direct naar inhoud van Regels
Plan: Mozaik
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0824.WPMozaik-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het wijzigingsplan Mozaik met identificatienummer NL.IMRO.0824.WPMozaik-VA01 van de gemeente Oisterwijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aaneengebouwde woningen

woningen waarbij meer dan twee hoofdgebouwen direct met elkaar zijn verbonden.

1.7 aan-huis-gebonden beroep

een aan-huis-gebonden beroep is een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerp-technisch gebied, dat in een woning, aanbouw en uitbouw, maar geen bijgebouw, door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.

1.8 achterste perceelsgrens

de van de weg afgekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel van de weg afgekeerd zijn, wijst het bevoegd gezag een achterste perceelsgrens aan.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.13 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.14 bijzondere woonvorm

een woonvorm die niet op één lijn te stellen is met een huishouden, omdat er geen sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling van de groep en omdat de bewoners zijn aangewezen op noodzakelijke en aanwezige permanente begeleiding en/of therapie ter plaatse of in de directe omgeving.

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst en de afstand tot de nok, goot en zijgevels ten minste 0,5 meter bedraagt.

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

1.22 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.23 evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.26 huishouden

de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur, logies voor arbeidsmigranten of een bijzondere woonvorm, van een woning.

1.27 kamerverhuur

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.28 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.29 logies voor arbeidsmigranten

het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.

1.30 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.31 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.32 patiowoning

een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing.

1.33 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de kruin van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.34 perceel

een aaneengesloten stuk grond dat een eenheid vormt in gebruik.

1.35 Staat van Activiteiten

de Staat van Activiteiten die deel uitmaakt van deze regels.

1.36 twee-aaneen gebouwde woning

woning waarbij twee hoofdgebouwen direct met elkaar zijn verbonden.

1.37 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.38 voorgevelrooilijn

de naar de weg gekeerde bouwgrens; indien meerdere bouwgrenzen naar de weg gekeerd zijn, wijst het bevoegd gezag een voorste bouwgrens aan.

1.39 voorste perceelsgrens

de naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg gekeerd zijn, wijst het bevoegd gezag een voorste perceelsgrens aan.

1.40 vrijstaande woning

een woning waarbij het hoofdgebouw niet direct is verbonden met een naastgelegen hoofdgebouw en waarvan geen van de beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens staan.

1.41 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen en inlaten.

1.42 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.43 zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot / de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:

  • a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
  • b. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.
2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'natuur': behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden alsmede voor behoud en vergroting van waterberging;
  • c. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  gebouw en en overkappingen   bouwwerk, geen gebouw zijnde  
a. op deze gronden mag worden gebouwd   nee   ja  
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan
1. bewegwijzering en overig straatmeubilair
2. lichtmasten en overige masten
3. vrijstaande antennes
4. speelvoorzieningen
5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  
 
4,5 m
10 m
15 m
3 m
1 m  

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde:

  omgevingsvergunning vereist  
a. werken en werkzaamheden
1. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
2. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
3. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
5. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
6. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
7. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
8. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
9. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.  

ja

ja

ja

ja


ja

ja


ja

nee

nee  
b. voorwaarden omgevingsvergunning
1. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3 onder a zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
2. Alvorens over het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag hieromtrent schriftelijk advies in van de waterbeheerder.  
 
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
3.4.1 Verkeer en water

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Groen wijzigen in de bestemmingen Verkeer of Water, met dien verstande dat:

  • a. is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, waterhuishouding en / of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur
  • b. de wijziging voorziet in een versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte;
  • c. de wijziging geen onevenredig negatieve gevolgen heeft voor de verwezenlijking, het behoud, het beheer en het herstel van de ecologische waarden ter plaatse van de aanduiding 'natuur';
  • d. alvorens over de wijziging te beslissen, het bevoegd gezag hieromtrent schriftelijk advies inwint van de waterbeheerder.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  gebouw en en overkappingen   bouwwerk, geen gebouw zijnde  
a. op deze gronden mag worden gebouwd   nee   ja  
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan
1. bewegwijzering en overig straatmeubilair
2. lichtmasten en overige masten
3. vrijstaande antennes
4. speelvoorzieningen
5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  
 
4,5 m
10 m
15 m
3 m
9 m  

4.3 Wijzigingsbevoegdheid
4.3.1 Groen en water

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Verkeer wijzigen in de bestemmingen Groen of Water, met dien verstande dat:

  • a. is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, waterhuishouding en / of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur
  • b. de wijziging voorziet in een versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte;
  • c. de wijziging geen onevenredig negatieve gevolgen heeft voor de verwezenlijking, het behoud, het beheer en het herstel van de ecologische waarden ter plaatse van de aanduiding 'natuur';
  • d. alvorens over de wijziging te beslissen, het bevoegd gezag hieromtrent schriftelijk advies inwint van de waterbeheerder.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  hoofdgebouw   aanbouw en uitbouw, bijgebouw en overkappin g   bouwwerk, geen gebouw zijnde   afwijk/ wijz  
a. op deze gronden mag worden gebouwd:
1. ter plaatse van het bouwvlak
2. buiten het bouwvlak  


ja
nee  


ja
nee  


ja
ja  


nee
nee  
b. het aantal bedraagt niet meer dan:
1. woningen per aanduiding  


zie aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'  
     
c. als woningtype is toegestaan:
1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': vrijstaande woningen;
2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': twee-aaneen gebouwde woningen;
3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': aaneengebouwde woningen.  
     
art. 5.5.1  
d. de diepte vanuit de voorgevel bedraagt niet meer dan:
1. vrijstaand
2. twee-aaneen
3. aaneengebouwd  


15 m
12,5 m
12,5 m  
   

nee
nee
nee  
e. de afstand bedraagt niet meer dan:
1. van de voorgevel van een vrijstaande woning tot voorgevelrooilijn 
2. van de voorgevel van een twee-aaneen gebouwde woning tot voorgevelrooilijn 
3. van de voorgevel van een aaneengebouwde woning tot voorgevelrooilijn   


4 m


2 m


2 m  
   

nee


nee


nee  
f. de afstand bedraagt niet minder dan:
1a. vrijstaand tot zijdelingse perceelsgrens
1b. vrijstaand tot achterste perceelsgrens
2a. twee-aaneen tot één zijdelingse perceelsgrens
2b. twee-aaneen tot achterste perceelsgrens
3a. aaneengebouwd tot achterste perceelsgrens
3b. achtergevel aaneengebouwd ten opzichte van achtergevel aangebouwd hoofdgebouw
4. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen of overkappingen tot voorgevel van het hoofdgebouw   


3 m

5 m

3 m

5 m

5 m

2,5 m  















1 m
 
 

nee

nee

nee

nee

nee

nee


nee  
g. de hoogte bedraagt niet meer dan:
1. goothoogte





2. bouwhoogte




3. bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3a. bewegwijzering en overig straatmeubilair
3b. lichtmasten en overige masten
3c. muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen
3d. muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen
3e. overigen bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3f. pergola's
3g. speelvoorzieningen
3h. vrijstaande antennes  


zie aanduiding 'maxiumum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
zie aanduiding 'maxiumum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'  
 














4,5 m

10 m

2 m


1 m


15 m

3 m
2,75 m
1 m  


nee





nee






nee

nee

nee


nee


nee

nee
nee
nee  
h. oppervlakte bedraagt niet meer dan:
1. perceel kleiner dan 800 m²


2. perceel tussen 801 en 1.600 m² 3. perceel tussen 1.601 en 4.000 m² 4. perceel groter dan 4.000 m²
5. voor zover de gronden onder 1 tot en met 4 zijn gelegen op een afstand van meer dan de onder lid d genoemde afstandsmaat uit de voorgevel van het hoofdgebouw.
6. Bij patiowoningen mag maximaal 60% van het perceel bebouwd worden.  
 

50 % en ten hoogste
50 m²
60 m2
75 m2
100 m2  
 

nee

nee
nee
nee
nee  
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2 onder a.2:
    • 1. voor het bouwen van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping bij een woning op een hoekperceel tussen het bouwvlak en de zijdelingse perceelsgrens, mits de verkeerskundige en stedenbouwkundige situatie ter plaatse dat mogelijk maakt en met dien verstande dat:
      • de afstand van de aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping tot de voorgevel van het hoofdgebouw ten minste 3 meter bedraagt;
      • de bouwhoogte ten hoogste 3 meter bedraagt;
      • De gezamenlijke oppervlakte voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 5.2 onder h5, en ter plaatse van het gedeelte van het perceel dat ligt tussen het bouwvlak en de zijdelingse perceelsgrens mag niet meer bedragen dan het bepaalde in lid 5.2 onder h1 tot en met h4;
      • alvorens over het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, het bevoegd gezag hieromtrent schriftelijk advies inwint van de waterbeheerder.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Bewoning bijgebouw

Zelfstandige bewoning van een bijgebouw is niet toegestaan.

5.4.2 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroep, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er is één activiteit per woning toegestaan;
  • b. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • c. de activiteit naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, dus niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van het gebouw en totaal niet meer dan 80 m2 in beslag neemt;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen;
  • f. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, anders dan ten behoeve van ter plaatse vervaardigde of gebruikte goederen;
  • h. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt;
  • i. door de aard van de werkzaamheden of de persoonlijke omstandigheden van de bewoner(s) de activiteit niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend;
  • j. de activiteit is niet toegestaan in een bijgebouw.
5.4.3 Huisvesting voor mantelzorg

Huisvesting voor mantelzorg is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. mantelzorg is binnen de bestemming zonder meer toegestaan;
  • b. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan in de vorm van een extra huishouden op hetzelfde perceel; dit wordt niet aangemerkt als woning of als zelfstandige bewoning;
  • c. de oppervlakte voor huisvesting van mantelzorg bedraagt ten hoogste 30 m2 en wordt meegerekend in de maximale oppervlakte als bedoeld in lid 5.2;
  • d. mantelzorg is toegestaan indien sprake is van medische noodzaak, onderschreven door een zorgdeskundige en uitsluitend gedurende de periode dat mantelzorg noodzakelijk is.
5.4.4 Logies en ontbijt

Verstrekking van logies en ontbijt is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. per woning zijn ten hoogste twee eenheden/kamers voor ieder ten hoogste twee personen toegestaan;
  • c. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige andere functies/activiteiten;
  • d. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor bezoekers;
  • e. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt of ondervonden;
  • f. een tweede huishouden of huisvesting van arbeidsmigranten zijn als vorm van logies en ontbijt niet toegestaan;
  • g. de activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Woningaantal of woningtype

Burgemeester en wethouders kunnen het aantal woningen of woningtype wijzigen, waarbij de wijziging wordt getoetst aan de volgende voorwaarden en hieraan wordt voldaan:

  • a. nieuwe woningen passen in het bestaande bebouwingspatroon en mogen de aanwezige samenhang niet verstoren; hieronder wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. de hoogte van de bebouwing sluit aan op de hoogte van de bestaande bebouwing op aangrenzende percelen;
    • 2. het woningtype dient overeen te komen met woningen die in de directe omgeving aanwezig zijn;
  • b. van het bepaalde onder a mag worden afgeweken indien:
    • 1. deze afwijking het ruimtelijk beeld niet overmatig en negatief beïnvloedt;
    • 2. sprake is van markering van een ruimtelijke situatie, zoals een hoeksituatie;
    • 3. een afwisseling in de eenzijdige opbouw van de buurt, wat betreft het woningtype, wordt bereikt;
    • 4. voor zover een wijzigingsplan in stedenbouwkundig opzicht mogelijk is waarin de hoogte en het woningtype van nieuwe woningen aansluiten op de omgeving als bedoeld onder a, en er geen andere noodzaak voor afwijking hiervan is dan een financieel-economische omstandigheid, kan van dit sublid geen gebruik worden gemaakt.

c. de wijziging wordt voorts getoetst aan de volgende voorwaarden en moet hier aan voldoen:   wijziging aantal woningen   wijziging woning type  
1. ruimtelijke aspecten:
1a. een voldoende stedenbouwkundige inpassing (zie onder a. en b.)
1b. voldoende ontsluitingsmogelijkheden
1c. voldoende parkeermogelijkheden
2. planologische aspecten:
2a. past in het volkshuisvestingsbeleid
2b. het beleid inzake water
2c. geen onevenredige gevolgen voor natuurwaarden
2d. geen onevenredige gevolgen voor archeologische waarden
3. milieuaspecten:
3a. bodemkwaliteit is geschikt voor de functie
3b. vereisten van de Wet geluidhinder
3c. geen onevenredige gevolgen voor bedrijven in de omgeving en/of geen onevenredig gorte milieuhinder van bedrijven op de locatie
3d. vereisten inzake externe veiligheid  

ja

ja
ja

ja
ja
nee
ja

ja
ja
ja


ja  

ja

ja
ja

ja
nee
nee
nee

nee
nee
nee


ja  

5.5.2 Bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen wijzigen ten behoeve van een bijzondere woonvorm, waarbij de wijziging wordt getoetst aan de volgende voorwaarden en hieraan wordt voldaan:

  • a. de bijzondere woonvorm past naar omvang in het beoogde gebouw, een en ander conform de Prestatie-eisen AWBZ-voorzieningen, en in de omgeving;
  • b. de bijzondere woonvorm mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt, waarbij tevens wordt aangetoond dat de bijzondere woonvorm geen onevenredige beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. voorzien wordt in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
  • d. in het wijzigingsplan wordt:
    • 1. de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' opgenomen;
    • 2. de bepaling 'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' zijn gronden tevens bestemd voor een bijzondere woonvorm' opgenomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Afwijking bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

7.2 Ondergronds bouwen
7.2.1 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak boven het peil;
  • c. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken wordt bij de in hoofdstuk 2 opgenomen oppervlaktematen meegeteld voor zover niet op dezelfde plaats boven peil een gebouw aanwezig is;
  • d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter onder peil, met dien verstande dat een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden.
7.2.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 7.1 onder c omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
7.2.3 Bouwen van zwembaden

Op een perceel is ten hoogste 1 niet-overdekt zwembad toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel van een hoofdgebouw of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van de zijdelingse en van de achterste perceelsgrens;
  • b. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
  • c. de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 100 m² bedragen;
  • d. de diepte van het zwembad bedraagt maximaal 3 meter onder peil.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Maten en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is en voor zover in hoofdstuk 2 expliciet is bepaald dat geen afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Werking wettelijke regeling

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het wijzigingsplan Mozaik'.