direct naar inhoud van Artikel 38 Overige regels
Plan: Buitengebied 2010, bestuurlijke lus
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0823.BPBGfase12010-VG03

Artikel 38 Overige regels

38.1 Toetsingscriteria aanlegvergunningen

De hierna volgende bepalingen zijn van belang voor de aanlegvergunningvereisten die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen.

38.1.1 het afgraven, ophogen, egaliseren, vergraven, diepwoelen en diepploegen van de bodem:
  • a. Het afgraven, ophogen, egaliseren, vergraven, diepwoelen en diepploegen van de bodem moet noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. Het afgraven, ophogen, egaliseren, vergraven, diepwoelen en diepploegen van de bodem mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het reliëf en de kleinschalige verkaveling van de gronden binnen de aanduiding ‘reliëf’;
  • c. Voor zover het betreft gronden aangeduid als ‘akkercomplex’ mag geen onevenredige aantasting van de bodemstructuur en/of het aanwezige reliëf (bolle ligging) optreden;
  • d. Voor zover het betreft gronden bestemd tot ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ mogen geen onevenredige aantasting van de morfologie van de beekdalgronden en het aanwezige microreliëf plaatsvinden;
  • e. Voor zover het betreft gronden bestemd tot ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ geldt dat de aanwezige biotopen van amfibieën, plantengezelschappen, dagvlinders, bos-, struweel-, weide- en moerasvogels, en dieren van stromend water niet mogen worden aangetast. De werkzaamheden mogen geen verdroging of ontwatering tot gevolg hebben. Poelen, terreinlaagten, ruigten, e.d. mogen niet worden beschadigd;
  • f. Voor zover het betreft gronden met de dubbelbestemming ‘Leiding’ zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar indien daardoor geen veiligheidsrisico’s ontstaan en leidingen niet worden aangetast. Hierover vragen burgemeester en wethouders advies aan de leidingbeheerder;
  • g. Binnen de bestemming ‘Natuur’ kan een aanlegvergunning worden afgegeven voor werkzaamheden in het kader van natuurontwikkeling;
  • h. Voor zover het betreft gronden bestemd tot ‘Maatschappelijk – Buitenplaats’ op landgoed Baest geldt dat de werken en werkzaamheden uitsluitend toelaatbaar zijn indien dit plaatsvindt in het kader van natuurontwikkeling dan wel in het kader van behoud/versterking van de cultuurhistorische waarden van het landgoed; de werken en werkzaamheden mogen geen onevenredige aantasting van de natuur- dan wel cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben.
38.1.2 het beplanten van gronden met houtgewas:
  • a. Het beplanten van gronden met houtgewas in het kader van hout-, boom-, sier- en fruitteelt moet noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. Het beplanten van gronden met houtgewas mag niet leiden tot aantasting van het open karakter van het ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ en de op de verbeelding aangeduide ‘akkercomplexen’; d.w.z. dat voorkomen moet worden dat grote aaneengesloten ‘blokken’ beplanting ontstaan;
  • c. Voor zover het betreft gronden aangeduid als ‘akkercomplex’ zijn in elk geval beplantingen toegestaan ter versterking van de landschappelijke structuur zoals beschreven in het landschapsbeleidsplan;
  • d. Voor zover het betreft gronden grenzend aan een als ‘dorpsrand’ aangeduide kernrand, mag het aanzicht van de dorpsrand niet worden aangetast;
  • e. Voorts is het aanbrengen van houtgewas mogelijk in het kader van het versterken van de overgang van de kernen naar het landelijke gebied toegestaan (verbeteren van de landschappelijke structuur van de kernranden, zoals beschreven in het landschapsbeleidsplan);
  • f. Voor zover het betreft gronden bestemd tot ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ geldt dat de aanwezige biotopen van plantengezelschappen, dagvlinders, amfibieën, moerasvogels en weidevogels niet onevenredig mogen worden aangetast. De activiteit mag niet plaatsvinden in percelen met hoge botanische waarden, voortplantingsbiotopen van amfibieën of in moerassige landschapselementen;
  • g. Voor zover het betreft gronden met de dubbelbestemming ‘Leiding’ is het aanbrengen van beplanting toelaatbaar, indien daardoor geen veiligheidsrisico’s ontstaan en leidingen niet worden aangetast. Hierover vragen burgemeester en wethouders advies aan de leidingbeheerder;
  • h. Voor zover het betreft gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ en/of de aanduiding ‘archeologische waarden’, mogen de archeologische waarden niet onevenredig aangetast worden door diepwortelende beplanting. Hierover vragen burgemeester en wethouders advies aan de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek.
38.1.3 het omzetten van grasland in bouwland, ten behoeve van veevoergewas, akkerbouw, tuinbouw:
  • a. Het omzetten van grasland in bouwland, ten behoeve van veevoergewas, akkerbouw, tuinbouw moet noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. Voor zover het betreft gronden bestemd tot ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ geldt dat de aanwezige biotopen van amfibieën, plantengezelschappen, dagvlinders, moerasvogels en weidevogels en dieren van stromend water niet onevenredig mogen worden aangetast. De werkzaamheden mogen niet leiden tot ontwatering en aantasting van de bodemstructuur. Voorkomen moet worden dat waardevolle perceelsranden, ruigten, botanisch waardevolle graslanden verloren gaan.
38.1.4 het scheuren van grasland:
  • a. Het scheuren van grasland moet noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. Voorts moeten de werkzaamheden onmiskenbaar betrekking hebben op graslandvertering; bodemkundige ingrepen en drainage zijn hierbij niet toegestaan;
  • c. Voor zover het betreft gronden bestemd tot ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ geldt dat de aanwezige biotopen van plantengezelschappen, dagvlinders, moerasvogels en weidevogels en dieren van stromend water niet onevenredig mogen worden aangetast.
38.1.5 het verwijderen van houtgewas:
  • a. Voor zover het verwijderen van houtgewas noodzakelijk is voor normaal beheer en onderhoud van ‘landschapselementen’ is geen aanlegvergunning vereist;
  • b. Het verwijderen van houtgewas mag niet leiden tot aantasting van de op de verbeelding aangeduide ‘landschapselementen’;
  • c. Voor zover het betreft gronden bestemd tot ‘Natuur’ en/of ‘Maatschappelijk – Buitenplaats’ op landgoed Baest geldt dat de werken en werkzaamheden uitsluitend toelaatbaar zijn indien dit plaatsvindt in het kader van natuurontwikkeling dan wel in het kader van behoud/versterking van de cultuurhistorische waarden van het landgoed; de werken en werkzaamheden mogen geen onevenredige aantasting van de natuur- dan wel cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben.
38.1.6 het aanbrengen van verhardingen:
  • a. Het aanbrengen van verhardingen moet noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dan wel voor het recreatieve medegebruik;
  • b. Voor gronden bestemd tot ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ geldt een aanlegvergunningplicht voor zover het betreft het aanbrengen van verhardingen groter dan 200 m²;
  • c. Het aanbrengen van verhardingen mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de bodemopbouw, het reliëf en de kleinschalige verkaveling van gronden binnen de bestemmingen ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ en ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ en binnen de aanduidingen ‘akkercomplex’ en ‘reliëf’;
  • d. Voor zover het betreft gronden binnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ geldt dat de aanwezige biotopen van amfibieën, plantengezelschappen, dagvlinders, struweelvogels en bosvogels niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • e. Binnen de bestemmingen ‘Bos’ en ‘Natuur’ is het aanbrengen van verhardingen uitsluitend toegestaan indien het verhardingen van geringe omvang betreffen die noodzakelijk zijn voor het terreinbeheer;
  • f. Het verharden van de op de verbeelding aangeduide ‘specifieke vorm van verkeer – onverharde en semi-verharde wegen’ is niet toegestaan;
  • g. Het verlenen van een aanlegvergunning is niet toegestaan indien het gronden betreft die zijn aangeduid als ‘waardevol landschapselement’;
  • h. Voor zover het betreft gronden met de dubbelbestemming ‘Leiding’ zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar indien daardoor geen veiligheidsrisico’s ontstaan en leidingen niet worden aangetast. Hierover vragen burgemeester en wethouders advies aan de leidingbeheerder;
  • i. Voor zover het betreft gronden bestemd tot ‘Waarde – Archeologie’ en/of aangeduid als ‘archeologische waarden’ mag het aanbrengen van verhardingen niet leiden tot onevenredige aantasting van de bodemopbouw en de archeologische waarden. Hierover vragen burgemeester en wethouders advies aan de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek.
  • j. Voor zover het betreft gronden bestemd tot ‘Maatschappelijk – Buitenplaats’ op landgoed Baest geldt dat de werken en werkzaamheden uitsluitend toelaatbaar zijn indien dit plaatsvindt in het kader van natuurontwikkeling dan wel in het kader van behoud/versterking van de cultuurhistorische waarden van het landgoed; de werken en werkzaamheden mogen geen onevenredige aantasting van de natuur- dan wel cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben.
38.1.7 het aanbrengen van ondergrondse leidingen:
  • a. Het aanbrengen van leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;
  • b. Het tracé moet zoveel mogelijk bestaande infrastructuur volgen;
  • c. Het aanbrengen van ondergrondse leidingen mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de bodemopbouw, het reliëf en de kleinschalige verkaveling van de gronden binnen de bestemmingen ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ en ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ en binnen de aanduiding ‘akkercomplex’;
  • d. Voor zover het betreft gronden bestemd tot ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ en/of ‘Natuur’ mogen kwetsbare vegetaties en biotopen van plantengezelschappen, amfibieën, dagvlinders, struweel-, moeras-, weide- en bosvogels en dieren van stromend water niet worden aangetast. Behoud van het “natuurgebied” moet worden gewaarborgd;
  • e. Voor zover het betreft gronden bestemd tot ‘Maatschappelijk – Buitenplaats’ mogen de cultuurhistorische waarden van het landgoed niet worden aangetast;
  • f. Op de verbeelding aangegeven gronden bestemd tot ‘Bos’ en/of aangeduid als ‘landschapselementen’ mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. Voor zover het betreft gronden bestemd tot ‘Waarde – Archeologie’ en/of aangeduid als ‘archeologische waarden’ mag het aanbrengen van ondergrondse leidingen niet leiden tot onevenredige aantasting van de bodemopbouw en de archeologische waarden. Hierover vragen burgemeester en wethouders advies aan de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek.
38.1.8 het aanbrengen van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:
  • a. Het aanbrengen van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen moet noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. Voor zover het betreft gronden bestemd tot ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ mogen kwetsbare vegetaties en biotopen van plantengezelschappen, amfibieën, dagvlinders, struweelvogels en bosvogels niet worden aangetast.
38.1.9 het verwijderen van laanbeplanting:
  • a. Het verwijderen van laanbeplanting is niet aanlegvergunningplichting voor zover het betreft normaal beheer en onderhoud, en voor zover het betreft beplanting die is aangebracht in het kader van het ‘voorpootrecht';
  • b. Het verwijderen van laanbeplanting mag niet leiden tot aantasting van de karakteristieke structuur van de laanbeplantingen;
  • c. Voor zover het betreft gronden bestemd tot ‘Maatschappelijk – Buitenplaats’ mogen de cultuurhistorische waarden van het landgoed niet worden aangetast. (ambtshalve wijziging;