Buitengebied fase 2 2013

Status: Vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0823.BPBGfaseII2013-VAS2
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met uitzondering van intensieve veehouderij, geiten- en schapenhouderij en glastuinbouw;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' tevens de uitoefening van een intensief veehouderijbedrijf; uitgezonderd een geiten- en schapenhouderij;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geiten- en schapenhouderij' tevens de uitoefening van een geiten- en/of schapenhouderij;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' tevens een glastuinbouwbedrijf ;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – educatieve viskwekerij' een educatieve viskwekerij;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf' een aannemersbedrijf;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – slachterij' een slachterij;

  8. bedrijfsmatige nevenactiviteiten als genoemd in bijlage 3 'Nevenactiviteiten' bij deze regels;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens voor parkeerterrein;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' een begraafplaats;

  12. ter plaatse van de aanduiding 'motorcrossterrein' een motorcrossterrein;

  13. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – kampeerterrein' een kampeerterrein;

  14. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – toeristenpoort' een toeristenpoort

  15. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' een zorgboerderij;

  16. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - beheergebouw' tevens een beheergebouw;

  17. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding veldschuur' tevens een veldschuur;

  18. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - spoelbassin' tevens een spoelbassin met bijbehorende tijdelijke opslag van kuubskisten en tarra (plant- en wortelresten);

  19. aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten;

  20. openbare nutsvoorzieningen;

  21. extensief recreatief medegebruik;

  22. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  23. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  24. tuinen en erven;

  25. landschappelijke inpassing;

alsmede voor:

  1. het behoud van de volgende landschaps-, natuur-, hydrologische - en cultuurhistorische waarden.

  1. kenmerkende landschapwaarden ter plaatse van de aanduiding 'aardkundig waardevol gebied', 'reliëf', 'akkercomplex 1', 'akkercomplex 2' en 'waardevol landschapselement' moeten worden gehandhaafd;

  2. de hydrologische waarden in de vorm van de aanwezige oppervlakte- en grondwateren;

  3. de cultuurhistorische waarde van panden, zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  4. overige cultuurhistorisch waardevolle elementen en gebieden.

 

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

  1. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf of ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' ten behoeve van het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf;

  2. binnen een bouwvlak, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, zijn de regels voor één enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing;

  3. gebouwen waarin dieren worden gehouden ten behoeve van intensieve veehouderij mogen slechts bestaan uit één bouwlaag, met dien verstande dat uitsluitend op de begane grond dieren mogen worden gehouden. Uitgezonderd hiervan zijn volière- en scharrelstallen voor legkippen.

  4. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

  5. De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

  6. De bouw van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van vee/dieren is slechts toegestaan, indien de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting niet toeneemt, tenzij saldering plaatsvindt.

 

5.2.2 Bedrijfsgebouwen, bedrijfsoverkappingen en rijhallen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfsoverkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De bouwhoogte van bedrijfsoverkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

  5. De oppervlakte van een rijhal mag niet meer bedragen dan 1.200 m2.

  6. Tot 1 juni 2014 mag de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing ten behoeve van een geiten- en/of schapenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geiten- en schapenhouderij' niet meer mag bedragen dan bestaand.

 

 

5.2.3 Kassen

  1. Voor het bouwen van van kassen gelden de volgende bepalingen:

  1. Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.

  1. Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

  2. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m2.

  3. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.

 

5.2.4 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is opgenomen., in welk geval maximaal het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  5. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

 

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, aan- en uitbouwen) bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  4. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2.

 

5.2.5 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 34.2 Ondergronds bouwen.

 

5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 8,5 m.

  3. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  4. De bouwhoogte van overige silo’s mag niet meer bedragen dan 15 m.

  5. De bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  6. De bouwhoogte van antennes mag niet meer bedragen dan 10 m.

  7. Paardenbakken:

  1. Een paardenbak dient op tenminste 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden aangelegd.

  2. De bouwhoogte van een omheining van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  3. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

  4. Lichtmasten bij een paardenbak zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bebouwingsconcentraties.

  5. De bouwhoogte van lichtmasten bij een paardenbak mag niet meer bedragen dan 8 m.

  1. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

5.2.7 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend de hierna genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatief medegebruik, zoals bewijzering en picknicktafels mag niet meer bedragen dan 2 m.

Artikel 5.2.7 c is vernietigd als gevolg van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van Raad van State op 28 augustus 2015 (201308141/1/R3).

  1. Paardenbakken:

  1. Een paardenbak mag alleen buiten het bouwvlak worden gerealiseerd, als aangetoond is dat binnen het bouwvlak geen ruimte is.

  2. De bouwhoogte van een omheining van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.200 m2, met dien verstande dat de gezamenlijk oppervlakte van paardenbakken binnen en buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1.200 m2.

  4. Een paardenbak mag uitsluitend direct grenzend aan het bouwvlak worden gerealiseerd.

  5. Indien de paardenbak wordt gesitueerd naast de openbare weg, wordt de paardenbak op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning gerealiseerd.

  6. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

  7. Lichtmasten bij een paardenbak zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bebouwingsconcentraties.

  8. De bouwhoogte van lichtmasten bij een paardenbak mag niet meer bedragen dan 3 m.

  1. Verplaatsbare hokken voor scharrelvarkens:

  1. Verplaatsbare hokken voor scharrelvarkens zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - uitloop scharrelvarkens'.

  2. Het aantal hokken mag niet meer bedragen dan 30.

  3. Van 20 hokken mag de oppervlakte niet meer bedragen dan 5 m2 per hok.

  4. Van 10 hokken mag de oppervlakte niet meer bedragen dan 15 m2 per hok.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

  1. Veldschuren:

  1. Veldschuren zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur'.

  2. De goothoogte van een veldschuur mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte van een veldschuur mag niet meer bedragen dan 10 m.

Artikel 5.2.7 f is vernietigd als gevolg van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van Raad van State op 28 augustus 2015 (201308141/1/R3).

  1. Tijdelijke kleinschalige erfvoorzieningen:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De gezamenlijke oppervlakte van de tijdelijke kleinschalige erfvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 500 m2.

  3. De afstand van een tijdelijke kleinschalige erfvoorziening tot het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 25 m.

  4. De instandhoudingsperiode van een tijdelijke kleinschalige erfvoorziening mag niet meer bedragen dan 9 maanden.

  1. Spoelbassins:

  1. Spoelbassins zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - spoelbassin'.

  2. De bouwhoogte van een spoelbassin mag niet meer bedragen dan 3 m.

  3. De hoogte van tijdelijke opslag in de vorm van tarra (plant- en wortelresten) mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. De hoogte van stapeling van kuubskisten mag niet meer bedragen dan 3 m.

  5. De opslag ten behoeve van het spoelbassin is uitsluitend toegestaan in de periode 1 juli tot en met 1 april.

 

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde:

  1. sub 5.2.1 en toestaan dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen wordt verkleind c.q. vergroot, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;

  2. sub 5.2.1 en toestaan dat er binnen het bouwvlak bedrijfsgebouwen worden gebouwd voor de bouw van carnavalswagen tot maximaal 150 m² met een goothoogte tot maximaal 6 m en een bouwhoogte tot maximaal 10 m.

  3. sub 5.2.2 5.2.6 en 5.2.7 en toestaan dat warmtebuffers, CO2-installaties en windmolens worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 15 m.

 

5.3.1 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en boomteelthekken

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 5.2.7 teneinde tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en/of boomteelthekken buiten het bouwvlak toe te staan, met dien verstande dat:

  1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'akkercomplex 1';

  2. de maximale bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en boomteelthekken 2,5 m is, met uitzondering van hagelnetten, waarvan de maximale bouwhoogte maximaal 4,5 m mag bedragen;

  3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 8 maanden;

  4. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven;

  5. het oprichten hiervan geen onevenredige effecten heeft op de natuur- en/of landschapswaarden.

 

5.3.2 Schuilgelegenheden voor vee

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 5.2.1 voor het realiseren van een schuilgelegenheid voor vee ten dienste van het agrarisch bedrijf, buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  1. schuilgelegenheden niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'akkercomplex 1' en 'akkercomplex 2';

  2. maximaal één schuilgelegenheid mag worden opgericht op een perceel van minimaal 1 ha;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan4 m;

  5. de maximale oppervlakte 20 m² bedraagt;

  6. de schuilgelegenheid voor 1/6 deel van de wand open dient te zijn en open dient te blijven.

  7. de schuilgelegenheid gesitueerd dient te worden op minimaal 30 m ten opzichte van de rand van een bouwvlak van derden en binnen 25 m vanaf de bosrand, houtsingel of houtwal óf binnen 100 m van een openbare weg.

 

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

 

5.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  1. het het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het met het oog op de bestemming te verrichten gebruik en dit plaatsvindt binnen het bouwvlak en niet (brand)gevaarlijk is;

  2. detailhandel, behoudens als ondergeschikte nevenactiviteit in agrarische producten van het eigen bedrijf en 'Hoeveproducten';

  3. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

  4. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

  5. het gebruik voor woondoeleinden en/of zorgdoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;

  6. het gebruik voor diverse vormen van semi - en/of niet-agrarische bedrijvigheid;

  7. het plaatsen van woonunits of stacaravans voor de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers;

  8. voor het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen;

  9. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  10. als wedstrijd/sportterrein;

  11. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij:

  1. dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf, dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;

  2. dit plaatsvindt ten behoeve van een daartoe specifiek toegestane nevenactiviteit zoals opgenomen in lid 5.1.

  1. het gebruik van gronden voor het houden van evenementen, met uitzondering van evenementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - africhtstal'. Ter plaatse van deze aanduiding zijn maximaal 12 evenementen per kalenderjaar toegestaan;

  2. het gebruik van gronden voor boomteelt ter plaatse van de aanduiding 'akkercomplex 1';

  3. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning als burger-/plattelandswoning;

 

5.4.2 Permanente bewoning

Onder strijdig gebruik met het bepaalde in de subleden 5.4.1 en 5.5.4 valt het gebruik van gebouwen, kampeermiddelen, trekkershutten, bed & breakfast-voorzieningen, vakantiewoningen/-appartementen, groepsaccomodaties/kampeerboerderijen en kleinschalig kamperen/minicamping voor permanente bewoning.

 

5.4.3 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 36.3 Aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

 

5.4.4 Nevenactiviteiten

  1. Ter plaatse van de in lid 5.1 opgenomen nevenactiviteiten geldt dat de toegestane bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande en vergunde bebouwde oppervlakte aan gebouwen in gebruik voor de nevenactiviteiten ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

  2. In aanvulling op het bepaalde in a geldt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – educatieve viskwekerij' dat tevens 3 trekkershutten zijn toegestaan waarvan de oppervlakte per trekkershut niet meer mag bedragen dan 30 m².

 

5.4.5 Hervestiging geiten- en schapenhouderij

Hervestiging van een geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2014 niet toegestaan.

 

 

 

 

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.5.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. De afwijking is nodig vanuit een doelmatige bedrijfsvoering/-ontwikkeling. Hierover kan advies worden gevraagd aan een agrarisch deskundige.

  2. Indien sprake is van een afwijking ten behoeve van een nevenactiviteit:

  1. De nevenactiviteit is/blijft ondergeschikt aan hoofdfunctie van de bestemming. Alle nevenactiviteiten samen bedragen maximaal 30% van de bestaande bebouwing, tenzij anders in de regels is bepaald.

  2. De nevenactiviteit vindt plaats binnen de bestaande bebouwing.

  1. Detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel in streekproducten en/of in ter plaatse vervaardigde producten, is niet toegestaan. De bedrijfsvloeroppervlakte voor ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 100 m², waarvan maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte;

  2. Buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan.

  3. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  4. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  5. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.

  6. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  7. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

  8. Er vindt geen aantasting plaats van de ecologische waarden en kenmerken van de ecologische hoofdstructuur.

 

5.5.2 Houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 5.4.1 onder l voor het houden van evenementen op andere gronden dan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - africhtstal' met dien verstande dat:

  1. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;

  2. een evenement maximaal 5 aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouwen, mag plaatsvinden.

 

5.5.3 Statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 5.4.1 en toestaan dat gebouwen worden gebruikt voor statische opslag als nevenactiviteit (inclusief de bouw van carnavalswagens) met uitsluiting van (brand)gevaarlijke materialen, mits het gebruik maximaal 50% van de bestaande bebouwing beslaat met dien verstande dat het gebruik een maximale oppervlakte heeft van 1.000 m² in het buitengebied en 1.500 m² in bebouwingsconcentraties en extensiveringsgebieden rond natuur.

 

5.5.4 Recreatieve nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1, sub 5.4.1 en sub 5.4.2 en recreatieve nevenactiviteiten op een agrarische bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel vergelijkbare recreatieve activiteiten, met dien verstande dat:

  1. voldaan wordt aan de volgende algemene voorwaarden:

  1. het totaal aan nevenactiviteiten, exclusief statische opslag zoals genoemd sub 5.5.3, bedraagt maximaal 800 m² van de aanwezige bebouwing, waarvan maximaal 150 m² recreatief verblijfsgericht, exclusief de grondoppervlakte in gebruik voor het plaatsen van kampeermiddelen;

  2. aangetoond dient te zijn dat de waarden van het gebied met de dubbelbestemming 'Waarde -Natura 2000' niet significant worden aangetast.

  1. ten aanzien van kleinschalig kamperen/minicamping gelden, naast de onder a gestelde voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. deze nevenactiviteit vindt niet plaats op gronden die grenzen aan de bestemming 'Bos' en 'Natuur' en niet binnen de aanduiding 'akkercomplex 1';

  2. de kampeermiddelen dienen binnen het bouwvlak geplaatst te worden dan wel tot maximaal 100 m direct aansluitend aan het bouwvlak;

  3. er mag geen gebruik worden gemaakt van stacaravans, woonunits en/of chalets;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'kansrijk extensief recreatief gebied' en 'intensief recreatief gebied' zijn in het zomerseizoen maximaal 40 kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf toestaan op maximaal 8.000 m²;

  5. buiten de aanduidingen 'kansrijk extensief recreatief gebied', 'intensief recreatief gebied' zijn in het zomerseizoen maximaal 25 kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf toegestaan op maximaal 5.000 m²;

  6. sanitairvoorzieningen moeten worden gerealiseerd in bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 75 m2;

  7. overige (slechtweer)voorzieningen moeten worden gerealiseerd in aanwezige bebouwing binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 100 m2;

  1. ten aanzien van bed & breakfast voorzieningen gelden, naast de onder a gestelde voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'extensieve recreatie' is een bed & breakfast slechts toegestaan in een monument en beeldbepalend / karakteristiek pand als opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  2. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw tot een maximale oppervlakte van 150 m2, waarbij de maximale oppervlakte van de kamer 30 m² bedraagt;

  3. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden bedraagt 9;

  1. ten aanzien van trekkershutten gelden, naast de onder a gestelde voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. de trekkershutten worden ingepast binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw;

  2. maximaal 3 trekkershutten zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 20 m2 per trekkershut. In afwijking van het voorgaande mag de oppervlakte van terkkershutten op het perceel Broekstraat 25a maximaal 30 m2 bedragen.

  3. de bouwhoogte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 4 m;

  1. ten aanzien van vakantiewoningen/-appartementen gelden, naast de onder a gestelde voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensief recreatief gebied';

  2. de vakantiewoningen/-appartementen worden gerealiseerd binnen de aanwezige bebouwing;

  3. maximaal 3 vakantiewoningen/ -appartementen zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 195 m2 voor de 3 vakantiewoningen/-appartementen tezamen;

  1. ten aanzien van groepsaccommodaties/kampeerboerderij gelden, naast de onder a gestelde voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensief recreatief gebied';

  2. de groepsaccommodatie/kampeerboerderij wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing tot een oppervlakte van maximaal 350 m2 van de bestaande bebouwing;

  1. ten aanzien van een kleinschalige horecavoorziening en een kleinschalig boerderijterras gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarde:

  1. de kleinschalige horecavoorziening wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing waarbij maximaal 35 m2 ingericht mag worden.

  2. het kleinschalig boerderijterras wordt gerealiseerd bij de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw waarbij maximaal 50 m2 buitenruimte ingericht mag worden met zitjes en/of picknickbanken in de openlucht en geen horecavoorzieningen mogen worden gerealiseerd.

  1. ten aanzien van kleinschalige dagrecreatie gelden, naast de onder a gestelde voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarde:

  1. voorzieningen ten behoeve kleinschalige dagrecreatie worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw waarbij maximaal 250 m2 van de oppervlakte van de bebouwing voor de binnenfunctie mag worden gebruikt en waarbij maximaal 250 m2 buitenruimte mag worden gebruikt.

 

5.5.5 Zorgverlenende nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 en sub 5.4.1 en zorgverlenende nevenactiviteiten op een agrarische bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een daarmee vergelijkbare zorgverlenende activiteit, met dien verstande dat:

  1. het geen locatie betreft welke kan dienen voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en derhalve in ieder geval niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair';

  2. door het toestaan van de activiteit sprake is van een versterking van de ruimtelijke kwaliteit;

  3. de maximale oppervlakte voor de zorgverlenende nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw maximaal 400 m² bedraagt, waarbij het totaal aan nevenactiviteiten exclusief statische opslag, zoals genoemd sub 5.5.3 binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw maximaal 400 m² bedraagt, waarvan maximaal 150 m² recreatief verblijfsgericht;

  4. maximaal 200 m2 aan buitenruimte wordt ingericht.

 

5.5.6 Nevenactiviteit in de vorm van een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 en sub 5.4.1 en nevenactiviteiten in de vorm van een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch -technisch hulpbedrijf op een agrarisch bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een daarmee vergelijkbare vorm van agrarisch-verwante of agrarisch-technische bedrijvigheid, met dien verstande dat:

  1. de maximale oppervlakte voor de bedrijfsmatige nevenactiviteiten, exclusief statische opslag zoals genoemd sub 5.5.3, maximaal 800 m² van de aanwezige bebouwing beslaat, waarvan maximaal 150 m² recreatief verblijfsgericht, exclusief de grondoppervlakte in gebruik voor het plaatsen van kampeermiddelen;

  2. mestverwerking is niet toegestaan.

Artikel 5.5.6 c is toegevoegd als gevolg van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van Raad van State op 28 augustus 2015 (201308141/1/R3).

  1. deze afwijking niet kan worden toegepast indien de locatie is gelegen in de ecologische hoofdstructuur (EHS) ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur'.

 

5.5.7 Nevenactiviteit in de vorm van een niet-agrarisch ambachtelijk bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 en sub 5.4.1 en nevenactiviteiten in de vorm van een ambachtelijk bedrijf, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een vergelijkbaar ambachtelijk bedrijf toestaan, binnen de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' en 'bebouwingsconcentratie 2' op een agrarisch bouwvlak toestaan, met dien verstande dat:

  1. de nevenactiviteit alleen is toegestaan binnen de bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' of 'bebouwingsconcentratie 2', op een agrarisch bouwvlak;

  2. de maximale oppervlakte voor de niet-agrarische bedrijfsmatige nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing maximaal 400 m² bedraagt, waarbij het totaal aan alle nevenactiviteiten tezamen exclusief statische opslag, zoals genoemd sub 5.5.3, binnen de bestaande bebouwing maximaal 800 m² bedraagt; waarvan maximaal 150 m² recreatief verblijfsgericht, exclusief de grondoppervlakte in gebruik voor het plaatsen van kampeermiddelen;

  3. deze niet worden opgericht binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied primair';

  4. uitsluitend bedrijven in milieucategorie 1 en 2 zoals genoemd in bijlage 6 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn toegestaan.

Artikel 5.5.7 e is toegevoegd als gevolg van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van Raad van State op 28 augustus 2015 (201308141/1/R3).

  1. deze afwijking niet kan worden toegepast indien de locatie is gelegen in de ecologische hoofdstructuur (EHS) ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur'.

 

5.5.8 Huisvesting van tijdelijke werknemers

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 5.4.1 en toestaan dat bedrijfsgebouwen worden gebruikt voor huisvesting van tijdelijke werknemers met dien verstande dat:

  1. de huisvesting binnen de bestaande bebouwing wordt ingericht;

  2. de huisvesting dient plaats te vinden op het bouwblok waar de bedrijfswoning staat;

  3. de huisvesting een maximale gezamenlijke oppervlakte heeft van 12,5 m² per werknemer, inclusief de bijbehorende voorzieningen zoals sanitair, kantine, keuken en wasruimte, waarbij maximaal 32 personen worden gehuisvest;

  4. de huisvesting binnen de bestaande bebouwing maximaal 8 maanden per jaar aaneengesloten mag worden gebruikt. De overige 4 maanden mag de tijdelijke huisvesting binnen de bestaande bebouwing niet gebruikt worden ten behoeve van de huisvesting van werknemers.

 

5.5.9 Huisvesting van personen in het kader van stages dan wel sociale en/of maatschappelijke reïntegratie

Artikel 5.5.9 is vernietigd als gevolg van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van Raad van State op 28 augustus 2015 (201308141/1/R3).

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 5.4.1 en toestaan dat bedrijfsgebouwen worden gebruikt voor huisvesting van personen in het kader van stages dan wel sociale en/of maatschappelijke reïntegratie, met dien verstande dat:

  1. de huisvesting binnen de bestaande bebouwing wordt opgericht;

  2. de huisvesting een maximale gezamenlijke oppervlakte heeft van 20 m² per persoon, inclusief de bijbehorende voorzieningen zoals sanitair, kantine, keuken en wasruimte, waarbij maximaal 3 personen worden gehuisvest.

 

 

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduidingen 'aardkundig waardevol gebied', 'reliëf', 'akkercomplex 1', 'akkercomplex 2' en 'waardevol landschapselement':

  1. op alle gronden:

  1. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;

  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  4. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;

  5. het wijzigen van de waterhuishouding door draineren, vergraven, diepploegen of bemalen van gronden;

  6. het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken, buiten het bouwvlak voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 8 maanden, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'akkercomplex 1';

  1. op gronden met de aanduiding 'aardkundig waardevol gebied' en/of 'reliëf':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'akkercomplex 1':

  1. het beplanten van gronden met houtgewas, waarbij boomteelt is uitgesloten;

  2. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'akkercomplex 2':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven en egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'waardevol landschapselement':

  1. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van beplanting daarvan tot gevolg kunnen hebben;

  1. op gronden met de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  3. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van beplanting daarvan tot gevolg kunnen hebben.

 

5.6.2 Uitzonderingen

Het sub 5.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. welke plaatsvinden op het agrarisch bouwvlak;

  2. welke het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  3. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning.

 

5.6.3 Toelaatbaarheid

De sub 5.6.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in lid 5.1 niet onevenredig worden aangetast.

 

 

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

5.7.1 Algemene voorwaarden voor wijzigen

Op het wijzigen van het plan zijn in elk geval de volgende voorwaarden van toepassing:

  1. De wijziging is nodig voor vergroting, verbreding of beëindiging van het bedrijf. Hierover kan advies worden gevraagd aan een agrarisch deskundige.

  2. Agrarisch hergebruik is niet mogelijk bij omschakeling naar een andere functie.

  3. De vervolgactiviteit bij omschakeling vindt plaats binnen de bestaande bebouwing.

  4. Bij omschakeling naar een andere functie moet overtollige bebouwing worden gesloopt met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels, dan wel als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de monumentencommissie.

  5. Detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel in streekproducten en/of in ter plaatse vervaardigde producten, is niet toegestaan. De bedrijfsvloeroppervlakte voor ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 100 m², waarvan maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte.

  6. Buitenopslag ten behoeve van vervolgactiviteiten is niet toegestaan.

  7. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  8. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  9. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een beplantingsplan en een landschappelijke versterking via een fysieke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zoals omschreven in bijlage 7 Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012, met dien verstande dat bij vergroting van het bouwvlak de landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak dient plaats te vinden met een oppervlakte van minimaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak.

  10. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  11. Er is geen sprake van een onevenredige aantasting van – of beperking voor nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  12. De wijziging heeft geen gevolgen voor de hydrologisch situatie (hydrologisch neutraal). Indien het verhard oppervlak toeneemt met meer dan 250 m2, wordt hierover advies gevraagd aan het Waterschap De Dommel.

  13. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

  14. Er vindt geen aantasting plaats van de ecologische waarden en kenmerken van de ecologische hoofdstructuur.

 

 

 

 

5.7.2 Eerste agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en een aanduiding 'bedrijfswoning' op te nemen ten behoeve van de realisatie van een eerste agrarische bedrijfswoning. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. het een betreft bedrijf met één volwaardige arbeidskracht, waarvan de continuïteit op de langere termijn wordt gewaarborgd;

  2. het bedrijf is zonder een agrarische bedrijfswoning redelijkerwijs op langere termijn niet te exploiteren;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder a en b.

 

5.7.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vormverandering van een agrarisch bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de verandering mag niet leiden tot een vergroting van de oppervlakte van het agrarisch bouwvlak;

  2. vormverandering in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

  3. er dient een compacte vorm van het agrarisch bouwvlak te blijven bestaan, waarbij de nieuwe vorm van het bouwvlak de oude vorm in grote lijnen volgt.

 

5.7.4 Vergroting van een agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vergroting van een agrarisch bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de mogelijkheid voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, is afhankelijk van de aard en ligging van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de oppervlakte van het bouwvlak:

  1. van een grondgebonden agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 2,0 ha;

  2. van een intensieve veehouderij:

  • indien sprake is van een duurzame locatie in een verwevingsgebied of landbouwontwikkelingsgebied, niet meer mag bedragen dan 1,5 ha

  • indien sprake is van een niet-duurzame locatie in een verwevingsgebied of landbouwontwikkelingsgebied, niet meer mag bedragen dan het bestaande oppervlak van het agrarisch bouwvlak vermeerderd met 15% ;

Artikel 5.7.4 a3 is gewijzigd als gevolg van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van Raad van State op 28 augustus 2015 (201308141/1/R3).

  1. van een glastuinbouwbedrijf niet meer mag bedragen dan het bestaande oppervlak van het agrarisch bouwvlak vermeerderd met 15% tot een maximum van 4,0 ha, waarvan de netto glasopstand niet meer mag bedragen dan 3 ha en de vergroting niet is gesitueerd in de groenblauwe mantel (GBM) ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'.

  1. voor zover de vergroting betrekking heeft op grondgebonden bedrijven vergroting ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair' is toegestaan, indien de ontwikkeling van deze gebieden voor de intensieve veehouderij niet wordt gefrustreerd;

  2. ten behoeve van een geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2014 vergroting niet toegestaan;

  3. vergroting in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

  4. uit de onderbouwing van het initiatief blijkt dat voldaan kan worden aan de randvoorwaarden uit de Natuurbeschermingswet en de op deze wet gebaseerde provinciale regels;

  5. uit de onderbouwing van het initiatief blijkt dat er wordt voldaan aan de actuele voorgrondnormen en niet leidt tot overschrijding van de streefwaarden voor de achtergrondbelasting zoals deze door de gemeenteraad zijn vastgesteld in de verordening/gebiedsvisie in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij. Als al sprake is van een overbelaste situatie waaraan significant wordt bijgedragen, dient de ontwikkeling gepaard te gaan met een proportionele afname;

  6. er is sprake van een evenredige verdeling van de beperkte milieuruimte die beschikbaar is, onder andere doordat aangetoond wordt dat de op dat moment best beschikbare en betaalbare technieken worden gebruikt die leiden tot een beperkte milieubelasting, rekening houdend met het type en grootte van het bedrijf;

  7. de nieuwe stallen voldoen minimaal aan de voorwaarden uit het certificeringsysteem Maatlat Duurzame Veehouderij;

  8. vergroting is slechts toegestaan, indien de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting niet toeneemt, tenzij saldering plaatsvindt.

Artikel 5.7.4 j is toegevoegd als gevolg van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van Raad van State op 28 augustus 2015 (201308141/1/R3).

  1. deze wijzigingsbevoegdheid kan niet worden toegepast indien de locatie is gelegen in de ecologische hoofdstructuur (EHS) ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur'.

 

5.7.5 Vormverandering en vergroting van een agrarisch bouwvlak intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vormverandering en/of vergroting van het bouwvlak intensieve veehouderij. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. ten behoeve van een geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2014 vergroting niet toegestaan;

  2. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder b;

  4. er is sprake van een 'reconstructiewetzone - iv ja mits';

  5. de oppervlakte van het bouwvlak na vergroting ten hoogste 1,5 ha bedraagt;

  6. in de gebieden die zijn aangeduid als 'reconstructiewetzone - iv nee tenzij', mag ten opzichte van de oppervlakte op het moment van de inwerkingtreding van dit plan, worden vergroot met maximaal 15% en de oppervlakte na vergroting ten hoogste 1,5 ha bedragen;

  7. in de gebieden die zijn aangeduid als 'reconstructiewetzone - iv nee' is vergroting niet toegestaan;

  8. binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt mag worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;

  9. op gronden gelegen ter plaatse van de groenblauwe mantel de wijziging uitsluitend is toegestaan, indien een positieve bijdrage wordt geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken;

  10. uit de onderbouwing van het initiatief blijkt dat wordt voldaan aan de randvoorwaarden uit de Natuurbeschermingswet en de op deze wet gebaseerde provinciale regels;

  11. uit de onderbouwing van het initiatief blijkt dat er wordt voldaan aan de actuele voorgrondnormen en niet leidt tot overschrijding van de streefwaarden voor de achtergrondbelasting zoals deze door de gemeenteraad zijn vastgesteld in de verordening/gebiedsvisie in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij. Als al sprake is van een overbelaste situatie waaraan significant wordt bijgedragen, dient de ontwikkeling gepaard te gaan met een proportionele afname;

  12. er is sprake van een evenredige verdeling van de beperkte milieuruimte die beschikbaar is, onder andere doordat aangetoond wordt dat de op dat moment best beschikbare en betaalbare technieken worden gebruikt die leiden tot een beperkte milieubelasting, rekening houdend met het type en grootte van het bedrijf;

  13. de nieuwe stallen voldoen minimaal aan de voorwaarden uit het certificeringsysteem Maatlat Duurzame Veehouderij;

  14. vergroting is slechts toegestaan, indien de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting niet toeneemt, tenzij saldering plaatsvindt;

  15. tenminste 10% van het bouwvlak moet worden gebruikt voor landschappelijke inpassing.

Artikel 5.7.5 p is toegevoegd als gevolg van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van Raad van State op 28 augustus 2015 (201308141/1/R3).

  1. deze wijzigingsbevoegdheid kan niet worden toegepast indien de locatie is gelegen in de ecologische hoofdstructuur (EHS) ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur'.

 

5.7.6 Vergroting van het bouwvlak voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'akkercomplex 1';

  2. de voorzieningen dienen ter ondersteuning van het betreffende agrarische bedrijf;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder b;

  4. de oppervlakte van het bouwvlak mag maximaal 0,5 ha bedragen;

  5. de bouwhoogte van de permanente teeltondersteunende voorzieningen mag maximaal 2,5 m bedragen;

  6. de voorzieningen dienen ruimtelijk geconcentreerd te worden binnen een in het wijzigingsplan op te nemen differentiatievlak;

  7. vergroting in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone wordt verbeterd.

Artikel 5.7.6 h is toegevoegd als gevolg van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van Raad van State op 28 augustus 2015 (201308141/1/R3).

  1. deze wijzigingsbevoegdheid kan niet worden toegepast indien de locatie is gelegen in de ecologische hoofdstructuur (EHS) ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur'.

 

5.7.7 Statische opslag, met uitzondering van (brand)gevaarlijke materialen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor statische opslag, met uitzondering van (brand)gevaarlijke materialen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. het geen locatie betreft welke kan dienen voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en is derhalve in ieder geval niet gelegen op een locatie binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair' of 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair';

  2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de statische opslag bedraagt niet meer dan 1.000 m².

  3. in afwijking van het bepaalde in b mag de vloeroppervlakte van de statische opslag in een bebouwingsconcentratie niet meer bedragen dan 1.500 m2;

  4. overtollige bebouwing dient gesloopt te worden met uitzondering van de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning.

  5. er is geen sprake van opslag ten behoeve van handel of opslag van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;

  6. de opslag vindt plaats binnen de bestaande bedrijfsgebouwen.

 

5.7.8 Agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de locatie is niet duurzaam of wordt niet blijvend geschikt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van bijlage 5 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  2. het betreft geen voormalige agrarische bedrijfslocatie waar bedrijfsbebouwing is gesloopt in het kader van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken en de regeling Ruimte voor Ruimte;

  3. er wordt maximaal 800 m² van de bestaande bebouwing gebruikt voor de hergebruiksactiviteit;

  4. in afwijking van hetgeen onder d is bepaald gelden ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' of 'bebouwingsconcentratie 2' de volgende maximale oppervlakten:

  1. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingscluster nabij kern of doorgaande weg' of 'bebouwingslint nabij kern of doorgaande weg', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.200 m² bedragen;

  2. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingszone', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.000 m² bedragen;

  1. overtollige bebouwing moet gesloopt worden, met uitzondering van de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning;

  2. het betreft een vorm van agrarisch-verwant bedrijf of agrarisch-technischhulpbedrijf zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels, dan wel een daaraan gelijk te stellen agrarisch-verwant of agrarisch-technisch bedrijf, met maximaal 3 arbeidskrachten, waarbij in ieder geval niet zijn toegestaan: industriële bedrijvigheid, transport / distributie, detailhandel (hoofdfunctie), prostitutie, garage en autohandel;

  3. er dient een bedrijfsplan te worden aangeleverd waarin tevens aangetoond wordt welke bestaande bedrijfsbebouwing noodzakelijk is voor het hergebruik;

  4. uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan;

  5. indien de locatie is gelegen in de groenblauw mantel (GBM) zoals vastgelegd in de Verordening Ruimte 2012 van de provincie Noord Brabant, dient de omschakeling gepaard te gaan met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

Artikel 5.7.8 k is toegevoegd als gevolg van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van Raad van State op 28 augustus 2015 (201308141/1/R3).

  1. deze wijzigingsbevoegdheid kan niet worden toegepast indien de locatie is gelegen in de ecologische hoofdstructuur (EHS) ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur'.

 

5.7.9 Niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor een niet-agrarisch bedrijf. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

  1. de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' en van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 2';

  2. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingscluster nabij kern of doorgaande weg' of 'bebouwingslint nabij kern of doorgaande weg', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.000 m² bedragen;

  3. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingszone', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 800 m² bedragen;

  4. overtollige bebouwing moet gesloopt worden met uitzondering van:

  1. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels, dan wel die als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de gemeentelijke monumentencommissie;

  2. de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning.

  1. het betreft een kleinschalige ambachtelijke activiteit zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een daaraan gelijk te stellen ambachtelijk bedrijf, in de milieucategorie 1 en 2, met maximaal 3 arbeidskrachten, waarbij in ieder geval niet zijn toegestaan: industriële bedrijvigheid, transport/distributie, detailhandel (hoofdfunctie), prostitutie, landbouwmechanisatie, garage en autohandel;

  2. er dient een bedrijfsplan te worden aangeleverd waarin tevens aangetoond wordt welke bestaande bedrijfsbebouwing noodzakelijk is voor het hergebruik;

  3. activiteiten moeten inpandig plaats vinden;

  4. uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan;

  5. het nieuwe bestemmingsvlak is niet groter dan 5.000 m2.

Artikel 5.7.9 m is toegevoegd als gevolg van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van Raad van State op 28 augustus 2015 (201308141/1/R3).

  1. deze wijzigingsbevoegdheid kan niet worden toegepast indien de locatie is gelegen in de ecologische hoofdstructuur (EHS) ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur'.

 

5.7.10 Bestemming Recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Recreatie' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor dag- of verblijfsrecreatie. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de locatie niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair' of 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair';

  2. de locatie is niet duurzaam of wordt niet blijvend geschikt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van bijlage 5 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  3. het hergebruik voor verblijfsrecreatie is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'waterrecreatie';

  4. ter plaatse van de aanduiding 'kansrijk extensief recreatief gebied' is alleen extensief en kleinschalig intensieve verblijfsrecreatie toegestaan zoals een kinderboederij/ groepsaccomodatie, agrotoerisme, speelboerderij, speeltuin en dergelijke;

  5. hergebruik is toegestaan voor dag- en verblijfsrecreatie als opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel daaraan gelijk te stellen dag- en verblijfsrecreatie;

  6. hergebruik voor een manege is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' of 'bebouwingsconcentratie 2';

  7. het hergebruik is slechts toegestaan, als er geen sprake is van onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden van het gebied;

  8. maximaal 500 m2 van de bestaande bebouwing wordt gebruikt voor de hergebruiksactiviteit, waarbij het meerdere boven de 500 m2 bestaande bebouwing wordt gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing betreft;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' of 'bebouwingsconcentratie 2' mag de maximale oppervlakte 800 m2 van de bestaande bebouwing bedragen, waarbij het meerdere boven de 800 m2 bestaande bebouwing wordt gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing betreft;

  10. detailhandel in ter plaatse vervaardigde streekproducten is toegestaan tot een maximum oppervlak van 100 m², waarvan maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte;

  11. horeca is toegestaan tot een maximum oppervlak van 100 m²;

  12. vergroting in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone wordt verbeterd;

  13. uitbreiding van het bouwblok niet is toegestaan;

  14. voor een landschapscamping gelden, naast de in dit artikel genoemde voorwaarden, de volgende voorwaarden:

  1. de bruto oppervlakte per standplaats bedraagt ten minste 300 m²;

  2. het maximaal aantal standplaatsen bedraagt 60;

  3. de ligging van de camping moet aangesloten worden bij een voormalig agrarisch bouwvlak;

  4. op en rondom het kampeerterrein dient een passende, robuuste en duurzame beplanting te worden aangeplant, waarbij de oppervlakte nieuwe natuur minimaal 3 maal zo groot moet zijn als de oppervlakte van het totaal aan standplaatsen;

  5. alvorens gebruik wordt gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid, kunnen burgemeester en wethouders advies vragen aan een terzake deskundige.

 

5.7.11 Bestemming Sport ten behoeve van manege

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Sport' ten behoeve van de vestiging van een manege. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. deze slechts is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' of 'bebouwingsconcentratie 2';

  2. deze niet worden opgericht binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied primair';

  3. er een rijhal mag worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 1.200 m²;

  4. paardenbakken dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht conform sub 5.2.6.

 

5.7.12 Bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. wijziging is uitsluitend toegestaan, indien de locatie niet duurzaam is dan wel niet blijvend geschikt is voor agrarisch hergebruik voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van bijlage 5 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  2. uitsluitend de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande en vergunde bedrijfswoning( en) mag voor bewoning worden gebruikt;

  3. het maximale aantal woningen is gelijk aan het bestaande en vergunde aantal bedrijfswoningen;

  4. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  5. indien het maximaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen onder e wordt overschreden, dient te worden gesloopt, tenzij het monumentale of waardevolle bebouwing betreft conform bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  6. het bouwvlak ten behoeve van de woning wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen;

  7. de milieuvergunning onherroepelijk is ingetrokken.

 

5.7.13 Toevoeging woning door boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van de toevoeging van een woning door bouwkundige aanpassing van een bestaande boerderij, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en), onder de volgende voorwaarden:

  1. het een 'kenmerkende boerderij voor het buitengebied' betreft zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  2. de inhoudsmaat van het gebouw minimaal 900 m³ bedraagt;

  3. de kenmerkende vorm gehandhaafd blijft;

  4. het aantal woningen past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma en in elk geval niet meer bedraagt dan 2;

  5. na splitsing geen vergroting van de boerderij plaatsvindt;

  6. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  7. indien het maximaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen onder f wordt overschreden, dient te worden gesloopt, tenzij het monumentale of waardevolle bebouwing betreft conform bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  8. de monumentencommissie over voorgestelde plannen positief adviseert.

 

5.7.14 Realisatie van één woning in een bijbehorend bouwwerk

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van de realisatie van één woning in een bijbehorende bouwwerk, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en), onder de volgende voorwaarden:

  1. wijziging is uitsluitend toegestaan, indien de locatie niet duurzaam is dan wel niet blijvend geschikt is/wordt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van bijlage 5 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  2. het een bijbehorend bouwwerk betreft dat is opgenomen bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels en als zodanig als cultuurhistorische waardevol is aangemerkt;

  3. de oppervlaktemaat van het gebouw bedraagt minimaal 30 m²;

  4. de inhoudsmaat van het gebouw maximaal 750 m³ bedraagt;

  5. de kenmerkende vorm en cultuurhistorische waarden van het betreffende bijbehorende bouwwerk gehandhaafd blijven;

  6. de woning past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma;

  7. na realisatie geen vergroting van de woning plaatsvindt;

  8. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  9. de milieuvergunning onherroepelijk is ingetrokken.

 

5.7.15 Plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door toevoeging van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' onder gelijktijdige verwijdering van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. De aan te duiden plattelandswoning betreft een bestaande agrarsiche bedrijfswoning;

  2. De aan te duiden plattelandswoning is uitsluitend toegestaan bij een nog actief reëel agrarisch bedrijf. De agrarische bestemming moet worden gehandhaafd.

  3. Ter plaatse van de plattelandswoning is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

  4. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een beplantingsplan en een landschappelijke versterking via een fysieke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zoals omschreven in bijlage 7 Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012.