direct naar inhoud van 4.12 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Plan: Verblijfsrecreatieterreinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0824.verblijfsrecreatie-VG02

4.12 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Beleid

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Toetsing

Bij de (her)ontwikkeling van terreinen voor verblijfsrecreatie kan sprake zijn van verplichtingen op grond van het Besluit m.e.r. De omvang van de ontwikkelingsruimte die het bestemmingsplan biedt is zodanig beperkt dat geen sprake is van overschrijding van drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. Ook voor activiteiten onder de drempelwaarden dient echter te worden nagegaan of sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Voor de beoordeling van de (potentiële) effecten op Natura 2000 is om deze reden een voortoets opgesteld. Uit deze toets blijkt dat significante negatieve effecten op voorhand zijn uit te sluiten.

Ook voor de overige milieuthema's dient een afweging plaats te vinden of belangrijke negatieve milieugevolgen optreden die het doorlopen van een mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk maken. Uit de sectorale analyses in de voorgaande paragrafen blijkt dat gezien de aard en omvang van de beoogde ontwikkelingen, geen sprake is van relevante negatieve effecten. Daar waar mogelijk wel negatieve effecten kunnen optreden, is met behulp van dubbelbestemmingen (archeologie, geomorfologie, natuurwaarden) in het bestemmingsplan geborgd dat geen onaanvaardbare situaties kunnen ontstaan als gevolg van de uitvoering van het bestemmingsplan.

Conclusie

Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat gelet op de kenmerken van het plan, de ligging van het plangebied en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.