direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Buitengebied 2010, bestuurlijke lus
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0823.BPBGfase12010-VG03

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 De voor agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met uitzondering van intensieve veehouderij en glastuinbouw;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' moet in overwegende mate een intensief veehouderijbedrijf worden uitgeoefend;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' moet een glastuinbouwbedrijf worden uitgeoefend;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'robuuste ecologische verbinding' de realisatie van een robuust duurzaam ecologisch netwerk;
  • e. het behoud van de volgende cultuurhistorische en landschappelijke waarden:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' een speelvoorziening in de vorm van een openbare fietscrossbaan en een openbare speeltuin;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier' hovenier;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – agrarisch loonbedrijf' een agrarisch loonbedrijf;

alsmede voor:

j. bedrijfsmatige nevenactiviteiten voor zover het betreft activiteiten als genoemd in artikel 3.1.2;
k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch- educatieve viskwekerij' een educatieve viskwekerij;
l. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' een parkeerterrein;
m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – slachterij' een slachterij;
n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – timmerwerkplaats' een timmerwerkplaats;
o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – toeristenpoort' een toeristenpoort;
p. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' een tuincentrum;
q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbykas';

met aan a tot en met e ondergeschikt:

r. openbare nutsvoorzieningen;
s. extensief recreatief medegebruik;
t. infrastructurele voorzieningen;
u. waterhuishoudkundige doeleinden en voorzieningen;
v. landschappelijke inpassing van de bedrijfslocatie;

met de bij a tot en met e behorende:

w. agrarische bedrijfsgebouwen;
x. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' één bestaande bedrijfswoning ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
y. ter plaatse van de beide aanduidingen 'bedrijfswoning' en 'maximaal aantal wooneenheden' op een bouwvlak, een tweede bedrijfswoning ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
z. bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
aa. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.1.2 bestaande bedrijfsmatige nevenactiviteiten

3.1.2 Ter plaatse van de in tabel 1 aangegeven ten tijde van het in ontwerp ter visie leggen van het bestemmingsplan bestaande nevenactiviteiten, zijn de gronden tevens bestemd voor de bestaande bedrijfsmatige nevenactiviteiten met de daarbij behorende voorzieningen:

Aanduiding   nevenactiviteit   adres  
sb-tch   specifieke vorm van bedrijf - boomkwekerij/tuincentrum/ hoveniersbedrijf   Kuikseindseweg 17b  
sb-tw   specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkplaats   Voorste Heistraat 1
 
sb-slt   specifieke vorm van bedrijf - slachterij   Fransebaan 9  

Tabel 1: Bestaande nevenactiviteiten

en de niet in tabel 1 opgenomen bestaande en vergunde bedrijfsmatige nevenactiviteiten ten tijde van het in ontwerp ter visie leggen van het bestemmingsplan alsmede de nevenactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 3 behorende bij deze regels.

3.2 Bouwregels
3.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf of bij de aanduiding 'glastuinbouw' ten behoeve van het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf;
  • b. ter plaatse van de in 3.1.2 opgenomen nevenactiviteiten geldt dat de ten tijde van het in ontwerp ter visie leggen van het bestemmingsplan bestaande en vergunde bebouwde oppervlakte gebouwen in gebruik voor de nevenactiviteiten als de maximale toegestane bebouwde oppervlakte geldt;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
  • d. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen, tenzij de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is opgenomen. In dit geval zijn maximaal 2 bedrijfswoningen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering toegestaan binnen het bouwvlak;
  • e. de gebouwen waarin dieren worden gehouden ten behoeve van intensieve veehouderij mogen slechts bestaan uit één bouwlaag, met dien verstande dat uitsluitend op de begane grond dieren mogen worden gehouden;
  • f. voor de situering van gebouwen moet rekening worden gehouden met het bepaalde in artikel 34;
  • g. binnen een bouwvlak, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, zijn de regels voor één enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing;
  • h. de maatvoering en situering van bedrijfsgebouwen moet voldoen aan de eisen zoals opgenomen in tabel 2 'maatvoering en situering van gebouwen', dan wel de bestaande grotere bouwhoogte, goothoogte, oppervlakte en/of inhoud, de bestaande kleinere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de bestaande kleinere of grotere dakhelling en de bestaande situering voor de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning ten tijde van het in ontwerp ter leggen van het bestemmingsplan:
bedrijfsgebouwen   min.   max.  
goothoogte   n.v.t.   6 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
afstand zijdelingse perceelsgrens   5 m   n.v.t.  
dakhelling   12°   45°  
bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding
glastuinbouw  



min.  



max.  
goothoogte   n.v.t.   6 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
afstand van kassen tot woningen van derden (bij nieuwbouw)  
50 m  

n.v.t.  
afstand van kassen tot woningen van derden (bij bestaande kassen)   Bestaand   n.v.t.  
teeltondersteunende kassen      
bouwhoogte   n.v.t   6 m  
bebouwde oppervlakte teeltondersteunende kassen   n.v.t.   10 m  
afstand van kassen tot woningen van derden (bij bestaande kassen)   50 m   n.v.t.  
rijhal zonder publieksaantrekkende voorzieningen bij een paardenhouderij   min.   max.  
oppervlakte   n.v.t.   1000 m3  
bedrijfswoning   min.   max.  
goothoogte   n.v.t.   4,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
inhoud   n.v.t.   maximaal 750 m3  
afstand zijdelingse perceelsgrens (bij nieuwbouw)   5 m   n.v.t.  
afstand zijdelingse perceelsgrens (bij bestaande bedrijfswoning)   Bestaand   n.v.t.  
dakhelling   12o   45o  
bijgebouwen bij de bedrijfswoning   min.   max.  
goothoogte   n.v.t.   4 m  
bouwhoogte   n.v.t.   5,5 m  
oppervlak   n.v.t.   120 m2, met dien verstande dat in geval van sloop 10% van de te slopen oppervlakte bebouwing als extra oppervlakte mag worden teruggebouwd met een maximale totale oppervlakte aan bijgebouwen van 240 m2  
afstand zijdelingse perceelsgrens (bij nieuwbouw)   5 m    
afstand zijdelingse perceelsgrens (bij bestaande bedrijfswoning)   Bestaand    
Situering   achter de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning   n.v.t.  

Tabel 2: Maatvoering en situering van gebouwen

3.2.2 ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bebouwing moet worden opgericht onder een bedrijfswoning en/of de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen ten behoeve van de woonfunctie, met dien verstande dat deze aan één zijde maximaal 2 m buiten het bovengrondse gevelvlak mag uitsteken;
  • b. de bebouwing moet worden opgericht onder (agrarische) bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat overeenkomstig de artikelen 3.3.3, lid 2, 3.3.4, lid 3, sub a en 3.3.5, lid 2, sub a, van de provinciale Verordening ruimte, fase 1, binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt mag worden voor het houden van dieren;
  • c. de inhoud van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan de inhoud van het gebouw waaronder de ondergrondse bebouwing wordt opgericht;
  • d. de verticale diepte bedraagt maximaal 5 m.
3.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de eisen zoals opgenomen in tabel 3 'eisen bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak':
bouwwerken, geen gebouwen
zijnde  
max. bouwhoogte   overig  
Mestsilo   8,5 m    
overige silo's   15 m    
erfafscheidingen   voor de voorgevelrooilijn
van de bedrijfswoning: 1 m  
 
  overig: 2 m    
permanente teeltondersteunende voorzieningen   2,5 m    
paardenbakken
(bedrijfsmatig)  
De bouwhoogte van een terreinafscheiding bedraagt maximaal 1,5 m   voor de paardenbak geldt geen maximum oppervlak  
    bij bouwvlakken gesitueerd langs de openbare weg wordt de paardenbak 3 meter achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning gerealiseerd en er wordt een minimale afstand van 25 m tot woningen van derden in acht genomen  
  lichtmasten zijn toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 8 m   de aanwezige landschapswaarden mogen niet onevenredig aangetast worden  
    de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig aangetast worden  
niet overdekt zwembad     de afstand achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning bedraagt minimaal 3 m  
    de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m  
    de afstand tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 20 m  
paardenbakken (recreatief / hobbymatig)   de bouwhoogte van een terreinafscheiding bedraagt maximaal 1,5 m
 
de oppervlakte bedraagt maximaal 800 m²  
    bij bouwvlakken gesitueerd langs de openbare weg wordt de paardenbak achter de bestaande bebouwing gerealiseerd en er wordt een minimale afstand van 25 m tot woningen van derden in acht genomen  
    de aanwezige landschaps-waarden mogen niet onevenredig worden aangetast  
    lichtmasten zijn niet toegestaan  
overkappingen   3 m   de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m²  
antennes   10 m   n.v.t.  
reclameaanduidingen   2 m   maximum oppervlakte 1,5 m²  
lichtmasten   3 m   n.v.t.  
overige andere bouwwerken   4 m   n.v.t.  

Tabel 3: Eisen bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

  • b. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. bouwhoogte   overig  
Erfafscheidingen t.b.v. afrastering van het agrarisch grondgebruik   2 m   n.v.t.  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van recreatief medegebruik, zoals bewegwijzering en picknicktafels   2 m   n.v.t.  
Schuilgelegenheid voor vee   3 m   max. één permanente of mobiele schuilgelegenheid ten behoeve van vee  
    oppervlakte max 10 m² op een perceel van minimaal 0,5 ha, gesitueerd binnen 25 m vanaf de bosrand, houtsingel of houtwal óf binnen 100 m van een openbare weg, waarbij voor elke extra aaneengesloten hectare weiland van dezelfde eigenaar de schuilgelegenheid ten behoeve van vee met 3 m² mag worden vergroot tot een maximum van 30 m²  
Tijdelijke teelondersteunende voorzieningen   2,5 m   deze zijn toegestaan voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden  
Permanente teeltondersteunende voorzieningen   2,5 m, tenzij anders aangeduid   uitsluitend ter plaatse van de aanduiding sa-tov  
    de aanwezige natuur- of landschapswaarden mogen niet onevenredig aangetast worden  
Boomteelthekken   2,5 m   de aanwezige natuur- of landschapswaarden mogen niet onevenredig aangetast worden  
paardenbakken (bedrijfsmatig)   de bouwhoogte van een terreinafscheiding bedraagt maximaal 1,5 m   voor de paardenbak geldt maximum oppervlak van 800 m², waarbij de gezamenlijke oppervlakte van paardenbakken (bedrijfsmatig) binnen en buiten het bouwvlak meer dan 800 m² mag bedragen.  
    De paardenbak moet direct grenzend aan het bouwvlak worden opgericht, waarbij in geval van situering naast de openbare weg de paardenbak achter de voorgevel van de bedrijfwoning moet worden gerealiseerd en er een minimale afstand van 25 m tot woningen van derden in acht moet worden genomen.  
    lichtmasten zijn niet toegestaan.  
    de aanwezige landschaps-waarden mogen niet onevenredig aangetast worden  
    de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig aangetast worden  
paardenbakken (recreatief / hobbymatig)   de bouwhoogte van een terreinafscheiding bedraagt maximaal 1,5 m
 
de oppervlakte bedraagt maximaal 800 m², waarbij de gezamenlijke oppervlakte van paardenbakken (recreatief / hobbymatig) binnen en buiten het bouwvlak maximaal 800 m² mag bedragen.  
    De paardenbak moet direct grenzend aan het bouwvlak worden opgericht, waarbij in geval van situering naast de openbare weg de paardenbak achter de voorgevel van de bedrijfwoning moet worden gerealiseerd en er een minimale afstand van 25 m tot woningen van derden in acht moet worden genomen.  
    de aanwezige landschaps-waarden mogen niet onevenredig worden
aangetast  
    lichtmasten zijn niet toegestaan  
Paardenbakken (recreatief / hobbymatig)     tevens toegestaan direct aansluitend aan de bestemmingen Bedrijf en Wonen, met dien verstande dat de maximaal opgenomen maatvoering geldt voor de bestemming Bedrijf of Wonen en de bestemming Agrarisch tezamen  
Speelvoorzieningen   4 m   n.v.t.  

Tabel 4: Eisen bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

3.2.4 Landschappelijke inpassing

Voor de landschappelijke inpassing gelden de volgende bepalingen:

  • a. de landschappelijke inpassing moet binnen het bouwvlak ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf of bij de aanduiding 'glastuinbouw' ten behoeve van het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf;
  • b. minimaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak dient te worden ingericht ten behoeve van landschappelijke inpassing;
  • c. het beplantingsplan dient te worden goedgekeurd.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten gebouwen op een bouwperceel waarop bebouwing, opgenomen in bijlage 2 van deze regels, aanwezig is, ten einde te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van het gebouw onevenredig wordt aangetast.

3.4 Ontheffing van de bouwregels

3.4.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder h toestaan dat de dakhelling van hoofdgebouwen wordt verkleind c.q. vergroot, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;

3.4.2 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van de bouwhoogte tot een maximum van 12 meter.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.5.1 In aanvulling op het bepaalde in artikel 7.10 Wro, wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming te verrichten gebruik en plaatsvindt binnen het bouwvlak en niet (brand)gevaarlijk is;
  • b. detailhandel, behoudens voor zover als nevenactiviteit toegestaan in artikel 3.1.2 (tuincentrum), dan wel als ondergeschikte nevenactiviteit in agrarische producten van het eigen bedrijf;
  • c. een manege;
  • d. een paardenhouderij met een onevenredige publieks- en verkeersaantrekkende werking;
  • e. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;
  • f. een paardenhouderij met onevenredige publieks- en verkeersaantrekkende werking;
  • g. het gebruik van opstallen voor statische opslag;
  • h. het gebruik voor woondoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • i. het plaatsen van woonunits voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;
  • j. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten;
  • k. voor het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen;
  • l. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • m. als wedstrijd/sportterrein;
  • n. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij:
    • 1. dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf, dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
    • 2. dit plaatsvindt ten behoeve van een daartoe specifiek toegestane nevenactiviteit zoals opgenomen in artikel 3.1.2.
  • o. het gebruik van gronden voor het houden van evenementen.

3.5.2 Onder strijdig gebruik met de bestemming genoemd in de artikelen 3.5.1, 3.6.4 en 3.6.5 valt het gebruik van de gebouwen en kampeermiddelen voor permanente bewoning; hieronder wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor bewoning door één huishouden langer dan 30 dagen aaneengesloten voor trekkershutten en bed & breakfast voorzieningen, vakantiewoningen/ -appartementen en groepsaccomodaties/kampeerboerderij en langer dan 60 dagen aaneengesloten voor kleinschalig kamperen/minicamping.

3.6 Ontheffing van de gebruiksregels
3.6.1 doelmatig gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

3.6.2 houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.5.1 onder l, voor het houden van evenementen met dien verstande dat:

  • a. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;
  • b. een evenement maximaal drie aaneengesloten dagen mag plaatsvinden;
  • c. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • d. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.6.3 statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.6.1 onder f en toestaan dat gebouwen worden gebruikt voor statische opslag als nevenactiviteit met uitsluiting van opslag in (brand)gevaarlijke materialen, mits het gebruik maximaal 50% van de bestaande bebouwing beslaat met een maximale oppervlakte van 400 m².

3.6.4 recreatieve nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.1.1, artikel 3.1.2 en artikel 3.6.1 onder e en recreatieve nevenactiviteiten binnen een agrarische bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels dan wel een vergelijkbare recreatieve nevenactiviteit, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan deze algemene voorwaarden:
    • 1. de nevenactiviteit is ondergeschikt aan de agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. het betreft geen locatie die kan dienen voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en die derhalve in ieder geval niet gelegen is op een locatie ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - primair landbouwontwikkelingsgebied' of 'reconstructiewetzone - secundair landbouwontwikkelingsgebied';
    • 3. het totaal aan nevenactiviteiten inclusief statische opslag zoals genoemd in artikel 3.5.3 maximaal 400 m² van de aanwezige bebouwing beslaat, waarvan maximaal 150 m² verblijfsgericht, exclusief de grondoppervlakte in gebruik voor het plaatsen van kampeermiddelen;
    • 4. detailhandel, anders dan de handel in streekproducten, is niet toegestaan;
    • 5. de bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel in ter plaatse vervaardigde producten bedraagt maximaal 100 m²;
    • 6. buitenopslag is niet toegestaan;
    • 7. maneges zijn niet toegestaan;
    • 8. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
    • 9. er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 10. voorzien wordt in een landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd beplantingsplan;
    • 11. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
    • 12. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
  • b. ten aanzien van kleinschalig kamperen/minicamping gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:
    • 1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding, 'waterrecreatie' of 'milieuzone - stiltegebied';
    • 2. op de locatie geen sloop heeft plaatsgevonden van bedrijfsgebouwen met gebruikmaking van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling Ruimte voor Ruimte;
    • 3. de kampeermiddelen dienen op het bouwvlak geplaatst te worden dan wel tot maximaal 100 m direct grenzend aan het bouwvlak, mits de bestemming van die gronden een dergelijk gebruik toelaat;
    • 4. er mag geen gebruik worden gemaakt van stacaravans, woonunit en/of recreatiechalets;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding ' kansrijk extensief recreatief gebied' en 'intensief recreatief gebied' zijn in de periode 15 maart – 31 oktober maximaal 40 kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf toestaan;
    • 6. buiten de aanduidingen 'kansrijk extensief recreatief gebied', 'intensief recreatief gebied', zijn in de periode 15 maart - 31 oktober maximaal 25 kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf toegestaan;
    • 7. sanitaire voorzieningen moeten worden gerealiseerd in ten tijde van het in ontwerp ter visie gelegde bestemmingsplan bestaande en vergunde bebouwing op het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 75 m²;
    • 8. overige (slechtweer)voorzieningen moeten worden gerealiseerd in aanwezige bebouwing op het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 100 m² ;
  • c. ten aanzien van bed & breakfast voorzieningen gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:
    • 1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'waterrecreatie' of 'intensief recreatief gebied';
    • 2. op de locatie geen sloop heeft plaatsgevonden van bedrijfsgebouwen met gebruikmaking van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling Ruimte voor Ruimte;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'extensief natuurgerichte recreatie', 'extensieve natuurgerichte waterrecreatie' is een bed & breakfast slechts toegestaan in een karakteristiek gebouw, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels dan wel als zodanig aangemerkt door de monumentencommissie, teneinde dit gebouw te behouden;
    • 4. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw tot een maximale oppervlakte van 150 m², waarbij de maximale oppervlakte per kamer 30 m² bedraagt;
    • 5. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden is 9;
  • d. ten aanzien van trekkershutten gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:
    • 1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensief recreatief gebied', 'waterrecreatie', 'extensief natuurgerichte recreatie' of 'extensieve natuurgerichte waterrecreatie';
    • 2. op de locatie geen sloop heeft plaatsgevonden van bedrijfsgebouwen met gebruikmaking van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling Ruimte voor Ruimte;
    • 3. de trekkershutten worden gerealiseerd op het bouwvlak;
    • 4. maximaal 3 trekkershutten zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 30 m² per trekkershut;
  • e. ten aanzien van vakantiewoningen/-appartementen gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:
    • 1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensief recreatief gebied', 'waterrecreatie';
    • 2. op de locatie geen sloop heeft plaatsgevonden van bedrijfsgebouwen met gebruikmaking van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling Ruimte voor Ruimte;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'extensief natuurgerichte recreatie' of 'extensieve natuurgerichte waterrecreatie' zijn vakantiewoningen / -appartementen slechts toegestaan in een karakteristiek gebouw, als opgenomen in bijlage 2 van deze regels dan wel als zodanig aangemerkt door de gemeentelijke monumentencommissie, teneinde dit gebouw te behouden;
    • 4. de vakantiewoningen/-appartementen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw;
    • 5. maximaal 3 vakantiewoningen/ -appartementen zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 65 m² per appartement en met een oppervlakte van maximaal 150 m² voor de 3 vakantiewoningen/ -appartementen tezamen;
  • f. ten aanzien van groepsaccommodaties/kampeerboerderij gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:
    • 1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensief recreatief gebied', 'waterrecreatie';
    • 2. op de locatie geen sloop heeft plaatsgevonden van bedrijfsgebouwen met gebruikmaking van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling Ruimte voor Ruimte;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'extensief natuurgerichte recreatie' of 'extensieve natuurgerichte waterrecreatie' zijn vakantiewoningen / -appartementen slechts toegestaan in een karakteristiek gebouw, als opgenomen in bijlage 2 van deze regels dan wel als zodanig aangemerkt door de gemeentelijke monumentencommissie, teneinde dit gebouw te behouden;
    • 4. de groepsaccommodatie/kampeerboerderij wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing tot een oppervlakte van maximaal 350 m² van de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw;
  • g. ten aanzien van een kleinschalig boerderijterras gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'extensieve natuurgerichte waterrecreatie' is een kleinschalig boerderijterras niet toegestaan, tenzij het betreft uitbreiding van bestaande dagrecreatie, tot maximaal 50 m2;
    • 2. het kleinschalig boerderijterras wordt gerealiseerd bij de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw waarbij maximaal 50 m² buitenruimte ingericht mag worden met zitjes en/of picknickbanken in de openlucht en geen horecavoorzieningen mogen worden gerealiseerd.
  • h. ten aanzien van kleinschalige dagrecreatie gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'extensieve natuurgerichte waterrecreatie' is kleinschalige dagrecreatie niet toegestaan;
    • 2. voorzieningen ten behoeve kleinschalige dagrecreatie worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw waarbij maximaal 250 m² van de oppervlakte van de bebouwing voor de binnenfunctie mag worden gebruikt en waarbij maximaal 200 m² buitenruimte mag worden gebruikt.
3.6.5 plaatsen kampeermiddelen t.b.v. kleinschalig kamperen/minicamping

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.1.1 artikel 3.1.2 en artikel 3.5.1 onder d en het plaatsen van kampeermiddelen ten behoeve van kleinschalig kamperen/minicamping buiten een agrarische bouwvlak toestaan, met dien verstande dat:

  • a. het verzoek voldoet aan de algemene en specifieke voorwaarden voor het verlenen van een ontheffing voor recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van kleinschalig kamperen/minicamping van artikel 3.6.4 sub a en b, danwel aan de voorwaarden voor het verlenen van een ontheffing voor recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van kleinschalig kamperen/minicamping van artikel 6.5.4 en artikel 17.5.5;
  • b. de kampeermiddelen worden aansluitend aan het bouwvlak geplaatst tot een afstand van maximaal 100 m van het bouwvlak;
  • c. er geen afbreuk wordt gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • d. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.6.6 zorgverlenende nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen voor het bepaalde in artikel 3.1.1 en artikel 3.1.2 en zorgverlenende nevenactiviteiten op een agrarische bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels dan wel een vergelijkbare zorgverlenende activitei, met dien verstande dat:

  • a. de nevenactiviteit ondergeschikt is aan de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het geen locatie betreft die kan dienen voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en derhalve in ieder geval niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - primair landbouwontwikkelingsgebied' of 'reconstructiewetzone - secundair landbouwontwikkelingsgebied';
  • c. door het toestaan van de activiteit sprake is van een versterking van de ruimtelijke kwaliteit;
  • d. de activiteit plaatsvindt binnen de bestaande bedrijfsgebouwen of vervangende nieuwbouw;
  • e. detailhandel, anders dan de handel in streekproducten, niet is toegestaan;
  • f. de maximale bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel in ter plaatse vervaardigde producten 100 m² bedraagt;
  • g. de maximale oppervlakte voor de zorgverlenende nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw maximaal 400 m² bedraagt, waarbij het totaal aan alle nevenactiviteiten tezamen inclusief statische opslag, zoals genoemd in artikel 3.6.3., binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw maximaal 400 m² bedraagt, waarvan maximaal 150 m² verblijfsgericht, exclusief de grondoppervlakte in gebruik voor het plaatsen van kampeermiddelen;
  • h. maximaal 200 m² aan buitenruimte wordt ingericht;
  • i. voorzien wordt in een landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd beplantingsplan;
  • j. buitenopslag niet is toegestaan;
  • k. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • l. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • m. geen afbreuk wordt gedaan aan, of aantasting plaatsvindt van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • n. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.6.7 nevenactiviteit in de vorm van een agrarisch verwant bedrijf of een agrarisch technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen voor het bepaalde in artikel 3.1.1 en artikel 3.1.2 en nevenactiviteiten in de vorm van een agrarisch verwant bedrijf of een agrarisch technisch hulpbedrijf op een agrarisch bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels dan wel een vergelijkbare vorm van agrarisch verwante of agrarisch technische bedrijvigheid, met dien verstande dat:

  • a. de nevenactiviteit ondergeschikt is aan de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het geen locatie betreft die kan dienen voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en derhalve in ieder geval niet gelegen is ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - primair landbouwontwikkelingsgebied' of 'reconstructiewetzone - secundair landbouwontwikkelingsgebied';
  • c. er geen sloop heeft plaatsgevonden van bedrijfsgebouwen op basis van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken of de regeling Ruimte voor Ruimte;
  • d. de bedrijfsvoering plaatsvindt binnen de bestaande bedrijfsgebouwen;
  • e. de maximale oppervlakte voor de bedrijfsmatige nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing maximaal 400 m² bedraagt, waarbij het totaal aan alle nevenactiviteiten tezamen inclusief statische opslag, zoals genoemd in artikel 3.5.3., binnen de bestaande bebouwing maximaal 400 m² bedraagt, waarvan maximaal 150 m² verblijfsgericht, exclusief de grondoppervlakte in gebruik voor het plaatsen van kampeermiddelen;
  • f. detailhandel, anders dan de handel in ter plaatse vervaardigde producten, niet is toegestaan;
  • g. de bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel in ter plaatse vervaardigde producten maximaal 100 m² bedraagt
  • h. buitenopslag niet is toegestaan, tenzij dit noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf en er geen sprake is van onevenredige aantasting van het landschap;
  • i. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • j. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • k. het woon- en leefmilieu niet wordt aangetast;
  • l. voorzien wordt in een landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd beplantingsplan;
  • m. geen afbreuk wordt gedaan aan, of aantasting plaatsvindt van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • n. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.6.8 nevenactiviteit in de vorm van een niet-agrarisch ambachtelijk bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen voor het bepaalde in artikel 3.1.1 en artikel 3.1.2 en nevenactiviteiten in de vorm van een niet-agrarisch ambachtelijk bedrijf, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels dan wel een vergelijkbaar niet agrarisch ambachtelijk bedrijf toestaan, met dien verstande dat:

  • a. de nevenactiviteit ondergeschikt is aan de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. de nevenactiviteit alleen is toegestaan binnen de bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding '"bebouwingsconcentratie 1" of "bebouwingsconcentratie 2"', op een agrarisch bouwvlak;
  • c. het geen locatie betreft die kan dienen voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en derhalve in ieder geval niet gelegen is op een locatie ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - primair landbouwontwikkelingsgebied' of 'reconstructiewetzone - secundair landbouwontwikkelingsgebied';
  • d. de maximale oppervlakte voor de niet-agrarische bedrijfsmatige nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing maximaal 400 m² bedraagt, waarbij het totaal aan alle nevenactiviteiten tezamen inclusief statische opslag, zoals genoemd in artikel 3.6.3., binnen de bestaande bebouwing maximaal 400 m² bedraagt, waarvan maximaal 150 m² verblijfsgericht, exclusief de grondoppervlakte in gebruik voor het plaatsen van kampeermiddelen;
  • e. detailhandel, anders dan de handel in ter plaatse vervaardigde producten, is niet toegestaan;
  • f. de bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel in ter plaatse vervaardigde producten maximaal 100 m² bedraagt;
  • g. buitenopslag niet is toegestaan;
  • h. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • i. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • j. voorzien wordt in een landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd beplantingsplan;
  • k. geen afbreuk wordt gedaan aan, of aantasting plaatsvindt van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • l. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.6.9 afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen voor het bepaalde in artikel 3.5.1 onder e en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. het een (vrijstaand) bijgebouw betreft behorende bij een woning binnen een bouwvlak waarbinnen een bedrijfswoning is toegestaan blijkens een daartoe opgenomen aanduiding;
  • b. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg, hetgeen blijkt uit een schriftelijke verklaring van in ieder geval de behandelende huisarts of medisch specialist;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, met een maximale bebouwde oppervlakte van 80 m²;
  • e. de bebouwing die wordt gebruikt voor mantelzorg op maximaal 30 m van de woning mag staan;
  • f. het bijgebouw een onlosmakelijk geheel vormt met de woning van waaruit de mantelzorg wordt verleend;
  • g. burgemeester en wethouders verlenen de ontheffing zowel op naam van de mantelzorgverlener als de mantelzorgontvanger onder de voorwaarden dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van het (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg hiervan schriftelijke melding wordt gemaakt bij burgemeester en wethouders en het (vrijstaand) bijgebouw binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg ongedaan wordt gemaakt voor bewoning. Na de beëindiging van het gebruik is de ontheffing per direct vervallen.
3.6.10 huisvesting van seizoensarbeiders

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.5.1 onder e en f en toestaan dat bedrijfsgebouwen worden gebruikt voor huisvesting van seizoensarbeiders en/of woonunits worden geplaatst, met dien verstande dat:

  • a. de tijdelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering van het eigen bedrijf waarvoor de huisvesting bestemd is en/of waarbij de units geplaatst worden;
  • b. de tijdelijke huisvesting binnen de bestaande bebouwing opgericht wordt of plaatsvindt in de vorm van het plaatsen van woonunits op een agrarisch bouwvlak waarbinnen een bedrijfswoning is toegestaan blijkens een daartoe opgenomen aanduiding;
  • c. de tijdelijke huisvesting een maximale gezamenlijke oppervlakte heeft van 10 m² per werknemer, inclusief de bijbehorende voorzieningen zoals sanitair, kantine, keuken en wasruimte, waarbij maximaal 40 personen worden gehuisvest;
  • d. de tijdelijke huisvesting dient plaats te vinden op het bouwblok waar het zwaartepunt van de bedrijfsactiviteiten ligt, aan te vullen met de bepaling dat in het geval van een gekoppeld bouwblok, dan wel van een bedrijf dat zich gevestigd heeft op meerdere bouwblokken, dan geldt dat de tijdelijke huisvesting uitsluitend mag plaatsvinden c.q. mag worden opgericht op het bouwblok waar al een bedrijfswoning aanwezig is dan wel is toegestaan en op grond van de regels van het bestemmingsplan kan worden gerealiseerd;
  • e. de maximale bouwhoogte van een woonunit 3 m bedraagt;
  • f. de tijdelijke huisvesting in de vorm van woonunits maximaal 6 maanden per jaar aaneengesloten mag worden gebruikt. De overige 6 maanden mag de tijdelijke huisvesting (in de vorm van woonunits) op het agrarisch bouwvlak niet gebruikt worden;
  • g. de tijdelijke huisvesting binnen de bestaande bebouwing maximaal 6 maanden per jaar aaneengesloten mag worden gebruikt. De overige 6 maanden mag de tijdelijke huisvesting binnen de bestaande bebouwing niet gebruikt worden ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders;
  • h. de tijdelijke huisvesting landschappelijk ingepast wordt op basis van een goedgekeurd beplantingsplan;
  • i. advies wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen over het bepaalde onder a;
  • j. geen afbreuk wordt gedaan aan, of aantasting plaatsvindt van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • k. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.6.11 aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouder kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.5.1 onder g en toestaan dat ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten, mits:

  • a. het gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
  • b. van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en de bijgebouwen maximaal 30 m² gebruikt wordt voor de aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten;
  • c. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning of het bijgebouw zal uitvoeren, tevens de bewoner van de woning is;
  • d. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • e. de activiteit qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit past in de omgeving;
  • f. de activiteit niet milieuvergunningplichtig is;
  • g. er geen detailhandel of groothandel ter plaatse plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit;
  • h. geen afbreuk wordt gedaan aan, of aantasting plaatsvindt van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • i. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.6.12 paardenhouderij met een publieks- en verkeersaantrekkende werking

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.5.1 onder f en een paardenhouderij met een publieks- en verkeersaantrekkende werking toestaan, met dien verstande dat:

  • a. deze slechts is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' of 'bebouwingsconcentratie 2';
  • b. deze niet worden opgericht binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone – primair landbouwontwikkelingsgebied';
  • c. er geen sloop heeft plaatsgevonden van bedrijfsgebouwen op basis van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken of de regeling Ruimte voor Ruimte;
  • d. voorzien wordt in een landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak van minimaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak op basis van een goedgekeurd beplantingsplan;
  • e. overtollige bebouwing dient gesloopt te worden met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels, dan wel als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de monumentencommissie;
  • f. paardenbakken dienen op het bouwvlak te worden opgericht conform artikel 3.2.3;
  • g. geen afbreuk wordt gedaan aan, of aantasting plaatsvindt van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • h. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven.
3.6.13 huisvesting van personen in het kader van stages dan wel sociale- en/of maatschappelijke reïntegratie

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.5.1 onder h en toestaan dat bedrijfsgebouwen worden gebruikt voor huisvesting van personen in het kader van stages dan wel sociale- en/of maatschappelijke reïntegratie en/of woonunits en/of stacaravans en/of recreatiechalets worden geplaatst, met dien verstande dat:

  • a. De huisvesting binnen de bestaande bebouwing opgericht wordt of plaatsvindt in de vorm van het plaatsen van woonunits binnen een agrarisch bouwvlak waarbinnen een bedrijfswoning is toegestaan blijkens een daartoe opgenomen aanduiding;
  • b. De huisvesting een maximale gezamenlijke oppervlakte heeft van 20 m² per persoon, inclusief de bijbehorende voorzieningen zoals sanitair, kantine, keuken en wasruimte, waarbij maximaal 3 personen worden gehuisvest;
  • c. De maximale bouwhoogte van een woonunit 3 m bedraagt;
  • d. De huisvesting landschappelijk ingepast wordt op basis van een goedgekeurd beplantingsplan;
  • e. Geen afbreuk wordt gedaan aan, of aantasting plaatsvindt van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • f. Er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.7 Aanlegvergunning

3.7.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de kenmerkende landschapselementen 'aardkundig waardevol gebied', 'reliëf', 'akkercomplex', ' openheid', 'waardevol landschapselement' en 'dorpsrand':

  • a. op alle gronden:
    • 1. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;
    • 2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    • 4. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;
  • b. op gronden met de aanduiding 'aardkundig waardevol gebied' en 'reliëf':
    • 1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;
  • c. op gronden met de aanduiding 'aardkundig waardevol gebied' en 'akkercomplex':
    • 1. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
    • 2. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;
  • d. op gronden met de aanduiding 'akkercomplex':
    • 1. het beplanten van gronden met houtgewas, met uitzondering van het beplanten van houtgewas in het kader van agrarische wisselteelt ;
  • e. op gronden met de aanduiding 'waardevol landschapselement':
    • 1. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van beplanting daarvan tot gevolg kunnen hebben.
  • f. en voorts voor zover het gronden betreft, gelegen binnen een straal van 250 meter, gemeten vanuit de aanduiding 'dorpsrand':
    • 1. het beplanten van gronden met houtgewas in het kader van boomteelt, sierteelt en fruitteelt.

3.7.2 Het artikel 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die plaatsvinden op het agrarisch bouwvlak;
  • b. die het normale onderhoud betreffen;
  • c. waarvoor op het tijdstip van het van kracht van dit plan reeds aanlegvergunning is verleend;
  • d. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan op basis van een verleende vergunning;
  • e. met uitzondering voor het vellen van bomen die onder de Boswet vallen.

3.7.3 De onder artikel 3.7.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in artikel 3.1 en artikel 38.1 (toetsingscriteria aanlegvergunningen), niet onevenredig worden aangetast.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een aanduiding 'bedrijfswoning' op te nemen ten behoeve van de realisatie van een agrarische bedrijfswoning. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  • a. het een bedrijf betreft met één volwaardige arbeidskracht, waarvan de continuïteit op de langere termijn wordt gewaarborgd;
  • b. het bedrijf zonder een agrarische bedrijfswoning redelijkerwijs op langere termijn niet te exploiteren is;
  • c. er nog geen agrarische bedrijfswoning bij het bedrijf aanwezig is;
  • d. voldaan wordt aan de bouwregels opgenomen in artikel 3.2.1;
  • e. advies wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen over het bepaalde onder a en b;
  • f. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • g. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • h. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de te realiseren bedrijfswoning wordt geborgd.
3.8.2 tweede agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op te nemen ten behoeve van de realisatie van een tweede agrarische bedrijfswoning. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft een bedrijf met tenminste twee volwaardige arbeidskrachten, waarvan de continuïteit op de langere termijn wordt gewaarborgd;
  • b. het bedrijf is zonder een tweede agrarische bedrijfswoning redelijkerwijs op langere termijn niet te exploiteren;
  • c. er is nog geen tweede agrarische bedrijfswoning bij het bedrijf gebouwd dan wel aanwezig;
  • d. voldaan wordt aan de bouwregels opgenomen in artikel 3.2.1;
  • e. de tweede woning dient aan een bestaande bedrijfswoning te worden aangebouwd of – indien dit niet mogelijk is – op maximaal 30 m afstand daarvan, binnen het bouwvlak;
  • f. advies wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen over het bepaalde onder a en b;
  • g. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • h. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • i. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de te realiseren bedrijfswoning wordt geborgd.
3.8.3 vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen, ten behoeve van vormverandering van een agrarisch bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  • a. de vormverandering is noodzakelijk vanuit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering- en / of –ontwikkeling;
  • b. de verandering mag niet leiden tot een vergroting van de oppervlakte van het agrarisch bouwvlak;
  • c. vormverandering van een agrarisch bouwvlak met de aanduiding 'intensieve veehouderij' gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – extensiveringsgebied' is niet toegestaan, tenzij de vormverandering noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de door de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de daarop gebaseerde besluiten gestelde huisvestingseisen, met dien verstande dat het de diercategorie betreft die ten tijde van inwerkingtreding van het Reconstructieplan Beerze Reusel (29 juli 2005) in de bestaande intensieve veehouderij werd gehouden;
  • d. vormverandering in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-ecologie' is slechts toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  • e. de vormverandering mag niet leiden tot een onevenredige afbreuk aan het (leef)milieu en het landschap in de omgeving;
  • f. er dient een compacte vorm van het agrarisch bouwvlak te blijven bestaan waarbij de nieuwe vorm van het bouwvlak de oude vorm in grote lijnen volgt;
  • g. advies wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen over het bepaalde onder a.;
  • h. bij vormverandering is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak van minimaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak, op basis van een goedgekeurd beplantingsplan;
  • i. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • j. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.8.4 vergroting van een agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen, ten behoeve van vergroting van een agrarisch bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  • a. de mogelijkheid voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, is afhankelijk van de aard en ligging van het agrarisch bedrijf, zoals aangegeven in tabel 4 'Randvoorwaarden vergroting bouwvlak':
aard agrarisch bedrijf   maximale omvang bouwvak  
Grondgebonden   max. 2,0 ha  
niet grondgebonden, niet zijnde intensieve veehouderij/glastuinbouw   max. 1,5 ha
 
Glastuinbouw   3,5 ha, met dien verstande dat de maximale netto glasopstand 3 ha mag bedragen  

Tabel 4: Randvoorwaarden vergroting bouwvlak

met dien verstande dat, voor zover vergroting betrekking heeft op grondgebonden bedrijven en glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - primair landbouwontwikkelingsgebied' of 'reconstructiewetzone - secundair landbouwontwikkelingsgebied' de vergroting is toegestaan mits de ontwikkeling van deze gebieden voor de intensieve veehouderij niet wordt gefrustreerd;

  • b. de vergroting is noodzakelijk uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling en/of continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • c. de locatie is duurzaam of wordt blijvend geschikt geacht voor agrarisch gebruik, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van de handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties zoals opgenomen in bijlage 5 bij de regels;
  • d. vergroting in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-ecologie' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  • e. bij vergroting is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak van minimaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak, op basis van een goedgekeurd beplantingsplan;
  • f. zuinig ruimtegebruik geldt als uitgangspunt;
  • g. advies wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen over het bepaalde onder b;
  • h. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • i. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.8.5 vergroting van het bouwvlak voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  • j. de vergroting is noodzakelijk uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling en/of continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • k. de voorzieningen dienen ter ondersteuning van het betreffende agrarische bedrijf;
  • l. de oppervlakte van het bouwvlak wordt aangepast aan het agrarisch bedrijf met dien verstande dat het bouwvlak in ieder geval niet groter mag zijn dan opgenomen in tabel 4 in artikel 3.8.4;
  • m. advies wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen over het bepaalde onder a;
  • n. de voorzieningen moeten ruimtelijk geconcentreerd worden binnen een in het wijzigingsplan op te nemen differentiatievlak;
  • o. de bouwhoogte van de permanente teeltondersteunende voorzieningen mag maximaal 2 m bedragen;
  • p. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak van minimaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak, op basis van een goedgekeurd beplantingsplan;
  • q. vergroting in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-ecologie' is slechts toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone voorop staat;
  • r. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • s. er is geen sprake van onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.8.6 omschakeling naar agrarische bedrijvigheid niet zijnde intensieve veehouderij of glastuinbouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'intensieve veehouderij' of 'glastuinbouw' van een bouwvlak te halen ten behoeve van de omschakeling naar agrarische bedrijvigheid niet zijnde intensieve veehouderij of glastuinbouw. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. de omschakeling is noodzakelijk uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling en/of continuïteit van het agrarisch bedrijf
  • c. de oppervlakte van het bouwvlak wordt aangepast op het te vestigen agrarisch bedrijf, met dien verstande dat het bouwvlak in ieder geval niet groter mag zijn dan opgenomen in tabel 4 in artikel 3.8.4;
  • d. de locatie is niet duurzaam of wordt niet blijvend geschikt geacht voor agrarisch gebruik zijnde intensieve veehouderij of glastuinbouw, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van de handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties zoals opgenomen in bijlage 5 bij de regels;
  • e. advies wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen over het bepaalde onder a en b;
  • f. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • g. er is geen sprake van onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.8.7 opslag, met uitzondering van (brand)gevaarlijke materialen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen in de bestemming Bedrijf ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor statische opslag, met uitzondering van (brand)gevaarlijke materialen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft geen locatie die kan dienen voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en is derhalve in ieder geval niet gelegen op een locatie binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone - primair landbouwontwikkelingsgebied', 'duurzame locaties in verwevingsgebied' of 'reconstructiewetzone - secundair landbouwontwikkelingsgebied';
  • b. de vloeroppervlakte ten behoeve van de statische opslag bedraagt niet meer dan 1000 m²;
  • c. overtollige bebouwing dient gesloopt te worden met uitzondering van:
    • 1. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels, dan wel die als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de gemeentelijke monumentencommissie;
    • 2. de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximale oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 120 m² per bedrijfswoning.
  • d. het betreft geen locatie waar sloop van bedrijfsgebouwen heeft plaatsgevonden op basis van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken of de regeling Ruimte voor Ruimte;
  • e. er is geen sprake van opslag ten behoeve van handel of opslag van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
  • f. de opslag vindt plaats binnen de bestaande bedrijfsgebouwen;
  • g. buitenopslag is niet toegestaan;
  • h. er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • i. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • j. er is geen sprake van onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.8.8 agrarisch verwant bedrijf of een agrarisch technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen in de bestemming Bedrijf ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor een agrarisch verwant bedrijf of een agrarisch technisch hulpbedrijf. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de locatie is niet gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - primair landbouwontwikkelingsgebied' of 'reconstructiewetzone - secundair landbouwontwikkelingsgebied';
  • b. de locatie is niet duurzaam of wordt niet blijvend geschikt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van de handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties zoals opgenomen in bijlage 5 bij deze regels;
  • c. het betreft geen voormalige agrarische bedrijfslocatie waar bedrijfsbebouwing is gesloopt in het kader van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken en de regeling Ruimte voor Ruimte;
  • d. er wordt maximaal 400 m² van de bestaande bebouwing gebruikt voor de hergebruiksactiviteit;
  • e. in afwijking van hetgeen onder d is bepaald gelden ter plaatse van de aanduiding '"bebouwingsconcentratie 1" of "bebouwingsconcentratie 2"' de volgende maximale oppervlakten:
    • 1. wanneer de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 4 van deze regels is aangeduid als 'bebouwingscluster nabij kern of doorgaande weg' of 'bebouwingslint nabij kern of doorgaande weg' mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1000 m² bedragen;
    • 2. wanneer de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 4 van deze regels is aangeduid als 'bebouwingszone' mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 800 m² bedragen;
  • f. overtollige bebouwing moet gesloopt worden, met uitzondering van:
    • 1. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels, dan wel die als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de gemeentelijke monumentencommissie;
    • 2. de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximale oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 120 m² per bedrijfswoning.
  • g. het betreft een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels, dan wel een daaraan gelijk te stellen agrarisch verwant of agrarisch technisch bedrijf, met maximaal 3 arbeidskrachten, waarbij in ieder geval niet zijn toegestaan: industriële bedrijvigheid, transport / distributie, detailhandel (hoofdfunctie), prostitutie, landbouwmechanisatie, garage en autohandel;
  • h. er dient een bedrijfsplan te worden aangeleverd waarin tevens aangetoond wordt welke bestaande bedrijfsbebouwing noodzakelijk is voor het hergebruik;
  • i. hergebruik is uitsluitend toegestaan wanneer er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd beplantingsplan;
  • j. buitenopslag is niet toegestaan, tenzij dit noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;
  • k. er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • l. uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan;
  • m. de bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel in ter plaatse vervaardigde producten bedraagt maximaal 100 m²;
  • n. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • o. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.8.9 niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen in de bestemming Bedrijf ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor een niet-agrarisch bedrijf. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de locatie is niet gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - primair landbouwontwikkelingsgebied' of 'reconstructiewetzone - secundair landbouwontwikkelingsgebied';
  • b. de locatie is niet duurzaam of wordt niet blijvend geschikt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van de handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties zoals opgenomen in bijlage 5 van deze regels;
  • c. het is geen voormalige agrarische bedrijfslocatie waar bedrijfsbebouwing is gesloopt in het kader van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken en de regeling Ruimte voor Ruimte;
  • d. de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentraties';
  • e. wanneer de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 4 van deze regels is aangeduid als 'bebouwingscluster nabij kern of doorgaande weg' of 'bebouwingslint nabij kern of doorgaande weg' mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1000 m² bedragen;
  • f. wanneer de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 4 van deze regels is aangeduid als 'bebouwingszone' mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 800 m² bedragen;
  • g. overtollige bebouwing moet gesloopt worden met uitzondering van:
    • 1. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels, dan wel die als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de gemeentelijke monumentencommissie;
    • 2. de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximale oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 120 m² per bedrijfswoning.
  • h. het betreft een kleinschalige ambachtelijke activiteit zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels dan wel een daaraan gelijk te stellen ambachtelijk bedrijf met in maximaal 3 arbeidskrachten, waarbij in ieder geval niet zijn toegestaan: industriële bedrijvigheid, transport / distributie, detailhandel (hoofdfunctie), prostitutie, landbouwmechanisatie, garage en autohandel;
  • i. er dient een bedrijfsplan te worden aangeleverd waarin tevens aangetoond wordt welke bestaande bedrijfsbebouwing noodzakelijk is voor het hergebruik;
  • j. de bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel in ter plaatse vervaardigde producten bedraagt maximaal 100 m²;
  • k. buitenopslag is niet toegestaan;
  • l. activiteiten moeten inpandig plaats vinden;
  • m. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  • n. er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • o. er moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd beplantingsplan;
  • p. uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan;
  • q. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • r. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.8.10 bestemming Recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen in de bestemming Recreatie, ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor dag- of verblijfsrecreatie. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de locatie is niet gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - primair landbouwontwikkelingsgebied' of 'reconstructiewetzone - secundair landbouwontwikkelingsgebied';
  • b. de locatie is niet duurzaam of wordt niet blijvend geschikt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van de handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties zoals opgenomen in bijlage 2 bij de regels;
  • c. het hergebruik voor dagrecreatie is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'extensieve natuurgerichte waterrecreatie' en 'milieuzone-stiltegebied;
  • d. het hergebruik voor verblijfsrecreatie is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'waterrecreatie';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'extensieve natuurgerichte recreatie', 'extensieve natuurgerichte waterrecreatie' en 'milieuzone-stiltegebied' is verblijfsrecreatie alleen toegestaan in bestaande cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels, dan wel die als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de gemeentelijke monumentencommissie ten behoeve van het behoud hiervan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'kansrijk extensief recreatief gebied' is alleen extensief en kleinschalig intensieve verblijfsrecreatie toegestaan zoals een kinderboerderij,, groepsaccommodatie, agrotoerisme, speelboerderij, speeltuin e.d.;
  • g. hergebruik is toegestaan voor dag- en verblijfsrecreatie zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels dan wel daaraan gelijk te stellen dag- en verblijfsrecreatie;
  • h. hergebruik voor een manege is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentraties';
  • i. het hergebruik is slechts toegestaan als er geen sprake is van onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden van het gebied;
  • j. er wordt maximaal 400 m² van de bestaande bebouwing gebruikt voor de hergebruiksactiviteit;
  • k. in afwijking van hetgeen onder j bepaald is gelden ter plaatse van de aanduiding '"bebouwingsconcentratie 1" of "bebouwingsconcentratie 2"' de volgende maximale oppervlakten:
    • 1. wanneer de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 4 van de regels is aangeduid als 'bebouwingscluster nabij kern of doorgaande weg' of 'bebouwingslint nabij kern of doorgaande weg' mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1000 m² bedragen;
    • 2. wanneer de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 4 van de regels is aangeduid als 'bebouwingszone' mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 800 m² bedragen;
  • l. overtollige bebouwing moet gesloopt worden met uitzondering van:
    • 1. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels, dan wel die als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de gemeentelijke monumentencommissie;
    • 2. de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximale oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 120 m² per bedrijfswoning.
  • m. detailhandel in ter plaatse vervaardigde streekproducten is toegestaan tot een maximum oppervlak van 100 m²;
  • n. horeca is toegestaan tot een maximum oppervlakte van 100 m²;
  • o. hergebruik in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-ecologie' is slechts toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone voorop staat;
  • p. buitenopslag is niet toegestaan;
  • q. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  • r. er is geen sprake van onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • s. sprake moet zijn van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd beplantingsplan;
  • t. uitbreiding van het bouwblok niet is toegestaan;
  • u. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • v. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.8.11 bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming Wonen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging van de bestemming is niet toegestaan op een bouwvlak gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – primair landbouwontwikkelingsgebied' en 'reconstructiezone – secundair landbouwontwikkelingsgebied';
  • b. wijziging is uitsluitend toegestaan indien de locatie niet duurzaam is dan wel niet blijvend geschikt is/wordt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van de handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties projectlocaties zoals opgenomen in bijlage 5 bij de regels;
  • c. uitsluitend de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande en vergunde bedrijfswoning(en) mag voor bewoning worden gebruikt;
  • d. het maximale aantal woningen is gelijk aan het bestaande en vergunde aantal bedrijfswoningen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d is toevoeging van een woning door bouwkundige aanpassing van een bestaande boerderij mogelijk, mits:
    • 1. het een 'kenmerkende boerderij voor het buitengebied' betreft zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
    • 2. de inhoudsmaat van het gebouw minimaal 850 m³ bedraagt;
    • 3. de kenmerkende vorm gehandhaafd blijft;
    • 4. het aantal woningen past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma en in elk geval niet meer bedraagt dan 2;
    • 5. bij splitsing geen vergroting van de boerderij plaatsvindt;
    • 6. het meerdere aan bijgebouwen, wanneer het maximaal oppervlak aan bijgebouwen zoals opgenomen onder g wordt overschreden, dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing betreft zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels, dan wel als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de gemeentelijke monumentencommissie;
    • 7. de monumentencommissie over voorgestelde plannen positief adviseert;
    • 8. geen afbreuk wordt gedaan aan, of aantasting plaatsvindt van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bodem en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
    • 9. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
    • 10. voldaan wordt aan de overige in artikel 3.7.11 gestelde voorwaarden.
  • f. in afwijking van het bepaalde onder d is toevoeging van een woning door de realisatie van één woning in een bijgebouw, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en), mogelijk, mits:
    • 1. het één bijgebouw betreft dat is opgenomen in bijlage 2 behorende bij deze regels en als zodanig als cultuurhistorische waardevol is aangemerkt
    • 2. de oppervlaktemaat van het gebouw minimaal 30 m² bedraagt;
    • 3. de inhoudsmaat van de woning maximaal 750 m³ bedraagt;
    • 4. na realisatie geen vergroting van de woning plaatsvindt;
    • 5. de kenmerkende vorm en de cultuurhistorische waarden van het betreffende bijgebouw gehandhaafd blijven;
    • 6. de woning binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma past;
    • 7. de monumentencommissie over voorgestelde plannen positief adviseert;
    • 8. geen afbreuk wordt gedaan aan, of aantasting plaatsvindt van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bodem en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
    • 9. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
    • 10. voldaan wordt aan de overige in artikel 3.8.11 gestelde voorwaarden.
  • g. overtollige bebouwing moet gesloopt worden met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels, dan wel als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de monumentencommissie;
  • h. de oppervlakte aan bijgebouwen mag per woning niet meer bedragen dan 120 m²;
  • i. indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen kan de oppervlakte aan bijgebouwen worden vermeerderd met 10% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m² tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 240 m²;
  • j. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;
  • k. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de directe omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • l. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • m. de milieuvergunning onherroepelijk is ingetrokken.
3.8.12 bestemming Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch ter plaatse van de aanduiding 'robuuste ecologische verbinding' te wijzigen in de bestemming Natuur indien en voor zover de gronden worden ingericht en beheerd als natuurgebied. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

  • a. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven en van in de omgeving aanwezige functies;
  • b. de ontwikkeling van deze natuurgebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren;
  • c. de eigenaar is bereid en in staat om het terrein in te richten als natuurgebied;
  • d. bodemonderzoek dient aan te tonen dat de gronden geschikt zijn voor natuurontwikkeling
  • e. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden.