontreinigde grond en/of schadelijke stoffen;
  5. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties en apparatuur;
  6. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.
13.1.4 Voorwaarden voor vergunningverlening
  1. een vergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het werk, geen bouwwerk zijnde, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de kwaliteit van het grondwater en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;
  2. Burgemeester en wethouders schriftelijk advies hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
13.1.5 Uitzonderingen van de vergunningplicht
Het bepaalde in artikel 13.1.3 is niet van toepassing op:
  1. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  2. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop dit plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

13.2 overige zone - windhinderzone monumentale bomen

 
13.2.1 Aanduidingomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - windhinderzone  monumentale bomen', zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aanwezige monumentale bomen.
13.2.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen ter plaatse van deze aanduiding geen nieuwe woningen en/of gebouwen worden gebouwd hoger dan 20 m.
13.2.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.2.2 voor het bouwen van nieuwe woningen en/of gebouwen, overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen, mits de onderzoeksresultaten van een windhinderonderzoek hebben aangetoond dat er voor de monumentale bomen geen onevenredige schade wordt veroorzaakt door de bouw van deze nieuwe woningen en/of gebouwen.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken:
  1. van de in de regels gegeven maten inzake afstanden en percentages, voor oppervlakten tot niet meer dan 10% van die afmetingen, respectievelijk percentages;
  2. van de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. van de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding van maximaal 3m is toegestaan, mits deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en/of bebouwing;
  4. van de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes of daarmee vergelijkbare gebouwen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, fietsenstallingen en abri's worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4m;
    2. de oppervlakte niet meer dan 50m²;
  5. van de regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken wordt vergroot:
    1. ten behoeve van kunstwerken tot niet meer dan 20m;
    2. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10m;
  6. van de regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestande bouwhoogte van het betreffende gebouw;
  7. van de regels en aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor zonnepanelen, met dien verstande dat de overschrijding niet meer mag bedragen 2m;
  8. van de regels en toestaan dat de achtergevelrooilijn wordt overschreden, waarbij een overschrijding van maximaal 5m is toegestaan, mits:
    1. er een tuindiepte van minimaal 10m resteert;
    2. de gronden gelgen achter de voorgevelrooilijn of het verlengde daarvan voor maximaal 50% mogen worden beschouwd;
    3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
 

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

15.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. bestemmingsgrenzen mogen niet meer dan 5m worden verschoven;
  2. het bestemmingsvlak wordt niet meer dan 10% vergroot;
  3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad;
  4. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen worden niet onevenredig geschaad.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar wetten, verordeningen of enige andere algemeen verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisieligging van het ontwerp van dit plan.

16.2 Parkeren

  1. Bij nieuwbouw, uitbreiding en/of functieverandering van een gebouw dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen zoals opgenomen in het beleidsdocument 'Stilstaan in de toekomst, Parkeerbeleid op de middellange termijn (2020)', dat is vastgesteld op 15 december 2009. Hierbij wordt de norm berekend over het nieuw te bouwen of te wijzigen gedeelte.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a, indien wordt voorzien in een parkeervoorziening die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is als bedoeld in sub a, daarbij rekening houdend met de reeds bestaande stedelijke ontwikkeling ter plaatse en de mogelijkheid van dubbelgebruik.
  3. Burgemeester en wethouders kunnen de parkeernormen als opgenomen in sub a wijzigen indien er een aanpassing of wijziging van genoemd beleidsdocument heeft plaatsgevonden.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

17.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijking van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het tenietgaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd, veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
17.1.2 Omgevingsvergunning voor het afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 17.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde in artikel 17.1.1 met maximaal 10%.
17.1.3 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 17.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik

17.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voorgezet.
17.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 17.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
17.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 17.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
17.2.4 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 17.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Wilhelminahaven', van de gemeente Oosterhout.