direct naar inhoud van Regels
Plan: Kom Moergestel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0824.BPKomMoergestel-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Kom Moergestel van de gemeente Oisterwijk, nummer NL.IMRO.0824.BPKomMoergestel-VA01.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0824.BPKomMoergestel-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanbouw en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aaneengebouwde woningen

woningen waarbij meer dan twee hoofdgebouwen direct met elkaar zijn verbonden.

1.7 aan-huis-gebonden beroep

een aan-huis-gebonden beroep is een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerp-technisch gebied, dat in een woning, aanbouw en uitbouw, maar geen bijgebouw, door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.

1.8 achterste perceelsgrens

de van de weg af gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel van de weg afgekeerd zijn, wijst het bevoegd gezag een achterste perceelsgrens aan.

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van

gewassen en / of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. grondgebonden agrarisch bedrijf:
    • 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
    • 2. bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;
    • 3. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
    • 4. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee waarbij de productie (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel;
    • 5. paardenhouderij: het fokken van paarden, het houden, stallen of africhten van paarden ten behoeve van de vlees- en/of melkproductie, handel en/of de gebruiksgerichte paardenhouderij;
    • 6. sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
  • b. niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
    • 1. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
    • 2. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen, in gebouwen;
    • 3. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang waarbij de productie (nagenoeg) niet afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel;
  • c. aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen;
  • d. overige teelten van gewassen of dieren, al dan niet in gebouwen.
1.10 agrarische deskundige

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen of een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen.

1.11 agrarisch hulp- en nevenbedrijf
  • a. een bedrijf dat is gericht op het opslaan van en leveren van goederen aan uitsluitend of overwegend agrarische bedrijven en/of het opslaan en verwerken van producten die afkomstig zijn van agrarische bedrijven, waaronder begrepen mestopslagruimten met een regionale functie;
  • b. een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur (zoals loonbedrijven).
1.12 archeologisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.

1.13 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.14 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied in het bodemarchief voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten in het verleden.

1.15 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.16 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van een kampeerterrein, gericht op het bieden van – permanent wisselend – recreatief nachtverblijf.

1.17 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.18 beperkt kwetsbaar object

beperkt kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1, lid 1 sub b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.19 bestaand aantal woningen

het op het tijdstip van het ter visie leggen van het ontwerp van dit plan legaal aanwezige of vergunde aantal woningen dan wel woningen die reeds door middel van een ruimtelijke procedure mogelijk zijn gemaakt.

1.20 bestaande bouwwerken

bouwwerken die bestaan of kunnen worden gebouwd op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; dan wel bouwwerken die reeds vergund zijn dan wel bouwwerken die reeds door middel van een ruimtelijke procedure mogelijk zijn gemaakt op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.21 bestaand gebruik

het op het tijdstip van het in werking treden van dit plan aanwezig of vergunde gebruik van grond en opstallen.

1.22 bestaande maten

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; dan wel bouwwerken die reeds vergund zijn dan wel bouwwerken die reeds door middel van een ruimtelijke procedure mogelijk zijn gemaakt op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.23 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.24 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.25 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.26 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.27 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.29 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.30 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.31 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.32 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.33 bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf

een eenvoudig bouwwerk voor recreatief verblijf, niet zijnde een recreatiewoning, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.

1.34 bruto vloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.35 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.36 bijzondere woonvorm

een woonvorm die niet op één lijn te stellen is met een huishouden, omdat er geen sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling van de groep en omdat de bewoners zijn aangewezen op noodzakelijke en aanwezige permanente begeleiding en/of therapie ter plaatse of in de directe omgeving.

1.37 centrale voorzieningen

gebouwen ten dienste van verblijfsrecreatieve bedrijfsuitoefening, zijnde sanitaire voorzieningen, kantines, kantoren, recepties, zalen, beheerloodsen, overdekte zwembaden en overige overdekte sport-, spel- en speelvoorzieningen.

1.38 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.39 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.40 dagrecreatie

vrijetijdsbesteding gedurende de dag zoals sport en spel, wandelen, paardrijden of het houden van een evenement; er is daarbij geen sprake van verblijfsrecreatie.

1.41 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst en de afstand tot de nok, goot en zijgevels ten minste 0,5 meter bedraagt.

1.42 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.43 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop en de mogelijkheid ter plaatse te betalen), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

1.44 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in grootschalige goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen, zwembaden en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  • c. tuincentra;
  • d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  • e. bouwmarkten.
1.45 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.46 evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.47 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.48 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.49 gestapelde woning

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.

1.50 hobbymatig houden van vee

het houden van vee in geringe aantallen ten behoeve van eigen genot en gebruik.

1.51 hobbymatige paardrijactiviteiten

het hobbymatig houden van paarden en/of pony's hoofdzakelijk ten behoeve van eigen gebruik en ondergeschikt ten behoeve van verhuur en het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te stallen en te weiden.

1.52 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.53 hoofdverblijf

de plaats die fungeert als het centrum van sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene, die voor permanente bewoning geschikt is en tenminste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid, zijnde een gebouw of een deel van een gebouw dat:

  • a. of door eenzelfde persoon of huishouden gebruikt wordt als woonruimte op een wijze die, ingevolge het bepaalde in artikel 24 tot en met 31 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, noopt tot inschrijving van de bewoner(s) in de basisadministratie van de gemeente waarin dat gebouw is gelegen;
  • b. of indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres is waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten; met dien verstande dat van een gebruik als hoofdverblijf voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt, dat elders over een hoofdverblijf kan worden beschikt.
1.54 huishouden

de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur, logies voor arbeidsmigranten of een bijzondere woonvorm, van een woning.

1.55 internethandel

verkoop via internet aan particulieren, zonder showroom en waarvan de bestelling en betaling voornamelijk via internet verloopt en bezorging per post, alsmede opslag zonder dat producten ter plaatse worden afgehaald, bekeken of betaald.

1.56 kamerverhuur

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.57 kampeermiddelen

niet als omgevingsvergunningplichtig bouwwerk aan te merken tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben en voor de tijdelijke huisvesting van op het bedrijf werkzaam zijnde recreatiepersoneel.

1.58 kantoor

voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.59 kassen

bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 meter of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.60 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.61 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.62 kwetsbare objecten

kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1, lid 1 sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.63 logies voor arbeidsmigranten

het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.

1.64 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.65 milieudeskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieuhygiëne.

1.66 nieuwe woning

woningen en woonwagens die niet tot het bestaande aantal woningen behoren, zoals bedoeld in 1.19, dan wel woningen die niet bestaan of niet kunnen worden gebouwd ingevolge een omgevingsvergunning volgens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, niet zijnde de herbouw van een bestaande woning.

1.67 normaal onderhoud

het onderhoud, dat gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de desbetreffende bestemming behoren.

1.68 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.69 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.

1.70 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.71 permanente bewoning

gebruik van een gebouw door eenzelfde persoon of eenzelfde huishouden op een wijze die ingevolge het bepaalde in de artikelen 24 tot en met 31 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving in de basisadministratie van de gemeente Oisterwijk.

1.72 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de kruin van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.73 perceel

een aaneengesloten stuk grond dat een eenheid vormt in gebruik.

1.74 perifere detailhandel:

detailhandel voor niet frequente doelgerichte aankopen op perifere locaties, die door brand- en explosiegevaar en door zijn volumineuze aard en omvang en voor de dagelijkse bevoorrading moeilijk inpasbaar is in bestaande winkelgebieden zoals in de volgende branches: auto's, boten, caravans (inclusief tenten), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair, woninginrichting waaronder meubels en dierbenodigdheden (volumineus/fouragehandel).

1.75 recreatief nachtverblijf

nachtverblijf door één of meerdere personen in een kampeermiddelen en/of bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf en/of recreatiewoning die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.76 reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan ten minste een halve arbeidskracht (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is.

1.77 reserveringsgebied waterberging

gebied dat mogelijk in de toekomst noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan.

1.78 seksinrichting

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.79 Staat van Activiteiten

de Staat van Activiteiten die deel uitmaakt van deze regels.

1.80 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die deel uitmaakt van deze regels.

1.81 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die deel uitmaakt van deze regels.

1.82 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels.

1.83 standplaats

het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in een al dan niet jaarrond aanwezige en gebruikte kampeermiddelen en/of voor recreatief nachtverblijf in een al dan niet jaarrond aanwezig en gebruikt bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, inclusief de bij deze middelen behorende ondergeschikte onderkomens.

1.84 standplaatsgrens

de grens van een standplaats.

1.85 standplaatsgrootte

de oppervlakte van een standplaats.

1.86 straatprostitutie

het zich op de openbare weg of in een zich op de openbare weg bevindend voertuig beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding.

1.87 supermarkt

detailhandel in de vorm van een zelfbedieningszaak met een grote verscheidenheid aan hoofdzakelijk levensmiddelen.

1.88 twee-aaneengebouwde woning

woning waarbij twee hoofdgebouwen direct met elkaar zijn verbonden.

1.89 verblijfsrecreatie

het kortdurend verblijf van één of meerdere personen met overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarbij in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning.

1.90 verkoopvloeroppervlak

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.91 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.92 voorgevelrooilijn

de naar de weg gekeerde voorgevel over meerdere percelen; indien meerdere gevels naar de weg gekeerd zijn, wijst het bevoegd gezag een voorgevel aan.

1.93 voorste bouwgrens

de naar de weg gekeerde bouwgrens; indien meerdere grenzen van het bouwvlak naar de weg gekeerd zijn, wijst het bevoegd gezag een voorste bouwgrens aan.

1.94 voorste perceelsgrens

de naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg gekeerd zijn, wijst het bevoegd gezag een voorste perceelsgrens aan.

1.95 voorzieningen voor opslag

voorzieningen voor de opslag van onder andere voer, (kunst)mest, water, warmte, CO2 of daarmee vergelijkbare stoffen, nader te onderscheiden in:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals mestsilo's, voedersilo's, sleufsilo's, watertanks en CO2-opslagtanks;
  • b. geen bouwwerken zijnde, zoals mestzakken, verhardingen of foliebassins.
1.96 vrijstaande woning

een woning waarbij het hoofdgebouw niet direct is verbonden met een naastgelegen hoofdgebouw en waarvan geen van de beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens staan.

1.97 water

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.

1.98 waterbergingsgebied

gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan. Dit zijn gronden langs primaire waterlichamen die bij hoge waterstanden natuurlijk, dan wel gestuurd overstromen.

1.99 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Hieronder wordt tevens begrepen een bedrijfswoning of een woonwerkwoning.

1.100 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen en inlaten.

1.101 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.102 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.103 woonwerkwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, behorend bij een bedrijf op hetzelfde perceel, waarbij de bewoner daadwerkelijk en duurzaam bij de dagelijkse bedrijfsvoering van het bedrijf is betrokken.

1.104 zomerseizoen

de periode van 1 maart tot 15 november.

1.105 zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. Met dien verstande dat de nok van een dakopbouw als bouwhoogte geldt indien de dakopbouw ten minste 2/3 van de breedte van het dakvlak beslaat.

2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:

  • a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot/druiplijn, boeiboord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte van een goot/druiplijn, boeiboord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel aan de voorgevelzijde;
  • b. indien zich - ingeval van een lessenaarsdak - aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot/druiplijn, boeiboord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte;
  • c. indien zich op het dak een dakkapel dan wel dakopbouw bevindt die tenminste 2/3 van de breedte van het dakvlak beslaat, wordt gemeten vanaf peil tot aan de goot/druiplijn van de dakopbouw of de dakkapel.
2.7 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven;

en tevens voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1': uitsluitend voor hobbymatig en ondergeschikt agrarisch gebruik, zoals hobbymatig houden van vee en hobbymatige paardrijactiviteiten;
  • c. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets- en wandelpaden en voorzieningen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenelementen, (natuurvriendelijke) oevers, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. deze gronden zijn bestemd voor de bouw van:
    • 1. gebouwen;
    • 2. overkappingen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden, met dien verstande dat tevens op de gronden zonder bouwvlak en zonder aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1' ten hoogste één gebouw per perceel is toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 20 m2;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak gebouwd worden;
  • d. de afstand van gebouwen en/of voorzieningen voor opslag tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m.
3.2.2 Gebouwen en overkappingen

Algemeen

  • a. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 11 m , met dien verstande dat de bouwhoogte van gebouwen als bedoeld in 3.2.1 onder b voorzover gelegen buiten het bouwvlak ten hoogste 3 m mag bedragen.

Bedrijfswoning

  • b. per bouwvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1' geen woning toegestaan is;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) mag niet meer bedragen dan 11 m;
  • d. de goothoogte van een bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen dan wel overkappingen bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • g. de bouwhoogte van bijgebouwen dan wel overkappingen bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • h. de oppervlakte van bijgebouwen dan wel overkappingen bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 100 m2.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van silo's (met uitzondering van mestopslagruimten) mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • b. de bouwhoogte van mestopslagruimten als zelfstandig bouwwerk mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de inhoud van mestopslagruimten als zelfstandig bouwwerk mag niet meer bedragen van 2.500 m3;
  • d. de bouwhoogte van biomassa- en mestvergistingsinstallaties mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • e. de goothoogte van biomassa- en mestvergistingsinstallaties mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • f. de bouwhoogte van warmtekrachtkoppelingen en bijbehorende opslagtanks mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • g. de bouwhoogte van wateropslagruimten als zelfstandig bouwwerk mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • h. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • i. de bouwhoogte van overige gebouwen, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  • a. zelfstandige bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan.
3.3.2 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroep, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er is één activiteit per woning toegestaan;
  • b. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • c. de activiteit is naar omvang ondergeschikt is aan het wonen en neemt niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en in totaal niet meer dan 80 m2 in beslag;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen;
  • f. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, anders dan ten behoeve van ter plaatse vervaardigde of gebruikte goederen;
  • h. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt;
  • i. de activiteit is niet toegestaan in een bijgebouw.
3.3.3 Huisvesting voor mantelzorg

Huisvesting voor mantelzorg is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. huisvesting voor mantelzorg is binnen de bestemming uitsluitend toegestaan in een woning;
  • b. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan in de vorm van een extra huishouden op hetzelfde perceel; dit wordt niet aangemerkt als woning of als zelfstandige bewoning;
  • c. de oppervlakte voor huisvesting van mantelzorg bedraagt ten hoogste 30 m2 met dien verstande dat de in lid 3.2.2 onder h genoemde oppervlakte niet mag worden overschreden;
  • d. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan indien sprake is van medische noodzaak, onderschreven door een zorgdeskundige en uitsluitend gedurende de periode dat mantelzorg noodzakelijk is.
3.3.4 Logies en ontbijt

Verstrekking van logies en ontbijt is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. per woning zijn ten hoogste twee eenheden/kamers voor ieder ten hoogste twee personen toegestaan;
  • c. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige andere functies/activiteiten;
  • d. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor bezoekers;
  • e. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt of ondervonden;
  • f. een tweede huishouden of huisvesting van arbeidsmigranten zijn als vorm van logies en ontbijt niet toegestaan;
  • g. de activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.3.2 onder i voor het toestaan van de activiteiten in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 3.3.2 onder a tot en met h;
  • b. verzekerd wordt dat geen verzelfstandiging van de activiteit plaatsvindt;
  • c. onder het bepaalde als bedoeld onder b wordt aangemerkt een bijgebouw op een afstand van ten minste 3 meter van de bestemming Verkeer of een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst waarin is overeengekomen dat geen zelfstandige activiteit gaat plaatsvinden.
3.4.2 Logies en ontbijt in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.3.4 onder g voor het toestaan van de activiteiten in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 3.3.4 onder a tot en met f;
  • b. de logieseenheden voldoen tevens aan het bouwbesluit inzake logiesfunctie;
  • c. afwijking mag worden verleend voor bijbehorende voorzieningen voor verblijf, zoals sanitaire voorzieningen;
  • d. verzekerd wordt dat geen verzelfstandiging van de activiteit plaatsvindt;
  • e. onder het bepaalde als bedoeld onder d wordt aangemerkt een bijgebouw op een afstand van ten minste 3 meter van de bestemming Verkeer of een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst waarin is overeengekomen dat geen zelfstandige activiteit of logies voor arbeidsmigranten gaat plaatsvinden.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Beëindiging functie

Het bevoegd gezag kan de bestemming Agrarisch voorzover tevens voorzien van een bouwvlak wijzigen in de bestemming Wonen - Woningen of de bestemming Wonen - Bungalows en Villa's om functiewisseling naar wonen mogelijk te maken, waarbij de wijziging wordt getoetst aan en moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging wordt toegepast indien de functie is beëindigd;
  • b. de bestemming Wonen - Woningen of de bestemming Wonen - Bungalows en Villa's wordt toegepast overeenkomstig artikel 18 dan wel artikel 19;
  • c. er mogen geen nieuwe woningen worden toegevoegd;
  • d. de wijzigingsbevoegdheid wordt niet toegepast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1'.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. deze gronden zijn bestemd voor de bouw van:
  • b. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak gebouwd worden;
  • d. het gezamenlijk bebouwd oppervlak van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 60% van de totale oppervlakte van het bouwperceel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' het bebouwingspercentage 100% mag bedragen van de totale oppervlakte van het bouwperceel.
4.2.2 Gebouwen en overkappingen

Algemeen

  • a. de afstand tussen gebouwen onderling, indien deze niet aaneengebouwd zijn, bedraagt minimaal 1 m;
  • b. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 3 m;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

Bedrijfswoning of woonwerkwoning

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bewegwijzering en overig straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en overige masten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • e. de bouwhoogte van vrijstaande antennes mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • f. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,75 m;
  • g. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. detailhandel, detailhandel in volumineuze goederen en perifere detailhandel zijn niet toegestaan, met uitzondering van van productiegebonden ondergeschikte detailhandel en detailhandel als genoemd in lid 4.1;
  • b. de verkoopvloeroppervlakte van andere detailhandel behorende bij een verkooppunt voor motorbrandstoffen bedraagt ten hoogste 125 m²;
  • c. productiegebonden ondergeschikte detailhandel is toegestaan tot 10% van het totale brutovloeroppervlak tot een maximum van 150 m² verkoopvloeroppervlak per bedrijf;
  • d. in uitzondering op het bepaalde onder a is detailhandel van auto's, caravans, motorfietsen en vrachtauto's toegestaan;
  • e. ondergeschikte kantoorruimten behorende bij het bedrijf is toegestaan tot 20% van de bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf;
  • f. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • g. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • h. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • i. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • j. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • k. tussen de voorste perceelsgrens en de voorste bouwgrens is geen opslag van goederen toegestaan;
  • l. zelfstandige bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan.
4.3.2 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroep, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er is één activiteit per woning toegestaan;
  • b. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • c. de activiteit is naar omvang ondergeschikt aan het wonen en neemt niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en in totaal niet meer dan 80 m2 in beslag;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen;
  • f. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, anders dan ten behoeve van ter plaatse vervaardigde of gebruikte goederen;
  • h. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt;
  • i. de activiteit is niet toegestaan in een bijgebouw.
4.3.3 Huisvesting voor mantelzorg

Huisvesting voor mantelzorg is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. huisvesting voor mantelzorg is binnen de bestemming uitsluitend toegestaan in de woning;
  • b. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan in de vorm van een extra huishouden op hetzelfde perceel; dit wordt niet aangemerkt als woning of als zelfstandige bewoning;
  • c. de oppervlakte voor huisvesting van mantelzorg bedraagt ten hoogste 30 m2 en wordt meegerekend in de maximale oppervlakte als bedoeld in lid 4.2.1 onder d genoemde oppervlakte niet mag worden overschreden;
  • d. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan indien sprake is van medische noodzaak, onderschreven door een zorgdeskundige en uitsluitend gedurende de periode dat mantelzorg noodzakelijk is.
4.3.4 Logies en ontbijt

Verstrekking van logies en ontbijt is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. per woning zijn ten hoogste twee eenheden/kamers voor ieder ten hoogste twee personen toegestaan;
  • c. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige andere functies/activiteiten;
  • d. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor bezoekers;
  • e. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt of ondervonden;
  • f. een tweede huishouden of huisvesting van arbeidsmigranten zijn als vorm van logies en ontbijt niet toegestaan;
  • g. de activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in een woning.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Ondergeschikt kantoor

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3.1 onder e voor een grotere oppervlakte aan ondergeschikte kantoorruimten ten behoeve van het gevestigde bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte aan ondergeschikte kantoorruimten niet meer mag bedragen dan 40% van de bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf per bouwperceel;
  • b. voorzien wordt in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers.
4.4.2 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1:

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • c. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • e. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • f. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • g. de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikt indien de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • h. alvorens omtrent de bevoegdheid tot afwijken te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de milieudeskundige omtrent de vraag of aan de genoemde criteria voor het afwijken van de gebruiksregels is voldaan.
4.4.3 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3.2 onder i voor het toestaan van de activiteiten in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 4.3.2 onder a tot en met h;
  • b. verzekerd wordt dat geen verzelfstandiging van de activiteit plaatsvindt;
  • c. onder het bepaalde als bedoeld onder b wordt aangemerkt een bijgebouw op een afstand van ten minste 3 meter van de bestemming Verkeer of een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst waarin is overeengekomen dat geen zelfstandige activiteit gaat plaatsvinden.
4.4.4 Logies en ontbijt in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3.4 onder g voor het toestaan van de activiteiten in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 4.3.4 onder a tot en met f;
  • b. de logieseenheden voldoen tevens aan het bouwbesluit inzake logiesfunctie;
  • c. afwijking mag worden verleend voor bijbehorende voorzieningen voor verblijf, zoals sanitaire voorzieningen;
  • d. verzekerd wordt dat geen verzelfstandiging van de activiteit plaatsvindt;
  • e. onder het bepaalde als bedoeld onder b wordt aangemerkt een bijgebouw op een afstand van ten minste 3 meter van de bestemming Verkeer of een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst waarin is overeengekomen dat geen zelfstandige activiteit of logies voor arbeidsmigranten gaat plaatsvinden.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Beëindiging functie

Het bevoegd gezag kan de bestemming Bedrijf wijzigen in de bestemming Wonen - Woningen om functiewisseling naar wonen mogelijk te maken, waarbij de wijziging wordt getoetst aan en moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging wordt toegepast indien de bestaande bedrijfsfunctie is beëindigd;
  • b. de bestemming Wonen - Woningen wordt toegepast overeenkomstig Artikel 19;
  • c. de nieuwe woningen passen in het bestaande bebouwingspatroon en verstoren de aanwezige samenhang niet; hieronder wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. de hoogte van de nieuwe bebouwing sluit aan op de hoogte van de bestaande bebouwing op aangrenzende percelen;
    • 2. het woningtype dient overeen te komen met de bestaande woningen op de aangrenzende percelen;
  • d. van het bepaalde onder c mag worden afgeweken indien:
    • 1. deze afwijking het ruimtelijk beeld niet overmatig en negatief beïnvloedt;
    • 2. sprake is van markering van een ruimtelijke situatie, zoals een hoeksituatie;
    • 3. een afwisseling in de eenzijdige opbouw van de buurt, wat betreft het woningtype, wordt bereikt;
    • 4. voor zover een wijzigingsplan in stedenbouwkundig opzicht mogelijk is waarin de hoogte en het woningtype van nieuwe woningen aansluiten op de omgeving als bedoeld onder c, en er geen andere noodzaak voor afwijking hiervan is dan een financieel-economische omstandigheid, kan van dit sublid geen gebruik worden gemaakt;
  • e. ruimtelijke aspecten:
    • 1. een voldoende stedenbouwkundige inpassing (zie onder c en d);
    • 2. voorzien wordt in voldoende ontsluitingsmogelijkheden;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeermogelijkheden;
  • f. planologische aspecten:
    • 1. past in het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
    • 2. past in het beleid inzake water;
  • g. milieuaspecten:
    • 1. bodemkwaliteit geschikt is voor de functie;
    • 2. vereisten van de Wet geluidhinder;
    • 3. geen onevenredig nadelige gevolgen voor bedrijven in de omgeving en/of geen onevenredig grote milieuhinder van bedrijven op de locatie;
    • 4. vereisten inzake externe veiligheid.
4.5.2 Nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan de bestemming Bedrijf met de functieaanduiding 'nutsvoorzieningen' wijzigen in de bestemmingen Groen, Verkeer of Water indien de nutsvoorziening wordt opgeheven.

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

5.2.2 Gebouwen en overkappingen

Algemeen

  • a. de afstand tussen gebouwen onderling, indien deze niet aaneengebouwd zijn, bedraagt minimaal 1 m;
  • b. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 3 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

Bedrijfswoning of woonwerkwoning

  • d. per aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' is niet meer dan 1 bedrijfswoning of woonwerkwoning toegestaan;
  • e. de afstand van de voorgevel van de bedrijfswoning of woonwerkwoning tot aan de voorgevelrooilijn bedraagt niet meer dan 5 m;
  • f. de inhoud van een bedrijfswoning of een woonwerkwoning bedraagt niet meer dan 750 m3;
  • g. een woonwerkwoning is toegestaan op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - woonwerkwoning' indien op het bouwperceel een bedrijfsgebouw aanwezig is en/of gelijktijdig met de woning wordt gebouwd, waarbij de oppervlakte van het bedrijfsgebouw minimaal drie maal zo groot is als de oppervlakte van de woonwerkwoning;
  • h. de woonwerkwoning vormt één bouwmassa met of is aangebouwd aan een bedrijfsgebouw.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bewegwijzering en overig straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en overige masten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • e. de bouwhoogte van vrijstaande antennes mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • f. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,75 m;
  • g. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • h. de bouwhoogte van een windturbine ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' mag niet meer bedragen dan 28 m;
  • i. de bouwhoogte van een zend-/ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' mag niet meer bedragen dan 43 m;
  • j. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Terreinafscheiding

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.3 onder d en toestemming geven voor het bouwen van 4 m. hoge muren en andere terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen, mits de verkeerskundige en stedenbouwkundige situatie ter plaatse dat mogelijk maakt.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. detailhandel, detailhandel in volumineuze goederen en perifere detailhandel zijn niet toegestaan, met uitzondering van van productiegebonden ondergeschikte detailhandel en detailhandel als genoemd in lid 5.1;
  • b. de verkoopvloeroppervlakte van andere detailhandel behorende bij een verkooppunt voor motorbrandstoffen bedraagt ten hoogste 75 m²;
  • c. productiegebonden ondergeschikte detailhandel is toegestaan tot 10% van het totale brutovloeroppervlak tot een maximum van 150 m² verkoopvloeroppervlak per bedrijf;
  • d. in uitzondering op het bepaalde onder a is detailhandel van auto's, caravans, motorfietsen en vrachtauto's is toegestaan;
  • e. ondergeschikte kantoorruimten behorende bij het bedrijf is toegestaan tot 20% van de bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf;
  • f. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • g. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • h. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • i. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • j. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • k. tussen de voorste perceelsgrens en de voorste bouwgrens is geen opslag van goederen toegestaan;
  • l. uitsluitend het onbebouwde deel van de gronden gelegen tussen het hoofdgebouw en de voorgevelrooilijn voor meer dan 25% anders te gebruiken dan voor groenvoorzieningen;
  • m. zelfstandige bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan.
5.4.2 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroep, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er is één activiteit per woning toegestaan;
  • b. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • c. de activiteit is naar omvang ondergeschikt aan het wonen en neemt niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en in totaal niet meer dan 80 m2 in beslag;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen;
  • f. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, anders dan ten behoeve van ter plaatse vervaardigde of gebruikte goederen;
  • h. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt;
  • i. de activiteit is niet toegestaan in een bijgebouw.
5.4.3 Huisvesting mantelzorg

Huisvesting voor mantelzorg is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. huisvesting voor mantelzorg is binnen de bestemming uitsluitend toegestaan in de woning;
  • b. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan in de vorm van een extra huishouden op hetzelfde perceel; dit wordt niet aangemerkt als woning of als zelfstandige bewoning;
  • c. de oppervlakte voor huisvesting van mantelzorg bedraagt ten hoogste 30 m2 en wordt meegerekend in de maximale oppervlakte als bedoeld in lid 5.2.1 onder d genoemde oppervlakte niet mag worden overschreden;
  • d. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan indien sprake is van medische noodzaak, onderschreven door een zorgdeskundige en uitsluitend gedurende de periode dat mantelzorg noodzakelijk is.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afhankelijke woonruimte
  • a. huisvesting voor mantelzorg is binnen de bestemming uitsluitend toegestaan in de woning;
  • b. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan in de vorm van een extra huishouden op hetzelfde perceel; dit wordt niet aangemerkt als woning of als zelfstandige bewoning;
  • c. de oppervlakte voor huisvesting van mantelzorg bedraagt ten hoogste 30 m2 en wordt meegerekend in de maximale oppervlakte als bedoeld in lid 5.2.1 onder d genoemde oppervlakte niet mag worden overschreden;
  • d. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan indien sprake is van medische noodzaak, onderschreven door een zorgdeskundige en uitsluitend gedurende de periode dat mantelzorg noodzakelijk is.
5.5.2 Ondergeschikte detailhandel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 en lid 5.4.1 voor het toestaan van ondergeschikte detailhandel indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de detailhandel is ondergeschikt in termen van omzet tot ten hoogte 10% van de totale jaaromzet;
  • b. de detailhandelsfunctie bedraagt ten hoogte 10% van het totale bruto vloeroppervlak, met een maximale omvang van 150 m2 verkoopvloeroppervlak;
  • c. de detailhandel vindt in een afgeschermde ruimte plaats; de overige bedrijfsruimte is niet toegankelijk voor consumenten (dus 1 gebouw/ 1 geheel);
  • d. de detailhandel staat in directe relatie met de aanwezige bedrijfsvoering;
  • e. voor de detailhandel gelden de openingstijden die ook voor reguliere detailhandel van toepassing zijn;
  • f. er wordt voorzien in parkeerruimte op eigen terrein;
  • g. bij afwijking voor detailhandel bij groothandel is uitsluitend ondergeschikte detailhandel als bedoeld onder a en b toegestaan in volumineuze goederen;
  • h. er is geen sprake van ontoelaatbare verkeersafwikkeling.
5.5.3 Ondergeschikt kantoor

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 onder f voor een grotere oppervlakte aan ondergeschikte kantoorruimten ten behoeve van het gevestigde bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. het de oppervlakte aan ondergeschikte kantoorruimten niet meer mag bedragen dan 40% van de bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf per bouwperceel;
  • b. voorzien wordt in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers.
5.5.4 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1:

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • c. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • e. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • f. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • g. de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikt indien de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • h. alvorens omtrent de bevoegdheid tot afwijken te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de milieudeskundige omtrent de vraag of aan de genoemde criteria voor het afwijken van de gebruiksregels is voldaan.
5.5.5 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4.2 onder i voor het toestaan van de activiteiten in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 5.4.2 onder a tot en met h;
  • b. verzekerd wordt dat geen verzelfstandiging van de activiteit plaatsvindt;
  • c. onder het bepaalde als bedoeld onder b wordt aangemerkt een bijgebouw op een afstand van ten minste 3 meter van de bestemming Verkeer of een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst waarin is overeengekomen dat geen zelfstandige activiteit gaat plaatsvinden.

Artikel 6 Bos

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;
  • b. water;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen,
  • d. extensieve dagrecreatie;
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

6.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • b. de minimale afstand tot de perceelsgrens bedraagt 5 m;
  • c. het gezamenlijk bebouwd oppervlakte per bestemmingsvlak bedraagt niet meer dan 12 m2.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bewegwijzering en overig straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en overige masten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van vrijstaande antennes mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • d. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming als bedoeld in lid 6.1 zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.
6.3.2 Uitzondering op het verbod

Het in 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op onderstaande werken en werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijnde werken of werkzaamheden op het tijdstip van de inwerkingtreding het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
6.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 6.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 7 Centrum - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuur en ontspanning: atelier, creativiteitscentrum, dansschool, evenemententerrein, museum, muziekschool, sauna, wellness en daarmee vergelijkbare voorzieningen;
  • b. detailhandel;
  • c. dienstverlening;
  • d. evenementen;
  • e. horecabedrijven tot en met categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • f. maatschappelijke voorziening: bibliotheek, gezondheidszorg, jeugdopvang, naschoolse opvang, onderwijs, openbare dienstverlening, praktijkruimte, verenigingsleven, welzijnsinstelling, zorginstelling en daarmee vergelijkbare voorzieningen;
  • g. wonen in een woning;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens behoud en herstel van de cultuurhistorische waarde;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' horecabedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein;
  • k. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. deze gronden zijn bestemd voor de bouw van:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen;
    • 3. overkappingen;
    • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen dan wel overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak gebouwd worden;
  • d. het gezamenlijk bebouwd oppervlak van hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag per bouwperceel niet meer dan 60% bedragen.
7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het toevoegen van nieuwe woningen is niet toegestaan;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. vrijstaande, twee-aangebouwde, aaneengebouwde en gestapelde woningen mogen gebouwd worden;
  • d. de afstand van de voorgevel van de woning tot aan de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 5 m.
7.2.3 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van een aanbouw en uitbouw, bijgebouw en overkapping gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bewegwijzering en overig straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en overige masten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • e. de bouwhoogte van vrijstaande antennes mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • f. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,75 m;
  • g. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder a om nieuwe woningen toe te voegen waarbij wordt getoetst aan en moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. nieuwe woningen passen in het bestaande bebouwingspatroon en verstoren de aanwezige samenhang niet; hieronder wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. de hoogte van de nieuwe bebouwing sluit aan op de hoogte van de bestaande bebouwing op de aangrenzende percelen;
    • 2. het woningtype dient overeen te komen met de bestaande woningen op de aangrenzende percelen;
  • b. van het bepaalde onder a mag worden afgeweken indien:
    • 1. deze afwijking het ruimtelijk beeld niet overmatig en negatief beïnvloedt;
    • 2. sprake is van markering van een ruimtelijke situatie, zoals een hoeksituatie;
    • 3. een afwisseling in de eenzijdige opbouw van de buurt, wat betreft het woningtype, wordt bereikt;
    • 4. voor zover afwijking in stedenbouwkundig opzicht mogelijk is waarin de hoogte en het woningtype van nieuwe woningen aansluiten op de omgeving als bedoeld onder a, en er geen andere noodzaak voor afwijking hiervan is dan een financieel-economische omstandigheid, kan van dit sublid geen gebruik worden gemaakt;
  • c. ruimtelijke aspecten:
    • 1. een voldoende stedenbouwkundige inpassing (zie onder a en b);
    • 2. voorzien wordt in voldoende ontsluitingsmogelijkheden;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeermogelijkheden;
  • d. planologische aspecten:
    • 1. past in het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
    • 2. past in het beleid inzake water;
  • e. milieuaspecten:
    • 1. bodemkwaliteit is geschikt voor de functie;
    • 2. vereisten van de Wet geluidhinder;
    • 3. geen onevenredig nadelige gevolgen voor bedrijven in de omgeving en/of geen onevenredig grote milieuhinder van bedrijven op de locatie;
    • 4. vereisten inzake externe veiligheid.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. detailhandel, dienstverlening, kantoor en horeca zijn alleen toegestaan op de begane grond;
  • b. de toegang tot detailhandel, dienstverlening, kantoor en horeca wordt georiënteerd op de voorste perceelsgrens aan de zijde van bestaande wegen;
  • c. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • d. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • e. detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel is niet toegestaan;
  • f. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • g. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • h. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • i. zelfstandige bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan.
7.4.2 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroep, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er is één activiteit per woning toegestaan;
  • b. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • c. de activiteit naar omvang ondergeschikt is aan het wonen en neemt niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en totaal niet meer dan 80 m2 in beslag;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen;
  • f. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, anders dan ten behoeve van ter plaatse vervaardigde of gebruikte goederen;
  • h. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt;
  • i. de activiteit is niet toegestaan in een bijgebouw.
7.4.3 Huisvesting voor mantelzorg

Huisvesting voor mantelzorg is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. huisvesting voor mantelzorg is binnen de bestemming zonder meer toegestaan in een hoofdgebouw of in een aanbouw, uitbouw dan wel bijgebouw;
  • b. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan in de vorm van een extra huishouden op hetzelfde perceel; dit wordt niet aangemerkt als woning of als zelfstandige bewoning;
  • c. de oppervlakte voor huisvesting van mantelzorg bedraagt ten hoogste 30 m2 met dien verstande dat de in lid 7.2.1 onder d genoemde oppervlakte niet mag worden overschreden;
  • d. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan indien sprake is van medische noodzaak, onderschreven door een zorgdeskundige en uitsluitend gedurende de periode dat mantelzorg noodzakelijk is.
7.4.4 Logies en ontbijt

Verstrekking van logies en ontbijt is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. per woning zijn ten hoogste twee eenheden/kamers voor ieder ten hoogste twee personen toegestaan;
  • c. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige andere functies/activiteiten;
  • d. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor bezoekers;
  • e. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt of ondervonden;
  • f. een tweede huishouden of huisvesting van arbeidsmigranten zijn als vorm van logies en ontbijt niet toegestaan;
  • g. de activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.1 om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 7.1 genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 7.1 genoemd.

7.5.2 Afwijken uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.4.2 onder i voor het toestaan van de activiteiten in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 7.4.2 onder a tot en met h;
  • b. verzekerd wordt dat geen verzelfstandiging van de activiteit plaatsvindt;
  • c. onder het bepaalde als bedoeld onder b wordt aangemerkt een bijgebouw op een afstand van ten minste 3 meter van de bestemming Verkeer of een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst waarin is overeengekomen dat geen zelfstandige activiteit gaat plaatsvinden.
7.5.3 Afwijken logies en ontbijt in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.4.4 onder g voor het toestaan van de activiteiten in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 7.4.4 onder a tot en met f;
  • b. de logieseenheden voldoen tevens aan het bouwbesluit inzake logiesfunctie;
  • c. afwijking mag worden verleend voor bijbehorende voorzieningen voor verblijf, zoals sanitaire voorzieningen;
  • d. verzekerd wordt dat geen verzelfstandiging van de activiteit plaatsvindt;
  • e. onder het bepaalde als bedoeld onder b wordt aangemerkt een bijgebouw op een afstand van ten minste 3 meter van de bestemming Verkeer of een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst waarin is overeengekomen dat geen zelfstandige activiteit of logies voor arbeidsmigranten gaat plaatsvinden.
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
7.6.1 Bijzondere woonvorm

Het bevoegd gezag kan de bestemming Centrum - 1 wijzigen ten behoeve van een bijzondere woonvorm, waarbij de wijziging wordt getoetst aan en moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bijzondere woonvorm past naar omvang in het beoogde gebouw, een en ander conform de Prestatie-eisen AWBZ-voorzieningen, en in de omgeving;
  • b. de bijzondere woonvorm mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt, waarbij tevens wordt aangetoond dat de bijzondere woonvorm geen onevenredige beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. voorzien wordt in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
  • d. in het wijzigingsplan wordt:
    • 1. de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' opgenomen;
    • 2. de volgende bepaling opgenomen: "ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' zijn gronden tevens bestemd voor een bijzondere woonvorm".
7.6.2 Parkeerterrein

Het bevoegd gezag kan de aanduiding 'parkeerterrein' verwijderen of verplaatsen, waarbij de wijziging wordt getoetst aan en moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat elders ter plaatse van het bestemmingsvlak of in de directe omgeving voldoende parkeergelegenheid aanwezig is of wordt aangelegd, zoals dit wordt getoetst aan de Parkeerverordening gemeente Oisterwijk 2010;
  • b. als waarborg van voldoende parkeergelegenheid kan de aanduiding 'parkeerterrein' elders in het bestemmingsvlak worden opgenomen;
  • c. bij het toestaan van nieuwe gebouwen mag dit geen onevenredige nadelige gevolgen hebben voor de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

Artikel 8 Centrum - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuur en ontspanning: atelier, creativiteitscentrum, dansschool, evenemententerrein, museum, muziekschool, sauna, wellness en daarmee vergelijkbare voorzieningen;
  • b. detailhandel;
  • c. dienstverlening;
  • d. evenementen;
  • e. kantoor;
  • f. maatschappelijke voorziening: bibliotheek, gezondheidszorg, jeugdopvang, naschoolse opvang, onderwijs, openbare dienstverlening, praktijkruimte, verenigingsleven, welzijnsinstelling, zorginstelling en daarmee vergelijkbare voorzieningen;
  • g. wonen in een woning;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens behoud en herstel van de cultuurhistorische waarde
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer': tevens ontsluiting voor langzaam verkeer;
  • j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. deze gronden zijn bestemd voor de bouw van:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen
    • 3. overkappingen;
    • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen dan wel overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak gebouwd worden;
  • d. het gezamenlijk bebouwd oppervlak van hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag per bouwperceel niet meer dan 60% bedragen.
8.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het toevoegen van nieuwe woningen is niet toegestaan;
  • b. vrijstaande, twee-aangebouwde, aaneengebouwde en gestapelde woningen mogen gebouwd worden;
  • c. de afstand van de voorgevel van de woning tot aan de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 5 m;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
8.2.3 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van een aanbouw en uitbouw, bijgebouw dan wel overkapping gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bewegwijzering en overig straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en overige masten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • e. de bouwhoogte van vrijstaande antennes mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • f. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,75 m;
  • g. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2 onder a om nieuwe woningen toe te voegen, waarbij wordt getoetst aan en moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. nieuwe woningen passen in het bestaande bebouwingspatroon en verstoren de aanwezige samenhang niet; hieronder wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. de hoogte van de nieuwe bebouwing sluit aan op de hoogte van de bestaande bebouwing op de aangrenzende percelen;
    • 2. het woningtype dient overeen te komen met de bestaande woningen op de aangrenzende percelen;
  • b. van het bepaalde onder a mag worden afgeweken indien:
    • 1. deze afwijking het ruimtelijk beeld niet overmatig en negatief beïnvloedt;
    • 2. sprake is van markering van een ruimtelijke situatie, zoals een hoeksituatie;
    • 3. een afwisseling in de eenzijdige opbouw van de buurt, wat betreft het woningtype, wordt bereikt;
    • 4. voor zover afwijking in stedenbouwkundig opzicht mogelijk is waarin de hoogte en het woningtype van nieuwe woningen aansluiten op de omgeving als bedoeld onder a, en er geen andere noodzaak voor afwijking hiervan is dan een financieel-economische omstandigheid, kan van dit sublid geen gebruik worden gemaakt;
  • c. ruimtelijke aspecten:
    • 1. een voldoende stedenbouwkundige inpassing (zie onder a en b);
    • 2. voorzien wordt in voldoende ontsluitingsmogelijkheden;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeermogelijkheden;
  • d. planologische aspecten:
    • 1. past in het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
    • 2. past in het beleid inzake water;
  • e. milieuaspecten:
    • 1. bodemkwaliteit is geschikt voor de functie;
    • 2. vereisten van de Wet geluidhinder;
    • 3. geen onevenredig nadelige gevolgen voor bedrijven in de omgeving en/of geen onevenredig grote milieuhinder van bedrijven op de locatie;
    • 4. vereisten inzake externe veiligheid.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. detailhandel, dienstverlening, kantoor en horeca zijn alleen toegestaan op de begane grond;
  • b. de toegang tot detailhandel, dienstverlening, kantoor en horeca wordt georiënteerd op de voorste perceelsgrens aan de zijde van bestaande wegen;
  • c. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • d. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • e. detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel is niet toegestaan;
  • f. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • g. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • h. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • i. zelfstandige bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
  • j. een supermarkt is niet toegestaan.
8.4.2 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroep, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er is één activiteit per woning toegestaan;
  • b. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • c. de activiteit naar omvang ondergeschikt is aan het wonen en meent niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en totaal niet meer dan 80 m2 in beslag;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen;
  • f. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, anders dan ten behoeve van ter plaatse vervaardigde of gebruikte goederen;
  • h. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt;
  • i. de activiteit is niet toegestaan in een bijgebouw.
8.4.3 Huisvesting voor mantelzorg

Huisvesting voor mantelzorg is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. huisvesting voor mantelzorg is binnen de bestemming zonder meer toegestaan in een hoofdgebouw of in een aanbouw, uitbouw dan wel bijgebouw;
  • b. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan in de vorm van een extra huishouden op hetzelfde perceel; dit wordt niet aangemerkt als woning of als zelfstandige bewoning;
  • c. de oppervlakte voor huisvesting van mantelzorg bedraagt ten hoogste 30 m2 met dien verstande dat de in lid 8.2.1 onder d genoemde oppervlakte niet mag worden overschreden;
  • d. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan indien sprake is van medische noodzaak, onderschreven door een zorgdeskundige en uitsluitend gedurende de periode dat mantelzorg noodzakelijk is.
8.4.4 Logies en ontbijt

Verstrekking van logies en ontbijt is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. per woning zijn ten hoogste twee eenheden/kamers voor ieder ten hoogste twee personen toegestaan;
  • c. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige andere functies/activiteiten;
  • d. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor bezoekers;
  • e. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt of ondervonden;
  • f. een tweede huishouden of huisvesting van arbeidsmigranten zijn als vorm van logies en ontbijt niet toegestaan;
  • g. de activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.4.2 onder i voor het toestaan van de activiteiten in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 8.4.2 onder a tot en met h;
  • b. verzekerd wordt dat geen verzelfstandiging van de activiteit plaatsvindt;
  • c. onder het bepaalde als bedoeld onder b wordt aangemerkt een bijgebouw op een afstand van ten minste 3 meter van de bestemming Verkeer of een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst waarin is overeengekomen dat geen zelfstandige activiteit gaat plaatsvinden.
8.5.2 Logies en ontbijt in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.4.4 onder g voor het toestaan van de activiteiten in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 8.4.4 onder a tot en met f;
  • b. de logieseenheden voldoen tevens aan het bouwbesluit inzake logiesfunctie;
  • c. afwijking mag worden verleend voor bijbehorende voorzieningen voor verblijf, zoals sanitaire voorzieningen;
  • d. verzekerd wordt dat geen verzelfstandiging van de activiteit plaatsvindt;
  • e. onder het bepaalde als bedoeld onder b wordt aangemerkt een bijgebouw op een afstand van ten minste 3 meter van de bestemming Verkeer of een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst waarin is overeengekomen dat geen zelfstandige activiteit of logies voor arbeidsmigranten gaat plaatsvinden.
8.5.3 Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.1 om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 8.1 genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 8.1 genoemd.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid
8.6.1 Bijzondere woonvorm

Het bevoegd gezag kan de bestemming Centrum - 2 wijzigen ten behoeve van een bijzondere woonvorm, waarbij de wijziging wordt getoetst aan en moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bijzondere woonvorm past naar omvang in het beoogde gebouw, een en ander conform de Prestatie-eisen AWBZ-voorzieningen, en in de omgeving;
  • b. de bijzondere woonvorm mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt, waarbij tevens wordt aangetoond dat de bijzondere woonvorm geen onevenredige beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. voorzien wordt in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
  • d. in het wijzigingsplan wordt:
    • 1. de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' opgenomen;
    • 2. de volgende bepaling opgenomen: "ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' zijn gronden tevens bestemd voor een bijzondere woonvorm".

Artikel 9 Gemengd

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. kantoor;
  • c. wonen in een woning;
  • d. bedrijfswoning;
  • e. ter plaats van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1': tevens voor detailhandel en opslag van consumentenvuurwerk tot ten hoogste 10.000 kg;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'; uitsluitend een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg en een bij een dergelijk verkooppunt behorende andere detailhandel;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg': uitsluitend een vulpunt lpg;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. deze gronden zijn bestemd voor de bouw van:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen
    • 3. overkappingen;
    • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. hoofdgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • c. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak gebouwd worden;
  • e. het gezamenlijk bebouwd oppervlak van hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag per bouwperceel niet meer dan 60% bedragen.
9.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het toevoegen van nieuwe woningen is niet toegestaan;
  • b. vrijstaande, twee-aangebouwde, aaneengebouwde en gestapelde woningen mogen gebouwd worden;
  • c. de afstand van de voorgevel van de woning tot aan de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 5 m;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven, dan wel mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
9.2.3 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van een aanbouw en uitbouw, bijgebouw en overkapping gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bewegwijzering en overig straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en overige masten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • e. de bouwhoogte van vrijstaande antennes mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • f. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,75 m;
  • g. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 onder a om nieuwe woningen toe te voegen, waarbij wordt getoetst aan en moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. nieuwe woningen passen in het bestaande bebouwingspatroon en verstoren de aanwezige samenhang niet; hieronder wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. de hoogte van de nieuwe bebouwing sluit aan op de hoogte van de bestaande bebouwing op de aangrenzende percelen;
    • 2. het woningtype dient overeen te komen met de bestaande woningen op de aangrenzende percelen;
  • b. van het bepaalde onder a mag worden afgeweken indien:
    • 1. deze afwijking het ruimtelijk beeld niet overmatig en negatief beïnvloedt;
    • 2. sprake is van markering van een ruimtelijke situatie, zoals een hoeksituatie;
    • 3. een afwisseling in de eenzijdige opbouw van de buurt, wat betreft het woningtype, wordt bereikt;
    • 4. voor zover afwijking in stedenbouwkundig opzicht mogelijk is waarin de hoogte en het woningtype van nieuwe woningen aansluiten op de omgeving als bedoeld onder a, en er geen andere noodzaak voor afwijking hiervan is dan een financieel-economische omstandigheid, kan van dit sublid geen gebruik worden gemaakt;
  • c. ruimtelijke aspecten:
    • 1. een voldoende stedenbouwkundige inpassing (zie onder a en b);
    • 2. voorzien wordt in voldoende ontsluitingsmogelijkheden;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeermogelijkheden;
  • d. planologische aspecten:
    • 1. past in het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
    • 2. past in het beleid inzake water;
  • e. milieuaspecten:
    • 1. bodemkwaliteit is geschikt voor de functie;
    • 2. vereisten van de Wet geluidhinder;
    • 3. geen onevenredig nadelige gevolgen voor bedrijven in de omgeving en/of geen onevenredig grote milieuhinder van bedrijven op de locatie;
    • 4. vereisten inzake externe veiligheid.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. detailhandel, dienstverlening, kantoor en horeca zijn alleen toegestaan op de begane grond;
  • b. de toegang tot detailhandel, dienstverlening, kantoor en horeca wordt georiënteerd op de voorste perceelsgrens aan de zijde van bestaande wegen;
  • c. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • d. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan, met uitzondering van het bepaalde in lid 9.1 sub g;
  • e. de oppervlakte van andere detailhandel behorende bij een verkooppunt voor motorbrandstoffen bedraagt ten hoogste 125 m²;
  • f. detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel is niet toegestaan;
  • g. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • h. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • i. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • j. zelfstandige bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
  • k. een supermarkt is niet toegestaan.
9.4.2 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroep, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er is één activiteit per woning toegestaan;
  • b. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • c. de activiteit naar omvang ondergeschikt is aan het wonen en neemt niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en totaal niet meer dan 80 m2 in beslag;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen;
  • f. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, anders dan ten behoeve van ter plaatse vervaardigde of gebruikte goederen;
  • h. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt;
  • i. de activiteit is niet toegestaan in een bijgebouw.
9.4.3 Huisvesting voor mantelzorg

Huisvesting voor mantelzorg is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. huisvesting voor mantelzorg is binnen de bestemming zonder meer toegestaan in een hoofdgebouw of in een aanbouw, uitbouw dan wel bijgebouw;
  • b. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan in de vorm van een extra huishouden op hetzelfde perceel; dit wordt niet aangemerkt als woning of als zelfstandige bewoning;
  • c. de oppervlakte voor huisvesting van mantelzorg bedraagt ten hoogste 30 m2 met dien verstande dat de in lid 9.2.1 onder e genoemde oppervlakte niet mag worden overschreden;
  • d. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan indien sprake is van medische noodzaak, onderschreven door een zorgdeskundige en uitsluitend gedurende de periode dat mantelzorg noodzakelijk is.
9.4.4 Logies en ontbijt

Verstrekking van logies en ontbijt is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. per woning zijn ten hoogste twee eenheden/kamers voor ieder ten hoogste twee personen toegestaan;
  • c. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige andere functies/activiteiten;
  • d. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor bezoekers;
  • e. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt of ondervonden;
  • f. een tweede huishouden of huisvesting van arbeidsmigranten zijn als vorm van logies en ontbijt niet toegestaan;
  • g. de activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.4.2 onder i voor het toestaan van de activiteiten in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 9.4.2 onder a tot en met h;
  • b. verzekerd wordt dat geen verzelfstandiging van de activiteit plaatsvindt;
  • c. onder het bepaalde als bedoeld onder b wordt aangemerkt een bijgebouw op een afstand van ten minste 3 meter van de bestemming Verkeer of een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst waarin is overeengekomen dat geen zelfstandige activiteit gaat plaatsvinden.
9.5.2 Logies en ontbijt in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.4.4 onder g voor het toestaan van de activiteiten in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 9.4.4 onder a tot en met f;
  • b. de logieseenheden voldoen tevens aan het bouwbesluit inzake logiesfunctie;
  • c. afwijking mag worden verleend voor bijbehorende voorzieningen voor verblijf, zoals sanitaire voorzieningen;
  • d. verzekerd wordt dat geen verzelfstandiging van de activiteit plaatsvindt;
  • e. onder het bepaalde als bedoeld onder b wordt aangemerkt een bijgebouw op een afstand van ten minste 3 meter van de bestemming Verkeer of een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst waarin is overeengekomen dat geen zelfstandige activiteit of logies voor arbeidsmigranten gaat plaatsvinden.
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
9.6.1 Beëindiging functie

Het bevoegd gezag kan de bestemming Gemengd wijzigen in de bestemming Wonen - Woningen, waarbij de wijziging wordt getoetst aan en moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging wordt toegepast indien de bestaande functie is beëindigd;
  • b. de bestemming Wonen - Woningen wordt toegepast overeenkomstig Artikel 19;
  • c. nieuwe woningen passen in het bestaande bebouwingspatroon en mogen de aanwezige samenhang niet verstoren; hieronder wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. de hoogte van de bebouwing sluit aan op de hoogte van de bestaande bebouwing op aangrenzende percelen;
    • 2. het woningtype dient overeen te komen met woningen die in de directe omgeving aanwezig zijn;
  • d. van het bepaalde onder c mag worden afgeweken indien:
    • 1. deze afwijking het ruimtelijk beeld niet overmatig en negatief beïnvloedt;
    • 2. sprake is van markering van een ruimtelijke situatie, zoals een hoeksituatie;
    • 3. een afwisseling in de eenzijdige opbouw van de buurt, wat betreft het woningtype, wordt bereikt;
    • 4. voor zover een wijzigingsplan in stedenbouwkundig opzicht mogelijk is waarin de hoogte en het woningtype van nieuwe woningen aansluiten op de omgeving als bedoeld onder c, en er geen andere noodzaak voor afwijking hiervan is dan een financieel-economische omstandigheid, kan van dit sublid geen gebruik worden gemaakt;
  • e. ruimtelijke aspecten:
    • 1. een voldoende stedenbouwkundige inpassing (zie onder c en d);
    • 2. voorzien wordt in voldoende ontsluitingsmogelijkheden;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeermogelijkheden;
  • f. planologische aspecten:
    • 1. past in het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
    • 2. past in het beleid inzake water;
  • g. milieuaspecten:
    • 1. bodemkwaliteit is geschikt voor de functie;
    • 2. vereisten van de Wet geluidhinder;
    • 3. geen onevenredig nadelige gevolgen voor bedrijven in de omgeving en/of geen onevenredig grote milieuhinder van bedrijven op de locatie;
    • 4. vereisten inzake externe veiligheid.
9.6.2 Bijzondere woonvorm

Het bevoegd gezag kan de bestemming Gemengd wijzigen ten behoeve van een bijzondere woonvorm, waarbij de wijziging wordt getoetst aan en moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bijzondere woonvorm past naar omvang in het beoogde gebouw, een en ander conform de Prestatie-eisen AWBZ-voorzieningen, en in de omgeving;
  • b. de bijzondere woonvorm mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt, waarbij tevens wordt aangetoond dat de bijzondere woonvorm geen onevenredige beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. voorzien wordt in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
  • d. in het wijzigingsplan wordt:
    • 1. de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' opgenomen;
    • 2. de volgende bepaling opgenomen: "ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' zijn gronden tevens bestemd voor een bijzondere woonvorm".

Artikel 10 Gemengd - Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. deze gronden zijn bestemd voor de bouw van:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen;
    • 3. overkappingen;
    • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • b. hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen dan wel overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak gebouwd worden;
  • d. het gezamenlijk bebouwd oppervlak van hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag per bouwperceel niet meer dan 60% bedragen.
10.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het toevoegen van nieuwe woningen is niet toegestaan;
  • b. vrijstaande, twee-aangebouwde, aaneengebouwde en gestapelde woningen mogen gebouwd worden;
  • c. de afstand van de voorgevel van de woning tot aan de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 5 m;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
10.2.3 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van een aanbouw en uitbouw, bijgebouw en overkapping gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bewegwijzering en overig straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en overige masten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • e. de bouwhoogte van vrijstaande antennes mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • f. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,75 m;
  • g. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2 onder a om nieuwe woningen toe te voegen, waarbij wordt getoetst aan en moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. nieuwe woningen passen in het bestaande bebouwingspatroon en verstoren de aanwezige samenhang niet; hieronder wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. de hoogte van de nieuwe bebouwing sluit aan op de hoogte van de bestaande bebouwing op de aangrenzende percelen;
    • 2. het woningtype dient overeen te komen met de bestaande woningen op de aangrenzende percelen;
  • b. van het bepaalde onder a mag worden afgeweken indien:
    • 1. deze afwijking het ruimtelijk beeld niet overmatig en negatief beïnvloedt;
    • 2. sprake is van markering van een ruimtelijke situatie, zoals een hoeksituatie;
    • 3. een afwisseling in de eenzijdige opbouw van de buurt, wat betreft het woningtype, wordt bereikt;
    • 4. voor zover afwijking in stedenbouwkundig opzicht mogelijk is waarin de hoogte en het woningtype van nieuwe woningen aansluiten op de omgeving als bedoeld onder a, en er geen andere noodzaak voor afwijking hiervan is dan een financieel-economische omstandigheid, kan van dit sublid geen gebruik worden gemaakt;
  • c. ruimtelijke aspecten:
    • 1. een voldoende stedenbouwkundige inpassing (zie onder a en b);
    • 2. voorzien wordt in voldoende ontsluitingsmogelijkheden;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeermogelijkheden;
  • d. planologische aspecten:
    • 1. past in het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
    • 2. past in het beleid inzake water;
  • e. milieuaspecten:
    • 1. bodemkwaliteit is geschikt voor de functie;
    • 2. vereisten van de Wet geluidhinder;
    • 3. geen onevenredig nadelige gevolgen voor bedrijven in de omgeving en/of geen onevenredig grote milieuhinder van bedrijven op de locatie;
    • 4. vereisten inzake externe veiligheid.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. dienstverlening en kantoor en horeca zijn alleen toegestaan op de begane grond;
  • b. de toegang tot dienstverlening, kantoor en horeca wordt georiënteerd op de voorste perceelsgrens aan de zijde van bestaande wegen;
  • c. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • d. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • e. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • f. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • g. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • h. zelfstandige bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan.
10.4.2 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroep, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er is één activiteit per woning toegestaan;
  • b. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • c. de activiteit naar omvang ondergeschikt is aan het wonen en neemt niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en totaal niet meer dan 80 m2 in beslag;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen;
  • f. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, anders dan ten behoeve van ter plaatse vervaardigde of gebruikte goederen;
  • h. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt;
  • i. de activiteit is niet toegestaan in een bijgebouw.
10.4.3 Huisvesting voor mantelzorg

Huisvesting voor mantelzorg is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. huisvesting voor mantelzorg is binnen de bestemming zonder meer toegestaan in een hoofdgebouw of in een aanbouw, uitbouw dan wel bijgebouw;
  • b. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan in de vorm van een extra huishouden op hetzelfde perceel; dit wordt niet aangemerkt als woning of als zelfstandige bewoning;
  • c. de oppervlakte voor huisvesting van mantelzorg bedraagt ten hoogste 30 m2 met dien verstande dat de in lid 10.2.1 onder d genoemde oppervlakte niet mag worden overschreden;
  • d. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan indien sprake is van medische noodzaak, onderschreven door een zorgdeskundige en uitsluitend gedurende de periode dat mantelzorg noodzakelijk is.
10.4.4 Logies en ontbijt

Verstrekking van logies en ontbijt is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. per woning zijn ten hoogste twee eenheden/kamers voor ieder ten hoogste twee personen toegestaan;
  • c. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige andere functies/activiteiten;
  • d. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor bezoekers;
  • e. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt of ondervonden;
  • f. een tweede huishouden of huisvesting van arbeidsmigranten zijn als vorm van logies en ontbijt niet toegestaan;
  • g. de activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.4.2 onder i voor het toestaan van de activiteiten in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 10.4.2 onder a tot en met h;
  • b. verzekerd wordt dat geen verzelfstandiging van de activiteit plaatsvindt;
  • c. onder het bepaalde als bedoeld onder b wordt aangemerkt een bijgebouw op een afstand van ten minste 3 meter van de bestemming Verkeer of een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst waarin is overeengekomen dat geen zelfstandige activiteit gaat plaatsvinden.
10.5.2 Logies en ontbijt in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.4.4 onder g voor het toestaan van de activiteiten in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 10.4.4 onder a tot en met f;
  • b. de logieseenheden voldoen tevens aan het bouwbesluit inzake de logiesfunctie;
  • c. afwijking mag worden verleend voor bijbehorende voorzieningen voor verblijf zoals sanitaire voorzieningen;
  • d. verzekerd wordt dat er geen verzelfstandiging van de activiteit plaatsvindt;
  • e. onder het bepaalde als bedoeld onder b wordt aangemerkt een bijgebouw op een afstand van ten minste 3 meter van de bestemming Verkeer of een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst waarin is overeengekomen dat geen zelfstandige activiteit of logies voor arbeidsmigranten.
10.5.3 Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 10.1 om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 10.1 genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 10.1 genoemd.

10.6 Wijzigingsbevoegdheid
10.6.1 Beëindiging functie

Het bevoegd gezag kan de bestemming Gemengd - Horeca wijzigen in de bestemming Wonen - Woningen om functiewisseling naar wonen mogelijk te maken, waarbij de wijziging wordt getoetst aan en moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging wordt toegepast indien de bestaande functie is beëindigd;
  • b. de bestemming Wonen - Woningen wordt toegepast overeenkomstig Artikel 19;
  • c. nieuwe woningen passen in het bestaande bebouwingspatroon en mogen de aanwezige samenhang niet verstoren; hieronder wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. de hoogte van de bebouwing sluit aan op de hoogte van de bestaande bebouwing op aangrenzende percelen;
    • 2. het woningtype dient overeen te komen met woningen die in de directe omgeving aanwezig zijn;
  • d. van het bepaalde onder c mag worden afgeweken indien:
    • 1. deze afwijking het ruimtelijk beeld niet overmatig en negatief beïnvloedt;
    • 2. sprake is van markering van een ruimtelijke situatie, zoals een hoeksituatie;
    • 3. een afwisseling in de eenzijdige opbouw van de buurt, wat betreft het woningtype, wordt bereikt;
    • 4. voor zover een wijzigingsplan in stedenbouwkundig opzicht mogelijk is waarin de hoogte en het woningtype van nieuwe woningen aansluiten op de omgeving als bedoeld onder c, en er geen andere noodzaak voor afwijking hiervan is dan een financieel-economische omstandigheid, kan van dit sublid geen gebruik worden gemaakt;
  • e. ruimtelijke aspecten:
    • 1. een voldoende stedenbouwkundige inpassing (zie onder c en d);
    • 2. voorzien wordt in voldoende ontsluitingsmogelijkheden;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeermogelijkheden;
  • f. planologische aspecten:
    • 1. past in het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
    • 2. past in het beleid inzake water;
  • g. milieuaspecten:
    • 1. bodemkwaliteit is geschikt voor de functie;
    • 2. vereisten van de Wet geluidhinder;
    • 3. geen onevenredig nadelige gevolgen voor bedrijven in de omgeving en/of geen onevenredig grote milieuhinder van bedrijven op de locatie;
    • 4. vereisten inzake externe veiligheid.
10.6.2 Omzetting naar detailhandel

Het bevoegd gezag kan de bestemming Gemengd - Horeca wijzigen in de bestemming Gemengd om functiewisseling naar detailhandel mogelijk te maken, waarbij de wijziging wordt getoetst aan en moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging wordt toegepast indien de functie is beëindigd;
  • b. in het wijzigingsplan wordt de bestemming Gemengd met functieaanduiding 'detailhandel' opgenomen;
  • c. de detailhandelsvestiging mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt;
  • d. voorzien wordt in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers.
10.6.3 Bijzondere woonvorm

Het bevoegd gezag kan de bestemming Gemengd - Horeca wijzigen ten behoeve van een bijzondere woonvorm, waarbij de wijziging wordt getoetst aan en moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bijzondere woonvorm past naar omvang in het beoogde gebouw, een en ander conform de Prestatie-eisen AWBZ-voorzieningen en in de omgeving;
  • b. de bijzondere woonvorm mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt, waarbij tevens wordt aangetoond dat de bijzondere woonvorm geen onevenredige beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. voorzien wordt in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
  • d. in het wijzigingsplan wordt:
    • 1. de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' opgenomen;
    • 2. de volgende bepaling opgenomen: "ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' zijn gronden tevens bestemd voor een bijzondere woonvorm".

Artikel 11 Gemengd - Voorzieningen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Voorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuur en ontspanning: atelier, creativiteitscentrum, dansschool, evenemententerrein, museum, muziekschool, sauna, wellness en daarmee vergelijkbare voorzieningen;
  • b. maatschappelijke voorziening: bibliotheek, (gezondheids)zorg, jeugdopvang, naschoolse opvang, onderwijs, openbare dienstverlening, praktijkruimte, verenigingsleven, welzijnsinstelling, zorginstelling en daarmee vergelijkbare voorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats: uitsluitend een begraafplaats;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens behoud en herstel van de cultuurhistorische waarde;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. deze gronden zijn bestemd voor de bouw van:
    • 1. gebouwen;
    • 2. overkappingen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak gebouwd worden.
11.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van gebouwen dan wel overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven, dan wel mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwvlak niet meer dan met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven, met dien verstande dat indien er geen maatvoeringsaanduiding opgenomen is het gezamenlijk oppervlak niet meer dan 60% van het perceel bedraagt;
  • d. de oppervlakte van gebouwen dan wel overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' bedraagt niet meer dan 100 m2.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bewegwijzering en overig straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en overige masten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • e. de bouwhoogte van vrijstaande antennes mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • f. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,75 m;
  • g. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.3 onder d en toestemming geven voor het bouwen van 2 m. hoge muren en andere terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen, mits de verkeerskundige en stedenbouwkundige situatie ter plaatse dat mogelijk maakt.

11.4 Wijzigingsbevoegdheid
11.4.1 Beëindiging functie

Het bevoegd gezag kan de bestemming Gemengd - Voorzieningen wijzigen in de bestemming Wonen - Bungalows en Villa's of Wonen - Woningen om functiewisseling naar wonen mogelijk te maken, waarbij de wijziging wordt getoetst aan en moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging wordt toegepast indien de bedrijfsfunctie is beëindigd;
  • b. de bestemming Wonen - Bungalows en Villa's of Wonen - Woningen wordt toegepast overeenkomstig artikel 18 of artikel 19;
  • c. nieuwe woningen passen in het bestaande bebouwingspatroon en mogen de aanwezige samenhang niet verstoren; hieronder wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. de hoogte van de bebouwing sluit aan op de hoogte van de bestaande bebouwing op aangrenzende percelen;
    • 2. het woningtype dient overeen te komen met woningen die in de directe omgeving aanwezig zijn;
  • d. van het bepaalde onder c mag worden afgeweken indien:
    • 1. deze afwijking het ruimtelijk beeld niet overmatig en negatief beïnvloedt;
    • 2. sprake is van markering van een ruimtelijke situatie, zoals een hoeksituatie;
    • 3. een afwisseling in de eenzijdige opbouw van de buurt, wat betreft het woningtype, wordt bereikt;
    • 4. voor zover een wijzigingsplan in stedenbouwkundig opzicht mogelijk is waarin de hoogte en het woningtype van nieuwe woningen aansluiten op de omgeving als bedoeld onder c, en er geen andere noodzaak voor afwijking hiervan is dan een financieel-economische omstandigheid, kan van dit sublid geen gebruik worden gemaakt;
  • e. ruimtelijke aspecten:
    • 1. een voldoende stedenbouwkundige inpassing (zie onder c en d);
    • 2. voorzien wordt in voldoende ontsluitingsmogelijkheden;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeermogelijkheden;
  • f. planologische aspecten:
    • 1. past in het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
    • 2. past in het beleid inzake water;
  • g. milieuaspecten:
    • 1. bodemkwaliteit is geschikt voor de functie;
    • 2. vereisten van de Wet geluidhinder;
    • 3. geen onevenredig nadelige gevolgen voor bedrijven in de omgeving en/of geen onevenredig grote milieuhinder van bedrijven op de locatie;
    • 4. vereisten inzake externe veiligheid.

Artikel 12 Groen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens behoud en herstel van de cultuurhistorische waarde;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afschermende beplanting': uitsluitend afschermende beplanting;
  • d. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels

Op de voor Groen aangewezen gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd worden, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag zijn dan:

  • a. bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,5 m;
  • b. lichtmasten en overige masten: 10 m;
  • c. vrijstaande antennes: 15 m;
  • d. speelvoorzieningen: 3 m;
  • e. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming als bedoeld in lid 12.1 onder c zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.
12.3.2 Uitzondering op het verbod

Het in 12.3.1 vervatte gebod is niet van toepassing op onderstaande werken en werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijnde werken of werkzaamheden op het tijdstip van de inwerkingtreding het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
12.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 12.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de afschermende werking van beplanting niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

12.4 Wijzigingsbevoegdheid
12.4.1 Verkeer en water

Het bevoegd gezag kan de bestemming Groen wijzigen in de bestemmingen Verkeer of Water, indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, waterhuishouding en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.

Artikel 13 Recreatie - Dagrecreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': volkstuinen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals centrale voorzieningen (waaronder beheers- en dienstgebouwen), groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

13.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. deze gronden zijn bestemd voor de bouw van:
  • b. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak gebouwd worden.
13.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal gebouwen en overkappingen ten behoeve van centrale voorzieningen per aanduidingsvlak met de aanduiding 'volkstuin' mag niet meer bedragen dan 1 per complex met een maximum oppervlak van 75 m2 per gebouw;
  • b. het aantal gebouwen en overkappingen mag per volkstuin niet meer bedragen dan met een maximum oppervlakte van 20 m2 per gebouw;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. het bebouwingsoppervlak per volkstuin bedraagt niet meer dan 20 m2;
  • e. het bebouwingsoppervlak van centrale voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' bedraagt per bestemmingsvlak niet meer dan 75 m2.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bewegwijzering en overig straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en overige masten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • e. de bouwhoogte van vrijstaande antennes mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • f. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,75 m;
  • g. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.3 onder d en toestemming geven voor het bouwen van 2 m. hoge muren en andere terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen, mits de verkeerskundige en stedenbouwkundige situatie ter plaatse dat mogelijk maakt.

Artikel 14 Recreatie - Verblijfsrecreatie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

14.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. deze gronden zijn bestemd voor de bouw dan wel plaatsing van:
    • 1. gebouwen;
    • 2. kampeermiddelen en bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
    • 3. overkappingen;
    • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • c. kampeermiddelen en bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf, inclusief bijbehorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, mogen uitsluitend op een standplaats worden gebouwd of geplaatst;
  • d. bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen en buiten het bouwvlak gebouwd worden.
14.2.2 Gebouwen en overkappingen

Algemeen

  • a. de afstand van gebouwen tot aan perceelsgrenzen bedraagt minimaal 2,5 m;
  • b. de afstand van een bijgebouw tot aan een standplaatsgrens bedraagt 0 of ten minste 1 m.

Gebouwen en overkappingen ten behoeve van het gebruik als bedoeld in 14.1 onder c en d

  • c. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak;
  • d. de goothoogte van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de voorzieningen bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de voorzieningen bedraagt niet meer dan 7 m.

Bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf en/of recreatiewoningen inclusief bijbehorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

  • f. de oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf en/of recreatiewoningen bedraagt per standplaats niet meer dan 54 m²;
  • g. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf en/of recreatiewoningen bedraagt per standplaats niet meer dan 3,5 m;
  • h. de afstand van een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf en/of recreatiewoningen tot aan een standplaatsgrens bedraagt 0 of ten minste 1 m.

Bedrijfswoning inclusief bijbehorende aanbouwen en uitbouwen

  • i. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m3.
  • j. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 5,5 m;
  • k. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 10 m.

Bijgebouw bij een bedrijfswoning

  • l. de oppervlakte van een bijgebouw bedraagt niet meer dan 100 m²;
  • m. de goothoogte van een bijgebouw bedraagt niet meer dan 2,75 m;
  • n. de bouwhoogte van een bijgebouw bedraagt niet meer dan 4,75 m.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op gronden die gekeerd zijn naar de openbare weg en buiten een bouwvlak liggen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,75 m;
  • e. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2.2 onder d en e voor het toestaan van een hogere goot- en/of bouwhoogte met inachtneming van het volgende:

  • a. de goot en/of bouwhoogte mag ten hoogste met 1 m worden verhoogd;
  • b. de bebouwing dient aan te sluiten bij de bebouwingselementen uit de omgeving.
14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Strijdig gebruik

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden de volgende regels:

Algemeen

  • a. op de gronden is uitsluitend verblijfsrecreatie met een bedrijfsmatige exploitatie toegestaan;
  • b. permanente bewoning of laten bewonen van kampeermiddelen, bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf met bijbehorende aan-, uit- en bijgebouwen is niet toegestaan;
  • c. recreatief nachtverblijf in bijgebouwen is niet toegestaan;
  • d. het gebruik of te laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;
  • e. het is niet toegestaan onbebouwde gronden te gebruiken voor:
    • 1. de opslag van voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen met een hoogte en een oppervlakte van respectievelijk meer dan 1,5 m en 50 m²;
    • 2. als uitstallings- opslag- en standplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen en boten;
    • 3. als opslagplaats voor bagger en grondspecie.

Aantallen

  • a. het maximale aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal standplaatsen' aangegeven aantal;
  • b. bij ten minste 95 kampeermiddelen is verblijfsrecreatie alleen toegestaan tijdens het zomerseizoen;
  • c. het aantal bijgebouwen bij vaste kampeermiddelen of bij een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 1.
14.4.2 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroep, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een woning dan wel bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er is één activiteit per woning toegestaan;
  • b. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • c. de activiteit naar omvang ondergeschikt is aan het wonen en neemt niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en totaal niet meer dan 80 m2 in beslag;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen;
  • f. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, anders dan ten behoeve van ter plaatse vervaardigde of gebruikte goederen;
  • h. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt;
  • i. de activiteit is niet toegestaan in een bijgebouw.
14.4.3 Logies en ontbijt

Verstrekking van logies en ontbijt is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. per woning zijn ten hoogste twee eenheden/kamers voor ieder ten hoogste twee personen toegestaan;
  • c. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige andere functies/activiteiten;
  • d. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor bezoekers;
  • e. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt of ondervonden;
  • f. een tweede huishouden of huisvesting van arbeidsmigranten zijn als vorm van logies en ontbijt niet toegestaan;
  • g. de activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw.
14.4.4 Huisvesting voor mantelzorg

Huisvesting voor mantelzorg is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. huisvesting voor mantelzorg is binnen de bestemming zonder meer toegestaan in een hoofdgebouw of in een aanbouw, uitbouw dan wel bijgebouw;
  • b. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan in de vorm van een extra huishouden op hetzelfde perceel; dit wordt niet aangemerkt als woning of als zelfstandige bewoning;
  • c. de oppervlakte voor huisvesting van mantelzorg bedraagt ten hoogste 30 m2 met dien verstande dat de in lid 14.2.2 onder i genoemde inhoud van een bedrijfswoning niet mag worden overschreden;
  • d. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan indien sprake is van medische noodzaak, onderschreven door een zorgdeskundige en uitsluitend gedurende de periode dat mantelzorg noodzakelijk is.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
14.5.1 Aanleg onoverdekt zwembad

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1 voor de aanleg van een onoverdekt zwembad met inachtneming van het volgende:

  • a. het zwembad mag uitsluitend ten dienste zijn aan het ter plaatste gevestigde verblijfsrecreatiebedrijf;
  • b. de afstand van het onoverdekte zwembad tot aan de perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m;
  • c. de grootte van het zwembad dient afgestemd te zijn op de omvang van het verblijfsrecreatiebedrijf en mag niet meer bedragen dan 250 m²;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.
14.5.2 Realiseren parkwinkel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1 voor het realiseren van een parkwinkel met inachtneming van het volgende:

  • a. de parkwinkel mag uitsluitend ten dienste zijn aan het ter plaatse gevestigde verblijfsrecreatiebedrijf;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste 1 parkwinkel toegestaan;
  • c. de verkoopvloeroppervlakte bedraagt ten hoogste 100 m²;
  • d. vooraf dient uit onderzoek te blijken dat de parkwinkel vanuit oogpunt van exploitatie van het desbetreffende verblijfsrecreatiebedrijf noodzakelijk is;
  • e. een parkwinkel is alleen toegestaan ten dienste van het ter plaatse gevestigde verblijfsrecreatiebedrijf;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.
14.5.3 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.4.2 onder i voor het toestaan van de activiteiten in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 14.4.2 onder a tot en met h;
  • b. verzekerd wordt dat geen verzelfstandiging van de activiteit plaatsvindt;
  • c. onder het bepaalde als bedoeld onder b wordt aangemerkt een bijgebouw op een afstand van ten minste 3 meter van de bestemming Verkeer of een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst waarin is overeengekomen dat geen zelfstandige activiteit gaat plaatsvinden.
14.5.4 Logies en ontbijt in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.4.3 onder g voor het toestaan van de activiteiten in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 14.4.3 onder a tot en met f;
  • b. de logieseenheden voldoen tevens aan het bouwbesluit inzake logiesfunctie;
  • c. afwijking mag worden verleend voor bijbehorende voorzieningen voor verblijf, zoals sanitaire voorzieningen;
  • d. verzekerd wordt dat geen verzelfstandiging van de activiteit plaatsvindt;
  • e. onder het bepaalde als bedoeld onder b wordt aangemerkt een bijgebouw op een afstand van ten minste 3 meter van de bestemming Verkeer of een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst waarin is overeengekomen dat geen zelfstandige activiteit of logies voor arbeidsmigranten gaat plaatsvinden.
14.6 Wijzigingsbevoegdheid
14.6.1 Vergroting oppervlakte bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf en recreatiewoningen

Het bevoegd gezag kan de oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf en/of recreatiewoningen met bijbehorende aan-, uit- en bijgebouwen, zoals genoemd in lid 14.2.2 onder f vergroten met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van de nieuwe bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf en/of recreatiewoningen inclusief aan-, uit en bijgebouwen is gekoppeld aan de grootte van de percelen en bedragen ten hoogste de navolgende maten:
    • 1. bij een standplaatsgrootte van 150 m² tot 300 m² mag de maximumoppervlakte van bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf, inclusief aan-, uit- en bijgebouwen niet meer bedragen dan 72 m²;
    • 2. bij een standplaatsgrootte van 300 m² tot 500 m² mag de maximumoppervlakte van bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf, inclusief aan-, uit- en bijgebouwen niet meer bedragen dan 82 m²;
    • 3. bij een standplaatsgrootte groter dan 500 m² mag de maximumoppervlakte van bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf, inclusief aan-, uit- en bijgebouwen niet meer bedragen dan 95 m²;
  • b. er wordt voldaan aan de overige regels zoals genoemd in lid 14.2 en lid 14.5;

Met inachtneming van het volgende:

  • c. op het verblijfsrecreatieterrein is geen sprake van illegaal gebruik in de vorm van permanente bewoning;
  • d. de betrokken ondernemer dient aan de hand van een ondernemingsplan aan te tonen dat een (verdere)uitbreiding of verandering van gebruiksfuncties en/of bouwmogelijkheden noodzakelijk is vanuit een oogpunt van een goede bedrijfsexploitatie;
  • e. een verzoek tot wijziging dient vergezeld te gaan van een kwaliteitsverbeteringsplan, dat tevens inzicht verschaft omtrent de mogelijke gevolgen van de voorgestane ontwikkelingen voor de omgeving (ontsluiting, verkeersaantrekkende werking, parkeervoorzieningen, gevolgen voor natuur en landschap, groenvoorzieningen);
  • f. de wijziging mag geen onevenredige schade tot gevolg hebben voor omringende recreatieve, natuur, abiotische en/of landschappelijke waarden en/of de belangen van derden, ook niet door cumulatie van activiteiten;
  • g. voorzieningen zijn alleen toegestaan ten dienste van het ter plaatse gevestigde recreatieterrein;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
  • i. voor zover de wijziging betrekking heeft op nieuwe bouwmogelijkheden dient:
    • 1. er steeds een goede landschappelijke inpassing plaats te vinden, afgestemd op de landschappelijke en/of ecologische waarden uit de omgeving;
    • 2. de bebouwingen zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande bebouwingselementen;
  • j. wijziging leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk;
  • k. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is uitsluitend mogelijk indien op het verblijfsrecreatieterrein sprake is van verblijfsrecreatie met een bedrijfsmatige exploitatie of deze bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid krijgt;
  • l. de wijziging geen onevenredige nadelige gevolgen mag hebben voor het waterbeheer en indien nodig voldoende extra waterberging wordt gerealiseerd;
  • m. de wijzigingsbevoegdheid wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • n. er is een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten met de gemeente waarin in ieder geval toepassing wordt gegeven aan:
    • 1. (het behoud van) de kwaliteitsverbetering;
    • 2. afspraken ten aanzien van aanleg en onderhoud van de landschappelijke inpassing;
    • 3. afspraken ten aanzien van eventuele benodigde waterberging.
14.6.2 Uitbreiding of verandering van gebruiksfuncties en/of bouwmogelijkheden

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen ten behoeve van:

  • a. het veranderen van de contouren en/of situering van de bouwvlakken;
  • b. het vergroten van het aantal bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

Met inachtneming van het volgende:

  • c. op het verblijfsrecreatieterrein is geen sprake van illegaal gebruik in de vorm van permanente bewoning;
  • d. de betrokken ondernemer dient aan de van een ondernemingsplan aan te tonen dat een (verdere)uitbreiding of verandering van gebruiksfuncties en/of bouwmogelijkheden noodzakelijk is vanuit een oogpunt van een goede bedrijfsexploitatie;
  • e. een verzoek tot wijziging dient vergezeld te gaan van een kwaliteitsverbeteringsplan, dat tevens inzicht verschaft omtrent de mogelijke gevolgen van de voorgestane ontwikkelingen voor de omgeving (ontsluiting, verkeersaantrekkende werking, parkeervoorzieningen, gevolgen voor natuur en landschap, groenvoorzieningen);
  • f. voorzieningen zijn alleen toegestaan ten dienste van het ter plaatse gevestigde recreatieterrein;
  • g. de wijziging mag geen onevenredige schade tot gevolg hebben voor omringende recreatieve, natuur, abiotische en/of landschappelijke waarden en/of de belangen van derden, ook niet door cumulatie van activiteiten;
  • h. voor zover de wijziging betrekking heeft op nieuwe bouwmogelijkheden dient:
    • 1. er steeds een goede landschappelijke inpassing plaats te vinden, afgestemd op de landschappelijke en/of ecologische waarden uit de omgeving;
    • 2. de bebouwingen zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande bebouwingselementen;
  • i. de maximaal toegestane oppervlakte aan bebouwing mag bij wijziging niet meer bedragen dan 20% van het huidige toegestane bebouwingspercentage;
  • j. een uitbreiding van het aantal verblijfseenheden mag niet meer bedragen dan 20% van het maximum aantal dat op basis dat ingevolge de regels is toegestaan;
  • k. wijziging leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk;
  • l. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is uitsluitend mogelijk indien op het verblijfsrecreatieterrein sprake is van verblijfsrecreatie met een bedrijfsmatige exploitatie of deze bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid krijgt;
  • m. de wijziging mag geen onevenredige nadelige gevolgen hebben voor het waterbeheer en indien nodig voldoende extra waterberging wordt gerealiseerd;
  • n. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
  • o. er is een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten met de gemeente waarin in ieder geval toepassing wordt gegeven aan:
    • 1. (het behoud van) de kwaliteitsverbetering;
    • 2. afspraken ten aanzien van aanleg en onderhoud van de landschappelijke inpassing;
    • 3. afspraken ten aanzien van eventuele benodigde waterberging.

Artikel 15 Sport

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld': sportvelden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum': een sportcentrum;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, toegangswegen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

15.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. deze gronden zijn bestemd voor de bouw van:
  • b. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak gebouwd worden.
15.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' bedraagt per bouwvlak niet meer dan 2;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de oppervlakte van gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' bedraagt per bouwvlak niet meer dan 700 m2;
  • d. de oppervlakte van gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum' bedraagt niet meer dan 5.000 m2.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels

  • a. de bouwhoogte van bewegwijzering en overig straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en overige masten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • e. de bouwhoogte van vrijstaande antennes mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • f. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,75 m;
  • g. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.3 onder d en toestemming geven voor het bouwen van 2 m. hoge muren en andere terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen, mits de verkeerskundige en stedenbouwkundige situatie ter plaatse dat mogelijk maakt.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de regel dat ondergeschikte horeca is toegestaan.

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook;
  • b. evenementen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': tevens een zend-/ontvangstinstallatie;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2 Bouwregels

Op de voor Verkeer aangewezen gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd worden met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag zijn dan:

  • a. bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,5 m;
  • b. lichtmasten en overige masten: 10 m;
  • c. vrijstaande antennes en alarmpalen: 15 m;
  • d. speelvoorzieningen: 3 m;
  • e. zend-/ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': 16 m;
  • f. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 9 m.

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. verkeer te water;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. ondergeschikt groen;
  • e. bruggen ten behoeve van langzaam verkeer.
17.2 Bouwregels

Op de voor Water aangewezen gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd worden die ten dienste staan van de in lid 17.1 genoemde bestemming, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, niet meer mag zijn dan 1,5 m;
  • b. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming als bedoeld in lid 17.1 zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2.
17.3.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 17.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op onderstaande werken en werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijnde werken of werkzaamheden op het tijdstip van de inwerkingtreding het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
17.3.3 Afwegingskader

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 17.3.1 zijn slechts toelaatbaar verleend indien door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden plaats kan vinden.

17.4 Wijzigingsbevoegdheid
17.4.1 Groen en verkeer

Het bevoegd gezag kan de bestemming Water wijzigen in de bestemmingen Groen of Verkeer, indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, waterhuishouding en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte. Voor vaststelling van het wijzigingsplan wordt met het waterschap overleg gevoerd.

Artikel 18 Wonen - Bungalows en Villa's

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Bungalows en Villa's' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in een woning in een omgeving met bungalows en villa's op ruime en groen ingerichte percelen;
  • b. het behoud en herstel van gazons en/of beplanting, voor zover de gronden zijn gelegen tussen de voorste perceelsgrens en de voorste bouwgrens;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' en 'specifieke vorm van gemengd - 2': tevens de zelfstandige uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen parkeervoorzieningen, tuinen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

18.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. deze gronden zijn bestemd voor de bouw van:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen;
    • 3. overkappingen;
    • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • b. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak gebouwd worden;
  • d. het gezamenlijk bebouwd oppervlak per bouwperceel aan gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 40% van het totale oppervlakte van het bouwperceel met een maximum van 350 m2.
18.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het toevoegenvan nieuwe woningen is niet toegestaan;
  • b. er mogen uitsluitend vrijstaande woningen gebouwd worden;
  • c. de maximale diepte van het hoofdgebouw van een vrijstaande woning, gemeten vanuit de voorgevel bedraagt niet meer dan 20 m;
  • d. de afstand van een woning tot de voorste perceelsgrens bedraagt niet meer dan 5 m;
  • e. de afstand van een woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m;
  • f. de afstand van een woning tot de achterste perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m;
  • g. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
18.2.3 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van een aanbouw en uitbouw, bijgebouw en overkapping gelden de volgende regels:

18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels

  • a. de bouwhoogte van bewegwijzering en overig straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en overige masten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • e. de bouwhoogte van vrijstaande antennes mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • f. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,75 m;
  • g. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.4 onder d en toestemming geven voor het bouwen van 2 m. hoge muren en andere terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen, mits de verkeerskundige en stedenbouwkundige situatie ter plaatse dat mogelijk maakt.

18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regels:

  • a. zelfstandige bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan.
18.4.2 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroep, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een woning, zonder de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er is één activiteit per woning toegestaan;
  • b. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • c. de activiteit naar omvang ondergeschikt is aan het wonen en neemt niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en totaal niet meer dan 80 m2 in beslag;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen;
  • f. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, anders dan ten behoeve van ter plaatse vervaardigde of gebruikte goederen;
  • h. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt;
  • i. de activiteit is niet toegestaan in een bijgebouw.
18.4.3 Zelfstandige uitoefening aan-huis-gebonden beroep

Zelfstandige uitoefening van aan-huis-gebonden beroep is toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per woning is er tussen de activiteiten naar aard en omvang samenhang, zodanig dat deze behoren tot één zelfstandig aan-huis-gebonden beroep;
  • b. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • c. de activiteit naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, dus niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van het gebouw en neemt ter plaatse van 'specifieke vorm van gemengd - 1' in totaal niet meer dan 80 m2 in beslag en ter plaatse van 'specifieke vorm van gemengd - 2' in totaal niet meer dan 120 m2;
  • d. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  • e. er vindt geen detailhandel plaats, anders dan ten behoeve van ter plaatse vervaardigde of gebruikte goederen;
  • f. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt.
18.4.4 Huisvesting voor mantelzorg

Huisvesting voor mantelzorg is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. huisvesting voor mantelzorg is binnen de bestemming zonder meer toegestaan in een hoofdgebouw of in een aanbouw, uitbouw dan wel bijgebouw;
  • b. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan in de vorm van een extra huishouden op hetzelfde perceel; dit wordt niet aangemerkt als woning of als zelfstandige bewoning;
  • c. de oppervlakte voor huisvesting van mantelzorg bedraagt ten hoogste 30 m2 met dien verstande dat de in lid 18.2.1 onder d genoemde oppervlakte niet mag worden overschreden;
  • d. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan indien sprake is van medische noodzaak, onderschreven door een zorgdeskundige en uitsluitend gedurende de periode dat mantelzorg noodzakelijk is.
18.4.5 Logies en ontbijt

Verstrekking van logies en ontbijt is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. per woning zijn ten hoogste twee eenheden/kamers voor ieder ten hoogste twee personen toegestaan;
  • c. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige andere functies/activiteiten;
  • d. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor bezoekers;
  • e. op geen andere wijze wordt hinder of overlast
  • f. een tweede huishouden of huisvesting van arbeidsmigranten zijn als vorm van logies en ontbijt niet toegestaan;
  • g. de activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw.
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
18.5.1 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.4.2 onder i voor het toestaan van de activiteiten in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 18.4.2 onder a tot en met h;
  • b. verzekerd wordt dat geen verzelfstandiging van de activiteit plaatsvindt;
  • c. onder het bepaalde als bedoeld onder b wordt aangemerkt een bijgebouw op een afstand van ten minste 3 meter van de bestemming Verkeer of een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst waarin is overeengekomen dat geen zelfstandige activiteit gaat plaatsvinden.
18.5.2 Logies en ontbijt in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.4.5 onder g voor het toestaan van de activiteiten in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 18.4.5 onder a tot en met f;
  • b. de logieseenheden voldoen tevens aan het bouwbesluit inzake logiesfunctie;
  • c. afwijking mag worden verleend voor bijbehorende voorzieningen voor verblijf, zoals sanitaire voorzieningen;
  • d. verzekerd wordt dat geen verzelfstandiging van de activiteit plaatsvindt;
  • e. onder het bepaalde als bedoeld onder b wordt aangemerkt een bijgebouw op een afstand van ten minste 3 meter van de bestemming Verkeer of een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst waarin is overeengekomen dat geen zelfstandige activiteit of logies voor arbeidsmigranten gaat plaatsvinden.
18.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.6.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming als bedoeld in lid lid 18.1 onder b zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. werkzaamheden die voorzien in het verharden van in totaal meer dan 10% van het perceel;
  • b. werkzaamheden die strekken tot de realisatie van oprijdpaden die breder zijn dan 2 meter en die naar bestaande garages lopen.
18.6.2 Uitzondering op het verbod

Het in 18.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op onderstaande werken en werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijnde werken of werkzaamheden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
18.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 18.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor het groene karakter niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

Artikel 19 Wonen - Woningen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 2': tevens erven en tuinen behorende bij woningen, alsmede voor hobbymatig en ondergeschikt agrarisch gebruik, zoals hobbymatig houden van vee, hobbymatige paardrijactiviteiten, een volkstuin of siertuin;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens behoud en herstel van de cultuurhistorische waarde;
  • d. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'tuin' is uitsluitend een tuin toegestaan;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

19.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. deze gronden zijn bestemd voor de bouw van:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen;
    • 3. overkappingen;
    • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak gebouwd worden, met dien verstande dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ook op gronden met de aanduiding 'tuin' gebouwd mogen worden.
19.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het toevoegen van nieuwe woningen is niet toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande woningen gebouwd worden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'twee aaneen' mogen vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen gebouwd worden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen vrijstaande, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen gebouwd worden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen vrijstaande, twee-aaneengebouwde, aaneengebouwde en gestapelde woningen gebouwd worden;
  • f. de maximale diepte van het hoofdgebouw van een vrijstaande woning, gemeten vanuit de voorgevel, bedraagt niet meer dan 15 m;
  • g. de maximale diepte van het hoofdgebouw van een twee-aaneengebouwde dan wel aaneengebouwde woning, gemeten vanuit de voorgevel, bedraagt niet meer dan 12,5 m;
  • h. de afstand van een vrijstaande woning tot de voorste bouwgrens bedraagt niet meer dan 4 m;
  • i. de afstand van een twee-aaneengebouwde dan wel een aaneengebouwde woning tot de voorste bouwgrens bedraagt niet meer dan 2 m;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder h geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' de afstand van een vrijstaande woning tot de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 2 m;
  • k. de afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;
  • l. de afstand van een twee-aaneengebouwde of aaneengebouwde woning dan wel een vrijstaande woning tot de achterste perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m;
  • m. de afstand van een twee-aaneengebouwde woning tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m;
  • n. de afstand van de achtergevel van een aaneengebouwde woning tot de achtergevel van een aangebouwd hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 2,5 m;
  • o. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
19.2.3 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van een aanbouw en uitbouw, bijgebouw en overkapping gelden de volgende regels:

  • a. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen dan wel overkappingen dienen minimaal 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. perceel kleiner dan 800 m2: 50% van het perceel en ten hoogste 50 m2;
    • 2. perceel tussen de 801 en 1.600 m2: 60 m2;
    • 3. perceel tussen de 1.601 en 4.000 m2: 75 m2;
    • 4. perceel groter dan 4.000 m2: 100 m2;
  • e. het gezamenlijk oppervlak zoals genoemd onder d geldt uitsluitend voor de gronden die op een grotere afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw zijn gelegen dan de in lid 19.2.2 onder f en g genoemde afstandsmaten;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 2' niet meer bedragen dan 20 m2.
19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels

  • a. de bouwhoogte van bewegwijzering en overig straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en overige masten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • e. de bouwhoogte van vrijstaande antennes mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • f. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,75 m;
  • g. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Bebouwingsmogelijkheid hoekpercelen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2.1 onder b:

  • a. voor het bouwen van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw dan wel een overkapping bij een woning op een hoekperceel tussen het bouwvlak en de zijdelingse perceelsgrens, mits de verkeerskundige en stedenbouwkundige situatie ter plaatse dat mogelijk maakt en met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van de aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping tot de voorgevel van het hoofdgebouw ten minste 3 meter bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 3 meter bedraagt; 
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen dan wel overkappingen mag niet meer bedragen dan op grond van het bepaalde in lid 19.2.3 onder d is toegestaan.
19.3.2 Aantal woningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2.2 onder a om nieuwe woningen te voegen, waarbij wordt getoetst aan en moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. nieuwe woningen passen in het bestaande bebouwingspatroon en verstoren de aanwezige samenhang niet; hieronder wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. de hoogte van de nieuwe bebouwing sluit aan op de hoogte van de bestaande bebouwing op de aangrenzende percelen;
    • 2. het woningtype dient overeen te komen met de bestaande woningen op de aangrenzende percelen;
  • b. van het bepaalde onder a mag worden afgeweken indien:
    • 1. deze afwijking het ruimtelijk beeld niet overmatig en negatief beïnvloedt;
    • 2. sprake is van markering van een ruimtelijke situatie, zoals een hoeksituatie;
    • 3. een afwisseling in de eenzijdige opbouw van de buurt, wat betreft het woningtype, wordt bereikt;
    • 4. voor zover afwijking in stedenbouwkundig opzicht mogelijk is waarin de hoogte en het woningtype van nieuwe woningen aansluiten op de omgeving als bedoeld onder a, en er geen andere noodzaak voor afwijking hiervan is dan een financieel-economische omstandigheid, kan van dit sublid geen gebruik worden gemaakt;
  • c. ruimtelijke aspecten:
    • 1. een voldoende stedenbouwkundige inpassing (zie onder a en b);
    • 2. voorzien wordt in voldoende ontsluitingsmogelijkheden;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeermogelijkheden;
  • d. planologische aspecten:
    • 1. past in het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
    • 2. past in het beleid inzake water;
  • e. milieuaspecten:
    • 1. bodemkwaliteit is geschikt voor de functie;
    • 2. vereisten van de Wet geluidhinder;
    • 3. geen onevenredig nadelige gevolgen voor bedrijven in de omgeving en/of geen onevenredig grote milieuhinder van bedrijven op de locatie;
    • 4. vereisten inzake externe veiligheid.
19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regels:

  • a. zelfstandige bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan.
19.4.2 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroep, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er is één activiteit per woning toegestaan;
  • b. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • c. de activiteit naar omvang ondergeschikt is aan het wonen en neemt niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en totaal niet meer dan 80 m2 in beslag;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen;
  • f. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, anders dan ten behoeve van ter plaatse vervaardigde of gebruikte goederen;
  • h. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt;
  • i. de activiteit is niet toegestaan in een bijgebouw.
19.4.3 Huisvesting voor mantelzorg

Huisvesting voor mantelzorg is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. huisvesting voor mantelzorg is binnen de bestemming zonder meer toegestaan in een hoofdgebouw of in een aanbouw, uitbouw dan wel bijgebouw;
  • b. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan in de vorm van een extra huishouden op hetzelfde perceel; dit wordt niet aangemerkt als woning of als zelfstandige bewoning;
  • c. de oppervlakte voor huisvesting van mantelzorg bedraagt ten hoogste 30 m2 waarbij geldt dat indien de huisvesting in een aanbouw, uitbouw dan wel bijgebouw wordt gerealiseerd het oppervlakte van 30 m2 wordt meegerekend in de maximale oppervlakte als bedoeld in lid 19.2.3 onder d;
  • d. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan indien sprake is van medische noodzaak, onderschreven door een zorgdeskundige en uitsluitend gedurende de periode dat mantelzorg noodzakelijk is.
19.4.4 Logies en ontbijt

Verstrekking van logies en ontbijt is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. per woning zijn ten hoogste twee eenheden/kamers voor ieder ten hoogste twee personen toegestaan;
  • c. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige andere functies/activiteiten;
  • d. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor bezoekers;
  • e. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt of ondervonden;
  • f. een tweede huishouden of huisvesting van arbeidsmigranten zijn als vorm van logies en ontbijt niet toegestaan;
  • g. de activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw.
19.4.5 Aanduiding tuin

Gebruik van gronden met de aanduiding 'tuin' is uitsluitend toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. verharding is niet toegestaan;
  • b. deze gronden worden niet aangemerkt als erf als bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.
19.5 Afwijken van de gebruiksregels
19.5.1 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.4.2 onder i voor het toestaan van de activiteiten in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 19.4.2 onder a tot en met h;
  • b. verzekerd wordt dat geen verzelfstandiging van de activiteit plaatsvindt;
  • c. onder het bepaalde als bedoeld onder b wordt aangemerkt een bijgebouw op een afstand van ten minste 3 meter van de bestemming Verkeer of een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst waarin is overeengekomen dat geen zelfstandige activiteit gaat plaatsvinden.
19.5.2 Logies en ontbijt in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.4.4 onder g voor het toestaan van de activiteiten in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 19.4.4 onder a tot en met f;
  • b. de logieseenheden voldoen tevens aan het bouwbesluit inzake logiesfunctie;
  • c. afwijking mag worden verleend voor bijbehorende voorzieningen voor verblijf, zoals sanitaire voorzieningen;
  • d. verzekerd wordt dat geen verzelfstandiging van de activiteit plaatsvindt;
  • e. onder het bepaalde als bedoeld onder b wordt aangemerkt een bijgebouw op een afstand van ten minste 3 meter van de bestemming Verkeer of een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst waarin is overeengekomen dat geen zelfstandige activiteit of logies voor arbeidsmigranten gaat plaatsvinden.
19.6 Wijzigingsbevoegdheid
19.6.1 Woningtype

Het bevoegd gezag kan het woningtype wijzigen, waarbij de wijziging wordt getoetst aan en moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. nieuwe woningen passen in het bestaande bebouwingspatroon en verstoren de aanwezige samenhang niet; hieronder wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. de hoogte van de nieuwe bebouwing sluit aan op de hoogte van de bestaande bebouwing op aangrenzende percelen;
    • 2. het woningtype dient overeen te komen met de bestaande woningen op de aangrenzende percelen;
  • b. van het bepaalde onder a mag worden afgeweken indien:
    • 1. deze afwijking het ruimtelijk beeld niet overmatig en negatief beïnvloedt;
    • 2. sprake is van markering van een ruimtelijke situatie, zoals een hoeksituatie;
    • 3. een afwisseling in de eenzijdige opbouw van de buurt, wat betreft het woningtype, wordt bereikt;
    • 4. voor zover een wijzigingsplan in stedenbouwkundig opzicht mogelijk is waarin de hoogte en het woningtype van nieuwe woningen aansluiten op de omgeving als bedoeld onder a, en er geen andere noodzaak voor afwijking hiervan is dan een financieel-economische omstandigheid, kan van dit sublid geen gebruik worden gemaakt;
  • c. ruimtelijke aspecten:
    • 1. een voldoende stedenbouwkundige inpassing (zie onder a en b);
    • 2. voldoende ontsluitingsmogelijkheden;
    • 3. voldoende parkeermogelijkheden;
  • d. planologische aspecten:
    • 1. past in het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
  • e. milieuaspecten:
    • 1. vereisten inzake externe veiligheid.
19.6.2 Bijzondere woonvorm

Het bevoegd gezag kan de bestemming Wonen - Woningen wijzigen ten behoeve van een bijzondere woonvorm, waarbij de wijziging wordt getoetst aan en moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bijzondere woonvorm past naar omvang in het beoogde gebouw, een en ander conform de Prestatie-eisen AWBZ-voorzieningen, en in de omgeving;
  • b. de bijzondere woonvorm mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt, waarbij tevens wordt aangetoond dat de bijzondere woonvorm geen onevenredige beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. voorzien wordt in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
  • d. in het wijzigingsplan wordt:
    • 1. de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' opgenomen;
    • 2. de volgende bepaling opgenomen: "ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' zijn gronden tevens bestemd voor een bijzondere woonvorm".

Artikel 20 Wonen - Woonwagens

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagens' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woonwagen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen parkeervoorzieningen, tuinen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

20.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. deze gronden zijn bestemd voor de bouw van:
    • 1. hoofdgebouw;
    • 2. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen;
    • 3. overkappingen;
    • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. woonwagens, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • d. het gezamenlijk bebouwd oppervlak van hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag per bouwperceel niet meer dan 20% bedragen.
20.2.2 Woonwagens

Voor het bouwen van woonwagens gelden de volgende regels:

  • a. het plaatsen van nieuwe woonwagens is niet toegestaan;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven.
20.2.3 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van een aanbouw en uitbouw, bijgebouw en overkapping geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.

20.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bewegwijzering en overig straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en overige masten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • e. de bouwhoogte van vrijstaande antennes mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • f. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,75 m;
  • g. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
20.3 Specifieke gebruiksregels
20.3.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regels:

  • a. zelfstandige bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan.
20.3.2 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroep, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er is één activiteit per woning toegestaan;
  • b. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • c. de activiteit naar omvang ondergeschikt is aan het wonen en niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woonwagen en in totaal niet meer dan 80 m2 in beslag neemt;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen;
  • f. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, anders dan ten behoeve van ter plaatse vervaardigde of gebruikte goederen;
  • h. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt;
  • i. de activiteit is niet toegestaan in een bijgebouw.
20.3.3 Huisvesting voor mantelzorg

Huisvesting voor mantelzorg is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. huisvesting voor mantelzorg is binnen de bestemming zonder meer toegestaan in een hoofdgebouw of in een aanbouw, uitbouw dan wel bijgebouw;
  • b. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan in de vorm van een extra huishouden op hetzelfde perceel; dit wordt niet aangemerkt als woning of als zelfstandige bewoning;
  • c. de oppervlakte voor huisvesting van mantelzorg bedraagt ten hoogste 30 m2 en wordt meegerekend in de maximale oppervlakte als bedoeld in lid 20.2.1 onder d;
  • d. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan indien sprake is van medische noodzaak, onderschreven door een zorgdeskundige en uitsluitend gedurende de periode dat mantelzorg noodzakelijk is.
20.4 Afwijken van de gebruiksregels
20.4.1 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.3.2 onder i voor het toestaan van de activiteiten in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 20.3.2 onder a tot en met h;
  • b. verzekerd wordt dat geen verzelfstandiging van de activiteit plaatsvindt;
  • c. onder het bepaalde als bedoeld onder b wordt aangemerkt een bijgebouw op een afstand van ten minste 3 meter van de bestemming Verkeer of een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst waarin is overeengekomen dat geen zelfstandige activiteit gaat plaatsvinden.

Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden, zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarvan de veiligheidsafstand valt binnen de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding', waaronder in ieder geval zijn begrepen de aanwezige, bestaande hoogspanningsverbindingen.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming wordt opgericht, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 20 m;
  • b. ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend gebouwd worden, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 21.2 onder b, voor het toepassen van afwijkingsbevoegdheden in de andere bestemmingen, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over het verlenen van afwijking te beslissen wint het bevoegd gezag hieromtrent schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en).

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming als bedoeld in lid 21.1 zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van beplanting en bomen;
  • b. het permanent opslaan van goederen.
21.4.2 Uitzondering op het verbod

Het in 21.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op onderstaande werken en werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste aanzien van de verbinding en belemmeringenstrook en functies van de andere bestemmingen;
  • b. reeds in uitvoering zijnde werken of werkzaamheden op het tijdstip van de inwerkingtreding het plan;
  • c. werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de uitvoeren van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor afwijken is verleend zoals bedoeld in lid 21.1;
  • d. werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
21.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 21.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden te beslissen wint het bevoegd gezag hieromtrent schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en).

Artikel 22 Leiding - Koolwaterstof

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Koolwaterstof' aangewezen gronden, zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van leidingen voor vloeibare koolwaterstof met een diameter van maximaal 8 inch en een druk van maximaal 80 bar.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming wordt opgericht, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend gebouwd worden, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering dan wel het bouwplan gerealiseerd mag worden krachts een reeds verleende vergunning.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.3.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming als bedoeld in lid 22.1 zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.
22.3.2 Uitzondering op het verbod

Het in 22.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op onderstaande werken en werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijnde werken of werkzaamheden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor afwijken is verleend, zoals bedoeld in lid 22.2;
  • d. werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
22.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in sublid 22.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden te beslissen wint het bevoegd gezag hieromtrent schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en).

Artikel 23 Leiding - Riool

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden, zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolwatertransportleiding.

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming wordt opgericht, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend gebouwd worden, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering dan wel het bouwplan gerealiseerd mag worden krachtens een reeds verleende vergunning.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.3.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming als bedoeld in lid 23.1 of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken bouwwerk zijnde en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.
23.3.2 Uitzondering op het verbod

Het in 23.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op onderstaande werken en werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijnde werken of werkzaamheden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor afwijken is verleend, zoals bedoeld in lid 23.2;
  • d. werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
23.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in sublid 23.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden te beslissen wint het bevoegd gezag hieromtrent schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en).

Artikel 24 Waarde - Archeologie - 1

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

24.2.1 Bouwen
  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 24.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
  • b. voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
24.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in lid 24.2.1 onder b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
24.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in lid 24.2.1 onder b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 24.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

24.2.4 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 24.2.1 onder b, 24.2.2 en 24.2.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing, vergroting of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, wordt uitgebreid binnen een afstand van maximaal 3 meter van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
  • c. een bouwwerk waarvoor de graafwerkzaamheden om het bouwwerk te plaatsen niet dieper reiken dan 0,30 meter onder peil.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.3.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen, verlagen of afgraven van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt;
  • f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt en de bodem te verstoren op een grotere diepte dan 0,30 m;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,30 m;
  • h. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,30 m, waartoe ook wordt gerekend het verwijderen van bestaande funderingen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt.
24.3.2 Uitzondering op het verbod

Het in lid 24.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 24.2 in acht is genomen;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • d. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
24.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 24.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in lid 24.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
24.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
  • b. aan gronden zonder of met een andere archeologische waarde de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 25 Waarde - Archeologie - 3

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

25.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

25.2.1 Bouwen
  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 25.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
  • b. voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
25.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in lid 25.2.1 onder b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
25.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in lid 25.2.1 onder b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 25.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

25.2.4 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 25.2.1 onder b, 25.2.2 en 25.2.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing, vergroting of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, wordt uitgebreid binnen een afstand van maximaal 3 meter van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
  • c. een bouwwerk waarvoor de graafwerkzaamheden om het bouwwerk te plaatsen niet dieper reiken dan 0,50 meter onder peil.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.3.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen, verlagen of afgraven van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt;
  • f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt en de bodem te verstoren op een grotere diepte dan 0,50 m;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,50 m;
  • h. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 m, waartoe ook wordt gerekend het verwijderen van bestaande funderingen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt.
25.3.2 Uitzondering op het verbod

Het in lid 25.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 25.2 in acht is genomen;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • d. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
25.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 25.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in lid 25.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
25.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
  • b. aan gronden zonder of met een andere archeologische waarde de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 26 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd Dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van het beschermd dorpsgezicht.

26.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

26.2.1 Bouwen
  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
  • b. voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen mag het bouwen de waarden van het beschermd dorpsgezicht niet aantasten ten aanzien van:
    • 1. de architectonische waarde in verband met de afleesbare stijlontwikkelingen in de bebouwing;
    • 2. de gaafheid in hoofdvorm van stedenbouwkundige concepten;
    • 3. de gaafheid in vorm èn details van gebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde';
    • 4. de aanwezigheid van zowel vrijstaande, dubbele woonhuizen als ook grotere complexen met bijzondere ensemblewaarde.
26.2.2 Bouwverbod

Indien de waarden van het beschermd dorpsgezicht door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, dan wordt de vergunning geweigerd.

26.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
26.3.1 Vergunningplicht

Voor het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken is een omgevingsvergunning vereist.

26.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 26.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. naar het oordeel van het bevoegd gezag aannemelijk maken dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd;
  • b. het normaal onderhoud betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
26.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
  • c. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • d. het delen van een gebouw betreft die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 27 Waarde - Cultuurhistorie

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming van de molen als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element.

27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. binnen een afstand van 100 meter tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een bouwhoogte van meer dan 0 meter;
  • b. binnen een afstand van 100 meter tot 200 meter tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een bouwhoogte van meer dan 5 meter;
  • c. binnen een afstand van 200 meter tot 300 meter tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een bouwhoogte van meer dan 7 meter;
  • d. binnen een afstand van 300 meter tot 400 meter tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een bouwhoogte van meer dan 9 meter;
  • e. binnen een afstand van 400 meter tot 500 meter tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een bouwhoogte van meer dan 11 meter;
  • f. indien op grond van de regels voor de andere, op deze gronden voorkomende bestemmingen een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m e, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van de andere bestemmingen;
  • g. indien op grond van de regels voor de andere, op deze gronden voorkomende bestemmingen een hogere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m e, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van de bestaande bouwwerken.
27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 27.2 a t/m e indien:

  • a. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
  • b. toepassing van de in lid 27.2 onder a t/m e bedoelde maten de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is binnen een afstand van 500 meter van de molen verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Cultuurhistorie zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting;
  • b. het ophogen van gronden.
27.4.2 Uitzondering op het verbod

Het verbod van lid 27.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal beheer of onderhoud ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
  • c. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ingevolge deze regels een omgevingsvergunning voor afwijken is verleend;
  • d. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting die als zij volgroeid zijn, niet hoger zijn dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte van de bouwwerken een ander als bedoeld in lid 27.2.
27.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de belangen van de molen als werktuig en als beeldbepalend element. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden te beslissen, wint het bevoegd gezag hieromtrent schriftelijk advies in bij de molendeskundige.

Artikel 28 Waterstaat - regionaal waterbergingsgebied

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - regionaal waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en het onderhoud van de in deze zone gelegen dan wel aan deze zone grenzende waterbergingsgebieden.

28.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 m;
  • b. in het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor op de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
28.3 Afwijken van de bouwregels
28.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.1 en lid 28.2 en toestemming geven voor het bouwen van gebouwen die ten dienste staan van de onderliggende bestemming(en).

28.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. de in sublid 28.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de werken en/of werkzaamheden dan wel de daarvan (indirect of direct) te verwachten gevolgen niet in strijd zijn met het doelmatig functioneren van het waterbergingsgebied;
  • b. met betrekking tot de gevolgen voor het waterbergend vermogen wordt advies gevraagd aan het waterschap.
28.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  • a. in het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor op de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
28.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
28.5.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming als bedoeld in lid 28.1 zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) buiten het bouwvlak de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het aanbrengen van kaden en het wijzigen daarvan.
28.5.2 Uitzondering op het verbod

Het in 28.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op onderstaande werken en werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de (onderliggende) bestemming(en);
  • b. reeds in uitvoering zijnde werken of werkzaamheden op het tijdstip van de inwerkingtreding het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
28.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 28.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien de werken of werkzaamheden dan wel de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen niet in strijd zijn met het doelmatig functioneren van het waterbergingsgebied. Met betrekking tot de gevolgen voor het waterbergend vermogen wordt advies gevraagd aan het waterschap.

Artikel 29 Waterstaat - reserveringsgebied waterberging

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - reserveringsgebied waterberging' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en het onderhoud van de in deze zone gelegen dan wel aan deze zone grenzende reserveringsgebieden voor waterberging.

29.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 m;
  • b. in het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor op de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
29.3 Afwijken van de bouwregels
29.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.1 en lid 29.2 en toestemming geven voor het bouwen van gebouwen die ten dienste staan van de onderliggende bestemming(en).

29.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. de in sublid 29.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de werken en/of werkzaamheden dan wel de daarvan (indirect of direct) te verwachten gevolgen niet in strijd zijn met het doelmatig functioneren van het waterbergingsgebied;
  • b. met betrekking tot de gevolgen voor het waterbergend vermogen wordt advies gevraagd aan het waterschap.
29.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  • a. in het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor op de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
29.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
29.5.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming als bedoeld in lid 29.1 zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) buiten het bouwvlak de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het aanbrengen van kaden en het wijzigen daarvan.
29.5.2 Uitzondering op het verbod

Het in 29.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op onderstaande werken en werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de (onderliggende) bestemming(en);
  • b. reeds in uitvoering zijnde werken of werkzaamheden op het tijdstip van de inwerkingtreding het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
29.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 29.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien de werken of werkzaamheden dan wel de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen niet in strijd zijn met het doelmatig functioneren van het reserveringsgebied voor waterberging. Met betrekking tot de gevolgen voor het waterbergend vermogen wordt advies gevraagd aan het waterschap.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 30 Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 31 Algemene bouwregels

31.1 Afwijking bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
31.2 Bestaande maten
31.2.1 Bouwregels
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
31.2.2 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.2.1 onder b voor:
    • 1. het toestaan van herbouw van een gebouw met dezelfde oppervlakte of kleiner, indien de afstand tot perceelsgrenzen:
      • gelijk blijft of wordt verkleind bij een maximum maat;
      • gelijk blijft of wordt vergroot bij een minimum maat;
    • 2. het toestaan van uitbreiding van een gebouw tot ten hoogste de maximum diepte of oppervlakte, indien de afstand tot perceelsgrenzen:
      • gelijk blijft of wordt verkleind bij een maximum maat;
      • gelijk blijft of wordt vergroot bij een minimum maat;
  • b. Afwijking als bedoeld onder a is toegestaan voor zover geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
31.3 Ondergronds bouwen
31.3.1 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak met dien verstande dat ondergrondse bouwwerken ten behoeve van openbare voorzieningen zowel binnen als buiten een bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak boven het peil;
  • c. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken wordt bij de in hoofdstuk 2 opgenomen oppervlaktematen meegeteld voor zover niet op dezelfde plaats boven peil een gebouw aanwezig is;
  • d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter onder peil, met dien verstande dat een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden.
31.3.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 31.1 onder c omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
31.3.3 Bouwen van zwembaden

Op een perceel is ten hoogste 1 niet-overdekt zwembad toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel van een hoofdgebouw of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van de zijdelingse en van de achterste perceelsgrens;
  • b. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
  • c. de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 100 m² bedragen;
  • d. de diepte van het zwembad bedraagt maximaal 3 meter onder peil.

Artikel 32 Algemene aanduidingsregels

32.1 Veiligheidszone - lpg

In afwijking van hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' de volgende regel:

32.2 Veiligheidszone - koolwaterstof

In afwijking van hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - koolwaterstof' de volgende regel:

32.3 Wetgevingszone - wijzigingsgebied woonwerkwoningen

Het bevoegd gezag kan op de gronden met de gebiedsaanduiding Wetgevingszone - wijzigingsgebied woonwerkwoningen' de bestemming Bedrijventerrein wijzigen voor het toestaan van een woonwerkwoning, waarbij de wijziging wordt getoetst aan en moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. in het wijzigingsplan wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - woonwerkwoning' opgenomen;
  • b. voldaan wordt aan het bepaalde als bedoeld in lid 5.2.2;
  • c. in aanvulling op het vorenstaande moet worden getoetst en voldaan aan het bepaalde in d tot en met f:
  • d. ruimtelijke aspecten:
    • 1. een voldoende stedenbouwkundige inpassing;
    • 2. voorzien wordt in voldoende ontsluitingsmogelijkheden;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeermogelijkheden;
  • e. planologische aspecten:
    • 1. past in het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
    • 2. past in het beleid inzake water;
  • f. milieuaspecten:
    • 1. bodemkwaliteit geschikt is voor de functie;
    • 2. vereisten van de Wet geluidhinder;
    • 3. geen onevenredig nadelige gevolgen voor bedrijven in de omgeving en/of geen onevenredig grote milieuhinder van bedrijven op de locatie;
    • 4. vereisten inzake externe veiligheid.

Artikel 33 Algemene afwijkingsregels

33.1 Maten en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. de overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.


De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 34 Algemene wijzigingsregels

34.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 35 Overige regels

35.1 Waarborgen voldoende parkeer- en laad- en losgelegenheid

Ten behoeve van het voorzien in voldoende parkeer- en laad- en losgelegenheid, gelden de volgende regels:

  • a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de op 24 augustus 2016 vastgestelde 'Nota Parkeernormen 2016' van de gemeente Oisterwijk;
  • b. indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen;
  • c. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a en toestaan, dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden op eigen terrein, indien:
    • 1. er voldoende parkeergelegenheid in openbaar gebied is, of;
    • 2. er door andere omstandigheden mede verband houdende met de aard en omvang van de nieuwe functie of het bouwwerk zoals dubbelgebruik, aanwezigheidspercentages en fietsgebruik volstaan kan worden met een lagere norm;
    • 3. afwijken van de regels zoals bedoeld onder c. is slechts mogelijk indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de parkeersituatie in de openbare ruimte;
      • de woon- en leefsituatie;
  • d. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a., in die zin dat meer parkeerplaatsen worden geëist dan het aantal dat als voldoende parkeergelegenheid wordt beschouwd, indien het voorgenomen gebruik van het bouwwerk daartoe aanleiding geeft;
  • e. indien het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen ofwel laden en lossen als bedoeld onder a. en b. gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging;
  • f. parkeergelegenheid die gerealiseerd is om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid, dient in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 36 Overgangsrecht

36.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
36.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
36.3 Persoonsgebonden overgangsrecht
  • a. In afwijking van het bepaalde in lid 36.2 is het gebruik van het gebouw midden op het perceel en direct achter de woning op het perceel Oisterwijkseweg 68 voor het door de heer P.J. Gelden en/of mevrouw E.P.C. Gelden-Koks bieden van beperkte beoefening van instructiezwemmen toegestaan;
  • b. het persoonsgebonden overgangsrecht zoals genoemd onder a eindigt zodra de genoemde personen komen te overlijden dan wel nadat genoemde personen het eigendom van het betreffende perceel vervreemden of elders gaan wonen;
  • c. onder beperkte beoefening van instructiezwemmen zoals genoemd onder a wordt verstaan een beperkte tijd, beperkte omvang van het zwembad en beperkte effecten voor de omgeving, een en ander voor zover:
    • 1. overlast voor omwonenden tot een minimum wordt beperkt;
    • 2. het aantal lesuren en lesdagen gedurende de periode 1 april - 1 oktober ten hoogste 16 uur en vijf dagen per week bedraagt en gedurende de periode 1 oktober tot 1 april ten hoogste 12,5 uur en vier dagen per week bedraagt een en ander tot uiterlijk 19.00 uur;
    • 3. tijdens de weekenden en de schoolvakanties geen zweminstructies worden gegeven;
    • 4. de oppervlakte van het onder a genoemde gebouw ten hoogste 50 m² bedraagt;
    • 5. direct voorafgaand en tijdens zweminstructie parkeren door bezoekers plaatsvindt ten noorden en noordoosten van het onder a bedoelde gebouw op een afstand van ten minste 4 meter van de noordgrens van het perceel;
    • 6. bezoekers voor zweminstructie uitsluitend de in- en uitgang gebruiken aan de oostzijde van het onder a genoemde gebouw en het verblijf/wachten door bezoekers op een te creëren wachtplaats binnen het gebouw of buiten het gebouw binnen een afstand van 15 meter van de oostgrens van het perceel plaatsvindt (aan de achterzijde van het perceel);
    • 7. direct voorafgaand en tijdens zweminstructie het gebruik van de verharding aan de noordzijde en ter hoogte van de woning Oisterwijkseweg 68 voor parkeren niet mogelijk is.

Artikel 37 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Kom Moergestel'.