Buitengebied, veegplan 2018

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0823.BPBGveegplan2018-VAST
Plantype: bestemmingsplan

Inhoud

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

Artikel 6 Bedrijf

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

Artikel 8 Groen

Artikel 9 Natuur

Artikel 10 Recreatie

Artikel 11 Wonen

Artikel 12 Leiding

Artikel 13 Waarde – Archeologie 1

Artikel 14 Waarde – Archeologie 3

Artikel 15 Waarde – Archeologie 4

Artikel 16 Waarde – Archeologie 5

Artikel 17 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

Artikel 18 Waterstaat - Natte natuurparel

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 19 Anti-dubbeltelbepaling

Artikel 20 Algemene bouwregels

Artikel 21 Algemene sloopregels

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

Artikel 23 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 24 Algemene aanduidingsregels

Artikel 25 Algemene afwijkingregels

Artikel 26 Algemene wijzigingsregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

Artikel 28 Slotregel

 

 

 

Bijlagen:

Bijlage 1: Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties

Bijlage 2: Bebouwingsconcentraties

Bijlage 3: Kadernota intensieve veehouderij Oirschot

Bijlage 4: Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 5: Landschapsinvesteringsregeling de Kempen

Bijlage 6: Archeologische verwachtingen- en waardenkaart Oirschot

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

  1. plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied, veegplan 2018' met identificatienummer NL.IMRO.0823.BPBGveegplan2018-VAST van de gemeente Oirschot.

 

  1. bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

  1. aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

  1. aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

  1. aan-huis-verbonden bedrijf:

bedrijvigheid in de milieucategorieën 1 en 2 (op basis van VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering), dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zoals een kappersbedrijf, een schoonheidssalon en een pedicure.

 

  1. aan-huis-verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerk met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zoals een huisartsenpraktijk, een fysiotherapiepraktijk, een architectenbureau en een advocatenkantoor.

 

  1. aardkundige waarden:

landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals bodemopbouw/-samenstelling, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding (kwelgebieden), afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

 

  1. achtergevelrooilijn:

  1. de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;

  2. indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak op de verbeelding is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw - zonder bijbehorende bouwwerken – alsmede het verlengde daarvan;

 

  1. afhankelijke woonruimte:

een bijbehorend bouwwerk, geen woning zijnde, bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huisvesting van één of meer personen, is ondergebracht.

 

  1. agrarisch bedrijf:

een bedrijf, groter dan 10 NGE, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden en het (op)fokken van dieren. Onder agrarische bedrijven zijn tevens begrepen boomteeltbedrijven, paardenhouderijen en paardenfokkerijen.

 

  1. agrarisch-technisch hulpbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden en/of medisch verzorgen van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

 

Voorbeelden van agrarisch-technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven.

 

  1. agrarisch-verwant bedrijf:

een bedrijf met een dienstverlenende functie aan de agrarische sector waarbij gebruik wordt gemaakt van landbouwproducten, planten of dieren en/of diensten, zoals een veehandelbedrijf, mesthandelsbedrijf, kleinschalige composteerinrichting, agrarische machineverhuur, veevoerhandel, groothandel in agrarische producten, met uitzondering van mestbewerking.

 

  1. archeologische waarden:

cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik in deze bodem, en die als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

 

  1. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

  1. bebouwingscluster:

een vlakvormige verzameling van gebouwen.

 

  1. bebouwingsconcentratie:

een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.

 

  1. bebouwingslint:

een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg in het buitengebied, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige niet-buitengebiedgebonden functies.

 

  1. bebouwingspercentage:

een opgenomen getal dat het percentage van een bouw- of bestemmingsvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

 

  1. bed and breakfast:

een nevenactiviteit, gekoppeld aan de woonfunctie, met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft. Onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

 

  1. bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan (o.a. statische opslag), installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, uitgezonderd aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten.

 

  1. bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

 

  1. bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon of huishouden, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

 

  1. beeldbepalend pand:

een te handhaven pand gezien het karakter en de betekenis voor het landschappelijke, stedenbouwkundige en cultuurhistorische beeld ter plaatse, niet zijnde monumenten.

 

  1. beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening gehouden moet worden.

 

  1. beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

 

  1. beschermd dorpsgezicht De Bollen

het bij besluit van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer d.d. 28 maart 1991 aangewezen beschermd dorpsgezicht De Bollen als bedoeld in de Monumentenwet.

 

  1. bestaande situatie:

  1. ten aanzien van bebouwing:

legale bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde en onherroepelijk geworden vergunning;

  1. ten aanzien van gebruik:

het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan in werking is getreden.

 

  1. bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

  1. bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

  1. bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

 

  1. boerderijterras:

een buitenterras bij een boerderij waar (lokale) producten genuttigd kunnen worden.

 

  1. boerderij(gebouw):

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen, zoals een langgevelboerderij.

 

  1. boomteelt/sierteeltbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt.

 

  1. bos:

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding), landschap en recreatie.

 

  1. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

  1. bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

  1. bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw en zolder.

 

  1. bouwmassa:

een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief bijbehorende bouwwerken.

 

  1. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

  1. bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

  1. bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

  1. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

 

  1. camping:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

 

  1. caravan:

een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze wagen of dit voertuig wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt hij voor de toepassing van dit plan aangemerkt als caravan.

 

  1. chalet:

een verplaatsbare, niet aan de grond verankerde woning, welke qua verschijningsvorm is afgeleid van een woonwagen, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot recreatief logies-, dag-, of nachtverblijf van een of meer personen.

 

  1. containerveld:

een werk, niet zijnde een bouwwerk, bestaande uit grond voorzien van een afdeklaag van plastic, antiworteldoek, beton en/of andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld, bijvoorbeeld in potten.

 

  1. cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.

 

  1. dagrecreatie:

recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.

 

  1. dak:

een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, c.q. bouwwerk.

 

  1. detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

  1. dierenverblijf:

gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen.

 

  1. dorpsrand:

gave landschappelijke overgang van een dorp naar het buitengebied.

 

  1. duurzame locatie intensieve veehouderij:

een bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieu-oogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is om te laten groeien tot een bouwvlak van maximaal 1,5 ha voor een intensieve veehouderij. Een duurzame locatie veehouderij is aangeduid als 'reconstructiewetzone - iv ja mits'.

 

  1. ecologische verbindingszone:

zone die dienst doet als verspreidingsgebied respectievelijk migratieroute voor planten en dieren tussen verschillende natuurgebieden. Aanleg van verbindingszones heeft als doel barrières tussen deze gebieden op te heffen.

 

  1. evenement:

al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport, cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen. Het betreft een gebeurtenis die aaneengesloten plaatsvindt met een maximum duur van drie dagen.

 

  1. extensief recreatief medegebruik:

recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen, survivaltochten, picknicken, natuurgerichte recreatie en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden.

 

  1. extensiveringsgebied:

een gebied waar wonen of natuur het primaat heeft, waar uitbreiding, hervestiging, of nieuwvestiging van in ieder geval een intensief veehouderijbedrijf niet is toegestaan ingevolge de Reconstructiewet en/of de Verordening Ruimte.

 

  1. functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

  1. gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

  1. geïntegreerd bosbeheer:

wijze van bosbeheer, waarin ruimtewordt geboden aan de verschillende functies van het bos (bosbouw, recreatie, bos, natuur en landschap).

 

  1. gekoppeld agrarisch bouwvlak:

een gekoppeld agrarisch bouwvlak bestaat uit een onderling niet aaneengesloten perceel dat door de aanduiding 'relatie' tezamen worden aangemerkt als zijnde één agrarisch bouwvlak.

 

  1. gemengde bedrijven:

agrarische bedrijven met een grondgebonden en een intensieve veehouderijtak.

 

  1. glastuinbouwbedrijf:

een specifieke vorm van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend plaatsvindt in kassen en/of hoge tunnels, welke ter plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn.

 

  1. groepsaccommodatie:

een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk bestemd voor het houden van recreatief nachtverblijf in permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke verblijven.

 

  1. grondgebonden bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt-, en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant.

 

  1. grondwateronttrekking:

het onttrekken van grondwater door middel van een onttrekkingsinrichting.

 

  1. groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen dan wel aan personen in een aanwending in een ander bedrijf.

 

  1. hokdierhouderij:

veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij.

 

  1. hoeveproducten:

Hoeveproducten worden geproduceerd en/of verwerkt op een actief land- of tuinbouwbedrijf van een land- of tuinbouwer in hoofd- of bijberoep. De producten worden hoofdzakelijk ter plaatse of via korte keten, al dan niet rechtstreeks aan de consument of verbruiker verkocht.

 

  1. hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

 

  1. hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.

 

  1. horecabedrijf:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of geringe etenswaren voor het al dan niet gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, nader te onderscheiden in:

 

a horecabedrijf categorie A

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), zoals een hotel of pension;

b horecabedrijf categorie B

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), en dat overdag en in de avonduren geopend kan zijn, zoals een restaurant;

c horecabedrijf categorie C

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide geringe etenswaren (al dan niet met nevenactiviteit het verstrekken van veelal alcoholvrije dranken) en dat zowel overdag als in de avonduren geopend kan zijn, zoals een lunchroom, cafetaria of shoarmazaak;

d horecabedrijf categorie D

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van geringe etenswaren) en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, als dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat in de avond en het begin van de nacht geopend kan zijn, zoals een (eet)café, feestzaal;

e horecabedrijf categorie E

een ondergeschikte horecafunctie die tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide geringe etenswaren alsmede het verstrekken van veelalalcoholvrije dranken.

 

  1. houtproductie:

het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos.

 

  1. hovenier:

een bedrijf dat is gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen.

 

  1. huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur en huisvesting van tijdelijke werknemers wordt daaronder niet begrepen.

 

  1. hydrologische waarden:

waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie voor daaraan gebonden organismen (planten en dieren), leefgemeenschappen en potenties voor de ontwikkeling daarvan, met daarbij behorende kwantitatieve aspecten (zoals hoge waterstand, stabiel waterpeil) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild), zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

 

  1. infrastructurele voorzieningen:

ontsluitingswegen en kavelpaden.

 

  1. geitenhouderij:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die gericht is op het houden van geiten.

 

  1. geiten- en schapenhouderij:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die gericht is op het houden van geiten en/of schapen.

 

  1. intensieve veehouderij:

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden veehouderijen.

 

  1. kampeerboerderij:

het gelegenheid geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in gebouwen deel uitmakend van een agrarisch bedrijf dan wel een voormalig agrarisch bedrijf inclusief bijbehorende sanitaire voorzieningen.

 

  1. kampeermiddel:

  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

 

  1. kampeerplaats:

standplaats voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen (één kampeermiddel en één bijtent).

 

  1. kantine:

verblijfslokaal ten behoeve van de recreatieve voorzieningen waar men consumpties kan kopen en nuttigen.

 

  1. kas:

een gebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden, waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter.

 

  1. kernrandzone:

een overgangszone tussen de bebouwde kom en het buitengebied met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie.

 

  1. kwekerij:

een bedrijf waarin gewassen worden geteeld, waarbij de productie gedeeltelijk plaatsvindt in kassen bij het bedrijf.

 

  1. kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen.

 

  1. landbouwontwikkelingsgebied:

een gebied waar het primaat ligt bij de ontwikkeling van de intensieve veehouderij, zoals aangegeven op de verbeelding, ingevolge de Reconstructiewet en/of de Verordening Ruimte.

 

  1. landschapscamping:

Een landschapscamping heeft maximaal zestig kampeerplaatsen met een beperkte dichtheid, op aan de landbouw te onttrekken grond en aansluitend bij bestaande of voormalige (agrarische) bouwvlakken. De gemiddelde grootte van een standplaats dient minimaal 300 m2 (bruto) te zijn. Bij de inrichting van dergelijke campings moeten de natuur- en landschapswaarden worden verhoogd door een passende, robuuste en duurzame beplanting op en rond het kampeerterrein. De oppervlakte voor de nieuwe natuur dient tenminste 3 maal zo groot te zijn als de oppervlakte voor de standplaatsen.

 

  1. landschapselementen:

ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha.

 

  1. landschapswaarden / landschappelijke waarden:

bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

 

  1. lawaaisport:

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hieronder niet verstaan.

 

  1. maaiveld:

hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning.

 

  1. maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

 

  1. manege:

een recreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.

 

  1. mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

 

  1. mestbewerking:

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.

 

  1. milieuhygienische uitvoerbaarheid:

overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, bescherming van natuurgebieden, luchtkwaliteit, externe veiligheid etcetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden.

 

  1. minicamping:

een kleinschalig kampeerterrein met minimale voorzieningen als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of een burgerwoning.

 

  1. monumentencommissie:

een commissie van advies en bijstand voor burgemeester en wethouders over aanvragen monumentenvergunning en over de selectie en aanwijzing van gemeentelijke monumenten. Tevens adviseert zij over de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals aangeduid als 'karakteristiek'.

 

  1. natuurwaarden of ecologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige biotopen bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren.

 

  1. nevenactiviteiten:

activiteiten die naast de primaire agrarische activiteit worden uitgeoefend op een (agrarisch) bouwvlak en niet rechtstreeks de uitoefening van de (agrarische) bedrijfsvoering betreffen.

 

  1. neventak intensieve veehouderij:

neventak bij een grondgebonden agrarisch bedrijf bestaande uit intensief gehouden dieren. De neventak heeft maximaal een omvang van 20 NGE, maar niet meer dan op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

 

  1. Nederlandse Grootte Eenheden (nge / NGE):

eenheden waarmee de bedrijfsomvang en het bedrijfstype van agrarische bedrijven vastgesteld kunnen worden.

 

  1. niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf en waarbij de bedrijfsvoering dus geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt. Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, sommige viskwekerijen en sommige wormenkwekerijen.

 

  1. nieuwvestiging agrarisch bedrijf:

de vestiging van een agrarisch bedrijf op een nieuw bouwvlak, als gevolg van het oprichten van een nieuw agrarisch bedrijf, dan wel het splitsen van een bestaand agrarisch bedrijf, daar waar nog geen bouwmogelijkheden aanwezig zijn.

 

  1. normaal onderhoud:

het normale onderhoud van agrarische gronden, bossen, groenelementen / landschapselementen en natuurterreinen, zoals het beweiden en maaien van graslanden, het ploegen, eggen en inzaaien van akkers, het schonen van sloten en greppels, alsmede het regulieren onderhoud van bossen, groenelementen / landschapselementen en natuurterreinen, waaronder het kappen van bomen ter uitvoering van een goedgekeurd beheersplan.

 

  1. omschakeling agrarisch bedrijf:

het geheel dan wel in overwegende mate overstappen van een grondgebonden agrarisch bedrijf naar een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf of andersom, waarbij het overstappen van een grondgebonden bedrijf naar een niet-grondgebonden bedrijf wordt aangemerkt als intensivering.

 

  1. ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt, tenzij anders in de regels is bepaald.

 

  1. ondergeschikte horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar men uitsluitend ten behoeve van zowel de hoofdfunctie als de nevenactiviteit een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren.

 

  1. ondergronds:

beneden het peil.

 

  1. onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan de bestemming onttrokken, voer- en vaartuigen, arken, caravans, stacaravans en tenten voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

 

  1. onttrekkingsinrichting:

inrichting of werk, bestemd voor het onttrekken van grondwater.

 

  1. overkapping:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw.

 

  1. paardenhouderij:

een uit bedrijfseconomisch oogmerk opgezette houderij voor paarden, geen manege zijnde, die uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het fokken, trainen, africhten, stallen en verhandelen van paarden, waarbij tevens als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan het - al dan niet in rijhallen - geven van instructie aan ruiter en paard.

 

  1. permanente bewoning:

bewoning door eenzelfde persoon of groep van personen buiten het zomerseizoen in een kalenderjaar gedurende meer dan 70 nachten, terwijl elders niet daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt.

 

  1. pension:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als ondersteunende activiteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.

 

  1. perceelsgrens:

de grens van het kadastrale perceel.

 

  1. plattelandswoning:

een woning gelegen bij een agrarisch bedrijf zonder dat er sprake is van een functionele binding tussen woning en bedrijf, als bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

  1. recreatie:

het ondernemen van activiteiten voor diens plezier.

 

  1. recreatiebedrijf:

een bedrijf dat het bedrijfsmatig verstrekken van verblijfs- of dagrecreatie tot doel heeft.

 

  1. recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

 

  1. recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie.

 

  1. recreatiewoning:

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie ten dienste van een huishouden dat zijn hoofdverblijf elders heeft.

 

  1. reëel agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste één halve volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen.

 

  1. relatie:

bij elkaar behorende percelen, aangegeven via een koppelteken, die voor de toepassing van het bestemmingsplan als één bouwperceel worden beschouwd.

 

  1. schuilgelegenheid:

een gebouw dat voor beschutting zorgt voor dieren.

 

  1. seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

  1. stacaravan:

een onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemekt als stacaravan.

 

  1. stalderingsgebied:

gebied waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierhouderij is gekoppeld aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij. Bij de toepassing van de regels van dit bestemmingsplan wordt de begrenzing van het stalderingsgebied bepaald door de begrenzing van het stalderingsgebied in de provinciale Verordening ruimte zoals geldend op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.

 

  1. statische opslag:

het in een gebouw brengen van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven zoals (antieke) auto's, boten en caravans. Deze opslag mag niet uitmonden in een soort dependance van een niet-agrarisch bedrijf of gebruikt worden ten behoeve van de handel.

 

  1. streekgebonden producten:

hoeveproducten en producten, gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio wordt geproduceerd.

 

  1. teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en –verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;

  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;

  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water).

 

Voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbeientafels, afdekfolies, antiworteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, ondersteunende kas, schaduwhallen en vraatnetten.

 

Onder teeltondersteunende voorzieningen vallen:

a algemeen:

ondersteunende voorziening die een onderdeel is van een vollegrondse uitvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij.

b teeltondersteunende kas:

een teeltondersteunende voorziening bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 m) worden beschouwd als een kas;

c tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen, zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten, die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het gebruik van de ondergrond;

d permanente teeltondersteunende voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, zoals bakken op stellingen (aardbeien) en containervelden.

 

  1. tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers:

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.

 

  1. tijdelijke kleinschalige erfvoorzieningen:

erfvoorzieningen ten behoeve van de uitoefening van een agrarisch bedrijf, zoals kuilvloerplaten, bietenplaten en mestzakken.

 

  1. toename van stikstofdepositie:

  1. Er is sprake van een toename van stikstofdepositie wanneer de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) als gevolg van de stikstofemissie van een agrarisch bedrijf op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied meer bedraagt dan de stikstofdepositie als gevolg van het ten tijde van de vaststelling van het plan aanwezige planologisch legale gebruik van de gronden en bouwwerken behorend tot het agrarisch bedrijf.

  2. Als uitzondering op lid a is er geen sprake van een toename van stikstofdepositie, indien de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) niet meer bedraagt dan de stikstofdepositie als gevolg van het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot het agrarisch bedrijf overeenkomstig:

  1. een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 respectievelijk artikel 2.7, tweede lid van de Wet natuurbescherming en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt; dan wel

  2. een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende en onherroepelijke omgevingsvergunning die met toepassing van hoofdstuk IX, titel 2 van de Natuurbeschermingswet 1998 respectievelijk artikel 6.10a van het Besluit omgevingsrecht is verleend en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt.

 

  1. toeristenpoort:

in een draagkrachtig gebied, op een strategische plaats aan een toeristisch-recreatieve route gelegen transferium waar parkeerruimte wordt geboden en waar kleinschalige, overwegend dagrecreatieve, activiteiten worden ontplooid over het Oirschotse toeristisch-recreatieve product, waar ondergeschikte horeca deel van uitmaakt. Een toeristenpoort maakt deel uit van een netwerk van poorten.

 

  1. trekkershut:

een bedrijfsmatige geëxploiteerde, houten kleine vrijstaande blokhut, zonder of met eigen sanitaire voorziening, die dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen van recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.

 

  1. tuincentrum:

een bedrijf dat is gericht op het telen en voornamelijk verkopen van planten en siergewassen, alsmede het verkopen en leveren van andere goederen en materialen voor het aanleggen, onderhouden en verfraaien van tuinen.

 

  1. vakantiewoning / vakantieappartement:

een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.

 

  1. veehouderij:

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.

 

  1. veldschuur:

solitaire schuur/stal in het agrarisch gebied die dient als opslag/stalling ten behoeve van het agrarisch bedrijf en/of agrarische activiteiten en als zodanig is aangeduid.

 

  1. verblijfsrecreatie:

een vorm van recreatief verblijf, waarbij sprake is van overnachtingen anders dan met gebruikmaking van een hotel, pension of woning dan wel een vaartuig;

 

  1. verbrede landbouw:

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande en te behouden agrarische bedrijfsvoering.

 

  1. verkoopvloeroppervlakte (netto-):

een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

 

  1. verwevingsgebied:

een op de kaart ruimtelijk begrensd gebied, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur ingevolge de Reconstructiewet en/of de Verordening Ruimte. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij is mogelijk, mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.

 

  1. volkstuin:

grond waarop, anders dan ten dienste van een agrarisch bedrijf, op kleine schaal voedings- en/of siergewassen worden geteeld, voornamelijk voor eigen gebruik.

 

  1. volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfs-economisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze.

 

  1. voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:

  • gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg, of

  • gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg, indien deze afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand.

 

  1. voormalige agrarische bedrijfslocatie:

een agrarisch of niet-agrarisch bouwvlak waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend.

 

  1. waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van watergangen en dergelijke.

 

  1. werk:

een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

 

  1. winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

 

  1. woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

  1. woonunit:

een te verplaatsen / verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag-, of nachtverblijf van één of meer personen.

 

  1. zomerseizoen:

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

 

 

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

  1. de afstand tot de weg:

de kortste afstand van een bouwwerk tot de as van de weg.

 

  1. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.

 

  1. het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

 

  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

  1. de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

 

  1. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

  1. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

  1. de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

  1. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

  1. ondergrondse bouwwerken:

de diepte van ondergrondse bouwwerken wordt gemeten vanaf het peil.

 

  1. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

  1. peil:

  1. de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

  2. indien in het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.

 

  1. ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarisch grondgebruik;

  2. openbare nutsvoorzieningen;

  3. extensief recreatief medegebruik;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  6. tuinen en erven;

  7. landschappelijke inpassing.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Uitsluitend de hierna genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatief medegebruik, zoals bewijzering en picknicktafels, mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:

  1. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1'.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met uitzondering van hagelnetten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m.

  3. De instandhoudingstermijn niet meer mag bedragen dan 6 maanden per jaar.

  1. Boomteelthekken:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 3.2.2 en toestaan dat warmtebuffers, CO2-installaties en windmolens worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 15 m.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;

  2. detailhandel;

  3. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

  4. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

  5. het gebruik voor woondoeleinden en/of zorgdoeleinden;

  6. het gebruik voor diverse vormen van semi - en/of niet-agrarische bedrijvigheid;

  7. het plaatsen van woonunits of stacaravans voor de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers;

  8. het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen;

  9. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  10. als wedstrijd/sportterrein;

  11. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;

  12. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen;

  13. het gebruik van gronden voor boomteelt ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1';

  14. het gebruik van gronden en/of bouwwerken behorende tot het agrarisch bedrijf waarbij een toename van de stikstofdepositie plaatsvindt.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  2. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  3. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

 

3.5.2 Houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 3.4.1 onder l voor het houden van evenementen met dien verstande dat:

  1. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;

  2. een evenement maximaal 5 aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouwen, mag plaatsvinden.

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de kenmerkende landschapselementen 'overige zone - aardkundig waardevol gebied', en 'overige zone - akkercomplex 1':

  1. op alle gronden:

  1. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;

  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  4. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1':

  1. het beplanten van gronden met houtgewas, waarbij boomteelt is uitgesloten;

  2. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. In aanvulling op het hiervóór bepaalde is het op alle gronden met de bestemming 'Agrarisch' verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren gericht op de onttrekking van grondwater.

 

3.6.2 Uitzonderingen

Het sub 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. zijnde grondwateronttrekkingen ten behoeve van de brandblusvoorziening bij agrarische bedrijven;

  2. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  3. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  4. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning;

  5. die reeds zijn aangelegd c.q. uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan en waarvoor volgens het hiervoor geldende bestemmingsplan geen omgevingsvergunning was vereist.

 

3.6.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 3.6.1 onder a tot en met c bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in lid 3.1 niet onevenredig worden aangetast.

  2. Voor de sub 3.6.1 onder d bedoelde werken of werkzaamheden kan slechts een omgevingsvergunning worden verleend, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden.

  1. Voor de aanleg van een nieuwe grondwateronttrekking, niet zijnde de verplaatsing van een bestaande grondwateronttrekking, gelden de volgende voorwaarden:

  • de nieuwe grondwateronttrekking dient op een afstand van ten minste 500 meter van bestaande en via omgevingsvergunning vergunde grondwateronttrekkingen te liggen;

  • de capaciteit van de nieuwe grondwateronttrekking mag maximaal 10 m3 per uur bedragen;

  • in totaal mogen binnen deze bestemming en binnen de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' ten hoogste 35 omgevingsvergunningen worden verleend voor nieuwe grondwateronttrekkingen; voor de toepassing van deze bepaling wordt tevens meegerekend het aantal omgevingsvergunningen dat vanaf 21 november 2017 is verleend op basis van het bestemmingsplan 'Buitengebied, fase II 2013, 2e bestuurlijke lus', inclusief de partiële herziening 'Buitengebied, correctieve herziening';

  • Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000' zijn geen nieuwe grondwateronttrekkingen toegestaan.

  1. Voor de verplaatsing van een bestaande grondwateronttrekking naar een nieuwe locatie gelden de volgende voorwaarden:

  • de capaciteit van de nieuwe grondwateronttrekking mag niet meer bedragen dan de capaciteit van de grondwateronttrekking die wordt opgeheven;

  • indien de bestaande onttrekking binnen de aanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000' ligt, mag de afstand van de nieuwe grondwateronttrekking tot het Natura 2000-gebied waar deze aanduiding omheen ligt, niet kleiner zijn dan de afstand van de bestaande grondwateronttrekking tot dat Natura 2000-gebied.

  • indien de bestaande onttrekking buiten de aanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000' ligt, mag de nieuwe grondwateronttrekking niet binnen deze aanduiding worden gerealiseerd.

 

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met uitzondering van intensieve veehouderij, geiten- en schapenhouderij en glastuinbouw, met dien verstande dat veehouderijen uitsluitend zijn toegestaan op locaties waar:

  1. op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan een veehouderij planologisch legaal aanwezig is; dan wel

  2. een veehouderij mag worden gevestigd krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning voor planologisch gebruik;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;

  2. aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

  4. extensief recreatief medegebruik;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  7. tuinen en erven;

  8. landschappelijke inpassing;

 

alsmede voor:

  1. het behoud van de volgende landschaps-, natuur-, hydrologische en cultuurhistorische waarden:

  1. kenmerkende landschapwaarden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1';

  2. hydrologische waarden in de vorm van de aanwezige oppervlakte- en grondwateren;

  3. cultuurhistorisch waardevolle elementen en gebieden.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf;

  2. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

  3. De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

 

4.2.2 Bedrijfsgebouwen, bedrijfsoverkappingen en rijhallen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfsoverkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De bouwhoogte van bedrijfsoverkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

  5. De oppervlakte van een rijhal mag niet meer bedragen dan 1.200 m2.

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen is tevens het bepaalde in 4.2.3 van toepassing.

 

4.2.3 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen gelden, in aanvulling op het bepaalde in 4.2.2, de volgende bepalingen:

  1. Voor veehouderijen buiten de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' en voor grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' mag de gezamenlijke oppervlakte van dierenverblijven niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de dierenverblijven die:

  1. op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel

  2. gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

er is sprake van een grondgebonden veehouderij indien wordt voldaan aan de criteria voor grondgebondenheid zoals opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.

  1. Voor niet-grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen die:

  1. op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel

  2. gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

 

4.2.4 Kassen

  1. Voor het bouwen van van kassen gelden de volgende bepalingen:

  1. Kassen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van teeltondersteunende kassen.

  1. Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

  2. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m2.

  3. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.

  4. In de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur' en in de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' is het bouwen van nieuwe teeltondersteunende kassen en de uitbreiding van bestaande teeltondersteunende kassen niet toegestaan.

 

4.2.5 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is opgenomen, in welk geval maximaal het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  5. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

 

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, aan- en uitbouwen) bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  4. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2.

 

4.2.6 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 20.2 Ondergronds bouwen

 

4.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 8,5 m.

  3. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  4. De bouwhoogte van overige silo’s mag niet meer bedragen dan 15 m.

  5. De bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  6. De bouwhoogte van antennes mag niet meer bedragen dan 10 m.

  7. Paardenbakken:

  1. Een paardenbak dient op tenminste 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden aangelegd.

  2. De bouwhoogte van een omheining van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  3. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

  4. Lichtmasten bij een paardenbak zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bebouwingsconcentraties.

  5. De bouwhoogte van lichtmasten bij een paardenbak mag niet meer bedragen dan 8 m.

  1. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.

  2. Voor veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' gelden, in aanvulling op het hiervóór bepaalde, de volgende bepalingen:

  1. De gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde die:

  • op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel

  • gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

  1. Het bepaalde onder 1 is niet van toepassing op een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij; er is sprake van een grondgebonden veehouderij indien wordt voldaan aan de criteria voor grondgebondenheid zoals opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.

 

4.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend de hierna genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatief medegebruik, zoals bewijzering en picknicktafels, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

 

4.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde:

  1. sub 4.2.2 en toestaan dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen wordt verkleind c.q. vergroot, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;

  2. sub 4.2.1 en toestaan dat er binnen het bouwvlak hulpgebouwen worden opgericht voor de bouw van carnavalswagen tot maximaal 150 m² met een goothoogte tot maximaal 6 m en een bouwhoogte tot maximaal 10 m.

  1. sub 4.2.2, 4.2.7 en 4.2.8 en toestaan dat warmtebuffers, CO2-installaties en windmolens worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 15 m.

 

4.3.2 Toename oppervlakte dierenverblijven

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.2.3 onder a voor het vergroten van de toegestane oppervlakte van dierenverblijven bij een veehouderij, met dien verstande dat:

  1. maatregelen dienen te worden getroffen en in stand dienen te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  2. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de omvang van de bebouwing, de effecten vanwege milieuaspecten, de effecten vanwege volksgezondheid en de afwikkeling van het verkeer inpasbaar dient te zijn in de omgeving;

  3. aangetoond dient te zijn dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;

  4. aangetoond dient te zijn dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3;

  5. een zorgvuldige dialoog dient te zijn gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief;

  6. indien sprake is van het vergroten van de toegestane oppervlakte van dierenverblijven bij een hokdierhouderij, deze vergroting uitsluitend is toegestaan indien:

  1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:

 

  • de bestaande dierenverblijven die zijn gesaneerd dienen te voldoen aan de criteria die in de provinciale Verordening ruimte zijn gesteld aan 'bestaande dierenverblijven', zoals die criteria gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  • het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk dient te zijn beëindigd;

  1. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1 tenminste 110% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;

  2. de sanering als bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de bouw of vergroting van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;

  3. door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder 1 tot en met 3 is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan wordt overgelegd.

 

4.3.3 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en boomteelthekken

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.2.8 teneinde tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en/of boomteelthekken buiten het bouwvlak toe te staan, met dien verstande dat:

  1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1';

  2. de maximale bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en boomteelthekken 2,5 m is, met uitzondering van hagelnetten, waarvan de maximale bouwhoogte maximaal 4,5 m mag bedragen;

  3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden;

  4. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven;

  5. het oprichten hiervan geen onevenredige effecten heeft op de landschapswaarden.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het met het oog op de bestemming te verrichten gebruik, plaatsvindt binnen het bouwvlak en niet (brand)gevaarlijk is;

  2. detailhandel, behoudens als ondergeschikte nevenactiviteit in agrarische producten van het eigen bedrijf en 'hoeveproducten';

  3. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

  4. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

  5. het gebruik voor woondoeleinden en/of zorgdoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;

  6. het gebruik voor diverse vormen van semi - en/of niet-agrarische bedrijvigheid;

  7. het plaatsen van woonunits of stacaravans voor de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers;

  8. het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen;

  9. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  10. als wedstrijd/sportterrein;

  11. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf, dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;

  12. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen;

  13. het gebruik van gronden voor boomteelt ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1';

  14. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning als burger-/plattelandswoning;

  15. het gebruik van gronden en/of bouwwerken behorende tot het agrarisch bedrijf waarbij een toename van de stikstofdepositie plaatsvindt.

 

4.4.2 Permanente bewoning

Onder strijdig gebruik met het bepaalde in de subleden 4.4.1, 4.5.4 en 4.5.5 valt het gebruik van gebouwen, kampeermiddelen, trekkershutten, bed & breakfast-voorzieningen, vakantiewoningen/-appartementen, groepsaccomodaties/kampeerboerderijen en kleinschalig kamperen/minicamping voor permanente bewoning, uitgezonderd permanente bewoning van de bedrijfswoning(en) als bedoeld in 4.1 sub b en sublid 4.2.5.

 

4.4.3 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 22.3 Aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

 

4.4.4 Veehouderijen

Voor veehouderijen gelden de volgende gebruiksregels:

  1. Binnen gebouwen mogen dieren - al dan niet in hokken - alleen op de grond worden gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen, waar ten hoogste twee bouwlagen mogen worden gebruikt.

  2. Een gebruikswijziging van gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf, gericht op het in gebruik nemen van deze gebouwen als dierenverblijf, is niet toegestaan.

  3. Omschakeling van een veehouderij, niet zijnde een hokdierhouderij, naar een hokdierhouderij is niet toegestaan.

 

4.4.5 Uitsterfregeling wonen

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitsterfregeling' is het gebruik van de bebouwing als woning, in afwijking van het bepaalde in sublid 4.4.1 onder e, toegestaan.

  2. Indien het gebruik als bedoeld onder a gedurende een onafgebroken periode van ten minste een jaar is gestaakt, mag de bebouwing daarna niet meer als woning in gebruik worden genomen.

 

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.5.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. De afwijking is nodig vanuit een doelmatige bedrijfsvoering/-ontwikkeling. Hierover kan advies worden gevraagd aan een agrarisch deskundige.

  2. Indien sprake is van een afwijking ten behoeve van een nevenactiviteit:

  1. De nevenactiviteit is/blijft ondergeschikt aan de hoofdfunctie van de bestemming.

  2. De oppervlakte van de bebouwing die in gebruik is voor alle nevenactiviteiten samen, exclusief statische opslag, bedraagt maximaal 30% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing binnen het bouwvlak, tot een maximum van 800 m2.

  1. Detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel in streekproducten en/of in ter plaatse vervaardigde producten, is niet toegestaan. De bedrijfsvloeroppervlakte voor ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 100 m², waarvan maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte.

  2. Buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan.

  3. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  4. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  5. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.

  6. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  7. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

  8. Bij het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid is artikel 4.4.1 onder o van overeenkomstige toepassing en is artikel 4.4.1 onder o op het betreffende gebruik onverminderd van kracht.

 

4.5.2 Houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.4.1 onder l voor het houden van evenementen met dien verstande dat:

  1. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;

  2. een evenement maximaal 5 aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouwen, mag plaatsvinden.

 

4.5.3 Statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.4.1 en toestaan dat gebouwen worden gebruikt voor statische opslag als nevenactiviteit (inclusief de bouw van carnavalswagens) met uitsluiting van opslag in (brand)gevaarlijke materialen, met dien verstande dat het gebruik maximaal 50% van de bestaande bebouwing beslaat, met een maximale oppervlakte van 1.000 m² in het buitengebied en 1.500 m² in bebouwingsconcentraties en extensiveringsgebieden rond natuur.

 

4.5.4 Recreatieve nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en sub 4.4.1 en recreatieve nevenactiviteiten toestaan, zoals opgenomen in de bijlage 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels, dan wel een vergelijkbare recreatieve nevenactiviteit, met dien verstande dat:

  1. voldaan wordt aan de volgende algemene voorwaarden:

  1. de recreatieve nevenactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, tenzij hierna expliciet is aangegeven dat de nevenfunctie ook buiten het bouwvlak is toegestaan;

  2. het totaal aan verblijfsgerichte recreatieve nevenactiviteiten bedraagt maximaal 200 m2 per bouwvlak, met dien verstande dat:

  • indien een groepsaccommodatie/kampeerboerderij is toegestaan, het totaal aan verblijfsgerichte recreatieve nevenactiviteiten maximaal 350 m2 bedraagt;

  • de grondoppervlakte die in gebruik is voor het plaatsen van kampeermiddelen niet wordt meegerekend in de totale oppervlakte;

  1. het aantal overnachtingsplaatsen voor kleinschalig kamperen/minicampings (sub b) en in vakantiewoningen/-appartementen (sub e), dat met toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid en met toepassing van de afwijkingsmogelijkheden in de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' wordt toegestaan, mag in totaal niet meer bedragen dan 250;

  2. deze afwijkingsmogelijkheid mag, in combinatie met de afwijkingsmogelijkheden in de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden', in totaal niet meer dan 10 keer worden toegepast ten behoeve van het toelaten van bed & breakfastvoorzieningen (sub c), trekkershutten (sub d) en/of groepsaccommodaties/kampeerboerderijen (sub f);

  3. deze afwijkingsmogelijkheid kan niet worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000';

  4. Voor de toepassing van het bepaalde onder 3 en onder 4 wordt tevens meegerekend het aantal overnachtingsplaatsen respectievelijk het aantal keer dat de afwijkingsmogelijkheid is toegepast op basis van het bestemmingsplan 'Buitengebied, fase II 2013, 2e bestuurlijke lus', inclusief de partiële herziening 'Buitengebied, correctieve herziening', vanaf 21 november 2017;

  1. ten aanzien van kleinschalig kamperen/minicamping gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. deze nevenactiviteit vindt niet plaats op gronden die grenzen aan de bestemming 'Bos', 'Natuur' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' en niet binnen de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1';

  2. de kampeermiddelen dienen binnen het bouwvlak geplaatst te worden dan wel tot maximaal 100 m direct grenzend aan het bouwvlak, mits de bestemming van die gronden een dergelijk gebruik toelaat;

  3. er mag geen gebruik worden gemaakt van stacaravans, woonunits en/of chalets;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kansrijk extensief recreatief gebied' en 'overige zone - intensief recreatief gebied' zijn in het zomerseizoen maximaal 40 kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf toestaan op maximaal 8.000 m²;

  5. buiten de aanduidingen 'overige zone - kansrijk extensief recreatief gebied' en 'overige zone - intensief recreatief gebied', zijn in het zomerseizoen maximaal 25 kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf toegestaan op maximaal 5.000 m²;

  6. sanitaire voorzieningen moeten worden gerealiseerd in ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande en vergunde bebouwing binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 75 m²;

  7. overige (slechtweer)voorzieningen moeten worden gerealiseerd in aanwezige bebouwing binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 100 m² ;

  1. ten aanzien van bed & breakfast voorzieningen gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'waterrecreatie' en 'intensief recreatief gebied';

  2. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw tot een maximale oppervlakte van 150 m², waarbij de maximale oppervlakte per kamer 50 m² bedraagt;

  3. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden is 9;

  1. ten aanzien van trekkershutten gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - intensief recreatief gebied';

  2. de trekkershutten worden gerealiseerd binnen het bouwvlak;

  3. maximaal 3 trekkershutten zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 20 m² per trekkershut;

  4. de bouwhoogte van een trekkershuit mag niet meer bedragen dan 4 m;

  1. ten aanzien van vakantiewoningen/-appartementen gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - intensief recreatief gebied';

  2. de vakantiewoningen/-appartementen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw;

  3. maximaal 3 vakantiewoningen/-appartementen zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 70 m² per appartement en met een oppervlakte van maximaal 200 m² voor de 3 vakantiewoningen/-appartementen tezamen;

  1. ten aanzien van groepsaccommodaties/kampeerboerderij gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - intensief recreatief gebied';

  2. de groepsaccommodatie/kampeerboerderij wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing tot een oppervlakte van maximaal 350 m² van de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw;

  1. ten aanzien van een kleinschalige horecavoorziening en een kleinschalig boerderijterras gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarde:

  1. de kleinschalige horecavoorziening wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing waarbij maximaal 35 m2 ingericht mag worden.

  2. het kleinschalig boerderijterras wordt gerealiseerd bij de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw waarbij maximaal 50 m² buitenruimte ingericht mag worden met zitjes en/of picknickbanken in de openlucht en geen horecavoorzieningen mogen worden gerealiseerd;

  1. ten aanzien van kleinschalige dagrecreatie gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarde:

  1. voorzieningen ten behoeve kleinschalige dagrecreatie worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw waarbij maximaal 250 m² van de oppervlakte van de bebouwing voor de binnenfunctie mag worden gebruikt en waarbij maximaal 250 m² buitenruimte mag worden gebruikt.

 

4.5.5 Zorgverlenende nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.4.1 en zorgverlenende nevenactiviteiten op een agrarische bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in de bijlage 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een vergelijkbare zorgverlenende activiteit, met dien verstande dat:

  1. het geen locatie betreft die kan dienen voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en derhalve in ieder geval niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair'';

  2. de maximale oppervlakte voor de zorgverlenende nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw maximaal 400 m² bedraagt;

  3. maximaal 200 m² aan buitenruimte wordt ingericht.

 

4.5.6 Nevenactiviteit in de vorm van een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.4.1 en nevenactiviteiten in de vorm van een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf op een agrarisch bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in de bijlage 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een daarmee vergelijkbare vorm van agrarisch-verwante of agrarisch-technische bedrijvigheid, met dien verstande dat:

  1. de maximale oppervlakte voor de bedrijfsmatige nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing met de nog mogelijke uitbreidingsmogelijkheden maximaal 400 m² bedraagt.

 

4.5.7 Nevenactiviteit in de vorm van een niet-agrarisch ambachtelijk bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.4.1 en nevenactiviteiten in de vorm van een niet-agrarisch ambachtelijk bedrijf op een agrarisch bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in de bijlage 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een daarmee vergelijkbare vorm van niet-agrarische ambachtelijke bedrijvigheid, met dien verstande dat:

  1. de nevenactiviteit alleen is toegestaan binnen de bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie 1' of 'overige zone - bebouwingsconcentratie 2', op een agrarisch bouwvlak;

  2. de maximale oppervlakte voor de niet-agrarische bedrijfsmatige nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing maximaal 400 m² bedraagt;

  3. uitsluitend bedrijven in milieucategorie 1 en 2 zoals genoemd in de bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn toegestaan;

 

4.5.8 Huisvesting van tijdelijke werknemers

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.4.1 en toestaan dat bedrijfsgebouwen worden gebruikt voor huisvesting van tijdelijke werknemers, met dien verstande dat:

  1. de huisvesting binnen de bestaande bebouwing wordt ingericht ;

  2. de huisvesting dient plaats te vinden op het bouwblok waar de bedrijfswoning staat;

  3. de huisvesting een maximale gezamenlijke oppervlakte heeft van 12,5 m² per werknemer, inclusief de bijbehorende voorzieningen zoals sanitair, kantine, keuken en wasruimte, waarbij maximaal 32 personen worden gehuisvest;

  4. de huisvesting binnen de bestaande bebouwing maximaal 8 maanden per jaar aaneengesloten mag worden gebruikt. De overige 4 maanden mag de huisvesting binnen de bestaande bebouwing niet gebruikt worden ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke werknemers.

 

4.5.9 Gebruik van gebouwen als dierenverblijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.4.4 onder b en toestaan dat gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf, in gebruik worden genomen als dierenverblijf, met dien verstande dat:

  1. het in gebruik nemen van dierenverblijven voor het houden van geiten niet is toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' een gebruikswijziging uitsluitend is toegestaan voor een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij; er is sprake van een grondgebonden veehouderij indien wordt voldaan aan de criteria voor grondgebondenheid zoals opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  3. maatregelen dienen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  4. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de effecten vanwege milieuaspecten, de effecten vanwege volksgezondheid en de afwikkeling van het verkeer inpasbaar dient te zijn in de omgeving;

  5. aangetoond dient te zijn dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;

  6. aangetoond dient te zijn dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3;

  7. een zorgvuldige dialoog dient te zijn gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief;

  8. indien sprake is van het in gebruik nemen van een dierenverblijf bij een hokdierhouderij, deze gebruikswijziging uitsluitend is toegestaan indien:

  1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:

  • de bestaande dierenverblijven die zijn gesaneerd dienen te voldoen aan de criteria die in de provinciale Verordening ruimte zijn gesteld aan 'bestaande dierenverblijven', zoals die criteria gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  • het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk dient te zijn beëindigd;

  1. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1 tenminste 110% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra in gebruik wordt genomen;

  2. de sanering als bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de ingebruikname van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;

  3. door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder 1 tot en met 3 is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan wordt overgelegd.

 

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de kenmerkende landschapselementen 'overige zone - aardkundig waardevol gebied', en 'overige zone - akkercomplex 1':

  1. op alle gronden:

  1. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;

  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  4. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;

  5. het wijzigen van de waterhuishouding door draineren, vergraven, diepploegen of bemalen van gronden;

  6. het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken, en boomteelthekken buiten het bouwvlak voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1';

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1':

  1. het beplanten van gronden met houtgewas, waarbij boomteelt is uitgesloten;

  2. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. In aanvulling op het hiervóór bepaalde is het op alle gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren gericht op de onttrekking van grondwater.

 

4.6.2 Uitzonderingen

Het sub 4.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die plaatsvinden op het agrarisch bouwvlak, uitgezonderd werken en werkzaamheden gericht op de onttrekking van grondwater;

  2. zijnde grondwateronttrekkingen ten behoeve van de brandblusvoorziening bij agrarische bedrijven;

  3. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  4. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  5. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning;

 

4.6.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 4.6.1 onder a tot en met c bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in lid 4.1 niet onevenredig worden aangetast.

  2. Voor de sub 4.6.1 onder d bedoelde werken of werkzaamheden kan slechts een omgevingsvergunning worden verleend, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden.

  1. Voor de aanleg van een nieuwe grondwateronttrekking, niet zijnde de verplaatsing van een bestaande grondwateronttrekking, gelden de volgende voorwaarden:

  • de nieuwe grondwateronttrekking dient op een afstand van ten minste 500 meter van bestaande en via omgevingsvergunning vergunde grondwateronttrekkingen te liggen;

  • de capaciteit van de nieuwe grondwateronttrekking mag maximaal 10 m3 per uur bedragen;

  • in totaal mogen binnen deze bestemming en binnen de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' ten hoogste 35 omgevingsvergunningen worden verleend voor nieuwe grondwateronttrekkingen; voor de toepassing van deze bepaling wordt tevens meegerekend het aantal omgevingsvergunningen dat vanaf 21 november 2017 is verleend op basis van het bestemmingsplan 'Buitengebied, fase II 2013, 2e bestuurlijke lus', inclusief de partiële herziening 'Buitengebied, correctieve herziening';

  • Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000' zijn geen nieuwe grondwateronttrekkingen toegestaan.

  1. Voor de verplaatsing van een bestaande grondwateronttrekking naar een nieuwe locatie gelden de volgende voorwaarden:

  • de capaciteit van de nieuwe grondwateronttrekking mag niet meer bedragen dan de capaciteit van de grondwateronttrekking die wordt opgeheven;

  • indien de bestaande onttrekking binnen de aanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000' ligt, mag de afstand van de nieuwe grondwateronttrekking tot het Natura 2000-gebied waar deze aanduiding omheen ligt, niet kleiner zijn dan de afstand van de bestaande grondwateronttrekking tot dat Natura 2000-gebied.

  • inddien de bestaande onttrekking buiten de aanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000' ligt, mag de nieuwe grondwateronttrekking niet binnen deze aanduiding worden gerealiseerd.

 

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.7.1 Algemene voorwaarden voor wijzigen

Op het wijzigen van het plan zijn in elk geval de volgende voorwaarden van toepassing:

  1. De wijziging is nodig voor vergroting, verbreding of beëindiging van het bedrijf. Hierover kan advies worden gevraagd aan een agrarisch deskundige.

  2. Agrarisch hergebruik is niet mogelijk bij omschakeling naar een andere functie.

  3. De vervolgactiviteit bij omschakeling vindt plaats binnen de bestaande bebouwing.

  4. Bij omschakeling naar een andere functie moet overtollige bebouwing worden gesloopt met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakterisitiek', dan wel bebouwing die als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de monumentencommissie.

  5. Detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel in streekproducten en/of in ter plaatse vervaardigde producten, is niet toegestaan. De bedrijfsvloeroppervlakte voor ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 100 m², waarvan maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte.

  6. Buitenopslag ten behoeve van vervolgactiviteiten is niet toegestaan.

  7. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  8. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  9. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

  10. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een beplantingsplan en een landschappelijke versterking via een fysieke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zoals omschreven in de bijlage 'Landschapsinvesteringsregeling De Kempen' d.d. 24 augustus 2012.

  11. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  12. Er is geen sprake van een onevenredige aantasting van of beperking voor nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  13. De wijziging heeft geen gevolgen voor de hydrologisch situatie (hydrologisch neutraal). Indien het verhard oppervlak toeneemt met meer dan 250 m2, wordt hierover advies gevraagd aan het Waterschap De Dommel.

  14. Bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid is sublid 4.4.1 onder o van overeenkomstige toepassing en is sublid 4.4.1 onder o op het betreffende gebruik onverminderd van kracht.

 

4.7.2 Vormverandering van een agrarisch bouwvlak, niet zijnde veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vormverandering van een agrarisch bouwvlak, niet zijnde het bouwvlak van een veehouderij. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de verandering mag niet leiden tot een vergroting van de oppervlakte van het agrarisch bouwvlak;

  2. vormverandering in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

  3. er dient een compacte vorm van het agrarisch bouwvlak te blijven bestaan waarbij de nieuwe vorm van het bouwvlak de oude vorm in grote lijnen volgt.

 

4.7.3 Vormverandering van een agrarisch bouwvlak, veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vormverandering van een agrarisch bouwvlak van een veehouderij. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf;

  2. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder a;

  3. de verandering mag niet leiden tot een vergroting van de oppervlakte van het agrarisch bouwvlak;

  4. vormverandering in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

  5. er dient een compacte vorm van het agrarisch bouwvlak te blijven bestaan waarbij de nieuwe vorm van het bouwvlak de oude vorm in grote lijnen volgt.

 

4.7.4 Vergroting van een agrarisch bouwvlak, niet zijnde veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vergroting van een agrarisch bouwvlak, niet zijnde het bouwvlak van een veehouderij. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de mogelijkheid voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, is afhankelijk van de aard en ligging van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de oppervlakte van het bouwvlak:

  1. van een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij, niet meer mag bedragen dan 2,0 ha;

  2. van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouwbedrijf, niet meer mag bedragen dan 1,5 ha;

 

  1. voor zover de vergroting betrekking heeft op grondgebonden bedrijven en glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair' of 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair', is de vergroting toegestaan, mits de ontwikkeling van deze gebieden voor de intensieve veehouderij niet wordt gefrustreerd

  2. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder c;

  4. vergroting in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

 

4.7.5 Vergroting van een agrarisch bouwvlak, veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van een agrarisch bouwvlak van een veehouderij. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de wijzigingsbevoegdheid mag niet worden toegepast ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een geitenhouderij;

  2. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder a;

  4. voor intensieve veehouderijbedrijven geldt het volgende:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - iv ja mits' mag de oppervlakte van het bouwvlak worden vergroot tot ten hoogste 1,5 hectare;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - iv nee tenzij' mag de oppervlakte van het bouwvlak met ten hoogste 15% worden vergroot ten opzichte van de oppervlakte ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan, tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare;

  3. ter plaatse van de aanduidingen 'reconstructiewetzone - iv nee' en 'overige zone - beperkingen veehouderij' mag de oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot;

  1. voor veehouderijbedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijbedrijven, geldt het volgende:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak mag worden vergroot tot ten hoogste 1,5 hectare;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' mag de oppervlakte van het bouwvlak uitsluitend worden vergroot voor een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij; er is sprake van een grondgebonden veehouderij indien wordt voldaan aan de criteria voor grondgebondenheid zoals opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  1. er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  2. de vergroting van het bouwvlak dient vanuit een goede leefomgeving en gelet op de omvang van de bebouwing, de effecten vanwege milieuaspecten, de effecten vanwege volksgezondheid en de afwikkeling van het verkeer inpasbaar te zijn in de omgeving;

  3. de vergroting van het bouwvlak dient gelet op de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden inpasbaar te zijn;

  4. aangetoond dient te zijn dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;

  5. aangetoond dient te zijn dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3;

  6. er dient te worden voorzien in een landschappelijke inpassing, die ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat; de landschappelijke inpassing mag binnen het bouwvlak of direct aansluitend aan het bouwvlak worden gerealiseerd;

  7. er dient te worden voorzien in een landschappelijke versterking via een fysieke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zoals omschreven in de bijlage 'Landschapsinvesteringsregeling De Kempen' d.d. 24 augustus 2012;

  8. er dient een zorgvuldige dialoog te zijn gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

4.7.6 Vergroting van het bouwvlak voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1';

  2. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder onder b;

  4. de oppervlakte van het bouwvlak wordt aangepast aan het agrarisch bedrijf met dien verstande dat het bouwvlak:

  1. van een grondgebonden agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 2,0 ha;

  2. van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouw, niet meer mag bedragen dan 1,5 ha;

  1. de voorzieningen moeten ruimtelijk geconcentreerd worden binnen een in het wijzigingsplan op te nemen differentiatievlak;

  2. de bouwhoogte van de permanente teeltondersteunende voorzieningen mag maximaal 2,5 m bedragen met uitzondering van open gebieden, waar de bouwhoogte maximaal 1,5 m mag bedragen;

  3. vergroting in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone wordt verbeterd.

 

4.7.7 Statische opslag, met uitzondering van (brand)gevaarlijke materialen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor statische opslag met uitzondering van (brand)gevaarlijk materialen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de oppervlakte van de bestemming 'Bedrijf' mag niet meer bedragen dan 5.000 m2;

  2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de statische opslag mag niet meer bedragen dan 1.000 m²;

  3. in afwijking van het bepaalde sub b mag de vloeroppervlakte van de statische opslag in een bebouwingsconcentratie niet meer bedragen dan 1.500 m2;

  4. overtollige bebouwing dient gesloopt te worden, met uitzondering van de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning;

  5. er is geen sprake van opslag ten behoeve van handel of opslag van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;

  6. de opslag vindt plaats binnen de bestaande bedrijfsgebouwen.

 

4.7.8 Agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de locatie is niet duurzaam of wordt niet blijvend geschikt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van de bijlage 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  2. het betreft geen voormalige agrarische bedrijfslocatie waar bedrijfsbebouwing is gesloopt in het kader van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken en de regeling Ruimte voor Ruimte;

  3. de oppervlakte van de bestemming 'Bedrijf' mag niet meer bedragen dan 1,5 hectare;

  4. er wordt maximaal 800 m² van de bestaande bebouwing gebruikt voor de hergebruiksactiviteit;

  5. in afwijking van hetgeen sub d is bepaald gelden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie 1' of 'overige zone - bebouwingsconcentratie 2' de volgende maximale oppervlakten:

  1. indien de bebouwingsconcentratie volgens de bijlage 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingscluster nabij kern of doorgaande weg' of 'bebouwingslint nabij kern of doorgaande weg', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.200 m² bedragen;

  2. indien de bebouwingsconcentratie volgens de bijlage 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingszone', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.000 m² bedragen;

  1. overtollige bebouwing moet gesloopt worden, met uitzondering van de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning;

  2. het betreft een vorm van agrarisch-verwant bedrijf of agrarisch-technisch hulpbedrijf zoals opgenomen in de bijlage 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels, dan wel een daaraan gelijk te stellen agrarisch-verwant of agrarisch-technisch bedrijf, met maximaal 3 arbeidskrachten, waarbij in ieder geval niet zijn toegestaan: industriële bedrijvigheid, transport/distributie, detailhandel (hoofdfunctie), prostitutie, garage en autohandel;

  3. er dient een bedrijfsplan te worden aangeleverd waarin tevens aangetoond wordt welke bestaande bedrijfsbebouwing noodzakelijk is voor het hergebruik;

  4. uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan;

  5. deze wijzigingsbevoegdheid kan niet worden toegepast indien de locatie is gelegen in de groenblauwe mantel (GBM) ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'.

 

4.7.9 Niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor een niet-agrarisch bedrijf. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie 1' of de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie 2';

  2. indien de bebouwingsconcentratie volgens de bijlage 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingscluster nabij kern of doorgaande weg' of 'bebouwingslint nabij kern of doorgaande weg', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.000 m² bedragen;

  3. indien de bebouwingsconcentratie volgens de bijlage 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingszone', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 800 m² bedragen;

  4. overtollige bebouwing moet gesloopt worden met uitzondering van:

  1. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', dan wel bebouwing die als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de gemeentelijke monumentencommissie;

  2. de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning.

  1. het betreft een kleinschalige ambachtelijke activiteit zoals opgenomen in de bijlage 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een daaraan gelijk te stellen ambachtelijk bedrijf, in de milieucategorie 1 en 2, met maximaal 3 arbeidskrachten, waarbij in ieder geval niet zijn toegestaan: industriële bedrijvigheid, transport/distributie, detailhandel (hoofdfunctie), prostitutie, landbouwmechanisatie, garage en autohandel;

  2. er dient een bedrijfsplan te worden aangeleverd waarin tevens aangetoond wordt welke bestaande bedrijfsbebouwing noodzakelijk is voor het hergebruik;

  3. activiteiten moeten inpandig plaats vinden;

  4. uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan;

  5. het nieuwe bestemmingsvlak is niet groter dan 5.000 m2.

 

4.7.10 Bestemming Sport ten behoeve van manege

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Sport' ten behoeve van de vestiging van een manege. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de wijziging is slechts toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie 1' of 'overige zone - bebouwingsconcentratie 2';

  2. de manege mag niet worden opgericht binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied primair';

  3. er mag een rijhal worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 1.200 m²;

  4. paardenbakken dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht conform sub 4.2.7;

  5. er dient een bedrijfsplan te worden aangeleverd waarin onder meer wordt aangetoond welke bestaande bedrijfsbebouwing noodzakelijk is voor het hergebruik;

 

  1. Indien de wijziging plaatsvindt binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel', dient te worden aangetoond dat de manege voor wat betreft de milieuhinder die wordt veroorzaakt gelijk is te stellen aan een bedrijf in milieucategorie 1 of 2 zoals bedoeld in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009).

 

4.7.11 Bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. wijziging is uitsluitend toegestaan, indien de locatie niet duurzaam is dan wel niet blijvend geschikt is voor agrarisch hergebruik voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van de bijlage 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  2. uitsluitend de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande en vergunde bedrijfswoning(en) mag voor bewoning worden gebruikt;

  3. het maximale aantal woningen is gelijk aan het bestaande en vergunde aantal bedrijfswoningen;

  4. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  5. indien het maximaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen onder e wordt overschreden, dient te worden gesloopt, tenzij het monumentale of waardevolle bebouwing betreft ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

  6. het bouwvlak ten behoeve van de woning wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen;

  7. de omgevingsvergunning milieu onherroepelijk is ingetrokken.

 

4.7.12 Toevoeging woning door boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van de toevoeging van een woning door bouwkundige aanpassing van een bestaande boerderij, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en), onder de volgende voorwaarden:

  1. de inhoudsmaat van het gebouw minimaal 900 m³ bedraagt;

  2. de monumentencommissie over voorgestelde plannen positief adviseert;

  3. de kenmerkende vorm gehandhaafd blijft;

  4. het aantal woningen past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma en in elk geval niet meer bedraagt dan 2;

  5. na splitsing geen vergroting van de boerderij plaatsvindt;

  6. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  7. het een 'kenmerkende boerderij voor het buitengebied' betreft ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

  8. de omgevingsvergunning milieu onherroepelijk is ingetrokken.

 

4.7.13 Realisatie van één woning in een bijbehorend bouwwerk

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de realisatie van één woning in een bijbehorend bouwwerk, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en), onder de volgende voorwaarden:

  1. wijziging is uitsluitend toegestaan, indien de locatie niet duurzaam is dan wel niet blijvend geschikt is/wordt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van de bijlage 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  2. het betreft één bijbehorend bouwwerk dat is aangeduid als 'karakteristiek' en als zodanig als cultuurhistorische waardevol is aangemerkt;

  3. de oppervlaktemaat van het gebouw bedraagt minimaal 30 m²;

  4. de inhoudsmaat van het gebouw maximaal 750 m³ bedraagt;

  5. de kenmerkende vorm en cultuurhistorische waarden van het betreffende bijbehorende bouwwerk gehandhaafd blijven;

  6. de woning past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma;

  7. na realisatie geen vergroting van de woning plaatsvindt;

  8. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  9. de omgevingsvergunning milieu onherroepelijk is ingetrokken.

 

4.7.14 Plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door toevoeging van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' onder gelijktijdige verwijdering van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de aan te duiden plattelandswoning betreft een bestaande agrarische bedrijfswoning;

  2. de aan te duiden plattelandswoning is uitsluitend toegestaan bij een nog actief reëel agrarisch bedrijf. De agrarische bestemming moet worden gehandhaafd.

  3. ter plaatse van de plattelandswoning is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

  4. er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een beplantingsplan en een landschappelijke versterking via een fysieke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zoals omschreven in de bijlage 'Landschapsinvesteringsregeling De Kempen' d.d. 24 augustus 2012.

 

4.7.15 Wijziging ten behoeve van ruwvoeropslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de realisatie van ruwvoeropslag buiten het bestaande bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. het is niet mogelijk de ruwvoeropslag binnen het bestaande bouwvlak te realiseren.

  2. de vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak, hiervoor wordt de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – ruwvoeropslag’ opgenomen.

  3. uitsluitend ten behoeve van ruwvoeropslag mag het bouwvlak worden vergroot met een maximum van 5.000 m² waarbij de totale oppervlakte van het bouwvlak nooit meer bedraagt dan 2 ha.

  4. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van ruwvoeropslag bedraagt niet meer dan 2,5 m.

  5. het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer, de wijzigingsbevoegdheid geldt niet voor intensieve veehouderijbedrijven.

  6. de vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  7. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  8. vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.

  9. de wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarisch grondgebruik

  2. openbare nutsvoorzieningen;

  3. extensief recreatief medegebruik;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  6. tuinen en erven;

  7. landschappelijke inpassing;

 

alsmede voor:

  1. het behoud van de volgende landschaps-, natuur-, hydrologische - en cultuurhistorische waarden.

  1. kenmerkende landschapwaarden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1';

  2. hydrologische waarden in de vorm van de aanwezige oppervlakte- en grondwateren;

  3. cultuurhistorisch waardevolle elementen en gebieden.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Uitsluitend de hierna genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatief medegebruik, zoals bewijzering en picknicktafels, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

 

5.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 5.2.2 en toestaan dat warmtebuffers, CO2-installaties en windmolens worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 15 m.

 

5.3.2 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en boomteelthekken

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 5.2.2 teneinde tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en/of boomteelthekken toe te staan, met dien verstande dat:

  1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1';

  2. de maximale bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en boomteelthekken 2,5 m is, met uitzondering van hagelnetten, waarvan de maximale bouwhoogte maximaal 4,5 m mag bedragen;

  3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden;

  4. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven;

  5. het oprichten hiervan geen onevenredige effecten heeft op de natuur- en/of landschapswaarden.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

 

5.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;

  2. detailhandel;

  3. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

  4. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

  5. het gebruik voor woondoeleinden en/of zorgdoeleinden;

  6. het gebruik voor diverse vormen van semi - en/of niet-agrarische bedrijvigheid;

  7. het plaatsen van woonunits of stacaravans voor de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers;

  8. het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen;

  9. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  10. als wedstrijd/sportterrein;

  11. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;

  12. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen;

  13. het gebruik van gronden voor boomteelt ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1';

  14. het gebruik van gronden en/of bouwwerken behorende tot het agrarisch bedrijf waarbij een toename van de stikstofdepositie plaatsvindt.

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.5.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  2. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  3. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

  4. Er vindt geen aantasting plaats van de ecologische waarden en kenmerken van de ecologische hoofdstructuur.

 

5.5.2 Houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 5.4.1 onder l voor het houden van evenementen met dien verstande dat:

  1. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;

  2. een evenement maximaal 5 aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouwen, mag plaatsvinden.

 

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' en 'overige zone - akkercomplex 1':

  1. op alle gronden:

  1. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;

  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  4. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;

  5. het wijzigen van de waterhuishouding door draineren, vergraven, diepploegen of bemalen van gronden;

  6. het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken, buiten het bouwvlak voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1';

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1':

  1. het beplanten van gronden met houtgewas, waarbij boomteelt is uitgesloten;

  2. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. In aanvulling op het hiervóór bepaalde is het op alle gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren gericht op de onttrekking van grondwater.

 

5.6.2 Uitzonderingen

Het sub 5.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. zijnde grondwateronttrekkingen ten behoeve van de brandblusvoorziening bij agrarische bedrijven;

  2. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  3. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  4. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning.

 

5.6.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 5.6.1 onder a tot en met c bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in lid 5.1 niet onevenredig worden aangetast.

  2. Voor de sub 5.6.1 onder d bedoelde werken of werkzaamheden kan slechts een omgevingsvergunning worden verleend, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden.

  1. Voor de aanleg van een nieuwe grondwateronttrekking, niet zijnde de verplaatsing van een bestaande grondwateronttrekking, gelden de volgende voorwaarden:

  • de nieuwe grondwateronttrekking dient op een afstand van ten minste 500 meter van bestaande en via omgevingsvergunning vergunde grondwateronttrekkingen te liggen;

  • de capaciteit van de nieuwe grondwateronttrekking mag maximaal 10 m3 per uur bedragen;

  • in totaal mogen binnen deze bestemming en binnen de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' ten hoogste 35 omgevingsvergunningen worden verleend voor nieuwe grondwateronttrekkingen; voor de toepassing van deze bepaling wordt tevens meegerekend het aantal omgevingsvergunningen dat vanaf 21 november 2017 is verleend op basis van het bestemmingsplan 'Buitengebied, fase II 2013, 2e bestuurlijke lus', inclusief de partiële herziening 'Buitengebied, correctieve herziening';

  • Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000' zijn geen nieuwe grondwateronttrekkingen toegestaan.

  1. Voor de verplaatsing van een bestaande grondwateronttrekking naar een nieuwe locatie gelden de volgende voorwaarden:

  • de capaciteit van de nieuwe grondwateronttrekking mag niet meer bedragen dan de capaciteit van de grondwateronttrekking die wordt opgeheven;

  • indien de bestaande onttrekking binnen de aanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000' ligt, mag de afstand van de nieuwe grondwateronttrekking tot het Natura 2000-gebied waar deze aanduiding omheen ligt, niet kleiner zijn dan de afstand van de bestaande grondwateronttrekking tot dat Natura 2000-gebied.

  • inddien de bestaande onttrekking buiten de aanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000' ligt, mag de nieuwe grondwateronttrekking niet binnen deze aanduiding worden gerealiseerd.

 

 

Artikel 6 Bedrijf

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarisch-verwante bedrijven, agrarische-technische bedrijven en niet-agrarische bedrijven ter plaatse aangeduid zoals hierna opgenomen in onderstaande tabel 'Staat van niet-agrarische bedrijven' met maximaal één bedrijf per bestemmingsvlak:

 

aanduiding

functie/aard bebouwing

adres

toegestane oppervlakte
bebouwing in m²

sb-vhb

specifieke vorm van bedrijf - verhuurbedrijf

Kapeldijk 2

400

sb-gil

specifieke vorm van bedrijf - groothandel in ijzerwaren en machinerieën + lasbedrijf

Kapeldijk 4

640

sb-dp

specifieke vorm van bedrijf – dierenpension

Oude Grintweg 73

290

sb-bwb

specifieke vorm van bedrijf – bouwbedrijf

Spoordonkseweg 59a

415

sb-hsm

specifieke vorm van bedrijf – hoefsmederij

Spoordonkseweg 76

270

hv

hovenier

Spoordonkseweg 81

280

Tabel: Staat van niet-agrarische bedrijven

 

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens een bedrijfswoning;

  2. tuinen en erven ;

  3. groenvoorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. landschappelijke inpassing.

 

alsmede voor:

  1. het behoud van cultuurhistorische bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.

  2. De maximale oppervlakte aan bebouwing, exclusief de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan is opgenomen in de tabel 'Staat van niet-agrarische bedrijven'.

  3. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

  4. De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

 

6.2.2 Bedrijfsgebouwen en bedrijfsoverkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfsoverkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De bouwhoogte van bedrijfsoverkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

 

6.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is opgenomen, in welk geval maximaal het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  5. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, aan- en uitbouwen) bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  4. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2.

 

6.2.4 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 20.2 Ondergronds bouwen.

 

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van antennes mag niet meer bedragen dan 15 m.

  4. Paardenbakken:

  1. De bouwhoogte van een terreinafscheiding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2.

  3. De paardenbak mag uitsluitend achter de bestaande bebouwing worden aangelegd.

  4. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

  5. Lichtmasten bij een paardenbak zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bebouwingsconcentraties.

  6. De bouwhoogte van lichtmasten bij een paardenbak mag niet meer bedragen dan 3 m.

  1. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

 

6.3.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de bouwregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld en de woonsituatie;

  2. de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

6.3.2 Afwijking dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 6.2.2 en 6.2.3 en toestaan dat de dakhelling wordt verkleind c.q. vergroot, mits het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast en mits de maximaal toegestane inhoudsmaat voor een bedrijfswoning zoals bepaald sub 6.2.3 niet wordt overschreden.

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

6.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en niet (brand)gevaarlijk is, met uitzondering van de stalling van carnavalswagens en van caravans;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor andere bedrijfsactiviteiten dan ter plaatse aangeduid, met uitzondering van de bouw van carnavalswagens;

  3. het gebruik van gronden voor recreatie;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel,

  5. het gebruik van bouwwerken voor wonen behoudens de toegestane bedrijfswoningen;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  7. het gebruik van gronden voor manegeactiviteiten.

 

6.4.2 Permanente bewoning

Onder strijdig gebruik met het bepaalde sub 6.4.1 valt het gebruik van bedrijfsgebouwen voor permanente bewoning.

 

6.4.3 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 22.3.

 

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.5.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. Het betreft geen locatie die kan dienen voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en die derhalve in ieder geval niet gelegen is op een locatie binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair';

  2. De afwijking is nodig vanuit een doelmatige bedrijfsvoering/-ontwikkeling.

  3. Indien sprake is van een afwijking ten behoeve van een nevenactiviteit, is/blijft de nevenactiviteit ondergeschikt aan hoofdfunctie van de bestemming.

  4. Detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel in streekproducten en/of in ter plaatse vervaardigde producten, is niet toegestaan. De bedrijfsvloeroppervlakte voor ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 100 m², waarvan maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte;

  5. Buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan.

  6. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  7. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  8. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.

  9. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  10. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

 

6.5.2 Gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 6.4.1 en verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten toestaan, met dien verstande dat:

  1. ten aanzien van kleinschalig kamperen/minicamping gelden, naast de sub 6.5.1 gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. deze nevenactiviteit vindt niet plaats op gronden die grenzen aan de bestemming 'Bos', 'Natuur' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden' en niet binnen de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1';

  2. de kampeermiddelen dienen binnen het bouwvlak geplaatst te worden dan wel tot maximaal 100 m buiten het bouwvlak, mits de bestemming van die gronden een dergelijk gebruik toelaat;

  3. er mag geen gebruik worden gemaakt van stacaravans, woonunits en/of chalets;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kansrijk extensief recreatief gebied' en 'overige zone - intensief recreatief gebied' zijn in het zomerseizoen maximaal 40 kampeermiddelen per bedrijf toestaan;

  5. buiten de aanduidingen 'overige zone - kansrijk extensief recreatief gebied' en ' overige zone - intensief recreatief gebied', zijn in het zomerseizoen maximaal 25 kampeermiddelen per bedrijf toegestaan;

  6. sanitaire voorzieningen moeten worden gerealiseerd in bestaande bebouwing binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 75 m2;

  7. overige (slechtweer)voorzieningen moeten worden gerealiseerd in aanwezige bebouwing binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 100 m2;

 

  1. ten aanzien van bed & breakfast voorzieningen gelden de volgende specifieke voorwaarden:

  1. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw tot een maximale oppervlakte van 150 m2;

  2. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden bedraagt 9.

 

6.5.3 Gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder a ten behoeve van het toestaan van een ander niet-agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. het uitsluitend betreft een bedrijf in milieucategorie 1 of 2 zoals genoemd in de bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten' dan wel vergelijkbaar daarmee;

  2. de nieuwe activiteit mag niet leiden tot een vergroting van de milieuhinder;

  3. er is sprake van maximaal 1 bedrijf per bouwvlak.

 

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

6.6.1 Bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een semi- of niet-agrarisch bedrijf met een bedrijfswoning de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. wijziging van de bestemming is niet toegestaan op een bouwvlak gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied primair' en 'reconstructiezone – landbouwontwikkelingsgebied secundair';

  2. uitsluitend de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande en vergunde bedrijfswoning(en) mag/mogen voor bewoning worden gebruikt;

  3. het maximale aantal woningen is gelijk aan het bestaande en vergunde aantal bedrijfswoningen;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c is toevoeging van een woning door bouwkundige aanpassing van een bestaande boerderij mogelijk, mits:

  1. het een 'kenmerkende boerderij voor het buitengebied' betreft ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

  2. de inhoudsmaat van het gebouw minimaal 900 m³ bedraagt;

  3. de kenmerkende vorm gehandhaafd blijft;

  4. het aantal woningen past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma en in elk geval niet meer bedraagt dan 2;

  5. bij splitsing geen vergroting van de boerderij plaatsvindt;

  6. indien het maximaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen onder f wordt overschreden, dient te worden gesloopt, tenzij het monumentale of waardevolle bebouwing betreft ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', dan wel bebouwing die als cultuurhistorisch waardevol is aangemerkt door de monumentencommissie;

  7. de monumentencommissie over voorgestelde plannen positief adviseert;

  8. geen afbreuk wordt gedaan aan of aantasting plaatsvindt van in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bodem en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

  9. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

  1. overtollige bebouwing moet gesloopt worden met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', dan wel bebouwing die als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de monumentencommissie;

  2. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  3. indien het maximaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen onder f wordt overschreden, dient te worden gesloopt, tenzij het monumentale of waardevolle bebouwing betreft ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

  4. er is sprake van een goed woon- en leefklimaat;

  5. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

  6. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

  7. de omgevingsvergunning milieu onherroepelijk is ingetrokken.

 

 

 

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gemalen, zendmasten en gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 4 m bedragen.

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen;

 

 

 

 

Artikel 8 Groen

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. bermen en beplanting;

  3. onverharde paden;

  4. openbare nutsvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

alsmede voor:

  1. behoud, versterking en/of ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden, zoals houtwallen, houtopstanden en bosschages.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

8.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;

  3. lawaaisporten;

  4. verblijfsrecreatie.

 

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

8.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verwijderen van houtgewas;

  2. het afgraven, egaliseren en ophogen van gronden, voor zover het om ingrepen gaat die grond verzetten met hoogteverschillen van meet dan 0,40 m;

  3. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;

  4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen, poelen en overige waterpartijen;

  5. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.

 

8.4.2 Uitzonderingen

Het sub 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen in het kader van bos- en natuurbeheer;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning;

 

8.4.3 Toelaatbaarheid

De sub 8.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en natuurwaarden zoals bedoeld in lid 8.1 niet onevenredig aangetast worden.

 

 

 

Artikel 9 Natuur

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuur-, landschappelijke, cultuurhistorische, ecologische en hydrologische waarden van beboste gronden en niet-beboste gronden en heidevelden;

  2. geïntegreerd bosbeheer;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. agrarisch medegebruik in de vorm van natuurbeheer;

  5. extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik;

  6. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken ten dienst van wild, begeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

9.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;

  3. lawaaisporten;

  4. intensieve recreatie en verblijfsrecreatie;

  5. publieksaantrekkende dagrecreatie.

 

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

9.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verwijderen van houtgewas;

  2. het aanleggen van oppervlakteverhardingen groter dan 10 m² en wegen;

  3. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen en ophogen van gronden;

  4. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;

  5. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  6. uitvoeren van andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;

  7. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;

  8. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.

 

9.4.2 Uitzonderingen

Het sub 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen in het kader van bos- en natuurbeheer;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning;

 

9.4.3 Toelaatbaarheid

De sub 9.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en natuurwaarden zoals bedoeld in lid 9.1 niet onevenredig aangetast worden.

 

 

 

Artikel 10 Recreatie

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfsrecreatieve en dagrecreatieve voorzieningen, ter plaatse aangeduid zoals hierna opgenomen in de tabel 'Staat van recreatieve voorzieningen':

aanduiding

functie/aard bebouwing

adres

toegestane oppervlakte
bebouwing in m²

kp

kampeerboerderij

Ontginningsweg 10

1.440

rw

recreatiewoning

Kuikseindseweg 27a

70

Tabel: Staat van recreatieve voorzieningen

 

  1. stacaravans en chalets zijn niet toegestaan;

  2. bedrijfsgebouwen;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens een bedrijfswoning;

  4. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. speelvoorzieningen;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  9. tuinen, erven en terreinen;

  10. en ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur' tevens het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de ecologische waarden.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

  2. De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

 

10.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van de recreatieve voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  1. de maximale oppervlakte aan bebouwing, exclusief de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan is opgenomen in de tabel 'Staat van recreatieve voorzieningen';

  2. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. de oppervlakte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 70 m²;

  2. de goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 3 m;

  3. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 5 m;

  4. er mogen geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 m;

  2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

10.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Het aantal bedrijfswoningen per recreatieve voorziening mag niet meer bedragen dan één.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  5. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, aan- en uitbouwen) bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  4. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2.

 

10.2.4 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 35.2 Ondergronds bouwen.

 

10.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende algemene bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m , met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte respectievelijk oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 30 m2;

  3. de bouwhoogte respectievelijk oppervlakte van reclameaanduidingen mag niet meer bedragen dan 2 m respectievelijk 1,5 m2;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' geldt de aanvullende voorwaarde, dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 m.

 

10.3 Specifieke gebruiksregels

 

10.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van (brand)gevaarlijke materialen en producten, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken voor andere doeleinden dan de per perceel aangeduide recreatieve voorzieningen;

  3. het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, behoudens detailhandel gericht op de bestemming;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen.

  7. het gebruik van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning, met dien verstande dat:

  1. ter plaatse van een recreatiewoning maximaal 45 aaneengesloten overnachtingen zijn toegestaan;

  2. ter plaatse van een kampeerboerderij en/of groepsaccommodatie maximaal 7 aaneengesloten overnachtingen zijn toegestaan;

  3. permanente bewoning van de bedrijfswoning als bedoeld in 10.1 sub d en sublid 10.2.3 is toegestaan.

 

10.3.2 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 22.3.

 

10.3.3 Uitsterfregeling wonen

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitsterfregeling' is het gebruik van de bebouwing als woning, in afwijking van het bepaalde in sublid 10.3.1 onder g, toegestaan.

  2. Indien het gebruik als bedoeld onder a gedurende een onafgebroken periode van ten minste een jaar is gestaakt, mag de bebouwing daarna niet meer als woning in gebruik worden genomen.

 

10.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

10.4.1 Houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 10.3.1 onder f voor het houden van evenementen met dien verstande dat:

  1. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;

  2. een evenement maximaal 5 aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouwen, mag plaatsvinden;

  3. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;

  4. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

 

 

Artikel 11 Wonen

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woningen;

  2. tuinen en erven;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. het behoud van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden;

  2. het behoud van cultuurhistorische bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat de afstand van gebouwen tot de as van de weg niet minder mag bedragen dan 15 m.

 

11.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;

  2. Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  3. Per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan;

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;

  6. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - grotere inhoudsmaat toegestaan' de inhoud niet meer mag bedragen dan 1.000 m3;

  7. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder mag bedragen dan 5 m.

  8. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

  9. in afwijking van het bepaalde onder d, e, f en g geldt ter plaatse van de (dubbel)bestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' de maatvoering zoals opgenomen in artikel 17.

 

11.2.3 Bouwregels

Herbouw van bestaande woningen is uitsluitend toegestaan, indien en voor zover:

  1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten onder de voorwaarde dat er geen grotere afbreuk wordt gedaan aan of geen grotere aantasting plaatsvindt van in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden noch de belangen van de omliggende (agrarische) bedrijven onevenredig worden geschaad;

  2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;

  3. de bouwwijze (vrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning.

 

11.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, aan- en uitbouwen) bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Bijbehorende bouwwerken bij woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De afstand tot de voorgevelrooilijn mag niet minder bedragen dan 3 m.

  3. De afstand tot de woning mag niet meer bedragen dan 20 m.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  6. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - grotere oppervlakte toegestaan' de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 240 m2.

  7. In afwijking van het bepaalde onder f mag in geval van sloop maximaal 20% van de te slopen oppervlakte als extra oppervlakte worden teruggebouwd tot een maximale totale oppervlakte van 240 m2 aan bijbehorende bouwwerken.

  8. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

 

11.2.5 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 35.2 Ondergronds bouwen.

 

11.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.

  2. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van antennes mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. Paardenbakken:

  1. De bouwhoogte van een omheining van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2.

  3. De paardenbak mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn worden aangelegd.

  4. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

  5. Lichtmasten bij een paardenbak zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bebouwingsconcentraties.

  6. De bouwhoogte van lichtmasten bij een paardenbak mag niet meer bedragen dan 3 m.

  1. Overkappingen:

  1. De bouwhoogte van mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m2.

  1. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

11.3 Afwijken van de bouwregels

 

11.3.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de bouwregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld en de woonsituatie;

  2. de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

11.3.2 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. het bepaalde sub 11.2.2 en toestaan dat de dakhelling van hoofdgebouwen wordt verkleind c.q. vergroot, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;

  2. het bepaalde sub 11.2.3 en toestaan dat algehele herbouw van een woning plaatsvindt buiten de bestaande funderingen onder de volgende voorwaarden:

  1. de herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel;

  2. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;

  3. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

  4. er wordt geen afbreuk gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven;

  5. de bestaande woning wordt feitelijk opgeheven en overtollige bebouwing wordt gesloopt.

 

11.4 Specifieke gebruiksregels

 

11.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van een (gedeelte) van de woning of bijbehorend bouwwerk voor nevenactiviteiten;

  2. het gebruik van gronden als standplaats van kampeermiddelen;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  4. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;

  5. het gebruik van gebouwen en bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij het inpandige berging in ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande en vergunde gebouwen, van toercaravans, kampeerauto's, boten en vouwwagens betreft.

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen.

 

11.4.2 Permanente bewoning

  1. Onder strijdig gebruik met het bepaalde in de subleden 11.4.1, 11.5.2, 11.5.3 en 11.5.4 valt het gebruik van gebouwen en kampeermiddelen voor permanente bewoning, uitgezonderd permanente bewoning van de woning.

  2. Onder permanente bewoning wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor bewoning door een huishouden langer dan 30 dagen aaneengesloten voor trekkershutten, bed & breakfast-voorzieningen, vakantiewoningen/ -appartementen en groepsaccomodaties/kampeerboerderij en langer dan 60 dagen aaneengesloten voor kleinschalig kamperen/minicamping.

 

11.4.3 Uitsterfregeling wonen

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitsterfregeling' is het gebruik van de bebouwing als woning, in afwijking van het bepaalde in sublid 11.2.2 onder c en sublid 11.4.2 onder a, toegestaan.

  2. Indien het gebruik als bedoeld onder a gedurende een onafgebroken periode van ten minste een jaar is gestaakt, mag de bebouwing daarna niet meer als woning in gebruik worden genomen.

 

11.4.4 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 22.3.

 

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

11.5.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. Indien sprake is van een afwijking ten behoeve van een nevenactiviteit, is/blijft de nevenactiviteit ondergeschikt aan de hoofdfunctie van de bestemming.

  2. Buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan.

  3. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  4. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  5. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.

  6. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  7. De maximale oppervlakte aan nevenactiviteiten mag in totaal niet meer bedragen dan 240 m2.

 

11.5.2 Bed & breakfast als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 11.4.1 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of binnen een bijbehorend bouwwerk bij de woning voor bed & breakfast als nevenactiviteit, onder de volgende voorwaarden:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats binnen de bestaande bebouwing;

  2. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing tot een maximale oppervlakte van 150 m2, waarbij de maximale oppervlakte per kamer 50 m² bedraagt;

  3. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden is 9.

 

11.5.3 Vakantiewoningen/-appartementen als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 11.4.1 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of binnen een bijbehorend bouwwerk bij de woning voor vakantiewoningen/-appartementen als nevenactiviteit, onder de volgende voorwaarden:

  1. de nevenactiviteit is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - intensief recreatief gebied';

  2. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw tot een maximale oppervlakte van 120 m², waarbij de maximale oppervlakte per kamer 50 m² bedraagt;

  3. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden is 9;

 

11.5.4 Gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.1 en sub 11.4.1 ten behoeve van het gebruik van gronden voor kleinschalig kamperen als nevenactiviteit, onder de volgende voorwaarden:

  1. de nevenactiviteit vindt niet plaats op gronden die grenzen aan de bestemming 'Bos', 'Natuur' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden;

  2. de kampeermiddelen worden geplaatst binnen het bouwvlak, dan wel tot maximaal 100 m buiten het bouwvlak, mits de bestemming van die gronden een dergelijk gebruik toelaat;

  3. er wordt geen gebruik gemaakt van stacaravans, woonunits en/of chalets;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kansrijk extensief recreatief gebied' en 'overige zone - intensief recreatief gebied' zijn in het zomerseizoen maximaal 40 kampeermiddelen per bedrijf toestaan;

  5. buiten de aanduidingen 'overige zone - kansrijk extensief recreatief gebied' en 'overige zone - intensief recreatief gebied', zijn in het zomerseizoen maximaal 25 kampeermiddelen per bedrijf toegestaan;

  6. sanitaire voorzieningen moeten worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 75 m2;

  7. overige (slechtweer)voorzieningen moeten worden gerealiseerd in aanwezige bebouwing binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 75 m2.

 

11.5.5 Zorgverlenende activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 11.4.1 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of binnen een bijbehorend bouwwerk bij de woning voor zorgverlenende nevenactiviteiten, zoals opgenomen in de bijlage 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels, dan wel een vergelijkbare zorgverlenende activiteit, onder de volgende voorwaarden:

  1. er is sprake van een versterking van de ruimtelijke kwaliteit door het toestaan van de activiteit;

  2. de activiteit vindt plaats binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden;

  3. de maximale oppervlakte voor de zorgverlenende nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw bedraagt maximaal 240 m²;

  4. er wordt maximaal 200  m2 aan buitenruimte ingericht.

 

11.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

11.6.1 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde woningsplitsing van een bestaande boerderij toe te staan, onder de volgende voorwaarden:

  1. het betreft een pand dat is aangeduid als 'karakteristiek', dan wel een pand dat als zodanig wordt aangemerkt door de monumentencommissie;

  2. de inhoudsmaat van het gebouw bedraagt minimaal 900 m³;

  3. bij splitsing vindt geen vergroting van de boerderij plaats;

  4. de kenmerkende vorm blijft gehandhaafd;

  5. het aantal woningen moet passen binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma en bedraagt in elk geval niet meer dan 2;

  6. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m²;

  7. indien het maximaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen sub 11.2.4 onder f wordt overschreden, moet worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing betreft ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', dan wel bebouwing die als cultuurhistorisch waardevol is aangemerkt door de monumentencommissie;

  8. indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen kan de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m² tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 240 m².

  9. de monumentencommissie adviseert positief over de voorgestelde plannen;

  10. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

  11. er wordt geen afbreuk gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven;

  12. voldaan wordt aan de in de subleden 11.2.2 en 11.2.4 gestelde voorwaarden.

 

 

 

Artikel 12 Leiding

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een ondergrondse brandstofleiding met de hartleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - brandstof';

  2. een ondergrondse gasleiding, met een diameter van maximaal 42 inch en een druk van maximaal 66,2 bar, met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';

  3. een ondergrondse rioolleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - riool;

  4. een ondergrondse PRB-transportleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - PRB';

  5. een ondergrondse waterleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - water.

 

12.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet worden opgericht.

 

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.2 en toestaan dat bouwwerken overeenkomstig dit hoofdstuk van deze regels worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

 

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

12.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;

  2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

  3. het verrichten van grondroeractiviteiten anders dan normaal spit- en ploegwerk;

  4. het diepploegen;

  5. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  6. het aanbrengen van gesloten verhardingen;

  7. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;

  8. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;

  9. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair

 

12.4.2 Uitzonderingen

Het sub 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

 

12.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 12.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.

  2. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de ondergrondse leiding.

 

 

 

 

Artikel 13 Waarde – Archeologie 1

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte beschermde archeologische monumentale waarden.

 

 

 

 

Artikel 14 Waarde – Archeologie 3

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

 

14.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte van 250 m² en groter en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
    Overlegging van een rapport is niet nodig, indien het gronden betreft die als verstoord zijn aangemerkt op de bijlage 'Archeologische verwachtingen- en waardenkaart' d.d. 7 februari 2011 dan wel waarvan verstoring blijkt uit een eerder verleende omgevingsvergunning of uit andere formele bescheiden.

  2. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt, dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan het schriftelijk advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

14.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 250 m² en groter:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd, dieper dan 0,3 m;

  3. het ophogen en egaliseren van gronden;

  4. het verlagen van het waterpeil;

  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.

  6. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies.

 

14.3.2 Uitzonderingen

Het sub 14.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.

  3. in het kader van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd inclusief het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.

 

14.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 14.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder a genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

  3. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld sub 14.3.1 kan het schriftelijk advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

 

 

Artikel 15 Waarde – Archeologie 4

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

 

15.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte van 500 m² en groter en een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
    Overlegging van een rapport is niet nodig, indien het gronden betreft die als verstoord zijn aangemerkt op de bijlage 'Archeologische verwachtingen- en waardenkaart' d.d. 7 februari 2011 dan wel waarvan verstoring blijkt uit een eerder verleende omgevingsvergunning of uit andere formele bescheiden.

  2. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan het schriftelijk advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

15.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 500 m² en groter:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, dieper dan 0,5 m onder maaiveld;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;

  3. het ophogen en egaliseren van gronden;

  4. het verlagen van het waterpeil;

  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.

  6. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies.

 

15.3.2 Uitzonderingen

Het sub 15.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.

  3. in het kader van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd inclusief het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.

 

15.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 15.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder a genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

  3. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld sub 15.3.1 kan het advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

 

 

Artikel 16 Waarde – Archeologie 5

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

 

16.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte van 2.500 m² en groter en een diepte van meer 0,5 m onder maaiveld een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
    Overlegging van een rapport is niet nodig, indien het gronden betreft die als verstoord zijn aangemerkt op de bijlage 'Archeologische verwachtingen- en waardenkaart' d.d. 7 februari 2011 dan wel waarvan verstoring blijkt uit een eerder verleende omgevingsvergunning.

  2. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan het schriftelijk advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

16.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 2.500 m² en groter:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, dieper 0,5 m onder maaiveld;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;

  3. het ophogen en egaliseren van gronden;

  4. het verlagen van het waterpeil;

  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.

  6. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies.

 

16.3.2 Uitzonderingen

Het sub 16.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, welke:

  1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.

  3. in het kader van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd inclusief het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.

 

16.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 15.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder a genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

  3. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld sub 16.3.1 kan het advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

 

 

Artikel 17 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. behoud en herstel van de ruimtelijke structuur van het beschermd dorpsgezicht De Bollen;

  2. behoud en herstel van de cultuurhistorische waarde van het beschermd dorpsgezicht De Bollen.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen binnen de bestemming 'Wonen' gelden de volgende van de bestemming 'Wonen' afwijkende bepalingen:

  1. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 4 m dan wel dan de bestaande grotere goothoogte;.

  2. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10 m dan wel dan de bestaande grotere bouwhoogte.

  3. De dakhelling van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 35º.

  4. De dakhelling van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 50º.

 

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

17.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het verwijderen van houtgewas;

  4. het aanbrengen van hoog opschietende beplanting.

 

17.3.2 Uitzonderingen

Het sub 17.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. die op het moment van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;

 

17.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 17.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en archeologische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen. Alvorens vergunning wordt verleend wordt advies gevraagd bij de gemeentelijke monumentencommissie.

  2. De sub 17.3.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in lid 17.1 niet onevenredig worden aangetast.

 

17.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

17.4.1 Sloopwerkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 17.1 bedoelde gronden te slopen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders.

 

17.4.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning voor het slopen is vereist voor:

  1. het slopen ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;

  2. sloopwerkzaamheden die op het moment van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;

  3. sloopwerkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het gedeeltelijk veranderen of vernieuwen van een bouwwerk overeenkomstig een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen.

 

 

 

Artikel 18 Waterstaat - Natte natuurparel

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Natte natuurparel' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie binnen de natte natuurparels met bijbehorende beschermingszones;

  2. het verbeteren van de condities voor de natuurwaarden.

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Algemeen

  1. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met het bepaalde sub 18.2.3 onder a.

  2. Voor een toename van het verharde oppervlak groter dan 100 m2 is een advies van de waterbeheerder vereist.

  3. Het bepaalde onder a en b in de subleden 18.2.2 en 18.2.3 geldt niet voor het bouwen binnen een bouwvlak.

 

18.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen binnen bouwvlakken.

 

18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik zijn toegestaan.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

18.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 18.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen sprake is van ondergronds bouwen, geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden die de natte natuurparel moet beschermen en alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend advies gevraagd wordt aan de waterbeheerder.

 

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

18.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, vergraven en afgraven van de gronden;

  2. het ophogen van gronden;

  3. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;

  5. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainage of bronbemaling;

  6. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

 

18.4.2 Uitzonderingen

Het sub 18.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. waarvan het ruimtebeslag minder is dan 100 m2;

  2. die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;

  3. die op grond van een voor de inwerkingtreding van het plan aangevraagde dan wel verleende vergunning ten tijde van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of nog uitgevoerd kunnen worden;

  4. die worden uitgevoerd binnen een bouwvlak of bestemmingsvlak waar gebouwen zijn toegestaan.

 

18.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 18.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen afbreuk wordt gedaan aan de in lid 18.1 genoemde waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

  2. Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, wordt advies gevraagd aan de waterbeheerder.

 

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

 

Artikel 19 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 20 Algemene bouwregels

 

20.1 Algemeen

 

20.1.1 Reclameaanduidingen

Voor het bouwen van reclameaanduidingen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1,5 m2.

 

20.1.2 Niet-overdekte zwembaden bij een (bedrijfs)woning

Voor het bouwen van niet-overdekte zwembaden bij een (bedrijfs)woning gelden de volgende voorwaarden:

  1. De afstand achter de voorgevelrooilijn van de (bedrijfs)woning mag niet minder bedragen dan 3 m.

  2. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m.

  3. De afstand tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.

 

20.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. Situering:

  1. bij (agrarische) bedrijfsgebouwen: de bebouwing mag uitsluitend worden gebouwd onder de (agrarische) bedrijfsgebouwen;

  2. in overige gevallen: de bebouwing moet worden opgericht onder een (bedrijfs)woning en/of onder de bij de (bedrijfs)woning behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de woonfunctie, met dien verstande dat deze aan één zijde maximaal 2 m buiten het bovengrondse gevelvlak mag uitsteken;

  1. de inhoud van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan de inhoud van het gebouw waaronder de ondergrondse bebouwing wordt gebouwd;

  2. de verticale diepte mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

20.3 Afwijking maten

In die gevallen, waarin de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan voor de bestaande feitelijke situatie, uitgezonderd in geval van nieuwbouw.

 

 

Artikel 21 Algemene sloopregels

 

21.1 Omgevingsvergunningplichtige activiteiten ten aanzien van slopen

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders een pand ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' te slopen.

 

21.2 Uitzonderingen

Het in lid 21.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. welke het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;

  2. waarvoor op het tijdstip van het van de inwerkingtreding van dit plan reeds een sloopvergunning is verleend.

 

21.3 Toelaatbaarheid

De in lid 21.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  1. de instandhouding van het pand geen bijdrage meer levert aan de cultuurhistorische waarde van het pand en de omgeving en/of;

  2. het pand niet meer beschikt over de eigenschappen die het pand de cultuurhistorische waarden verschaften;

Alvorens een besluit wordt genomen omtrent het verlenen van de vergunning wordt advies gevraagd aan de gemeentelijke monumentencommissie.

 

 

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

 

22.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in elk geval verstaan:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning voor bewoning;.

  2. het gebruik van gronden in strijd met de op grond van dit plan geldende bestemming.

  3. de nieuwvestiging van mestbewerking, de uitbreiding van de bestaande gebruiksoppervlakte van mestbewerking en de toename van de bestaande bebouwingsoppervlakte voor mestbewerking, uitgezonderd in het geval van mestbewerking van ter plaatse geproduceerde mest bij een veehouderij.

 

22.2 Ondergeschikte functie

Een ondergeschikte functie mag een omvang hebben van niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de bebouwing, die bestemd is voor de hoofdfunctie.

 

22.3 Aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is toegestaan om ruimten binnen een (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken te gebruiken voor aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten, mits:

  1. tot maximaal 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50 m² wordt gebruikt voor deze activiteiten;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a, ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte; bvo (m2)' maximaal het vloeroppervlak zoals aangegeven ter plaatse van deze aanduiding wordt gebruikt voor deze activiteiten;

  3. het gebruik overeenkomstig de hoofdfunctie mogelijk blijft;

  4. degene die de activiteiten in de (bedrijfs)woning en/of het bijbehorende bouwwerk uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;

  5. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;

  6. er geen detailhandel en/of groothandel ter plaatse plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit;

  7. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en van (agrarische) bedrijven;

 

 

Artikel 23 Afwijken van de gebruiksregels

 

23.1 Afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.4.1, 6.4.1, 10.3.1 en 11.4.1 en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs)woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. het betreft een bijbehorend bouwwerk behorende bij een (bedrijfs)woning;

  2. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit het oogpunt van mantelzorg, hetgeen blijkt uit een aantoonbare zorgbehoefte dan wel een leeftijd van boven de 65 jaar;

  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

  4. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijbehorende bouwwerken, met een maximale bebouwde oppervlakte van 80 m²;

  5. de bebouwing die wordt gebruikt voor mantelzorg mag op maximaal 30 m van het hoofdgebouw staan;

  6. het bijbehorend bouwwerk vormt een onlosmakelijk geheel met het (bedrijfs)woning van waaruit de mantelzorg wordt verleend;

  7. burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning zowel op naam van de mantelzorgverlener als op naam van de mantelzorgontvanger onder de voorwaarden dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van het bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg hiervan schriftelijke melding wordt gemaakt bij burgemeester en wethouders en het bijbehorend bouwwerk binnen 3 maanden na beëindiging van het gebruik als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg ongedaan wordt gemaakt voor bewoning. Na de beëindiging van het gebruik is de omgevingsvergunning per direct vervallen.

 

Artikel 24 Algemene aanduidingsregels

 

24.1 Luchtvaartverkeerzone

 

24.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de vliegverkeersveiligheid binnen de Inner Horizontal Surface en Conical Surface (IHCS) en het voorkomen van verstoringen binnen het verstoringsgebied rondom de start- en landingsbaan (Instrument Landing System; ILS).

 

24.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in dit hoofdstuk van de regels, mogen op de sub 24.1.1 bedoelde gronden geen bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte hoger dan 40 m.

 

24.1.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 24.1.2 en toestaan dat er hoger wordt gebouwd mag worden dan 40 m, met dien verstande dat de werking van de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed en voorafgaand aan het verlenen van de vergunning advies is ingewonnen bij de beheerder van het betrokken ILS.

 

 

24.2 Veiligheidszone - leiding

 

24.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van een buisleiding waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

 

24.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

 

24.2.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 24.2.2 voor het toestaan van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, voor zover in overeenstemming met de andere bestemming, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

 

24.2.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het verkleinen of verwijderen van de aanduiding ‘veiligheidszone – leiding’, indien een aanpassing van het vervoer van gevaarlijke stoffen door de buisleiding of veranderde wet- of regelgeving daar aanleiding toe geeft.

 

24.3 Vrijwaringszone - weg 0 - 30 m

  1. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 0 - 30 m’ mag ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen geen bebouwing worden opgericht anders dan ten behoeve van verkeersdoeleinden.

  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van de bestemming, mits vooraf van de wegbeheerder een verklaring van geen bezwaar is verkregen.

 

 

24.4 500 meterzone Natura 2000

 

24.4.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het instandhouden van de landschaps- en natuurwaarden en het voorkomen van verslechtering en verstoring van de aanwezige natuurlijke habitats in de nabijgelegen Natrua 2000-gebieden.

 

24.4.2 Specifieke gebruiksregels

  1. In aanvulling op het bepaalde bij de andere bestemmingen, mogen op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000', geen grondwateronttrekkingen plaatsvinden, met uitzondering van:

  1. bestaande grondwateronttrekkingen;

  2. grondwateronttrekkingen ten behoeve van de brandblusvoorziening bij agrarische bedrijven;

  3. nieuwe grondwateronttrekkingen die het gevolg zijn van de verplaatsing van een bestaande grondwateronttrekking en waarvoor een omgevingsvergunning is verleend op grond van sublid 3.6.3 onder b, sublid 4.6.3 onder b of sublid 5.6.3 onder b.

  1. De capaciteit van bestaande grondwateronttrekkingen en de capaciteit van nieuwe grondwateronttrekkingen na verplaatsing, zoals bedoeld onder a, sub 3 mag niet worden vergroot.

 

 

Artikel 25 Algemene afwijkingregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. in deze regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van de inhoudsmaat en oppervlaktemaat van (bedrijfs)woningen en bijbehorende bouwwerken, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, tenzij in de bestemming reeds een ontheffingsmogelijkheid voor de maatvoering is opgenomen, en mits de omgevingsvergunning niet leidt tot een overschrijding van de maten, afmetingen en percentages die als maximum zijn voorgeschreven in of krachtens de provinciale Verordening ruimte, zoals geldend op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  2. de bestemmingsplanbepalingen voor het bouwen binnen 5 m van of in de zijdelingse perceelsgrens, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast en landschappelijke inpassing plaatsvindt;

  3. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;

  4. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  5. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;

  6. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning mag worden verleend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur';

 

 

Artikel 26 Algemene wijzigingsregels

 

26.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrens, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, indien dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

26.2 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de de ecologische hoofdstructuur ten behoeve van beekherstel en herstel van natte natuurparels, waterberging, ecologische verbindingszones, waterzuiveringsgebieden wijzigen in de bestemming 'Natuur' en/of de bestemming 'Water', indien en voor zover de gronden worden ingericht en beheerd als natuurgebied. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven en van in de omgeving aanwezige functies;

  2. de ontwikkeling van deze natuurgebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren;

  3. de eigenaar is bereid en in staat om het terrein in te richten als natuurgebied;

  4. bodemonderzoek dient aan te tonen dat de gronden geschikt zijn voor natuurontwikkeling;

  5. er wordt geen afbreuk gedaan aan dan wel er vindt geen aantasting plaats van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden.

 

26.3 Wijzigingsbevoegdheid toevoegen bestemming Waarde - Archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van toevoeging van de bestemming 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde -Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4' dan wel 'Waarde - Archeologie 5', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk dan wel noodzakelijk is, mits vooraf terzake advies is ingewonnen bij een deskundige op het gebied van archeologie.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 27 Overgangsrecht

 

27.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

27.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, veegplan 2018'

 

 

 

Vastgesteld: 25 september 2018