Buitengebied, geconsolideerde versie 2020

Status: geconsolideerd
Identificatie: NL.IMRO.0823.BPBGGC-CONS
Plantype: bestemmingsplan

Inhoud

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

Artikel 6 Bedrijf

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

Artikel 8 Bos

Artikel 9 Groen

Artikel 10 Horeca

Artikel 11 Maatschappelijk

Artikel 12 Maatschappelijk - Buitenplaats

Artikel 13 Maatschappelijk - Militair oefenterrein

Artikel 14 Natuur

Artikel 15 Recreatie

Artikel 16 Sport

Artikel 17 Verkeer

Artikel 18 Water

Artikel 19 Wonen

Artikel 20 Leiding

Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Artikel 22 Waarde – Archeologie 1

Artikel 23 Waarde – Archeologie 2

Artikel 24 Waarde – Archeologie 3

Artikel 25 Waarde – Archeologie 4

Artikel 26 Waarde – Archeologie 5

Artikel 27 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

Artikel 28 Waarde - Cultuurhistorie

Artikel 29 Waarde - Ecologie

Artikel 30 Waarde - Natte natuurparel

Artikel 31 Waarde - Natura 2000

Artikel 32 Waterstaat - Waterbergingsgebied

Artikel 33 Waterstaat - Waterkering

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 34 Anti-dubbeltelbepaling

Artikel 35 Algemene bouwregels

Artikel 36 Algemene sloopregels

Artikel 37 Algemene gebruiksregels

Artikel 38 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 39 Algemene aanduidingsregels

Artikel 40 Algemene afwijkingregels

Artikel 41 Algemene wijzigingsregels

 
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 42 Overgangsrecht

Artikel 43 Slotregel

 

 

Bijlagen:

Bijlage 1: Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties

Bijlage 2: Bebouwingsconcentraties

Bijlage 3: Nevenactiviteiten

Bijlage 4: Monumenten en beeldbepalende panden

Bijlage 5: Kadernota intensieve veehouderij Oirschot

Bijlage 6: Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 7: Landschapsinvesteringsregeling de Kempen

Bijlage 8: Archeologische verwachtingen- en waardenkaart Oirschot

Bijlage 9: Landschappelijk inpassingsplan Kattenberg 4

Bijlage 10: Advies Monumentencommissie Oirschot Burgerwalweg 2

 

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

  1. bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0823.BPBGGC-CONS met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

  1. plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied, geconsolideerde versie 2020' van de gemeente Oirschot.

 

  1. verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied, geconsolideerde versie 2020' van de gemeente Oirschot.

 

  1. aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

  1. aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

  1. aan-huis-verbonden bedrijf:

bedrijvigheid in de milieucategorieën 1 en 2 (op basis van VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering), dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zoals een kappersbedrijf, een schoonheidssalon en een pedicure.

 

  1. aan-huis-verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerk met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zoals een huisartsenpraktijk, een fysiotherapiepraktijk, een architectenbureau en een advocatenkantoor.

 

  1. aardkundige waarden:

landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals bodemopbouw/- samenstelling, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding (kwelgebieden), afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

 

  1. achtergevelrooilijn:

  1. de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;

  2. indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak op de verbeelding is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw - zonder bijbehorende bouwwerken – alsmede het verlengde daarvan;

 

  1. afhankelijke woonruimte:

een bijbehorend bouwwerk, geen woning zijnde, bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huisvesting van één of meer personen, is ondergebracht.

 

  1. agrarisch bedrijf:

een bedrijf, groter dan 10 NGE, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden en het (op)fokken van dieren. Onder agrarische bedrijven zijn tevens begrepen boomteeltbedrijven, paardenhouderijen en paardenfokkerijen.

 

  1. agrarisch-technisch hulpbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden en/of medisch verzorgen van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestverwerking.

Voorbeelden van agrarisch-technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven.

 

  1. agrarisch-verwant bedrijf:

een bedrijf met een dienstverlenende functie aan de agrarische sector waarbij gebruik wordt gemaakt van landbouwproducten, planten of dieren en/of diensten, zoals een veehandelbedrijf, mesthandelsbedrijf, kleinschalige composteerinrichting, agrarische machineverhuur, veevoerhandel, groothandel in agrarische producten, met uitzondering van mestverwerking.

 

  1. archeologische waarden:

cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik in deze bodem, en die als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

 

  1. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

  1. bebouwingscluster:

een vlakvormige verzameling van gebouwen.

 

  1. bebouwingsconcentratie:

een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.

 

  1. bebouwingslint:

een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg in het buitengebied, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige niet-buitengebiedgebonden functies.

 

  1. bebouwingspercentage:

een opgenomen getal dat het percentage van een bouw- of bestemmingsvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

 

  1. bed and breakfast:

een nevenactiviteit, gekoppeld aan de woonfunctie, met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft. Onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

 

  1. bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan (o.a. statische opslag), installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, uitgezonderd aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten.

 

  1. bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

 

  1. bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon of huishouden, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

 

  1. beeldbepalend pand:

een te handhaven pand gezien het karakter en de betekenis voor het landschappelijke, stedenbouwkundige en cultuurhistorische beeld ter plaatse, niet zijnde monumenten.

 

  1. beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

 

  1. beschermd dorpsgezicht De Bollen

het bij besluit van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer d.d. 28 maart 1991 aangewezen beschermd dorpsgezicht De Bollen als bedoeld in de Monumentenwet.

 

  1. bestaande situatie:

  1. ten aanzien van bebouwing:

legale bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde en onherroepelijk geworden vergunning;

  1. ten aanzien van gebruik:

het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan in werking is getreden.

 

  1. bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

  1. bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

  1. bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

 

  1. boerderijterras:

een buitenterras bij een boerderij waar (lokale) producten genuttigd kunnen worden.

 

  1. boerderij(gebouw):

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen, zoals een langgevelboerderij.

 

  1. boomteelt / sierteeltbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt.

 

  1. bos:

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding), landschap en recreatie.

 

  1. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

  1. bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

  1. bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw en zolder.

 

  1. bouwmassa:

een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief bijbehorende bouwwerken.

 

  1. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

  1. bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

  1. bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

  1. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

 

  1. camping:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

 

  1. caravan:

een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze wagen of dit voertuig wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt hij voor de toepassing van dit plan aangemerkt als caravan.

 

  1. caravanhandelsbedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan (o.a. statische opslag), installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, verrichten van handelsactiviteiten zoals in- en verkoop, uitgezonderd aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de caravan.

 

  1. chalet:

een verplaatsbare, niet aan de grond verankerde woning, welke qua verschijningsvorm is afgeleid van een woonwagen, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot recreatief logies-, dag-, of nachtverblijf van een of meer personen.

 

  1. containerveld:

een werk, niet zijnde een bouwwerk, bestaande uit grond voorzien van een afdeklaag van plastic, antiworteldoek, beton en/of andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld, bijvoorbeeld in potten.

 

  1. cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.

 

  1. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing:

gebouwen zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden'.

 

  1. dagrecreatie:

recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.

 

  1. dak:

een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, c.q. bouwwerk.

 

  1. detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

  1. dierenverblijf:

gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen.

 

  1. dorpsrand:

gave landschappelijke overgang van een dorp naar het buitengebied.

 

  1. duurzame locatie intensieve veehouderij:

een bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieu-oogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is om te laten groeien tot een bouwvlak van maximaal 1,5 ha voor een intensieve veehouderij. Een duurzame locatie veehouderij is aangeduid als 'reconstructiewetzone - iv ja mits'.

 

  1. ecologische verbindingszone:

zone die dienst doet als verspreidingsgebied respectievelijk migratieroute voor planten en dieren tussen verschillende natuurgebieden. Aanleg van verbindingszones heeft als doel barrières tussen deze gebieden op te heffen.

 

  1. educatieve viskwekerij:

een bedrijf waar vis wordt gekweekt en waar daarnaast inkomsten worden verworven uit educatieve activiteiten, bestaande uit excursies op het gebied van viskwekerij en natuur.

 

  1. evenement:

al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport, cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen. Het betreft een gebeurtenis die aaneengesloten plaatsvindt met een maximum duur van drie dagen.

 

  1. extensief recreatief medegebruik:

recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen, survivaltochten, picknicken, natuurgerichte recreatie en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden.

 

  1. extensiveringsgebied:

een gebied waar wonen of natuur het primaat heeft, waar uitbreiding, hervestiging, of nieuwvestiging van in ieder geval een intensief veehouderijbedrijf niet is toegestaan ingevolge de Reconstructiewet en/of de Verordening Ruimte.

 

  1. functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

  1. gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

  1. geïntegreerd bosbeheer:

wijze van bosbeheer, waarin ruimtewordt geboden aan de verschillende functies van het bos (bosbouw, recreatie, bos, natuur en landschap).

 

  1. gekoppeld agrarisch bouwvlak:

een gekoppeld agrarisch bouwvlak bestaat uit een onderling niet aaneengesloten perceel dat door de aanduiding 'relatie' tezamen worden aangemerkt als zijnde één agrarisch bouwvlak.

 

  1. gemengde bedrijven:

agrarische bedrijven met een grondgebonden en een intensieve veehouderijtak.

 

  1. glastuinbouwbedrijf:

een specifieke vorm van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend plaatsvindt in kassen en/of hoge tunnels, welke ter plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn.

 

  1. groepsaccommodatie:

een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk bestemd voor het houden van recreatief nachtverblijf in permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke verblijven.

 

  1. grondgebonden bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt-, en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant.

 

  1. grondwateronttrekking:

het onttrekken van grondwater door middel van een onttrekkingsinrichting.

 

  1. groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen dan wel aan personen in een aanwending in een ander bedrijf.

 

  1. hokdierhouderij:

veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij.

 

  1. hoeveproducten:

Hoeveproducten worden geproduceerd en/of verwerkt op een actief land- of tuinbouwbedrijf van een land- of tuinbouwer in hoofd- of bijberoep. De producten worden hoofdzakelijk ter plaatse of via korte keten, al dan niet rechtstreeks aan de consument of verbruiker verkocht.

 

  1. hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

 

  1. hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.

 

  1. horecabedrijf:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of geringe etenswaren voor het al dan niet gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, nader te onderscheiden in:

a horecabedrijf categorie A

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), zoals een hotel of pension;

b horecabedrijf categorie B

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), en dat overdag en in de avonduren geopend kan zijn, zoals een restaurant;

c horecabedrijf categorie C

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide geringe etenswaren (al dan niet met nevenactiviteit het verstrekken van veelal alcoholvrije dranken) en dat zowel overdag als in de avonduren geopend kan zijn, zoals een lunchroom, cafetaria of shoarmazaak;

d horecabedrijf categorie D

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van geringe etenswaren) en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, als dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat in de avond en het begin van de nacht geopend kan zijn, zoals een (eet)café, feestzaal;

e horecabedrijf categorie E

een ondergeschikte horecafunctie die tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide geringe etenswaren alsmede het verstrekken van veelalalcoholvrije dranken.

 

  1. houtproductie:

het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos.

 

  1. hovenier:

een bedrijf dat is gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen.

 

  1. huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur en huisvesting van tijdelijke werknemers wordt daaronder niet begrepen.

 

  1. hydrologische waarden:

waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie voor daaraan gebonden organismen (planten en dieren), leefgemeenschappen en potenties voor de ontwikkeling daarvan, met daarbij behorende kwantitatieve aspecten (zoals hoge waterstand, stabiel waterpeil) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild), zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

 

  1. infrastructurele voorzieningen:

ontsluitingswegen en kavelpaden.

 

  1. geitenhouderij:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die gericht is op het houden van geiten.

 

  1. geiten- en schapenhouderij:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die gericht is op het houden van geiten en/of schapen.

 

  1. intensieve veehouderij:

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden veehouderijen.

 

  1. kampeerboerderij:

het gelegenheid geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in gebouwen deel uitmakend van een agrarisch bedrijf dan wel een voormalig agrarisch bedrijf inclusief bijbehorende sanitaire voorzieningen.

 

  1. kampeermiddel:

  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

 

  1. kampeerplaats:

standplaats voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen (één kampeermiddel en één bijtent).

 

  1. kantine:

verblijfslokaal ten behoeve van de recreatieve voorzieningen waar men consumpties kan kopen en nuttigen.

 

  1. kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten.

 

  1. kernrandzone:

een overgangszone tussen de bebouwde kom en het buitengebied met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie.

 

  1. kwekerij:

een bedrijf waarin gewassen worden geteeld, waarbij de productie gedeeltelijk plaatsvindt in kassen bij het bedrijf.

 

  1. landbouwontwikkelingsgebied:

een gebied waar het primaat ligt bij de ontwikkeling van de intensieve veehouderij, zoals aangegeven op de verbeelding, ingevolge de Reconstructiewet en/of de Verordening Ruimte.

 

  1. landschapscamping:

Een landschapscamping heeft maximaal zestig kampeerplaatsen met een beperkte dichtheid, op aan de landbouw te onttrekken grond en aansluitend bij bestaande of voormalige (agrarische) bouwvlakken. De gemiddelde grootte van een standplaats dient minimaal 300 m2 (bruto) te zijn. Bij de inrichting van dergelijke campings moeten de natuur- en landschapswaarden worden verhoogd door een passende, robuuste en duurzame beplanting op en rond het kampeerterrein. De oppervlakte voor de nieuwe natuur dient tenminste 3 maal zo groot te zijn als de oppervlakte voor de standplaatsen.

 

  1. landschapselementen:

ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha.

 

  1. landschapswaarden / landschappelijke waarden:

bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

 

  1. lawaaisport:

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hieronder niet verstaan.

 

  1. maaiveld:

hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning.

 

  1. maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

 

  1. manege:

een recreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.

 

  1. mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

 

  1. mestverwerking:

de behandeling van dierlijke mest, waarbij al dan niet de samenstelling of hoedanigheid van de mest wordt veranderd.

 

  1. milieuhygienische uitvoerbaarheid:

overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, bescherming van natuurgebieden, luchtkwaliteit, externe veiligheid etcetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden.

 

  1. minicamping:

een kleinschalig kampeerterrein met minimale voorzieningen als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of een burgerwoning.

 

  1. monumentencommissie:

een commissie van advies en bijstand voor burgemeester en wethouders over aanvragen monumentenvergunning en over de selectie en aanwijzing van gemeentelijke monumenten. Tevens adviseert zij over de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in de bij de regels behorende bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden'.

 

  1. natuurwaarden of ecologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige biotopen bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren.

 

  1. nevenactiviteiten:

activiteiten die naast de primaire agrarische activiteit worden uitgeoefend op een (agrarisch) bouwvlak en niet rechtstreeks de uitoefening van de (agrarische) bedrijfsvoering betreffen.

 

  1. neventak intensieve veehouderij:

neventak bij een grondgebonden agrarisch bedrijf bestaande uit intensief gehouden dieren. De neventak heeft maximaal een omvang van 20 NGE, maar niet meer dan op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

 

  1. Nederlandse Grootte Eenheden (nge / NGE):

eenheden waarmee de bedrijfsomvang en het bedrijfstype van agrarische bedrijven vastgesteld kunnen worden.

 

  1. niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf en waarbij de bedrijfsvoering dus geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt. Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, sommige viskwekerijen en sommige wormenkwekerijen.

 

  1. nieuwvestiging agrarisch bedrijf:

de vestiging van een agrarisch bedrijf op een nieuw bouwvlak, als gevolg van het oprichten van een nieuw agrarisch bedrijf, dan wel het splitsen van een bestaand agrarisch bedrijf, daar waar nog geen bouwmogelijkheden aanwezig zijn.

 

  1. normaal onderhoud:

het normale onderhoud van agrarische gronden, bossen, groenelementen / landschapselementen en natuurterreinen, zoals het beweiden en maaien van graslanden, het ploegen, eggen en inzaaien van akkers, het schonen van sloten en greppels, alsmede het regulieren onderhoud van bossen, groenelementen / landschapselementen en natuurterreinen, waaronder het kappen van bomen ter uitvoering van een goedgekeurd beheersplan.

 

  1. omschakeling agrarisch bedrijf:

het geheel dan wel in overwegende mate overstappen van een grondgebonden agrarisch bedrijf naar een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf of andersom, waarbij het overstappen van een grondgebonden bedrijf naar een niet-grondgebonden bedrijf wordt aangemerkt als intensivering.

 

  1. ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt, tenzij anders in de regels is bepaald.

 

  1. ondergeschikte horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar men uitsluitend ten behoeve van zowel de hoofdfunctie als de nevenactiviteit een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren.

 

  1. ondergronds:

beneden het peil.

 

  1. onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan de bestemming onttrokken, voer- en vaartuigen, arken, caravans, stacaravans en tenten voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

 

  1. onttrekkingsinrichting:

inrichting of werk, bestemd voor het onttrekken van grondwater.

 

  1. overkapping:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw.

 

  1. paardenhouderij:

een uit bedrijfseconomisch oogmerk opgezette houderij voor paarden, geen manege zijnde, die uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het fokken, trainen, africhten, stallen en verhandelen van paarden, waarbij tevens als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan het - al dan niet in rijhallen - geven van instructie aan ruiter en paard.

 

  1. permanente bewoning:

bewoning door eenzelfde persoon of groep van personen buiten het zomerseizoen in een kalenderjaar gedurende meer dan 70 nachten, terwijl elders niet daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt.

 

  1. pension:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als ondersteunende activiteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.

 

  1. perceelsgrens:

de grens van het kadastrale perceel.

 

  1. plattelandswoning:

een woning gelegen bij een agrarisch bedrijf zonder dat er sprake is van een functionele binding tussen woning en bedrijf.

 

  1. recreatie:

het ondernemen van activiteiten voor diens plezier.

 

  1. recreatiebedrijf:

een bedrijf dat het bedrijfsmatig verstrekken van verblijfs- of dagrecreatie tot doel heeft.

 

  1. recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

 

  1. recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie.

 

  1. recreatiewoning:

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie ten dienste van een huishouden dat zijn hoofdverblijf elders heeft.

 

  1. reëel agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste één halve volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen.

 

  1. relatie:

bij elkaar behorende percelen, aangegeven via een koppelteken, die voor de toepassing van het bestemmingsplan als één bouwperceel worden beschouwd.

 

  1. schuilgelegenheid:

een gebouw dat voor beschutting zorgt voor dieren.

 

  1. seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

  1. stacaravan:

een onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemekt als stacaravan.

 

  1. stalderingsgebied:

gebied waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierhouderij is gekoppeld aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij. Bij de toepassing van de regels van dit bestemmingsplan wordt de begrenzing van het stalderingsgebied bepaald door de begrenzing van het stalderingsgebied in de provinciale Verordening ruimte zoals geldend op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.

 

  1. statische opslag:

het in een gebouw brengen van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven zoals (antieke) auto's, boten en caravans. Deze opslag mag niet uitmonden in een soort dependance van een niet-agrarisch bedrijf of gebruikt worden ten behoeve van de handel.

 

  1. streekgebonden producten:

hoeveproducten en producten, gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio wordt geproduceerd.

 

  1. teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en –verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;

  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;

  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water).

Voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbeientafels, afdekfolies, antiworteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, ondersteunende kas, schaduwhallen en vraatnetten.

 

Onder teeltondersteunende voorzieningen vallen:

a algemeen:

ondersteunende voorziening die een onderdeel is van een vollegrondse uitvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij.

b teeltondersteunende kas:

een teeltondersteunende voorziening bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 m) worden beschouwd als een kas;

c tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen, zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten, die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het gebruik van de ondergrond;

d permanente teeltondersteunende voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, zoals bakken op stellingen (aardbeien) en containervelden.

 

  1. tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers:

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.

 

  1. tijdelijke kleinschalige erfvoorzieningen:

erfvoorzieningen ten behoeve van de uitoefening van een agrarisch bedrijf, zoals kuilvloerplaten, bietenplaten en mestzakken.

 

  1. toename van stikstofdepositie:

  1. Er is sprake van een toename van stikstofdepositie wanneer de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) als gevolg van de stikstofemissie van een agrarisch bedrijf op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied meer bedraagt dan de stikstofdepositie als gevolg van het ten tijde van de vaststelling van het plan aanwezige planologisch legale gebruik van de gronden en bouwwerken behorend tot het agrarisch bedrijf.

  2. Als uitzondering op lid a is er geen sprake van een toename van stikstofdepositie, indien de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) niet meer bedraagt dan de stikstofdepositie als gevolg van het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot het agrarisch bedrijf overeenkomstig:

  1. een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 respectievelijk artikel 2.7, tweede lid van de Wet natuurbescherming en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt; dan wel

  2. een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende en onherroepelijke omgevingsvergunning die met toepassing van hoofdstuk IX, titel 2 van de Natuurbeschermingswet 1998 respectievelijk artikel 6.10a van het Besluit omgevingsrecht is verleend en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt.

 

  1. toeristenpoort:

in een draagkrachtig gebied, op een strategische plaats aan een toeristisch-recreatieve route gelegen transferium waar parkeerruimte wordt geboden en waar kleinschalige, overwegend dagrecreatieve, activiteiten worden ontplooid over het Oirschotse toeristisch-recreatieve product, waar ondergeschikte horeca deel van uitmaakt. Een toeristenpoort maakt deel uit van een netwerk van poorten.

 

  1. trekkershut:

een bedrijfsmatige geëxploiteerde, houten kleine vrijstaande blokhut, zonder of met eigen sanitaire voorziening, die dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen van recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.

 

  1. tuincentrum:

een bedrijf dat is gericht op het telen en voornamelijk verkopen van planten en siergewassen, alsmede het verkopen en leveren van andere goederen en materialen voor het aanleggen, onderhouden en verfraaien van tuinen.

 

  1. vakantiewoning / vakantieappartement:

een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.

 

  1. veehouderij:

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.

 

  1. veldschuur:

solitaire schuur/stal in het agrarisch gebied die dient als opslag/stalling ten behoeve van het agrarisch bedrijf en/of agrarische activiteiten en als zodanig is aangeduid.

 

  1. verblijfsrecreatie:

een vorm van recreatief verblijf, waarbij sprake is van overnachtingen anders dan met gebruikmaking van een hotel, pension of woning dan wel een vaartuig;

 

  1. verbrede landbouw:

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande en te behouden agrarische bedrijfsvoering.

 

  1. verkoopvloeroppervlakte (netto-):

een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

 

  1. verwevingsgebied:

een op de kaart ruimtelijk begrensd gebied, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur ingevolge de Reconstructiewet en/of de Verordening Ruimte. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij is mogelijk, mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.

 

  1. volkstuin:

grond waarop, anders dan ten dienste van een agrarisch bedrijf, op kleine schaal voedings- en/of siergewassen worden geteeld, voornamelijk voor eigen gebruik.

 

  1. volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfs-economisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze.

 

  1. voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:

  • gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg, of

  • gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg, indien deze afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand.

 

  1. voormalige agrarische bedrijfslocatie:

een agrarisch of niet-agrarisch bouwvlak waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend.

 

  1. waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van watergangen en dergelijke.

 

  1. werk:

een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

 

  1. winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

 

  1. woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

  1. woonunit:

een te verplaatsen / verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag-, of nachtverblijf van één of meer personen.

 

  1. zomerseizoen:

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

 

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

  1. de afstand tot de weg:

de kortste afstand van een bouwwerk tot de as van de weg.

 

  1. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.

 

  1. het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

 

  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

  1. de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

 

  1. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

  1. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

  1. de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

  1. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

  1. ondergrondse bouwwerken:

de diepte van ondergrondse bouwwerken wordt gemeten vanaf het peil.

 

  1. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

  1. peil:

  1. de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

  2. indien in het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.

 

  1. ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met uitzondering van intensieve veehouderij, geiten- en schapenhouderij en glastuinbouw, met dien verstande dat veehouderijen uitsluitend zijn toegestaan op locaties waar:

  1. op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan een veehouderij planologisch legaal aanwezig is; dan wel

  2. een veehouderij mag worden gevestigd krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning voor planologisch gebruik;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' tevens de uitoefening van een intensief veehouderijbedrijf; uitgezonderd een geiten- en schapenhouderij;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geiten- en schapenhouderij' tevens de uitoefening van een geiten- en/of schapenhouderij;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' tevens een glastuinbouwbedrijf;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch- educatieve viskwekerij' tevens een educatieve viskwekerij;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' tevens een paardenbak;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschapsbeheer' tevens voor landschapsbeheer;

  7. bedrijfsmatige nevenactiviteiten als genoemd in bijlage 3 'Nevenactiviteiten' bij deze regels;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – toeristenpoort' tevens een toeristenpoort;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' tevens een speelvoorziening in de vorm van een openbare fietscrossbaan en een openbare speeltuin;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur' tevens een veldschuur;

  12. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' tevens een kampeerterrein;

  13. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij' tevens een groepsaccommodatie;

  14. aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten;

  15. openbare nutsvoorzieningen;

  16. extensief recreatief medegebruik;

  17. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  18. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  19. tuinen en erven;

  20. landschappelijke inpassing;

 

alsmede voor:

  1. het behoud van de cultuurhistorische bebouwing conform bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden'.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf of ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' ten behoeve van het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf.

  2. Binnen een bouwvlak, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, zijn de regels voor één enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.

  3. Vervallen.

  4. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

  5. De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

  6. Vervallen.

  7. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - mestplaat en tank' mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

3.2.2 Bedrijfsgebouwen, bedrijfsoverkappingen en rijhallen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfsoverkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De bouwhoogte van bedrijfsoverkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

  5. De oppervlakte van een rijhal mag niet meer bedragen dan 1.200 m2.

  6. Vervallen.

  7. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen is tevens het bepaalde in 3.2.3 van toepassing.

 

3.2.3 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen gelden, in aanvulling op het bepaalde in 3.2.2, de volgende bepalingen:

  1. Voor veehouderijen buiten de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' en voor grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' mag de gezamenlijke oppervlakte van dierenverblijven niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de dierenverblijven die:

  1. op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel

  2. gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

er is sprake van een grondgebonden veehouderij indien wordt voldaan aan de criteria voor grondgebondenheid zoals opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.

  1. Voor niet-grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen die:

  1. op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel

  2. gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

 

3.2.4 Kassen

  1. Voor het bouwen van van kassen gelden de volgende bepalingen:

  1. Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.

  1. Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

  2. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m2.

  3. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.

  4. In de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur' en in de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' is het bouwen van nieuwe teeltondersteunende kassen en de uitbreiding van bestaande teeltondersteunende kassen niet toegestaan.

 

3.2.5 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is opgenomen, in welk geval maximaal het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  5. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, aan- en uitbouwen) bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  4. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2.

 

3.2.6 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 35.2 Ondergronds bouwen.

 

3.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 8,5 m.

  3. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  4. De bouwhoogte van overige silo’s mag niet meer bedragen dan 15 m.

  5. De bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  6. De bouwhoogte van antennes mag niet meer bedragen dan 10 m.

  7. Paardenbakken:

  1. Een paardenbak dient tenminste op 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden aangelegd.

  2. De bouwhoogte van een omheining van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  3. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

  4. Lichtmasten bij een paardenbak zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bebouwingsconcentraties.

  5. De bouwhoogte van lichtmasten bij een paardenbak mag niet meer bedragen dan 8 m.

  1. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.

  2. Voor veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' gelden, in aanvulling op het hiervóór bepaalde, de volgende bepalingen:

  1. De gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde die:

  • op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel

  • gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

  1. Het bepaalde onder 1 is niet van toepassing op een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij; er is sprake van een grondgebonden veehouderij indien wordt voldaan aan de criteria voor grondgebondenheid zoals opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.

 

3.2.8 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend de hierna genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatief medegebruik, zoals bewijzering en picknicktafels mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:

  1. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1'.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met uitzondering van hagelnetten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m.

  3. De instandhoudingstermijn niet meer mag bedragen dan 6 maanden per jaar.

  1. Boomteelthekken:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  1. Vervallen.

  2. Speelvoorzieningen:

  1. Speelvoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘speelvoorziening’.

  2. De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De oppervlakte van een speelvoorziening mag niet meer bedragen dan 10 m2.

  1. Vervallen.

  2. Veldschuren:

  1. Veldschuren zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - akkercomplex 1' en 'overige zone - akkercomplex 2'.

  2. De goothoogte van een veldschuur mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte van een veldschuur mag niet meer bedragen dan 10 m.

  1. Vervallen.

  2. Permanente teeltondersteunende voorzieningen:

  1. Uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorziening'.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde:

  1. sub 3.2.2 en toestaan dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen wordt verkleind c.q. vergroot, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;

  2. sub 3.2.2 en toestaan dat de bouwhoogte van de bedrijfsbebouwing wordt vergroot tot een maximum van 12 m;

  3. sub 3.2.1 en toestaan dat er binnen het bouwvlak hulpgebouwen worden opgericht voor de bouw van carnavalswagen tot maximaal 150 m² met een goothoogte tot maximaal 6 m en een bouwhoogte tot maximaal 10 m;

  4. sub 3.2.2, 3.2.7 en 3.2.8 en toestaan dat warmtebuffers, CO2-installaties en windmolens worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 15 m.

 

3.3.2 Toename oppervlakte dierenverblijven

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 3.2.3 onder a voor het vergroten van de toegestane oppervlakte van dierenverblijven bij een veehouderij, met dien verstande dat:

  1. het vergroten van de toegestane oppervlakte van dierenverblijven voor het houden van geiten niet is toegestaan;

  2. maatregelen dienen te worden getroffen en in stand dienen te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  3. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de omvang van de bebouwing, de effecten vanwege milieuaspecten, de effecten vanwege volksgezondheid en de afwikkeling van het verkeer inpasbaar dient te zijn in de omgeving;

  4. aangetoond dient te zijn dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;

  5. aangetoond dient te zijn dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3;

  6. een zorgvuldige dialoog dient te zijn gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief;

  7. indien sprake is van het vergroten van de toegestane oppervlakte van dierenverblijven bij een hokdierhouderij, deze vergroting uitsluitend is toegestaan indien:

  1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:

  • de bestaande dierenverblijven die zijn gesaneerd dienen te voldoen aan de criteria die in de provinciale Verordening ruimte zijn gesteld aan 'bestaande dierenverblijven', zoals die criteria gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  • het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk dient te zijn beëindigd;

  1. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1 tenminste 110% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;

  2. de sanering als bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de bouw of vergroting van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;

  3. door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder 1 tot en met 3 is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan wordt overgelegd.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het met het oog op de bestemming, verrichten gebruik en plaatsvindt binnen het bouwvlak en niet (brand)gevaarlijk is;

  2. detailhandel, behoudens voor zover als nevenactiviteit toegestaan in lid 3.1 (tuincentrum), dan wel als ondergeschikte nevenactiviteit in agrarische producten van het eigen bedrijf en 'Hoeveproducten';

  3. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

  4. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

  5. het gebruik voor woondoeleinden en/of zorgdoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;

  6. het gebruik voor diverse vormen van semi - en/of niet-agrarische bedrijvigheid;

  7. het plaatsen van woonunits of stacaravans voor de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers;

  8. voor het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen;

  9. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  10. als wedstrijd/sportterrein;

  11. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij:

  1. dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf, dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;

  2. dit plaatsvindt ten behoeve van een daartoe specifiek toegestane nevenactiviteit zoals opgenomen in lid 3.1.

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen;

  2. het gebruik van gronden voor boomteelt ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1'

  1. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning als burger-/plattelandswoning;

  2. het gebruik van gronden en/of bouwwerken behorende tot het agrarisch bedrijf waarbij een toename van de stikstofdepositie plaatsvindt;

  3. het gebruik van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - houden van dieren uitgesloten' voor de huisvesting van vee/dieren.

 

3.4.2 Permanente bewoning

Onder strijdig gebruik met het bepaalde in de subleden 3.4.1 en 3.5.4 valt het gebruik van gebouwen, kampeermiddelen, trekkershutten, bed & breakfast-voorzieningen, vakantiewoningen/-appartementen, groepsaccomodaties/kampeerboerderijen en kleinschalig kamperen/minicamping voor permanente bewoning.

 

3.4.3 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 37.3 Aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

 

3.4.4 Nevenactiviteiten

Ter plaatse van de in lid 3.1 opgenomen nevenactiviteiten geldt dat de oppervlakte van een nevenactiviteit niet meer mag bedragen dan de oppervlakte die voor de betreffende nevenactiviteit is opgenomen in bijlage 3 'Nevenactiviteiten' bij deze regels.

 

3.4.5 Vervallen

Vervallen.

 

3.4.6 Veehouderijen

Voor veehouderijen gelden de volgende gebruiksregels:

  1. Binnen gebouwen mogen dieren - al dan niet in hokken - alleen op de grond worden gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen, waar ten hoogste twee bouwlagen mogen worden gebruikt.

  2. Een gebruikswijziging van gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf, gericht op het in gebruik nemen van deze gebouwen als dierenverblijf, is niet toegestaan.

  3. Omschakeling van een veehouderij, niet zijnde een hokdierhouderij, naar een hokdierhouderij is niet toegestaan.

 

3.4.7 Voorwaardelijke verplichtingen

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorwaardelijke verplichting Kattenberg 4':

  1. mag het agrarisch bouwvlak uitsluitend in gebruik worden genomen indien de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in bijlage 9 bij deze regels is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden.

  2. dient 20% van het bouwvlak te worden gebruikt voor landschappelijke inpassing conform de voorwaarde in de verleende provinciale ontheffing zoals opgenomen in bijlage 9 bij deze regels;

  3. dient ter plaatse van het agrarisch bouwvlak voldoende waterberging te worden gerealiseerd en in stand gehouden zoals opgenomen in bijlage 9 bij deze regels;

  4. dient ter plaatse van het agrarisch bouwvlak de maximale geurbelasting op uiterlijk 1 januari 2020 te voldoen aan de alsdan geldende wet- en regelgeving met betrekking tot geur.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. De afwijking is nodig vanuit een doelmatige bedrijfsvoering/-ontwikkeling. Hierover kan advies worden gevraagd aan een agrarisch deskundige.

  2. Indien sprake is van een afwijking ten behoeve van een nevenactiviteit:

  1. De nevenactiviteit is/blijft ondergeschikt aan de hoofdfunctie van de bestemming.

  2. De oppervlakte van de bebouwing die in gebruik is voor alle nevenactiviteiten samen, exclusief statische opslag, bedraagt maximaal 30% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing binnen het bouwvlak, tot een maximum van 800 m2.

  3. Vervallen.

  1. Detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel in streekproducten en/of in ter plaatse vervaardigde producten, is niet toegestaan. De bedrijfsvloeroppervlakte voor ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 100 m², waarvan maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte;

  2. Buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan.

  3. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  4. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  5. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.

  6. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  7. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

  8. Bij het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid is sublid 3.4.1 onder o van overeenkomstige toepassing en is sublid 3.4.1 onder o op het betreffende gebruik onverminderd van kracht.

 

3.5.2 Houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 3.4.1 onder l voor het houden van evenementen met dien verstande dat:

  1. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;

  2. een evenement maximaal 5 aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouwen, mag plaatsvinden.

 

3.5.3 Statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 3.4.1 en toestaan dat gebouwen worden gebruikt voor statische opslag als nevenactiviteit (inclusief de bouw van carnavalswagens) met uitsluiting van opslag in (brand)gevaarlijke materialen, mits het gebruik maximaal 50% van de bestaande bebouwing beslaat met een maximale oppervlakte van 1.000 m² in het buitengebied en 1.500 m² in bebouwingsconcentraties en extensiveringsgebieden rond natuur.

 

3.5.4 Recreatieve nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en sub 3.4.1 en recreatieve nevenactiviteiten toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels, dan wel een vergelijkbare recreatieve nevenactiviteit, met dien verstande dat:

  1. voldaan wordt aan de volgende algemene voorwaarden:

  1. de recreatieve nevenactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, tenzij hierna expliciet is aangegeven dat de nevenfunctie ook buiten het bouwvlak is toegestaan;

  2. het totaal aan verblijfsgerichte recreatieve nevenactiviteiten bedraagt maximaal 200 m2 per bouwvlak, met dien verstande dat:

  • indien een groepsaccommodatie/kampeerboerderij is toegestaan, het totaal aan verblijfsgerichte recreatieve nevenactiviteiten maximaal 350 m2 bedraagt;

  • de grondoppervlakte die in gebruik is voor het plaatsen van kampeermiddelen niet wordt meegerekend in de totale oppervlakte;

  1. het aantal overnachtingsplaatsen voor kleinschalig kamperen/minicampings (sub b) en in vakantiewoningen/-appartementen (sub e), dat met toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid en met toepassing van de afwijkingsmogelijkheden in de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' wordt toegestaan, mag in totaal niet meer bedragen dan 250;

  2. deze afwijkingsmogelijkheid mag, in combinatie met de afwijkingsmogelijkheden in de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden', in totaal niet meer dan 10 keer worden toegepast ten behoeve van het toelaten van bed & breakfastvoorzieningen (sub c), trekkershutten (sub d) en/of groepsaccommodaties/kampeerboerderijen (sub f);

  3. deze afwijkingsmogelijkheid kan niet worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000';

  1. ten aanzien van kleinschalig kamperen/minicamping gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. deze nevenactiviteit vindt niet plaats op gronden die grenzen aan de bestemming 'Bos', 'Natuur' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' en niet binnen de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1';

  2. de kampeermiddelen dienen binnen het bouwvlak geplaatst te worden dan wel tot maximaal 100 m direct grenzend aan het bouwvlak, mits de bestemming van die gronden een dergelijk gebruik toelaat;

  3. er mag geen gebruik worden gemaakt van stacaravans, woonunits en/of chalets;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kansrijk extensief recreatief gebied' en 'overige zone - intensief recreatief gebied' zijn in het zomerseizoen maximaal 40 kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf toestaan op maximaal 8.000 m²;

  5. buiten de aanduidingen 'overige zone - kansrijk extensief recreatief gebied' en 'overige zone - intensief recreatief gebied', zijn in het zomerseizoen maximaal 25 kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf toegestaan op maximaal 5.000 m²;

  6. sanitaire voorzieningen moeten worden gerealiseerd in ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande en vergunde bebouwing binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 75 m²;

  7. overige (slechtweer)voorzieningen moeten worden gerealiseerd in aanwezige bebouwing binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 100 m² ;

  1. ten aanzien van bed & breakfast voorzieningen gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - waterrecreatie' en 'overige zone - intensief recreatief gebied';

  2. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw tot een maximale oppervlakte van 150 m², waarbij de maximale oppervlakte per kamer 50 m² bedraagt;

  3. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden is 9;

  1. ten aanzien van trekkershutten gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - intensief recreatief gebied' en 'overige zone - waterrecreatie';

  2. de trekkershutten worden gerealiseerd binnen het bouwvlak;

  3. maximaal 3 trekkershutten zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 20 m² per trekkershut;

  4. de bouwhoogte van een trekkershuit mag niet meer bedragen dan 4 m;

  1. ten aanzien van vakantiewoningen/-appartementen gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - intensief recreatief gebied' en 'overige zone - waterrecreatie';

  2. de vakantiewoningen/-appartementen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw;

  3. maximaal 3 vakantiewoningen/-appartementen zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 70 m² per appartement en met een oppervlakte van maximaal 200 m² voor de 3 vakantiewoningen/-appartementen tezamen;

  1. ten aanzien van groepsaccommodaties/kampeerboerderij gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - intensief recreatief gebied' en 'overige zone - waterrecreatie';

  2. de groepsaccommodatie/kampeerboerderij wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing tot een oppervlakte van maximaal 350 m² van de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw;

  1. ten aanzien van een kleinschalige horecavoorziening en een kleinschalig boerderijterras gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarde:

  1. de kleinschalige horecavoorziening wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing waarbij maximaal 35 m2 ingericht mag worden.

  2. het kleinschalig boerderijterras wordt gerealiseerd bij de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw waarbij maximaal 50 m² buitenruimte ingericht mag worden met zitjes en/of picknickbanken in de openlucht en geen horecavoorzieningen mogen worden gerealiseerd;

  1. ten aanzien van kleinschalige dagrecreatie gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarde:

  1. voorzieningen ten behoeve kleinschalige dagrecreatie worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw waarbij maximaal 250 m² van de oppervlakte van de bebouwing voor de binnenfunctie mag worden gebruikt en waarbij maximaal 250 m² buitenruimte mag worden gebruikt.

 

3.5.5 Zorgverlenende nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en zorgverlenende nevenactiviteiten op een agrarische bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een vergelijkbare zorgverlenende activiteit, met dien verstande dat:

  1. het geen locatie betreft die kan dienen voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en derhalve in ieder geval niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair' of 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair';

  2. de maximale oppervlakte voor de zorgverlenende nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw maximaal 400 m² bedraagt.

  3. maximaal 200 m² aan buitenruimte wordt ingericht.

 

3.5.6 Nevenactiviteit in de vorm van een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en nevenactiviteiten in de vorm van een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf op een agrarisch bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een vergelijkbare vorm van agrarisch-verwante of agrarisch-technische bedrijvigheid, met dien verstande dat:

  1. de maximale oppervlakte voor de bedrijfsmatige nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing met de nog mogelijke uitbreidingsmogelijkheden maximaal 400 m² bedraagt.

 

3.5.7 Nevenactiviteit in de vorm van een niet-agrarisch ambachtelijk bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en nevenactiviteiten in de vorm van een niet-agrarisch ambachtelijk bedrijf, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een vergelijkbaar niet-agrarisch ambachtelijk bedrijf toestaan, met dien verstande dat:

  1. de nevenactiviteit alleen is toegestaan binnen de bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie 1' of 'overige zone - bebouwingsconcentratie 2', op een agrarisch bouwvlak;

  2. de maximale oppervlakte voor de niet-agrarische bedrijfsmatige nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing maximaal 400 m² bedraagt.

  3. uitsluitend bedrijven in milieucategorie 1 en 2 zoals genoemd in bijlage 6 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn toegestaan.

 

3.5.8 Huisvesting van tijdelijke werknemers

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 3.4.1 en toestaan dat bedrijfsgebouwen worden gebruikt voor huisvesting van tijdelijke werknemers, met dien verstande dat:

  1. de huisvesting binnen de bestaande bebouwing wordt opgericht;

  2. de huisvesting dient plaats te vinden op het bouwblok waar de bedrijfswoning staat;

  3. de huisvesting een maximale gezamenlijke oppervlakte heeft van 12,5 m² per werknemer, inclusief de bijbehorende voorzieningen zoals sanitair, kantine, keuken en wasruimte, waarbij maximaal 32 personen worden gehuisvest;

  4. de huisvesting binnen de bestaande bebouwing maximaal 8 maanden per jaar aaneengesloten mag worden gebruikt. De overige 4 maanden mag de tijdelijke huisvesting binnen de bestaande bebouwing niet gebruikt worden ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke werknemers.

 

3.5.9 Vervallen

Vervallen.

 

3.5.10 Vervallen

Vervallen.

 

3.5.11 Gebruik van gebouwen als dierenverblijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 3.4.6 onder b en toestaan dat gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf, in gebruik worden genomen als dierenverblijf, met dien verstande dat:

  1. het in gebruik nemen van dierenverblijven voor het houden van geiten niet is toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' een gebruikswijziging uitsluitend is toegestaan voor een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij; er is sprake van een grondgebonden veehouderij indien wordt voldaan aan de criteria voor grondgebondenheid zoals opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  3. maatregelen dienen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  4. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de effecten vanwege milieuaspecten, de effecten vanwege volksgezondheid en de afwikkeling van het verkeer inpasbaar dient te zijn in de omgeving;

  5. aangetoond dient te zijn dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;

  6. aangetoond dient te zijn dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3;

  7. een zorgvuldige dialoog dient te zijn gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief;

  8. indien sprake is van het in gebruik nemen van een dierenverblijf bij een hokdierhouderij, deze gebruikswijziging uitsluitend is toegestaan indien:

  1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:

  • de bestaande dierenverblijven die zijn gesaneerd dienen te voldoen aan de criteria die in de provinciale Verordening ruimte zijn gesteld aan 'bestaande dierenverblijven', zoals die criteria gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  • het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk dient te zijn beëindigd;

  1. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1 tenminste 110% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra in gebruik wordt genomen;

  2. de sanering als bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de ingebruikname van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;

  3. door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder 1 tot en met 3 is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan wordt overgelegd.

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de kenmerkende landschapselementen 'overige zone - aardkundig waardevol gebied', 'overige zone - reliëf', 'overige zone - akkercomplex 1', 'overige zone - akkercomplex 2', 'overige zone - waardevol landschapselement' en 'overige zone - dorpsrand':

 

  1. op alle gronden:

  1. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;

  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  4. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' en/of 'overige zone - reliëf':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1':

  1. het beplanten van gronden met houtgewas, waarbij boomteelt is uitgesloten;

  2. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 2':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - waardevol landschapselement':

  1. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van beplanting daarvan tot gevolg kunnen hebben;

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  3. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van beplanting daarvan tot gevolg kunnen hebben.

  1. In aanvulling op het hiervóór bepaalde is het op alle gronden met de bestemming 'Agrarisch' verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren gericht op de onttrekking van grondwater.

 

3.6.2 Uitzonderingen

Het sub 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die plaatsvinden op het agrarisch bouwvlak, uitgezonderd werken en werkzaamheden gericht op de onttrekking van grondwater;

  2. zijnde grondwateronttrekkingen ten behoeve van de brandblusvoorziening bij agrarische bedrijven;

  3. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  4. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  5. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning;

  6. die reeds zijn aangelegd c.q. uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan en waarvoor volgens het hiervoor geldende bestemmingsplan geen omgevingsvergunning was vereist.

 

3.6.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 3.6.1 onder a tot en met f bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in lid 3.1 niet onevenredig worden aangetast.

  2. Voor de sub 3.6.1 onder g bedoelde werken of werkzaamheden kan slechts een omgevingsvergunning worden verleend, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden.

  1. Voor de aanleg van een nieuwe grondwateronttrekking, niet zijnde de verplaatsing van een bestaande grondwateronttrekking, gelden de volgende voorwaarden:

  • de nieuwe grondwateronttrekking dient op een afstand van ten minste 500 meter van bestaande en via omgevingsvergunning vergunde grondwateronttrekkingen te liggen;

  • de capaciteit van de nieuwe grondwateronttrekking mag maximaal 10 m3 per uur bedragen;

  • in totaal mogen binnen deze bestemming en binnen de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' ten hoogste 35 omgevingsvergunningen worden verleend voor nieuwe grondwateronttrekkingen;

  • Op de gronden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Natura 2000' en de gebiedsaanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000' zijn geen nieuwe grondwateronttrekkingen toegestaan.

  1. Voor de verplaatsing van een bestaande grondwateronttrekking naar een nieuwe locatie gelden de volgende voorwaarden:

  • de capaciteit van de nieuwe grondwateronttrekking mag niet meer bedragen dan de capaciteit van de grondwateronttrekking die wordt opgeheven;

  • indien de bestaande grondwateronttrekking binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Natura 2000' ligt, dient de nieuwe grondwateronttrekking buiten deze dubbelbestemming te worden gerealiseerd;

  • indien de bestaande onttrekking binnen de aanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000' ligt, mag de afstand van de nieuwe grondwateronttrekking tot het Natura 2000-gebied waar deze aanduiding omheen ligt, niet kleiner zijn dan de afstand van de bestaande grondwateronttrekking tot dat Natura 2000-gebied.

  • indien de bestaande onttrekking buiten de dubbelbestemming 'Waarde - Natura 2000' en buiten de aanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000' ligt, mag de nieuwe grondwateronttrekking niet binnen die dubbelbestemming of aanduiding worden gerealiseerd.

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.7.1 Algemene voorwaarden voor wijzigen

Op het wijzigen van het plan zijn in elk geval de volgende voorwaarden van toepassing:

  1. De wijziging is nodig voor vergroting, verbreding of beëindiging van het bedrijf. Hierover kan advies worden gevraagd aan een agrarisch deskundige.

  2. Agrarisch hergebruik is niet mogelijk bij omschakeling naar een andere functie.

  3. De vervolgactiviteit bij omschakeling vindt plaats binnen de bestaande bebouwing.

  4. Bij omschakeling naar een andere functie moet overtollige bebouwing worden gesloopt met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels, dan wel als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de monumentencommissie.

  5. Detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel in streekproducten en/of in ter plaatse vervaardigde producten, is niet toegestaan. De bedrijfsvloeroppervlakte voor ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 100 m², waarvan maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte.

  6. Buitenopslag ten behoeve van vervolgactiviteiten is niet toegestaan.

  7. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  8. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  9. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een beplantingsplan en een landschappelijke versterking via een fysieke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zoals omschreven in bijlage 7 Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012.

  10. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  11. Er is geen sprake van een onevenredige aantasting van of beperking voor nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  12. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

  13. De wijziging heeft geen gevolgen voor de hydrologisch situatie (hydrologisch neutraal). Indien het verhard oppervlak toeneemt met meer dan 250 m2, wordt hierover advies gevraagd aan het Waterschap De Dommel.

  14. Bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid is sublid 3.4.1 onder o van overeenkomstige toepassing en is sublid 3.4.1 onder o op het betreffende gebruik onverminderd van kracht.

 

3.7.2 Eerste agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en een aanduiding 'bedrijfswoning' op te nemen ten behoeve van de realisatie van een eerste agrarische bedrijfswoning. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. het betreft een bedrijf met één volwaardige arbeidskracht waarvan de continuïteit op de langere termijn wordt gewaarborgd;

  2. het bedrijf is zonder een agrarische bedrijfswoning redelijkerwijs op langere termijn niet te exploiteren;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder a en b.

 

3.7.3 Vormverandering van een agrarisch bouwvlak, niet zijnde veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vormverandering van een agrarisch bouwvlak, niet zijnde het bouwvlak van een veehouderij. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de verandering mag niet leiden tot een vergroting van de oppervlakte van het agrarisch bouwvlak;

  2. vormverandering in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

  3. er dient een compacte vorm van het agrarisch bouwvlak te blijven bestaan waarbij de nieuwe vorm van het bouwvlak de oude vorm in grote lijnen volgt.

 

3.7.4 Vormverandering van een agrarisch bouwvlak, veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vormverandering van een agrarisch bouwvlak van een veehouderij. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf;

  2. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder a;

  3. de verandering mag niet leiden tot een vergroting van de oppervlakte van het agrarisch bouwvlak;

  4. vormverandering in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

  5. er dient een compacte vorm van het agrarisch bouwvlak te blijven bestaan waarbij de nieuwe vorm van het bouwvlak de oude vorm in grote lijnen volgt.

 

3.7.5 Vergroting van een agrarisch bouwvlak, niet zijnde veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vergroting van een agrarisch bouwvlak, niet zijnde het bouwvlak van een veehouderij. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de mogelijkheid voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, is afhankelijk van de aard en ligging van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de oppervlakte van het bouwvlak:

  1. van een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij, niet meer mag bedragen dan 2,0 ha;

  2. van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouwbedrijf, niet meer mag bedragen dan 1,5 ha;

  3. van een glastuinbouwbedrijf niet meer mag bedragen dan 4,0 ha, waarvan de netto glasopstand niet meer mag bedragen dan 3 ha.

  1. voor zover de vergroting betrekking heeft op grondgebonden bedrijven en glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair' of 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair', is de vergroting toegestaan, mits de ontwikkeling van deze gebieden voor de intensieve veehouderij niet wordt gefrustreerd;

  2. vervallen;

  3. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf;

  4. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder d;

  5. vergroting in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' slechts is toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

  6. vervallen.

 

3.7.6 Vergroting van een agrarisch bouwvlak, veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van een agrarisch bouwvlak van een veehouderij. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de wijzigingsbevoegdheid mag niet worden toegepast ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een geitenhouderij;

  2. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder a;

  4. voor intensieve veehouderijbedrijven geldt het volgende:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - iv ja mits' mag de oppervlakte van het bouwvlak worden vergroot tot ten hoogste 1,5 hectare;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - iv nee tenzij' mag de oppervlakte van het bouwvlak met ten hoogste 15% worden vergroot ten opzichte van de oppervlakte ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan, tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare;

  3. ter plaatse van de aanduidingen 'reconstructiewetzone - iv nee' en 'overige zone - beperkingen veehouderij' mag de oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot;

  1. voor veehouderijbedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijbedrijven, geldt het volgende:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak mag worden vergroot tot ten hoogste 1,5 hectare;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' mag de oppervlakte van het bouwvlak uitsluitend worden vergroot voor een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij; er is sprake van een grondgebonden veehouderij indien wordt voldaan aan de criteria voor grondgebondenheid zoals opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  1. er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  2. de vergroting van het bouwvlak dient vanuit een goede leefomgeving en gelet op de omvang van de bebouwing, de effecten vanwege milieuaspecten, de effecten vanwege volksgezondheid en de afwikkeling van het verkeer inpasbaar te zijn in de omgeving;

  3. de vergroting van het bouwvlak dient gelet op de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden inpasbaar te zijn;

  4. aangetoond dient te zijn dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;

  5. aangetoond dient te zijn dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3;

  6. er dient te worden voorzien in een landschappelijke inpassing, die ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat; de landschappelijke inpassing mag binnen het bouwvlak of direct aansluitend aan het bouwvlak worden gerealiseerd;

  7. er dient te worden voorzien in een landschappelijke versterking via een fysieke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zoals omschreven in bijlage 7 Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012;

  8. er dient een zorgvuldige dialoog te zijn gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

3.7.7 Vergroting van het bouwvlak voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf;

  2. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder a;

  3. de oppervlakte van het bouwvlak wordt aangepast aan het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat het bouwvlak:

  1. van een grondgebonden agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 2,0 ha;

  2. van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouw, niet meer mag bedragen dan 1,5 ha;

  3. van een glastuinbouwbedrijf niet meer mag bedragen dan 4,0 ha, waarvan de netto glasopstand niet meer mag bedragen dan 3 ha.

  1. de voorzieningen moeten ruimtelijk geconcentreerd worden binnen een in het wijzigingsplan op te nemen differentiatievlak;

  2. de bouwhoogte van de permanente teeltondersteunende voorzieningen mag maximaal 2,5 m bedragen met uitzondering van open gebieden, waar de bouwhoogte maximaal 1,5 m mag bedragen;

  3. vergroting in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone wordt verbeterd;

  4. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1'.

 

3.7.8 Statische opslag, met uitzondering van (brand)gevaarlijke materialen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor statische opslag, met uitzondering van (brand)gevaarlijke materialen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de vloeroppervlakte ten behoeve van de statische opslag bedraagt niet meer dan 1.000 m².

  2. in afwijking van het bepaalde in b mag de vloeroppervlakte van de statische opslag in een bebouwingsconcentratie niet meer bedragen dan 1.500 m2;

  3. overtollige bebouwing dient gesloopt te worden met uitzondering van de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning;

  4. er is geen sprake van opslag ten behoeve van handel of opslag van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;

  5. de opslag vindt plaats binnen de bestaande bedrijfsgebouwen.

 

3.7.9 Agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de locatie is niet duurzaam of wordt niet blijvend geschikt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van bijlage 5 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  2. het betreft geen voormalige agrarische bedrijfslocatie waar bedrijfsbebouwing is gesloopt in het kader van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken en de regeling Ruimte voor Ruimte;

  3. er wordt maximaal 800 m² van de bestaande bebouwing gebruikt voor de hergebruiksactiviteit;

 

  1. in afwijking van hetgeen onder c is bepaald gelden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie 1' of 'overige zone - bebouwingsconcentratie 2' de volgende maximale oppervlakten:

  1. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingscluster nabij kern of doorgaande weg' of 'bebouwingslint nabij kern of doorgaande weg', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.200 m² bedragen;

  2. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingszone', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.000 m² bedragen;

  1. overtollige bebouwing moet gesloopt worden, met uitzondering van de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning.

  2. het betreft een vorm van agrarisch-verwant bedrijf of agrarisch-technisch hulpbedrijf zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels, dan wel een daaraan gelijk te stellen agrarisch-verwant of agrarisch-technisch bedrijf, met maximaal 3 arbeidskrachten, waarbij in ieder geval niet zijn toegestaan: industriële bedrijvigheid, transport / distributie, detailhandel (hoofdfunctie), prostitutie, landbouwmechanisatie, garage en autohandel;

  3. er dient een bedrijfsplan te worden aangeleverd waarin tevens aangetoond wordt welke bestaande bedrijfsbebouwing noodzakelijk is voor het hergebruik;

  4. uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan;

  5. vervallen;

  6. deze wijzigingsbevoegdheid kan niet worden toegepast indien de locatie is gelegen in de groenblauwe mantel (GBM) ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel'.

 

3.7.10 Niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor een niet-agrarisch bedrijf. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie 1' en van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie 2';

  2. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingscluster nabij kern of doorgaande weg' of 'bebouwingslint nabij kern of doorgaande weg', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.000 m² bedragen;

  3. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingszone', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 800 m² bedragen;

  4. overtollige bebouwing moet gesloopt worden met uitzondering van de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning.

  5. het betreft een kleinschalige ambachtelijke activiteit zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een daaraan gelijk te stellen ambachtelijk bedrijf, in de milieucategorie 1 en 2, waarbij in ieder geval niet zijn toegestaan: industriële bedrijvigheid, transport/distributie, detailhandel (hoofdfunctie), prostitutie, landbouwmechanisatie, garage en autohandel;

  6. er dient een bedrijfsplan te worden aangeleverd waarin tevens aangetoond wordt welke bestaande bedrijfsbebouwing noodzakelijk is voor het hergebruik;

  7. activiteiten moeten inpandig plaats vinden;

  8. uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan;

  9. het nieuwe bestemmingsvlak is niet groter dan 5.000 m2.

 

3.7.11 Vervallen

Vervallen.

 

3.7.12 Bestemming Sport ten behoeve van manege

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Sport' ten behoeve van de vestiging van een manege. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. deze slechts is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie 1' of 'overige zone - bebouwingsconcentratie 2';

  2. deze niet worden opgericht binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied primair';

  3. er een rijhal mag worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 1.200 m²;

  4. paardenbakken dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht conform sub 3.2.7;

  5. er dient een bedrijfsplan te worden aangeleverd waarin tevens aangetoond wordt welke bestaande bedrijfsbebouwing noodzakelijk is voor het hergebruik.

 

3.7.13 Bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. wijziging is uitsluitend toegestaan indien de locatie niet duurzaam is dan wel niet blijvend geschikt is voor agrarisch hergebruik voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond aangetoond op basis van bijlage 5 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  2. uitsluitend de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande en vergunde bedrijfswoning(en) mag voor bewoning worden gebruikt;

  3. het maximale aantal woningen is gelijk aan het bestaande en vergunde aantal bedrijfswoningen;

  4. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  5. indien het maximaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen onder e wordt overschreden, dient te worden gesloopt, tenzij het monumentale of waardevolle bebouwing betreft conform bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  6. het bouwvlak ten behoeve van de woning wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen;

  7. de omgevingsvergunning milieu onherroepelijk is ingetrokken.

 

3.7.14 Toevoeging woning door boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van de toevoeging van een woning door bouwkundige aanpassing van een bestaande boerderij, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en), onder de volgende voorwaarden:

  1. de inhoudsmaat van het gebouw minimaal 900 m³ bedraagt;

  2. de monumentencommissie over voorgestelde plannen positief adviseert;

  3. de kenmerkende vorm gehandhaafd blijft;

  4. het aantal woningen past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma en in elk geval niet meer bedraagt dan 2;

  5. na splitsing geen vergroting van de boerderij plaatsvindt;

  6. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  7. het een 'kenmerkende boerderij voor het buitengebied' betreft zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  8. de omgevingsvergunning milieu onherroepelijk is ingetrokken.

 

3.7.15 Realisatie van één woning in een bijbehorend bouwwerk

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van de realisatie van één woning in een bijbehorende bouwwerk, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en), onder de volgende voorwaarden:

  1. wijziging is uitsluitend toegestaan indien de locatie niet duurzaam is dan wel niet blijvend geschikt is voor agrarisch hergebruik voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van bijlage 5 Kadernota Intensieve veehouderij bij deze regels;

  2. het één bijbehorend bouwwerk betreft dat is opgenomen bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels en als zodanig als cultuurhistorische waardevol is aangemerkt;

  3. de oppervlaktemaat van het gebouw bedraagt minimaal 30 m²;

  4. de inhoudsmaat van het gebouw maximaal 750 m³ bedraagt;

  5. de kenmerkende vorm en cultuurhistorische waarden van het betreffende bijbehorende bouwwerk gehandhaafd blijven;

  6. de woning past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma;

  7. na realisatie geen vergroting van de woning plaatsvindt;

  8. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  9. de omgevingsvergunning milieu onherroepelijk is ingetrokken.

 

3.7.16 Plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door toevoeging van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' onder gelijktijdige verwijdering van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. De aan te duiden plattelandswoning betreft een bestaande agrarsiche bedrijfswoning;

  2. De aan te duiden plattelandswoning is uitsluitend toegestaan bij een nog actief reëel agrarisch bedrijf. De agrarische bestemming moet worden gehandhaafd.

  3. Ter plaatse van de plattelandswoning is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

  4. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een beplantingsplan en een landschappelijke versterking via een fysieke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zoals omschreven in bijlage 7 Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012.

 

3.7.17 Wijziging ten behoeve van ruwvoeropslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de realisatie van ruwvoeropslag buiten het bestaande bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. Het is niet mogelijk de ruwvoeropslag binnen het bestaande bouwvlak te realiseren.

  2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak, hiervoor wordt de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – ruwvoeropslag’ opgenomen.

  3. Uitsluitend ten behoeve van ruwvoeropslag mag het bouwvlak worden vergroot met een maximum van 5.000 m² waarbij de totale oppervlakte van het bouwvlak nooit meer bedraagt dan 2 ha.

  4. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van ruwvoeropslag bedraagt niet meer dan 2,5 m.

  5. Het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer, de wijzigingsbevoegdheid geldt niet voor intensieve veehouderijbedrijven.

  6. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  8. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

 

 

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden - Landschapswaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met uitzondering van intensieve veehouderij, geiten- en schapenhouderij en glastuinbouw, met dien verstande dat veehouderijen uitsluitend zijn toegestaan op locaties waar:

  1. op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan een veehouderij planologisch legaal aanwezig is; dan wel

  2. een veehouderij mag worden gevestigd krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning voor planologisch gebruik;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' tevens de uitoefening van een intensief veehouderijbedrijf; uitgezonderd een geiten- en schapenhouderij;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geiten- en schapenhouderij' tevens de uitoefening van een geiten- en/of schapenhouderij;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' tevens een glastuinbouwbedrijf;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf' tevens een agrarisch loonbedrijf;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – slachterij' tevens een slachterij;

  6. bedrijfsmatige nevenactiviteiten als genoemd in bijlage 3 'Nevenactiviteiten' bij deze regels;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – toeristenpoort' tevens een toeristenpoort;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur' tevens een veldschuur;

  10. ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' tevens teeltondersteunende voorzieningen;

  11. aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten;

  12. openbare nutsvoorzieningen;

  13. extensief recreatief medegebruik;

  14. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  15. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  16. tuinen en erven;

  17. landschappelijke inpassing;

 

alsmede

  1. het behoud van de volgende landschaps-, natuur, hydrologische en cultuurhistorische waarden:

  1. kenmerkende landschapwaarden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied', 'overige zone - reliëf', 'overige zone - akkercomplex 1', 'overige zone - akkercomplex 2' en 'overige zone - waardevol landschapselement' moeten worden gehandhaafd;

  2. de hydrologische waarden in de vorm van de aanwezige oppervlakte- en grondwateren;

  3. de cultuurhistorische waarde van panden, zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  4. overige cultuurhistorisch waardevolle elementen en gebieden.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kassen' ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf of ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' ten behoeve van het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf.

  2. Binnen een bouwvlak, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, zijn de regels voor één enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.

  3. Vervallen.

  4. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

  5. De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

  6. Vervallen.

  7. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kassen' mogen uitsluitend teeltondersteunende kassen worden gebouwd.

  8. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - mestbassin' mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

4.2.2 Bedrijfsgebouwen, bedrijfsoverkappingen en rijhallen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfsoverkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De bouwhoogte van bedrijfsoverkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

  5. De oppervlakte van een rijhal mag niet meer bedragen dan 1.200 m2.

  6. Vervallen.

  7. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen is tevens het bepaalde in 4.2.3 van toepassing.

 

4.2.3 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen gelden, in aanvulling op het bepaalde in 4.2.2, de volgende bepalingen:

  1. Voor veehouderijen buiten de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' en voor grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' mag de gezamenlijke oppervlakte van dierenverblijven niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de dierenverblijven die:

  1. op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel

  2. gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

er is sprake van een grondgebonden veehouderij indien wordt voldaan aan de criteria voor grondgebondenheid zoals opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.

  1. Voor niet-grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen die:

  1. op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel

  2. gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

 

4.2.4 Kassen

  1. Voor het bouwen van van kassen gelden de volgende bepalingen:

  1. Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.

  1. Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m, met uitzondering van kassen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kassen' waar de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan aangeduid.

  2. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m2.

  3. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.

  4. In de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur' en in de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' is het bouwen van nieuwe teeltondersteunende kassen en de uitbreiding van bestaande teeltondersteunende kassen niet toegestaan.

 

4.2.5 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is opgenomen., in welk geval maximaal het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  5. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, aan- en uitbouwen) bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  4. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2.

 

4.2.6 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 35.2 Ondergronds bouwen

 

4.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 8,5 m.

  3. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  4. De bouwhoogte van overige silo’s mag niet meer bedragen dan 15 m.

  5. De bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  6. De bouwhoogte van antennes mag niet meer bedragen dan 10 m.

  7. Paardenbakken:

  1. Een paardenbak dient op tenminste 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden aangelegd.

  2. De bouwhoogte van een omheining van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  3. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

  4. Lichtmasten bij een paardenbak zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bebouwingsconcentraties.

  5. De bouwhoogte van lichtmasten bij een paardenbak mag niet meer bedragen dan 8 m.

  1. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.

  2. Voor veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' gelden, in aanvulling op het hiervóór bepaalde, de volgende bepalingen:

  1. De gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde die:

  • op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel

  • gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

  1. Het bepaalde onder 1 is niet van toepassing op een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij; er is sprake van een grondgebonden veehouderij indien wordt voldaan aan de criteria voor grondgebondenheid zoals opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.

 

4.2.8 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend de hierna genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatief medegebruik, zoals bewijzering en picknicktafels mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. Vervallen.

  4. Vervallen.

  5. Vervallen.

  6. Vervallen.

  7. Veldschuren:

  1. Veldschuren zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - akkercomplex 1' en 'overige zone - akkercomplex 2'.

  2. De goothoogte van een veldschuur mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte van een veldschuur mag niet meer bedragen dan 10 m.

  1. Vervallen.

  2. Permanente teeltondersteunende voorzieningen:

  1. Uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorziening'.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

 

4.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde:

  1. sub 4.2.2 en toestaan dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen wordt verkleind c.q. vergroot, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;

  2. sub 4.2.1 en toestaan dat er binnen het bouwvlak hulpgebouwen worden opgericht voor de bouw van carnavalswagen tot maximaal 150 m² met een goothoogte tot maximaal 6 m en een bouwhoogte tot maximaal 10 m.

  3. sub 4.2.2, 4.2.7 en 4.2.8 en toestaan dat warmtebuffers, CO2-installaties en windmolens worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 15 m.

 

4.3.2 Toename oppervlakte dierenverblijven

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.2.3 onder a voor het vergroten van de toegestane oppervlakte van dierenverblijven bij een veehouderij, met dien verstande dat:

  1. het vergroten van de toegestane oppervlakte van dierenverblijven voor het houden van geiten niet is toegestaan;

  2. maatregelen dienen te worden getroffen en in stand dienen te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  3. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de omvang van de bebouwing, de effecten vanwege milieuaspecten, de effecten vanwege volksgezondheid en de afwikkeling van het verkeer inpasbaar dient te zijn in de omgeving;

  4. aangetoond dient te zijn dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;

  5. aangetoond dient te zijn dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3;

  6. een zorgvuldige dialoog dient te zijn gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief;

  7. indien sprake is van het vergroten van de toegestane oppervlakte van dierenverblijven bij een hokdierhouderij, deze vergroting uitsluitend is toegestaan indien:

  1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:

  • de bestaande dierenverblijven die zijn gesaneerd dienen te voldoen aan de criteria die in de provinciale Verordening ruimte zijn gesteld aan 'bestaande dierenverblijven', zoals die criteria gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  • het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk dient te zijn beëindigd;

  1. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1 tenminste 110% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;

  2. de sanering als bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de bouw of vergroting van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;

  3. door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder 1 tot en met 3 is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan wordt overgelegd.

 

4.3.3 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en boomteelthekken

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.2.8 teneinde tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en/of boomteelthekken buiten het bouwvlak toe te staan, met dien verstande dat:

  1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1';

  2. de maximale bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en boomteelthekken 2,5 m is, met uitzondering van hagelnetten, waarvan de maximale bouwhoogte maximaal 4,5 m mag bedragen;

  3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden;

  4. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven;

  5. het oprichten hiervan geen onevenredige effecten heeft op de landschapswaarden.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  1. het het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het met het oog op de bestemming te verrichten gebruik en dit plaatsvindt binnen het bouwvlak en niet (brand)gevaarlijk is;

  2. detailhandel, behoudens als ondergeschikte nevenactiviteit in agrarische producten van het eigen bedrijf en 'Hoeveproducten';

  3. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

  4. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

  5. het gebruik voor woondoeleinden en/of zorgdoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;

  6. het gebruik voor diverse vormen van semi - en/of niet-agrarische bedrijvigheid;

  7. het plaatsen van woonunits of stacaravans voor de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers;

  8. voor het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen;

  9. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  10. als wedstrijd/sportterrein;

  11. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij:

  1. dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf, dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;

  2. dit plaatsvindt ten behoeve van een daartoe specifiek toegestane nevenactiviteit zoals opgenomen in lid 4.1.

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen;

  2. het gebruik van gronden voor boomteelt ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1' ;

  3. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning als burger-/plattelandswoning;

  4. het gebruik van gronden en/of bouwwerken behorende tot het agrarisch bedrijf waarbij een toename van de stikstofdepositie plaatsvindt.

  5. het gebruik van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - houden van dieren uitgesloten' voor de huisvesting van vee/dieren.

 

4.4.2 Permanente bewoning

Onder strijdig gebruik met het bepaalde in de subleden 4.4.1, 4.5.4 en 4.5.5 het gebruik van gebouwen, kampeermiddelen, trekkershutten, bed & breakfast-voorzieningen, vakantiewoningen/-appartementen, groepsaccomodaties/kampeerboerderijen en kleinschalig kamperen/minicamping voor permanente bewoning.

 

4.4.3 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 37.3 Aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

 

4.4.4 Nevenactiviteiten

Ter plaatse van de in lid 4.1 opgenomen nevenactiviteiten geldt dat de oppervlakte van een nevenactiviteit niet meer mag bedragen dan de oppervlakte die voor de betreffende nevenactiviteit is opgenomen in bijlage 3 'Nevenactiviteiten' bij deze regels.

 

4.4.5 Vervallen

Vervallen.

 

4.4.6 Veehouderijen

Voor veehouderijen gelden de volgende gebruiksregels:

  1. Binnen gebouwen mogen dieren - al dan niet in hokken - alleen op de grond worden gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen, waar ten hoogste twee bouwlagen mogen worden gebruikt.

  2. Een gebruikswijziging van gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf, gericht op het in gebruik nemen van deze gebouwen als dierenverblijf, is niet toegestaan.

  3. Omschakeling van een veehouderij, niet zijnde een hokdierhouderij, naar een hokdierhouderij is niet toegestaan.

 

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.5.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. De afwijking is nodig vanuit een doelmatige bedrijfsvoering/-ontwikkeling. Hierover kan advies worden gevraagd aan een agrarisch deskundige.

  2. Indien sprake is van een afwijking ten behoeve van een nevenactiviteit:

  1. De nevenactiviteit is/blijft ondergeschikt aan de hoofdfunctie van de bestemming.

  2. De oppervlakte van de bebouwing die in gebruik is voor alle nevenactiviteiten samen, exclusief statische opslag, bedraagt maximaal 30% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing binnen het bouwvlak, tot een maximum van 800 m2.

  3. Vervallen.

  1. Detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel in streekproducten en/of in ter plaatse vervaardigde producten, is niet toegestaan. De bedrijfsvloeroppervlakte voor ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 100 m², waarvan maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte.

  2. Buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan.

  3. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  4. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  5. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.

  6. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  7. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

  8. Bij het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid is artikel 4.4.1 onder o van overeenkomstige toepassing en is artikel 4.4.1 onder o op het betreffende gebruik onverminderd van kracht.

 

4.5.2 Houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.4.1 onder l voor het houden van evenementen met dien verstande dat:

  1. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;

  2. een evenement maximaal 5 aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouwen, mag plaatsvinden.

 

4.5.3 Statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.4.1 en toestaan dat gebouwen worden gebruikt voor statische opslag als nevenactiviteit (inclusief de bouw van carnavalswagens) met uitsluiting van opslag in (brand)gevaarlijke materialen, met dien verstande dat het gebruik maximaal 50% van de bestaande bebouwing beslaat, met een maximale oppervlakte van 1.000 m² in het buitengebied en 1.500 m² in bebouwingsconcentraties en extensiveringsgebieden rond natuur.

 

4.5.4 Recreatieve nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en sub 4.4.1 en recreatieve nevenactiviteiten toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels, dan wel een vergelijkbare recreatieve nevenactiviteit, met dien verstande dat:

  1. voldaan wordt aan de volgende algemene voorwaarden:

  1. de recreatieve nevenactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, tenzij hierna expliciet is aangegeven dat de nevenfunctie ook buiten het bouwvlak is toegestaan;

  2. het totaal aan verblijfsgerichte recreatieve nevenactiviteiten bedraagt maximaal 200 m2 per bouwvlak, met dien verstande dat:

  • indien een groepsaccommodatie/kampeerboerderij is toegestaan, het totaal aan verblijfsgerichte recreatieve nevenactiviteiten maximaal 350 m2 bedraagt;

  • de grondoppervlakte die in gebruik is voor het plaatsen van kampeermiddelen niet wordt meegerekend in de totale oppervlakte;

  1. het aantal overnachtingsplaatsen voor kleinschalig kamperen/minicampings (sub b) en in vakantiewoningen/-appartementen (sub e), dat met toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid en met toepassing van de afwijkingsmogelijkheden in de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' wordt toegestaan, mag in totaal niet meer bedragen dan 250;

  2. deze afwijkingsmogelijkheid mag, in combinatie met de afwijkingsmogelijkheden in de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden', in totaal niet meer dan 10 keer worden toegepast ten behoeve van het toelaten van bed & breakfastvoorzieningen (sub c), trekkershutten (sub d) en/of groepsaccommodaties/kampeerboerderijen (sub f);

  3. deze afwijkingsmogelijkheid kan niet worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000';

  1. ten aanzien van kleinschalig kamperen/minicamping gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. deze nevenactiviteit vindt niet plaats op gronden die grenzen aan de bestemming 'Bos', 'Natuur' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' en niet binnen de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1';

  2. de kampeermiddelen dienen binnen het bouwvlak geplaatst te worden dan wel tot maximaal 100 m direct grenzend aan het bouwvlak, mits de bestemming van die gronden een dergelijk gebruik toelaat;

  3. er mag geen gebruik worden gemaakt van stacaravans, woonunit en/of chalets;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kansrijk extensief recreatief gebied' en 'overige zone - intensief recreatief gebied' zijn in het zomerseizoen maximaal 40 kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf toestaan op maximaal 8.000 m²;

  5. buiten de aanduidingen 'overige zone - kansrijk extensief recreatief gebied', 'overige zone - intensief recreatief gebied', zijn in het zomerseizoen maximaal 25 kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf toegestaan op maximaal 5.000 m²;

  6. sanitaire voorzieningen moeten worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 75 m²;

  7. overige (slechtweer)voorzieningen moeten worden gerealiseerd in aanwezige bebouwing binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 100 m² ;

  1. ten aanzien van bed & breakfast voorzieningen gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - intensief recreatief gebied';

  2. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw tot een maximale oppervlakte van 150 m², waarbij de maximale oppervlakte per kamer 50 m² bedraagt;

  3. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden, bedraagt 9;

  1. ten aanzien van trekkershutten gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. de trekkershutten worden gerealiseerd binnen het bouwvlak;

  2. maximaal 3 trekkershutten zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 20 m² per trekkershut;

  3. de bouwhoogte van een trekkershuit mag niet meer bedragen dan 4 m;

  1. ten aanzien van vakantiewoningen/-appartementen gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - intensief recreatief gebied';

  2. de vakantiewoningen/-appartementen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw;

  3. maximaal 3 vakantiewoningen/-appartementen zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 70 m² per appartement en met een oppervlakte van maximaal 200 m² voor de 3 vakantiewoningen/ -appartementen tezamen;

  4. permanente bewoning is niet toegestaan, waarbij geldt dat maximaal 45 aaneengesloten overnachtingen zijn toegestaan;

  1. ten aanzien van groepsaccommodaties/kampeerboerderij gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - intensief recreatief gebied' en 'overige zone - waterrecreatie';

  2. de groepsaccommodatie/kampeerboerderij wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing tot een oppervlakte van maximaal 350 m² van de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw;

  1. ten aanzien van een kleinschalige horecavoorziening en een kleinschalig boerderijterras gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarde:

  1. de kleinschalige horecavoorziening wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing waarbij maximaal 35 m2 ingericht mag worden.

  2. het kleinschalig boerderijterras wordt gerealiseerd bij de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw waarbij maximaal 50 m² buitenruimte ingericht mag worden met zitjes en/of picknickbanken in de openlucht en geen horecavoorzieningen mogen worden gerealiseerd.

  1. ten aanzien van kleinschalige dagrecreatie gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarde:

  1. voorzieningen ten behoeve kleinschalige dagrecreatie worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw waarbij maximaal 250 m² van de oppervlakte van de bebouwing voor de binnenfunctie mag worden gebruikt en waarbij maximaal 250 m² buitenruimte mag worden gebruikt.

 

4.5.5 Zorgverlenende nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.4.1 en zorgverlenende nevenactiviteiten op een agrarische bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een vergelijkbare zorgverlenende activiteit, met dien verstande dat:

  1. het geen locatie betreft die kan dienen voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en derhalve in ieder geval niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair' of 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair';

  2. de maximale oppervlakte voor de zorgverlenende nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw maximaal 400 m² bedraagt;

  3. maximaal 200 m² aan buitenruimte wordt ingericht.

 

4.5.6 Nevenactiviteit in de vorm van een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.4.1 en nevenactiviteiten in de vorm van een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf op een agrarisch bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een daarmee vergelijkbare vorm van agrarisch-verwante of agrarisch-technische bedrijvigheid, met dien verstande dat:

  1. de maximale oppervlakte voor de bedrijfsmatige nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing met de nog mogelijke uitbreidingsmogelijkheden maximaal 400 m² bedraagt.

 

4.5.7 Nevenactiviteit in de vorm van een niet-agrarisch ambachtelijk bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.4.1 en nevenactiviteiten in de vorm van een niet-agrarisch ambachtelijk bedrijf op een agrarisch bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een daarmee vergelijkbare vorm van niet-agrarische ambachtelijke bedrijvigheid, met dien verstande dat:

  1. de nevenactiviteit alleen is toegestaan binnen de bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie 1' of 'overige zone - bebouwingsconcentratie 2', op een agrarisch bouwvlak;

  2. de maximale oppervlakte voor de niet-agrarische bedrijfsmatige nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing maximaal 400 m² bedraagt;

  3. uitsluitend bedrijven in milieucategorie 1 en 2 zoals genoemd in bijlage 6 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn toegestaan.

 

4.5.8 Huisvesting van tijdelijke werknemers

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.4.1 en toestaan dat bedrijfsgebouwen worden gebruikt voor huisvesting van tijdelijke werknemers, met dien verstande dat:

  1. de huisvesting binnen de bestaande bebouwing wordt ingericht ;

  2. de huisvesting dient plaats te vinden op het bouwblok waar de bedrijfswoning staat;

  3. de huisvesting een maximale gezamenlijke oppervlakte heeft van 12,5 m² per werknemer, inclusief de bijbehorende voorzieningen zoals sanitair, kantine, keuken en wasruimte, waarbij maximaal 32 personen worden gehuisvest;

  4. de huisvesting binnen de bestaande bebouwing maximaal 8 maanden per jaar aaneengesloten mag worden gebruikt. De overige 4 maanden mag de huisvesting binnen de bestaande bebouwing niet gebruikt worden ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke werknemers.

 

4.5.9 Vervallen

Vervallen.

 

4.5.10 Vervallen

Vervallen.

 

4.5.11 Gebruik van gebouwen als dierenverblijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.4.6 onder b en toestaan dat gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf, in gebruik worden genomen als dierenverblijf, met dien verstande dat:

  1. het in gebruik nemen van dierenverblijven voor het houden van geiten niet is toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' een gebruikswijziging uitsluitend is toegestaan voor een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij; er is sprake van een grondgebonden veehouderij indien wordt voldaan aan de criteria voor grondgebondenheid zoals opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  3. maatregelen dienen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  4. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de effecten vanwege milieuaspecten, de effecten vanwege volksgezondheid en de afwikkeling van het verkeer inpasbaar dient te zijn in de omgeving;

  5. aangetoond dient te zijn dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;

  6. aangetoond dient te zijn dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3;

  7. een zorgvuldige dialoog dient te zijn gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief;

  8. indien sprake is van het in gebruik nemen van een dierenverblijf bij een hokdierhouderij, deze gebruikswijziging uitsluitend is toegestaan indien:

  1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:

  • de bestaande dierenverblijven die zijn gesaneerd dienen te voldoen aan de criteria die in de provinciale Verordening ruimte zijn gesteld aan 'bestaande dierenverblijven', zoals die criteria gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  • het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk dient te zijn beëindigd;

  1. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1 tenminste 110% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra in gebruik wordt genomen;

  2. de sanering als bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de ingebruikname van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;

  3. door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder 1 tot en met 3 is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan wordt overgelegd.

 

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - aardkundig waardevol gebied', 'overige zone - reliëf', 'overige zone - akkercomplex 1' en 'overige zone - waardevol landschapselement' en 'overige zone - dorpsrand':

  1. op alle gronden:

  1. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;

  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  4. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;

  5. het wijzigen van de waterhuishouding door draineren, vergraven, diepploegen of bemalen van gronden;

  6. het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken, en boomteelthekken buiten het bouwvlak voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1';

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' en/of 'overige zone - reliëf':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1':

  1. het beplanten van gronden met houtgewas, waarbij boomteelt is uitgesloten;

  2. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 2':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - waardevol landschapselement':

  1. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van beplanting daarvan tot gevolg kunnen hebben;

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven en egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  3. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van beplanting daarvan tot gevolg kunnen hebben.

  1. In aanvulling op het hiervóór bepaalde is het op alle gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren gericht op de onttrekking van grondwater.

 

4.6.2 Uitzonderingen

Het sub 4.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die plaatsvinden op het agrarisch bouwvlak, uitgezonderd werken en werkzaamheden gericht op de onttrekking van grondwater;

  2. zijnde grondwateronttrekkingen ten behoeve van de brandblusvoorziening bij agrarische bedrijven;

  3. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  4. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  5. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning.

 

4.6.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 4.6.1 onder a tot en met f bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in lid 4.1 niet onevenredig worden aangetast.

  2. Voor de sub 4.6.1 onder g bedoelde werken of werkzaamheden kan slechts een omgevingsvergunning worden verleend, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden.

  1. Voor de aanleg van een nieuwe grondwateronttrekking, niet zijnde de verplaatsing van een bestaande grondwateronttrekking, gelden de volgende voorwaarden:

  • de nieuwe grondwateronttrekking dient op een afstand van ten minste 500 meter van bestaande en via omgevingsvergunning vergunde grondwateronttrekkingen te liggen;

  • de capaciteit van de nieuwe grondwateronttrekking mag maximaal 10 m3 per uur bedragen;

  • in totaal mogen binnen deze bestemming en binnen de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' ten hoogste 35 omgevingsvergunningen worden verleend voor nieuwe grondwateronttrekkingen;

  • Op de gronden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Natura 2000' en de gebiedsaanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000' zijn geen nieuwe grondwateronttrekkingen toegestaan.

  1. Voor de verplaatsing van een bestaande grondwateronttrekking naar een nieuwe locatie gelden de volgende voorwaarden:

  • de capaciteit van de nieuwe grondwateronttrekking mag niet meer bedragen dan de capaciteit van de grondwateronttrekking die wordt opgeheven;

  • indien de bestaande grondwateronttrekking binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Natura 2000' ligt, dient de nieuwe grondwateronttrekking buiten deze dubbelbestemming te worden gerealiseerd;

  • indien de bestaande onttrekking binnen de aanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000' ligt, mag de afstand van de nieuwe grondwateronttrekking tot het Natura 2000-gebied waar deze aanduiding omheen ligt, niet kleiner zijn dan de afstand van de bestaande grondwateronttrekking tot dat Natura 2000-gebied.

  • indien de bestaande onttrekking buiten de dubbelbestemming 'Waarde - Natura 2000' en buiten de aanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000' ligt, mag de nieuwe grondwateronttrekking niet binnen die dubbelbestemming of aanduiding worden gerealiseerd.

 

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.7.1 Algemene voorwaarden voor wijzigen

Op het wijzigen van het plan zijn in elk geval de volgende voorwaarden van toepassing:

  1. De wijziging is nodig voor vergroting, verbreding of beëindiging van het bedrijf. Hierover kan advies worden gevraagd aan een agrarisch deskundige.

  2. Agrarisch hergebruik is niet mogelijk bij omschakeling naar een andere functie.

  3. De vervolgactiviteit bij omschakeling vindt plaats binnen de bestaande bebouwing.

  4. Bij omschakeling naar een andere functie moet overtollige bebouwing worden gesloopt met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels, dan wel als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de monumentencommissie.

  5. Detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel in streekproducten en/of in ter plaatse vervaardigde producten, is niet toegestaan. De bedrijfsvloeroppervlakte voor ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 100 m², waarvan maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte.

  6. Buitenopslag ten behoeve van vervolgactiviteiten is niet toegestaan.

  7. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  8. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  9. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

  10. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een beplantingsplan en een landschappelijke versterking via een fysieke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zoals omschreven in bijlage 7 Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012.

  11. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  12. Er is geen sprake van een onevenredige aantasting van of beperking voor nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  13. De wijziging heeft geen gevolgen voor de hydrologisch situatie (hydrologisch neutraal). Indien het verhard oppervlak toeneemt met meer dan 250 m2, wordt hierover advies gevraagd aan het Waterschap De Dommel.

  14. Bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid is sublid 4.4.1 onder o van overeenkomstige toepassing en is sublid 4.4.1 onder o op het betreffende gebruik onverminderd van kracht.

 

4.7.2 Eerste agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en een aanduiding 'bedrijfswoning' op te nemen ten behoeve van de realisatie van een eerste agrarische bedrijfswoning. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. het betreft een bedrijf met één volwaardige arbeidskracht waarvan de continuïteit op de langere termijn wordt gewaarborgd;

  2. het bedrijf is zonder een agrarische bedrijfswoning redelijkerwijs op langere termijn niet te exploiteren;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder a en b.

 

4.7.3 Vormverandering van een agrarisch bouwvlak, niet zijnde veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vormverandering van een agrarisch bouwvlak, niet zijnde het bouwvlak van een veehouderij. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de verandering mag niet leiden tot een vergroting van de oppervlakte van het agrarisch bouwvlak;

  2. vormverandering in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

  3. er dient een compacte vorm van het agrarisch bouwvlak te blijven bestaan waarbij de nieuwe vorm van het bouwvlak de oude vorm in grote lijnen volgt.

 

4.7.4 Vormverandering van een agrarisch bouwvlak, veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vormverandering van een agrarisch bouwvlak van een veehouderij. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf;

  2. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder a;

  3. de verandering mag niet leiden tot een vergroting van de oppervlakte van het agrarisch bouwvlak;

  4. vormverandering in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

  5. er dient een compacte vorm van het agrarisch bouwvlak te blijven bestaan waarbij de nieuwe vorm van het bouwvlak de oude vorm in grote lijnen volgt.

 

4.7.5 Vergroting van een agrarisch bouwvlak, niet zijnde veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vergroting van een agrarisch bouwvlak, niet zijnde het bouwvlak van een veehouderij. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de mogelijkheid voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, is afhankelijk van de aard en ligging van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de oppervlakte van het bouwvlak:

  1. van een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij, niet meer mag bedragen dan 2,0 ha;

  2. van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouwbedrijf, niet meer mag bedragen dan 1,5 ha;

  3. van een glastuinbouwbedrijf niet meer mag bedragen dan 4,0 ha, waarvan de netto glasopstand niet meer mag bedragen dan 3 ha en de vergroting niet is gesitueerd in de groenblauwe mantel (GBM) ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel'.

  1. voor zover de vergroting betrekking heeft op grondgebonden bedrijven en glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair' of 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair', is de vergroting toegestaan, mits de ontwikkeling van deze gebieden voor de intensieve veehouderij niet wordt gefrustreerd

  2. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder c;

  4. vervallen;

  5. vergroting in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

  6. vervallen.

 

4.7.6 Vergroting van een agrarisch bouwvlak, veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van een agrarisch bouwvlak van een veehouderij. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de wijzigingsbevoegdheid mag niet worden toegepast ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een geitenhouderij;

  2. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder a;

  4. voor intensieve veehouderijbedrijven geldt het volgende:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - iv ja mits' mag de oppervlakte van het bouwvlak worden vergroot tot ten hoogste 1,5 hectare;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - iv nee tenzij' mag de oppervlakte van het bouwvlak met ten hoogste 15% worden vergroot ten opzichte van de oppervlakte ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan, tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare;

  3. ter plaatse van de aanduidingen 'reconstructiewetzone - iv nee' en 'overige zone - beperkingen veehouderij' mag de oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot;

  1. voor veehouderijbedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijbedrijven, geldt het volgende:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak mag worden vergroot tot ten hoogste 1,5 hectare;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' mag de oppervlakte van het bouwvlak uitsluitend worden vergroot voor een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij; er is sprake van een grondgebonden veehouderij indien wordt voldaan aan de criteria voor grondgebondenheid zoals opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  1. er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  2. de vergroting van het bouwvlak dient vanuit een goede leefomgeving en gelet op de omvang van de bebouwing, de effecten vanwege milieuaspecten, de effecten vanwege volksgezondheid en de afwikkeling van het verkeer inpasbaar te zijn in de omgeving;

  3. de vergroting van het bouwvlak dient gelet op de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden inpasbaar te zijn;

  4. aangetoond dient te zijn dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;

  5. aangetoond dient te zijn dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3;

  6. er dient te worden voorzien in een landschappelijke inpassing, die ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat; de landschappelijke inpassing mag binnen het bouwvlak of direct aansluitend aan het bouwvlak worden gerealiseerd;

  7. er dient te worden voorzien in een landschappelijke versterking via een fysieke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zoals omschreven in bijlage 7 Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012;

  8. er dient een zorgvuldige dialoog te zijn gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

4.7.7 Vergroting van het bouwvlak voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1';

  2. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder onder b;

  4. de oppervlakte van het bouwvlak wordt aangepast aan het agrarisch bedrijf met dien verstande dat het bouwvlak:

  1. van een grondgebonden agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 2,0 ha;

  2. van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouw, niet meer mag bedragen dan 1,5 ha;

  3. van een glastuinbouwbedrijf niet meer mag bedragen dan 4,0 ha, waarvan de netto glasopstand niet meer mag bedragen dan 3 ha.

  1. de voorzieningen moeten ruimtelijk geconcentreerd worden binnen een in het wijzigingsplan op te nemen differentiatievlak;

  2. de bouwhoogte van de permanente teeltondersteunende voorzieningen mag maximaal 2,5 m bedragen met uitzondering van open gebieden, waar de bouwhoogte maximaal 1,5 m mag bedragen;

  3. vergroting in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone wordt verbeterd.

 

4.7.8 Statische opslag, met uitzondering van (brand)gevaarlijke materialen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming Bedrijf ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor statische opslag met uitzondering van (brand)gevaarlijk materialen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de vloeroppervlakte ten behoeve van de statische opslag bedraagt niet meer dan 1.000 m²;

  2. in afwijking van het bepaalde in b mag de vloeroppervlakte van de statische opslag in een bebouwingsconcentratie niet meer bedragen dan 1.500 m2;

  3. overtollige bebouwing dient gesloopt te worden met uitzondering van de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning;

  4. er is geen sprake van opslag ten behoeve van handel of opslag van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;

  5. de opslag vindt plaats binnen de bestaande bedrijfsgebouwen.

 

4.7.9 Agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de locatie is niet duurzaam of wordt niet blijvend geschikt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van bijlage 5 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  2. het betreft geen voormalige agrarische bedrijfslocatie waar bedrijfsbebouwing is gesloopt in het kader van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken en de regeling Ruimte voor Ruimte;

  3. er wordt maximaal 800 m² van de bestaande bebouwing gebruikt voor de hergebruiksactiviteit;

  4. in afwijking van hetgeen onder c is bepaald gelden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie 1' of 'overige zone - bebouwingsconcentratie 2' de volgende maximale oppervlakten:

  1. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingscluster nabij kern of doorgaande weg' of 'bebouwingslint nabij kern of doorgaande weg', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.200 m² bedragen;

  2. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingszone', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.000 m² bedragen;

  1. overtollige bebouwing moet gesloopt worden, met uitzondering van de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning;

  2. het betreft een vorm van agrarisch-verwant bedrijf of agrarisch-technischhulpbedrijf zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels, dan wel een daaraan gelijk te stellen agrarisch-verwant of agrarisch-technisch bedrijf, met maximaal 3 arbeidskrachten, waarbij in ieder geval niet zijn toegestaan: industriële bedrijvigheid, transport / distributie, detailhandel (hoofdfunctie), prostitutie, garage en autohandel;

  3. er dient een bedrijfsplan te worden aangeleverd waarin tevens aangetoond wordt welke bestaande bedrijfsbebouwing noodzakelijk is voor het hergebruik;

  4. uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan;

  5. indien de locatie is gelegen in de groenblauw mantel (GBM) zoals vastgelegd in de Verordening Ruimte 2012 van de provincie Noord Brabant, dient de omschakeling gepaard te gaan met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  6. deze wijzigingsbevoegdheid kan niet worden toegepast indien de locatie is gelegen in de groenblauwe mantel (GBM) ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel'.

 

4.7.10 Niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor een niet-agrarisch bedrijf. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie 1' en van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie 2';

  2. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingscluster nabij kern of doorgaande weg' of 'bebouwingslint nabij kern of doorgaande weg', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.000 m² bedragen;

  3. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingszone', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 800 m² bedragen;

  4. overtollige bebouwing moet gesloopt worden met uitzondering van:

  1. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels, dan wel die als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de gemeentelijke monumentencommissie;

  2. de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning.

  1. het betreft een kleinschalige ambachtelijke activiteit zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een daaraan gelijk te stellen ambachtelijk bedrijf, in de milieucategorie 1 en 2, met maximaal 3 arbeidskrachten, waarbij in ieder geval niet zijn toegestaan: industriële bedrijvigheid, transport/distributie, detailhandel (hoofdfunctie), prostitutie, landbouwmechanisatie, garage en autohandel;

  2. er dient een bedrijfsplan te worden aangeleverd waarin tevens aangetoond wordt welke bestaande bedrijfsbebouwing noodzakelijk is voor het hergebruik;

  3. activiteiten moeten inpandig plaats vinden;

  4. uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan;

  5. het nieuwe bestemmingsvlak is niet groter dan 5.000 m2.

 

4.7.11 Vervallen

Vervallen.

 

4.7.12 Bestemming Sport ten behoeve van manege

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Sport' ten behoeve van de vestiging van een manege. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. deze slechts is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie 1' of 'overige zone - bebouwingsconcentratie 2';

  2. deze niet worden opgericht binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied primair';

  3. er een rijhal mag worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 1.200 m²;

  4. paardenbakken dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht conform sub 4.2.7.

 

4.7.13 Bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. wijziging is uitsluitend toegestaan, indien de locatie niet duurzaam is dan wel niet blijvend geschikt is voor agrarisch hergebruik voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond aangetoond op basis van bijlage 5 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  2. uitsluitend de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande en vergunde bedrijfswoning(en) mag voor bewoning worden gebruikt;

  3. het maximale aantal woningen is gelijk aan het bestaande en vergunde aantal bedrijfswoningen;

  4. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  5. indien het maximaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen onder e wordt overschreden, dient te worden gesloopt, tenzij het monumentale of waardevolle bebouwing betreft conform bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  6. het bouwvlak ten behoeve van de woning wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen;

  7. de omgevingsvergunning milieu onherroepelijk is ingetrokken.

 

4.7.14 Toevoeging woning door boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van de toevoeging van een woning door bouwkundige aanpassing van een bestaande boerderij, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en), onder de volgende voorwaarden:

  1. de inhoudsmaat van het gebouw minimaal 900 m³ bedraagt;

  2. de monumentencommissie over voorgestelde plannen positief adviseert;

  3. de kenmerkende vorm gehandhaafd blijft;

  4. het aantal woningen past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma en in elk geval niet meer bedraagt dan 2;

  5. na splitsing geen vergroting van de boerderij plaatsvindt;

  6. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  7. het een 'kenmerkende boerderij voor het buitengebied' betreft zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  8. de omgevingsvergunning milieu onherroepelijk is ingetrokken.

 

4.7.15 Realisatie van één woning in een bijbehorend bouwwerk

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de realisatie van één woning in een bijbehorende bouwwerk, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en), onder de volgende voorwaarden:

  1. wijziging is uitsluitend toegestaan, indien de locatie niet duurzaam is dan wel niet blijvend geschikt is/wordt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van bijlage 5 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  2. het één bijbehorend bouwwerk betreft dat is opgenomen bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels en als zodanig als cultuurhistorische waardevol is aangemerkt;

  3. de oppervlaktemaat van het gebouw bedraagt minimaal 30 m²;

  4. de inhoudsmaat van het gebouw maximaal 750 m³ bedraagt;

  5. de kenmerkende vorm en cultuurhistorische waarden van het betreffende bijbehorende bouwwerk gehandhaafd blijven;

  6. de woning past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma;

  7. na realisatie geen vergroting van de woning plaatsvindt;

  8. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  9. de omgevingsvergunning milieu onherroepelijk is ingetrokken.

 

4.7.16 Plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door toevoeging van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' onder gelijktijdige verwijdering van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. De aan te duiden plattelandswoning betreft een bestaande agrarsiche bedrijfswoning;

  2. De aan te duiden plattelandswoning is uitsluitend toegestaan bij een nog actief reëel agrarisch bedrijf. De agrarische bestemming moet worden gehandhaafd.

  3. Ter plaatse van de plattelandswoning is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

  4. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een beplantingsplan en een landschappelijke versterking via een fysieke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zoals omschreven in bijlage 7 Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012.

 

4.7.17 Aanduiding wetgevingzone - wijzigingsgebied de bollen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied de bollen' de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' te wijzigen ten einde bij beëindiging van het agrarische bedrijf de gronden van het bijbehorende bouwperceel te bestemmen ten behoeve van Wonen, met dien verstande dat:

  1. naast de verbouw van de voormalige bedrijfswoning ten behoeve van een burgerwoning niet meer dan één nieuwe burgerwoning mag worden opgericht;

  2. rekening wordt gehouden met de bescherming en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke historische waarden op grond waarvan het gehucht De Bollen is aangewezen als een beschermd dorpsgezicht, waarbij in ieder geval rekening wordt gehouden met:

  1. behoud en herstel van de ruimtelijke structuur;

  2. storende bebouwing en storende gebruiksvormen in de landschappelijke openheden zijn niet toegestaan net als de aantasting van het reliëf;

  3. het zicht op de gevels van de aanwezige monumentale bebouwing mag niet belemmerd worden;

  4. de nieuwe woning moet worden opgericht binnen de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied de bollen' in dezelfde oriëntering;

  5. bijbehorende bouwwerken moeten achter de woning worden opgericht;

  1. de bouwregels van artikel 19 Wonen zijn van toepassing op de nieuw op te richten bebouwing, tenzij in dit artikel afwijkend voorgeschreven;

  2. de monumentencommissie adviseert positief over de voorgestelde plannen;

  3. de geldende omgevingsvergunning milieu is ingetrokken.

 

4.7.18 Wijziging ten behoeve van ruwvoeropslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de realisatie van ruwvoeropslag buiten het bestaande bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. Het is niet mogelijk de ruwvoeropslag binnen het bestaande bouwvlak te realiseren.

  2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak, hiervoor wordt de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – ruwvoeropslag’ opgenomen.

  3. Uitsluitend ten behoeve van ruwvoeropslag mag het bouwvlak worden vergroot met een maximum van 5.000 m² waarbij de totale oppervlakte van het bouwvlak nooit meer bedraagt dan 2 ha.

  4. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van ruwvoeropslag bedraagt niet meer dan 2,5 m.

  5. Het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer, de wijzigingsbevoegdheid geldt niet voor intensieve veehouderijbedrijven.

  6. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  8. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

 

 

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met uitzondering van intensieve veehouderij, geiten- en schapenhouderij en glastuinbouw, met dien verstande dat veehouderijen uitsluitend zijn toegestaan op locaties waar:

  1. op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan een veehouderij planologisch legaal aanwezig is; dan wel

  2. een veehouderij mag worden gevestigd krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning voor planologisch gebruik;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' tevens de uitoefening van een intensief veehouderijbedrijf; uitgezonderd een geiten- en schapenhouderij;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geiten- en schapenhouderij' tevens de uitoefening van een geiten- en/of schapenhouderij;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' tevens een glastuinbouwbedrijf ;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – educatieve viskwekerij' een educatieve viskwekerij;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf' een aannemersbedrijf;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – slachterij' een slachterij;

  7. bedrijfsmatige nevenactiviteiten als genoemd in bijlage 3 'Nevenactiviteiten' bij deze regels;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens voor parkeerterrein;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' een begraafplaats;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'motorcrossterrein' een motorcrossterrein;

  12. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – kampeerterrein' een kampeerterrein;

  13. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – toeristenpoort' een toeristenpoort

  14. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' een zorgboerderij;

  15. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - beheergebouw' tevens een beheergebouw;

  16. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding veldschuur' tevens een veldschuur;

  17. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - spoelbassin' tevens een spoelbassin met bijbehorende tijdelijke opslag van kuubskisten en tarra (plant- en wortelresten);

  18. aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten;

  19. openbare nutsvoorzieningen;

  20. extensief recreatief medegebruik;

  21. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  22. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  23. tuinen en erven;

  24. landschappelijke inpassing;

 

alsmede voor:

  1. het behoud van de volgende landschaps-, natuur-, hydrologische - en cultuurhistorische waarden.

  1. kenmerkende landschapwaarden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied', 'overige zone - reliëf', 'overige zone - akkercomplex 1', 'overige zone - akkercomplex 2' en 'overige zone - waardevol landschapselement' moeten worden gehandhaafd;

  2. de hydrologische waarden in de vorm van de aanwezige oppervlakte- en grondwateren;

  3. de cultuurhistorische waarde van panden, zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  4. overige cultuurhistorisch waardevolle elementen en gebieden.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

  1. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf of ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' ten behoeve van het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf.

  2. binnen een bouwvlak, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, zijn de regels voor één enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.

  3. Vervallen.

  4. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

  5. De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

  6. Vervallen.

 

5.2.2 Bedrijfsgebouwen, bedrijfsoverkappingen en rijhallen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfsoverkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De bouwhoogte van bedrijfsoverkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

  5. De oppervlakte van een rijhal mag niet meer bedragen dan 1.200 m2.

  6. Vervallen.

  7. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – educatieve viskwekerij' mogen maximaal 3 trekkershutten worden gebouwd, waarvoor de volgende bepalingen gelden:

  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  2. De oppervlakte per trekkershut mag niet meer mag bedragen dan 30 m².

  1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen is tevens het bepaalde in 5.2.3 van toepassing.

 

5.2.3 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen gelden, in aanvulling op het bepaalde in 5.2.2, de volgende bepalingen:

  1. Voor veehouderijen buiten de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' en voor grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' mag de gezamenlijke oppervlakte van dierenverblijven niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de dierenverblijven die:

  1. op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel

  2. gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

er is sprake van een grondgebonden veehouderij indien wordt voldaan aan de criteria voor grondgebondenheid zoals opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.

  1. Voor niet-grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen die:

  1. op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel

  2. gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

 

5.2.4 Kassen

  1. Voor het bouwen van van kassen gelden de volgende bepalingen:

  1. Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.

  1. Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

  2. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m2.

  3. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.

  4. In de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur' en in de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' is het bouwen van nieuwe teeltondersteunende kassen en de uitbreiding van bestaande teeltondersteunende kassen niet toegestaan.

 

5.2.5 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is opgenomen., in welk geval maximaal het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  5. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, aan- en uitbouwen) bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  4. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2.

 

5.2.6 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 35.2 Ondergronds bouwen.

 

5.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 8,5 m.

  3. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  4. De bouwhoogte van overige silo’s mag niet meer bedragen dan 15 m.

  5. De bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  6. De bouwhoogte van antennes mag niet meer bedragen dan 10 m.

  7. Paardenbakken:

  1. Een paardenbak dient op tenminste 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden aangelegd.

  2. De bouwhoogte van een omheining van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  3. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

  4. Lichtmasten bij een paardenbak zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bebouwingsconcentraties.

  5. De bouwhoogte van lichtmasten bij een paardenbak mag niet meer bedragen dan 8 m.

  1. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.

  2. Voor veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' gelden, in aanvulling op het hiervóór bepaalde, de volgende bepalingen:

  1. De gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde die:

  • op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel

  • gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

  1. Het bepaalde onder 1 is niet van toepassing op een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij; er is sprake van een grondgebonden veehouderij indien wordt voldaan aan de criteria voor grondgebondenheid zoals opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.

 

5.2.8 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend de hierna genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatief medegebruik, zoals bewijzering en picknicktafels mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. Vervallen.

  4. Verplaatsbare hokken voor scharrelvarkens:

  1. Verplaatsbare hokken voor scharrelvarkens zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - uitloop scharrelvarkens'.

  2. Het aantal hokken mag niet meer bedragen dan 30.

  3. Van 20 hokken mag de oppervlakte niet meer bedragen dan 5 m2 per hok.

  4. Van 10 hokken mag de oppervlakte niet meer bedragen dan 15 m2 per hok.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

  1. Veldschuren:

  1. Veldschuren zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur'.

  2. De goothoogte van een veldschuur mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte van een veldschuur mag niet meer bedragen dan 10 m.

  1. Vervallen.

  2. Spoelbassins:

  1. Spoelbassins zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - spoelbassin'.

  2. De bouwhoogte van een spoelbassin mag niet meer bedragen dan 3 m.

  3. De hoogte van tijdelijke opslag in de vorm van tarra (plant- en wortelresten) mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. De hoogte van stapeling van kuubskisten mag niet meer bedragen dan 3 m.

  5. De opslag ten behoeve van het spoelbassin is uitsluitend toegestaan in de periode 1 juli tot en met 1 april.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

 

5.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde:

  1. sub 5.2.2 en toestaan dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen wordt verkleind c.q. vergroot, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;

  2. sub 5.2.1 en toestaan dat er binnen het bouwvlak bedrijfsgebouwen worden gebouwd voor de bouw van carnavalswagen tot maximaal 150 m² met een goothoogte tot maximaal 6 m en een bouwhoogte tot maximaal 10 m.

  3. sub 5.2.2, 5.2.7 en 5.2.8 en toestaan dat warmtebuffers, CO2-installaties en windmolens worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 15 m.

 

5.3.2 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en boomteelthekken

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 5.2.8 teneinde tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en/of boomteelthekken buiten het bouwvlak toe te staan, met dien verstande dat:

  1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1';

  2. de maximale bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en boomteelthekken 2,5 m is, met uitzondering van hagelnetten, waarvan de maximale bouwhoogte maximaal 4,5 m mag bedragen;

  3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden;

  4. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven;

  5. het oprichten hiervan geen onevenredige effecten heeft op de natuur- en/of landschapswaarden.

 

5.3.3 Schuilgelegenheden voor vee

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 5.2.1 voor het realiseren van een schuilgelegenheid voor vee ten dienste van het agrarisch bedrijf, buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  1. schuilgelegenheden niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - akkercomplex 1' en 'overige zone - akkercomplex 2';

  2. maximaal één schuilgelegenheid mag worden opgericht op een perceel van minimaal 1 ha;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan4 m;

  5. de maximale oppervlakte 20 m² bedraagt;

  6. de schuilgelegenheid voor 1/6 deel van de wand open dient te zijn en open dient te blijven.

  7. de schuilgelegenheid gesitueerd dient te worden op minimaal 30 m ten opzichte van de rand van een bouwvlak van derden en binnen 25 m vanaf de bosrand, houtsingel of houtwal óf binnen 100 m van een openbare weg.

 

5.3.4 Toename oppervlakte dierenverblijven

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 5.2.3 onder a voor het vergroten van de toegestane oppervlakte van dierenverblijven bij een veehouderij, met dien verstande dat:

  1. het vergroten van de toegestane oppervlakte van dierenverblijven voor het houden van geiten niet is toegestaan;

  2. maatregelen dienen te worden getroffen en in stand dienen te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  3. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de omvang van de bebouwing, de effecten vanwege milieuaspecten, de effecten vanwege volksgezondheid en de afwikkeling van het verkeer inpasbaar dient te zijn in de omgeving;

  4. aangetoond dient te zijn dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;

  5. aangetoond dient te zijn dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3;

  6. een zorgvuldige dialoog dient te zijn gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief;

  7. indien sprake is van het vergroten van de toegestane oppervlakte van dierenverblijven bij een hokdierhouderij, deze vergroting uitsluitend is toegestaan indien:

  1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:

  • de bestaande dierenverblijven die zijn gesaneerd dienen te voldoen aan de criteria die in de provinciale Verordening ruimte zijn gesteld aan 'bestaande dierenverblijven', zoals die criteria gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  • het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk dient te zijn beëindigd;

  1. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1 tenminste 110% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;

  2. de sanering als bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de bouw of vergroting van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;

  3. door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder 1 tot en met 3 is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan wordt overgelegd.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

 

5.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  1. het het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het met het oog op de bestemming te verrichten gebruik en dit plaatsvindt binnen het bouwvlak en niet (brand)gevaarlijk is;

  2. detailhandel, behoudens als ondergeschikte nevenactiviteit in agrarische producten van het eigen bedrijf en 'Hoeveproducten';

  3. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

  4. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

  5. het gebruik voor woondoeleinden en/of zorgdoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;

  6. het gebruik voor diverse vormen van semi - en/of niet-agrarische bedrijvigheid;

  7. het plaatsen van woonunits of stacaravans voor de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers;

  8. voor het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen;

  9. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  10. als wedstrijd/sportterrein;

  11. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij:

  1. dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf, dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;

  2. dit plaatsvindt ten behoeve van een daartoe specifiek toegestane nevenactiviteit zoals opgenomen in lid 5.1.

  1. het gebruik van gronden voor het houden van evenementen, met uitzondering van evenementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - africhtstal'. Ter plaatse van deze aanduiding zijn maximaal 12 evenementen per kalenderjaar toegestaan;

  2. het gebruik van gronden voor boomteelt ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1';

  3. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning als burger-/plattelandswoning;

  4. het gebruik van gronden en/of bouwwerken behorende tot het agrarisch bedrijf waarbij een toename van de stikstofdepositie plaatsvindt.

  5. het gebruik van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - houden van dieren uitgesloten' voor de huisvesting van vee/dieren.

 

5.4.2 Permanente bewoning

Onder strijdig gebruik met het bepaalde in de subleden 5.4.1 en 5.5.4 valt het gebruik van gebouwen, kampeermiddelen, trekkershutten, bed & breakfast-voorzieningen, vakantiewoningen/-appartementen, groepsaccomodaties/kampeerboerderijen en kleinschalig kamperen/minicamping voor permanente bewoning.

 

5.4.3 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 37.3 Aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

 

5.4.4 Nevenactiviteiten

Ter plaatse van de in lid 5.1 opgenomen nevenactiviteiten geldt dat de oppervlakte van een nevenactiviteit niet meer mag bedragen dan de oppervlakte die voor de betreffende nevenactiviteit is opgenomen in bijlage 3 'Nevenactiviteiten' bij deze regels.

 

5.4.5 Vervallen

Vervallen.

 

5.4.6 Veehouderijen

Voor veehouderijen gelden de volgende gebruiksregels:

  1. Binnen gebouwen mogen dieren - al dan niet in hokken - alleen op de grond worden gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen, waar ten hoogste twee bouwlagen mogen worden gebruikt.

  2. Een gebruikswijziging van gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf, gericht op het in gebruik nemen van deze gebouwen als dierenverblijf, is niet toegestaan.

  3. Omschakeling van een veehouderij, niet zijnde een hokdierhouderij, naar een hokdierhouderij is niet toegestaan.

 

5.4.7 Ondergeschikte horeca bij educatieve viskwekerij

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – educatieve viskwekerij' gelden de volgende gebruiksregels voor ondergeschikte horeca:

  1. Ondergeschikte horeca (horeca categorie E) is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca van categorie E'.

  2. In afwijking van het bepaalde in het begrip 'ondergeschikte horeca' zoals opgenomen in artikel 1, is ondergeschikte horeca uitsluitend toegestaan ten behoeve van de hoofdfunctie, zijnde de educatieve viskwekerij, en niet ten behoeve van de ter plaatse toegelaten nevenactiviteiten, waaronder de toeristenpoort.

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.5.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. De afwijking is nodig vanuit een doelmatige bedrijfsvoering/-ontwikkeling. Hierover kan advies worden gevraagd aan een agrarisch deskundige.

  2. Indien sprake is van een afwijking ten behoeve van een nevenactiviteit:

  1. De nevenactiviteit is/blijft ondergeschikt aan de hoofdfunctie van de bestemming.

  2. De oppervlakte van de bebouwing die in gebruik is voor alle nevenactiviteiten samen, exclusief statische opslag, bedraagt maximaal 30% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing binnen het bouwvlak, tot een maximum van 800 m2.

  3. Vervallen.

  1. Detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel in streekproducten en/of in ter plaatse vervaardigde producten, is niet toegestaan. De bedrijfsvloeroppervlakte voor ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 100 m², waarvan maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte;

  2. Buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan.

  3. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  4. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  5. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.

  6. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  7. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

  8. Er vindt geen aantasting plaats van de ecologische waarden en kenmerken van de ecologische hoofdstructuur.

  9. Bij het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid is artikel 5.4.1 onder o van overeenkomstige toepassing en is artikel 5.4.1 onder o op het betreffende gebruik onverminderd van kracht.

 

5.5.2 Houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 5.4.1 onder l voor het houden van evenementen op andere gronden dan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - africhtstal' met dien verstande dat:

  1. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;

  2. een evenement maximaal 5 aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouwen, mag plaatsvinden.

 

5.5.3 Statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 5.4.1 en toestaan dat gebouwen worden gebruikt voor statische opslag als nevenactiviteit (inclusief de bouw van carnavalswagens) met uitsluiting van (brand)gevaarlijke materialen, mits het gebruik maximaal 50% van de bestaande bebouwing beslaat met dien verstande dat het gebruik een maximale oppervlakte heeft van 1.000 m² in het buitengebied en 1.500 m² in bebouwingsconcentraties en extensiveringsgebieden rond natuur.

 

5.5.4 Recreatieve nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 en sub 5.4.1 en recreatieve nevenactiviteiten toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels, dan wel een vergelijkbare recreatieve nevenactiviteit, met dien verstande dat:

  1. voldaan wordt aan de volgende algemene voorwaarden:

  1. de recreatieve nevenactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, tenzij hierna expliciet is aangegeven dat de nevenfunctie ook buiten het bouwvlak is toegestaan;

  2. het totaal aan verblijfsgerichte recreatieve nevenactiviteiten bedraagt maximaal 200 m2 per bouwvlak, met dien verstande dat:

  • indien een groepsaccommodatie/kampeerboerderij is toegestaan, het totaal aan verblijfsgerichte recreatieve nevenactiviteiten maximaal 350 m2 bedraagt;

  • de grondoppervlakte die in gebruik is voor het plaatsen van kampeermiddelen niet wordt meegerekend in de totale oppervlakte;

  1. aangetoond dient te zijn dat de waarden van het gebied met de dubbelbestemming 'Waarde -Natura 2000' niet significant worden aangetast;

  2. het aantal overnachtingsplaatsen voor kleinschalig kamperen/minicampings (sub b) en in vakantiewoningen/-appartementen (sub e), dat met toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid en met toepassing van de afwijkingsmogelijkheden in de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' wordt toegestaan, mag in totaal niet meer bedragen dan 250;

  3. deze afwijkingsmogelijkheid mag, in combinatie met de afwijkingsmogelijkheden in de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden', in totaal niet meer dan 10 keer worden toegepast ten behoeve van het toelaten van bed & breakfastvoorzieningen (sub c), trekkershutten (sub d) en/of groepsaccommodaties/kampeerboerderijen (sub f);

  4. deze afwijkingsmogelijkheid kan niet worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000';

  1. ten aanzien van kleinschalig kamperen/minicamping gelden, naast de onder a gestelde voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. deze nevenactiviteit vindt niet plaats op gronden die grenzen aan de bestemming 'Bos' en 'Natuur' en niet binnen de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1';

  2. de kampeermiddelen dienen binnen het bouwvlak geplaatst te worden dan wel tot maximaal 100 m direct aansluitend aan het bouwvlak;

  3. er mag geen gebruik worden gemaakt van stacaravans, woonunits en/of chalets;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kansrijk extensief recreatief gebied' en 'overige zone - intensief recreatief gebied' zijn in het zomerseizoen maximaal 40 kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf toestaan op maximaal 8.000 m²;

  5. buiten de aanduidingen 'overige zone - kansrijk extensief recreatief gebied', 'overige zone - intensief recreatief gebied' zijn in het zomerseizoen maximaal 25 kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf toegestaan op maximaal 5.000 m²;

  6. sanitairvoorzieningen moeten worden gerealiseerd in bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 75 m2;

  7. overige (slechtweer)voorzieningen moeten worden gerealiseerd in aanwezige bebouwing binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 100 m2;

  1. ten aanzien van bed & breakfast voorzieningen gelden, naast de onder a gestelde voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'extensieve recreatie' is een bed & breakfast slechts toegestaan in een monument en beeldbepalend / karakteristiek pand als opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  2. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw tot een maximale oppervlakte van 150 m2, waarbij de maximale oppervlakte van de kamer 30 m² bedraagt;

  3. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden bedraagt 9;

  1. ten aanzien van trekkershutten gelden, naast de onder a gestelde voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. de trekkershutten worden ingepast binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw;

  2. maximaal 3 trekkershutten zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 20 m2 per trekkershut.

  3. de bouwhoogte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 4 m;

  1. ten aanzien van vakantiewoningen/-appartementen gelden, naast de onder a gestelde voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - intensief recreatief gebied';

  2. de vakantiewoningen/-appartementen worden gerealiseerd binnen de aanwezige bebouwing;

  3. maximaal 3 vakantiewoningen/-appartementen zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 70 m² per appartement en met een oppervlakte van maximaal 200 m² voor de 3 vakantiewoningen/ -appartementen tezamen;

  1. ten aanzien van groepsaccommodaties/kampeerboerderij gelden, naast de onder a gestelde voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - intensief recreatief gebied';

  2. de groepsaccommodatie/kampeerboerderij wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing tot een oppervlakte van maximaal 350 m2 van de bestaande bebouwing;

  1. ten aanzien van een kleinschalige horecavoorziening en een kleinschalig boerderijterras gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarde:

  1. de kleinschalige horecavoorziening wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing waarbij maximaal 35 m2 ingericht mag worden.

  2. het kleinschalig boerderijterras wordt gerealiseerd bij de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw waarbij maximaal 50 m2 buitenruimte ingericht mag worden met zitjes en/of picknickbanken in de openlucht en geen horecavoorzieningen mogen worden gerealiseerd.

  1. ten aanzien van kleinschalige dagrecreatie gelden, naast de onder a gestelde voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarde:

  1. voorzieningen ten behoeve kleinschalige dagrecreatie worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw waarbij maximaal 250 m2 van de oppervlakte van de bebouwing voor de binnenfunctie mag worden gebruikt en waarbij maximaal 250 m2 buitenruimte mag worden gebruikt.

 

5.5.5 Zorgverlenende nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 en sub 5.4.1 en zorgverlenende nevenactiviteiten op een agrarische bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een daarmee vergelijkbare zorgverlenende activiteit, met dien verstande dat:

  1. het geen locatie betreft welke kan dienen voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en derhalve in ieder geval niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair';

  2. door het toestaan van de activiteit sprake is van een versterking van de ruimtelijke kwaliteit;

  3. de maximale oppervlakte voor de zorgverlenende nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw maximaal 400 m² bedraagt;

  4. maximaal 200 m2 aan buitenruimte wordt ingericht.

 

5.5.6 Nevenactiviteit in de vorm van een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 en sub 5.4.1 en nevenactiviteiten in de vorm van een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch -technisch hulpbedrijf op een agrarisch bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een daarmee vergelijkbare vorm van agrarisch-verwante of agrarisch-technische bedrijvigheid, met dien verstande dat:

  1. de maximale oppervlakte voor de bedrijfsmatige nevenactiviteiten, exclusief statische opslag zoals genoemd sub 5.5.3, maximaal 800 m² van de aanwezige bebouwing beslaat;

  2. mestverwerking is niet toegestaan.

  3. deze afwijking niet kan worden toegepast indien de locatie is gelegen in de ecologische hoofdstructuur (EHS) ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur'.

 

5.5.7 Nevenactiviteit in de vorm van een niet-agrarisch ambachtelijk bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 en sub 5.4.1 en nevenactiviteiten in de vorm van een ambachtelijk bedrijf, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een vergelijkbaar ambachtelijk bedrijf toestaan, binnen de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie 1' en 'overige zone - bebouwingsconcentratie 2' op een agrarisch bouwvlak toestaan, met dien verstande dat:

  1. de nevenactiviteit alleen is toegestaan binnen de bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie 1' of 'overige zone - bebouwingsconcentratie 2', op een agrarisch bouwvlak;

  2. de maximale oppervlakte voor de niet-agrarische bedrijfsmatige nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing maximaal 400 m² bedraagt;

  3. deze niet worden opgericht binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied primair';

  4. uitsluitend bedrijven in milieucategorie 1 en 2 zoals genoemd in bijlage 6 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn toegestaan;

  5. deze afwijking niet kan worden toegepast indien de locatie is gelegen in de ecologische hoofdstructuur (EHS) ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur'.

 

5.5.8 Huisvesting van tijdelijke werknemers

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 5.4.1 en toestaan dat bedrijfsgebouwen worden gebruikt voor huisvesting van tijdelijke werknemers met dien verstande dat:

  1. de huisvesting binnen de bestaande bebouwing wordt ingericht;

  2. de huisvesting dient plaats te vinden op het bouwblok waar de bedrijfswoning staat;

  3. de huisvesting een maximale gezamenlijke oppervlakte heeft van 12,5 m² per werknemer, inclusief de bijbehorende voorzieningen zoals sanitair, kantine, keuken en wasruimte, waarbij maximaal 32 personen worden gehuisvest;

  4. de huisvesting binnen de bestaande bebouwing maximaal 8 maanden per jaar aaneengesloten mag worden gebruikt. De overige 4 maanden mag de tijdelijke huisvesting binnen de bestaande bebouwing niet gebruikt worden ten behoeve van de huisvesting van werknemers.

 

5.5.9 Vervallen

Vervallen.

 

5.5.10 Gebruik van gebouwen als dierenverblijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 5.4.6 onder b en toestaan dat gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf, in gebruik worden genomen als dierenverblijf, met dien verstande dat:

  1. het in gebruik nemen van dierenverblijven voor het houden van geiten niet is toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' een gebruikswijziging uitsluitend is toegestaan voor een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij; er is sprake van een grondgebonden veehouderij indien wordt voldaan aan de criteria voor grondgebondenheid zoals opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  3. maatregelen dienen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  4. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de effecten vanwege milieuaspecten, de effecten vanwege volksgezondheid en de afwikkeling van het verkeer inpasbaar dient te zijn in de omgeving;

  5. aangetoond dient te zijn dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;

  6. aangetoond dient te zijn dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3;

  7. een zorgvuldige dialoog dient te zijn gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief;

  8. indien sprake is van het in gebruik nemen van een dierenverblijf bij een hokdierhouderij, deze gebruikswijziging uitsluitend is toegestaan indien:

  1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:

  • de bestaande dierenverblijven die zijn gesaneerd dienen te voldoen aan de criteria die in de provinciale Verordening ruimte zijn gesteld aan 'bestaande dierenverblijven', zoals die criteria gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  • het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk dient te zijn beëindigd;

  1. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1 tenminste 110% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra in gebruik wordt genomen;

  2. de sanering als bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de ingebruikname van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;

  3. door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder 1 tot en met 3 is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan wordt overgelegd.

 

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - aardkundig waardevol gebied', 'overige zone - reliëf', 'overige zone - akkercomplex 1', 'overige zone - akkercomplex 2' en 'overige zone - waardevol landschapselement':

  1. op alle gronden:

  1. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;

  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  4. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;

  5. het wijzigen van de waterhuishouding door draineren, vergraven, diepploegen of bemalen van gronden;

  6. het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken, buiten het bouwvlak voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1';

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' en/of 'overige zone - reliëf':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1':

  1. het beplanten van gronden met houtgewas, waarbij boomteelt is uitgesloten;

  2. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 2':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven en egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - waardevol landschapselement':

  1. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van beplanting daarvan tot gevolg kunnen hebben;

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  3. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van beplanting daarvan tot gevolg kunnen hebben.

  1. In aanvulling op het hiervóór bepaalde is het op alle gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren gericht op de onttrekking van grondwater.

 

5.6.2 Uitzonderingen

Het sub 5.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. welke plaatsvinden op het agrarisch bouwvlak, uitgezonderd werken en werkzaamheden gericht op de onttrekking van grondwater;

  2. zijnde grondwateronttrekkingen ten behoeve van de brandblusvoorziening bij agrarische bedrijven;

  3. welke het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  4. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  5. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning.

 

5.6.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 5.6.1 onder a tot en met f bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in lid 5.1 niet onevenredig worden aangetast.

  2. Voor de sub 5.6.1 onder g bedoelde werken of werkzaamheden kan slechts een omgevingsvergunning worden verleend, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden.

  1. Voor de aanleg van een nieuwe grondwateronttrekking, niet zijnde de verplaatsing van een bestaande grondwateronttrekking, gelden de volgende voorwaarden:

  • de nieuwe grondwateronttrekking dient op een afstand van ten minste 500 meter van bestaande en via omgevingsvergunning vergunde grondwateronttrekkingen te liggen;

  • de capaciteit van de nieuwe grondwateronttrekking mag maximaal 10 m3 per uur bedragen;

  • in totaal mogen binnen deze bestemming en binnen de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' ten hoogste 35 omgevingsvergunningen worden verleend voor nieuwe grondwateronttrekkingen;

  • Op de gronden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Natura 2000' en de gebiedsaanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000' zijn geen nieuwe grondwateronttrekkingen toegestaan.

  1. Voor de verplaatsing van een bestaande grondwateronttrekking naar een nieuwe locatie gelden de volgende voorwaarden:

  • de capaciteit van de nieuwe grondwateronttrekking mag niet meer bedragen dan de capaciteit van de grondwateronttrekking die wordt opgeheven;

  • indien de bestaande grondwateronttrekking binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Natura 2000' ligt, dient de nieuwe grondwateronttrekking buiten deze dubbelbestemming te worden gerealiseerd;

  • indien de bestaande onttrekking binnen de aanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000' ligt, mag de afstand van de nieuwe grondwateronttrekking tot het Natura 2000-gebied waar deze aanduiding omheen ligt, niet kleiner zijn dan de afstand van de bestaande grondwateronttrekking tot dat Natura 2000-gebied.

  • indien de bestaande onttrekking buiten de dubbelbestemming 'Waarde - Natura 2000' en buiten de aanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000' ligt, mag de nieuwe grondwateronttrekking niet binnen die dubbelbestemming of aanduiding worden gerealiseerd.

 

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

5.7.1 Algemene voorwaarden voor wijzigen

Op het wijzigen van het plan zijn in elk geval de volgende voorwaarden van toepassing:

  1. De wijziging is nodig voor vergroting, verbreding of beëindiging van het bedrijf. Hierover kan advies worden gevraagd aan een agrarisch deskundige.

  2. Agrarisch hergebruik is niet mogelijk bij omschakeling naar een andere functie.

  3. De vervolgactiviteit bij omschakeling vindt plaats binnen de bestaande bebouwing.

  4. Bij omschakeling naar een andere functie moet overtollige bebouwing worden gesloopt met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels, dan wel als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de monumentencommissie.

  5. Detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel in streekproducten en/of in ter plaatse vervaardigde producten, is niet toegestaan. De bedrijfsvloeroppervlakte voor ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 100 m², waarvan maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte.

  6. Buitenopslag ten behoeve van vervolgactiviteiten is niet toegestaan.

  7. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  8. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  9. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een beplantingsplan en een landschappelijke versterking via een fysieke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zoals omschreven in bijlage 7 Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012.

  10. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  11. Er is geen sprake van een onevenredige aantasting van – of beperking voor nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  12. De wijziging heeft geen gevolgen voor de hydrologisch situatie (hydrologisch neutraal). Indien het verhard oppervlak toeneemt met meer dan 250 m2, wordt hierover advies gevraagd aan het Waterschap De Dommel.

  13. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

  14. Er vindt geen aantasting plaats van de ecologische waarden en kenmerken van de ecologische hoofdstructuur.

  15. Bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid is sublid 5.4.1 onder o van overeenkomstige toepassing en is sublid 5.4.1 onder o op het betreffende gebruik onverminderd van kracht.

 

5.7.2 Eerste agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en een aanduiding 'bedrijfswoning' op te nemen ten behoeve van de realisatie van een eerste agrarische bedrijfswoning. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. het een betreft bedrijf met één volwaardige arbeidskracht, waarvan de continuïteit op de langere termijn wordt gewaarborgd;

  2. het bedrijf is zonder een agrarische bedrijfswoning redelijkerwijs op langere termijn niet te exploiteren;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder a en b.

 

5.7.3 Vormverandering van een agrarisch bouwvlak, niet zijnde veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vormverandering van een agrarisch bouwvlak, niet zijnde het bouwvlak van een veehouderij. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de verandering mag niet leiden tot een vergroting van de oppervlakte van het agrarisch bouwvlak;

  2. vormverandering in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

  3. er dient een compacte vorm van het agrarisch bouwvlak te blijven bestaan, waarbij de nieuwe vorm van het bouwvlak de oude vorm in grote lijnen volgt.

 

5.7.4 Vormverandering van een agrarisch bouwvlak, veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vormverandering van een agrarisch bouwvlak van een veehouderij. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf;

  2. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder a;

  3. de verandering mag niet leiden tot een vergroting van de oppervlakte van het agrarisch bouwvlak;

  4. vormverandering in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

  5. er dient een compacte vorm van het agrarisch bouwvlak te blijven bestaan waarbij de nieuwe vorm van het bouwvlak de oude vorm in grote lijnen volgt.

 

5.7.5 Vergroting van een agrarisch bouwvlak, niet zijnde veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vergroting van een agrarisch bouwvlak, niet zijnde het bouwvlak van een veehouderij. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de mogelijkheid voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, is afhankelijk van de aard en ligging van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de oppervlakte van het bouwvlak:

  1. van een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij, niet meer mag bedragen dan 2,0 ha;

  2. van een intensieve veehouderij:

  • indien sprake is van een duurzame locatie in een verwevingsgebied of landbouwontwikkelingsgebied, niet meer mag bedragen dan 1,5 ha

  • indien sprake is van een niet-duurzame locatie in een verwevingsgebied of landbouwontwikkelingsgebied, niet meer mag bedragen dan het bestaande oppervlak van het agrarisch bouwvlak vermeerderd met 15%;

  1. van een glastuinbouwbedrijf niet meer mag bedragen dan het bestaande oppervlak van het agrarisch bouwvlak vermeerderd met 15% tot een maximum van 4,0 ha, waarvan de netto glasopstand niet meer mag bedragen dan 3 ha en de vergroting niet is gesitueerd in de groenblauwe mantel (GBM) ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel'.

  1. voor zover de vergroting betrekking heeft op grondgebonden bedrijven vergroting ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair' is toegestaan, indien de ontwikkeling van deze gebieden voor de intensieve veehouderij niet wordt gefrustreerd;

  2. vervallen;

  3. vergroting in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

  4. uit de onderbouwing van het initiatief blijkt dat voldaan kan worden aan de randvoorwaarden uit de Natuurbeschermingswet en de op deze wet gebaseerde provinciale regels;

  5. uit de onderbouwing van het initiatief blijkt dat er wordt voldaan aan de actuele voorgrondnormen en niet leidt tot overschrijding van de streefwaarden voor de achtergrondbelasting zoals deze door de gemeenteraad zijn vastgesteld in de verordening/gebiedsvisie in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij. Als al sprake is van een overbelaste situatie waaraan significant wordt bijgedragen, dient de ontwikkeling gepaard te gaan met een proportionele afname;

  6. er is sprake van een evenredige verdeling van de beperkte milieuruimte die beschikbaar is, onder andere doordat aangetoond wordt dat de op dat moment best beschikbare en betaalbare technieken worden gebruikt die leiden tot een beperkte milieubelasting, rekening houdend met het type en grootte van het bedrijf;

  7. de nieuwe stallen voldoen minimaal aan de voorwaarden uit het certificeringsysteem Maatlat Duurzame Veehouderij;

  8. vervallen;

  9. deze wijzigingsbevoegdheid kan niet worden toegepast indien de locatie is gelegen in de ecologische hoofdstructuur (EHS) ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur'.

 

5.7.6 Vergroting van een agrarisch bouwvlak, veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van een agrarisch bouwvlak van een veehouderij. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de wijzigingsbevoegdheid mag niet worden toegepast ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een geitenhouderij;

  2. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder a;

  4. voor intensieve veehouderijbedrijven geldt het volgende:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - iv ja mits' mag de oppervlakte van het bouwvlak worden vergroot tot ten hoogste 1,5 hectare;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - iv nee tenzij' mag de oppervlakte van het bouwvlak met ten hoogste 15% worden vergroot ten opzichte van de oppervlakte ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan, tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare;

  3. ter plaatse van de aanduidingen 'reconstructiewetzone - iv nee' en 'overige zone - beperkingen veehouderij' mag de oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot;

  1. voor veehouderijbedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijbedrijven, geldt het volgende:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak mag worden vergroot tot ten hoogste 1,5 hectare;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' mag de oppervlakte van het bouwvlak uitsluitend worden vergroot voor een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij; er is sprake van een grondgebonden veehouderij indien wordt voldaan aan de criteria voor grondgebondenheid zoals opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  1. er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  2. de vergroting van het bouwvlak dient vanuit een goede leefomgeving en gelet op de omvang van de bebouwing, de effecten vanwege milieuaspecten, de effecten vanwege volksgezondheid en de afwikkeling van het verkeer inpasbaar te zijn in de omgeving;

  3. de vergroting van het bouwvlak dient gelet op de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden inpasbaar te zijn;

  4. aangetoond dient te zijn dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;

  5. aangetoond dient te zijn dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3;

  6. er dient te worden voorzien in een landschappelijke inpassing, die ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat; de landschappelijke inpassing mag binnen het bouwvlak of direct aansluitend aan het bouwvlak worden gerealiseerd;

  7. er dient te worden voorzien in een landschappelijke versterking via een fysieke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zoals omschreven in bijlage 7 Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012;

  8. er dient een zorgvuldige dialoog te zijn gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

5.7.7 Vergroting van het bouwvlak voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1';

  2. de voorzieningen dienen ter ondersteuning van het betreffende agrarische bedrijf;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder b;

  4. de oppervlakte van het bouwvlak mag maximaal 0,5 ha bedragen;

  5. de bouwhoogte van de permanente teeltondersteunende voorzieningen mag maximaal 2,5 m bedragen;

  6. de voorzieningen dienen ruimtelijk geconcentreerd te worden binnen een in het wijzigingsplan op te nemen differentiatievlak;

  7. vergroting in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone wordt verbeterd;

  8. deze wijzigingsbevoegdheid kan niet worden toegepast indien de locatie is gelegen in de ecologische hoofdstructuur (EHS) ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur'.

 

5.7.8 Statische opslag, met uitzondering van (brand)gevaarlijke materialen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor statische opslag, met uitzondering van (brand)gevaarlijke materialen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. het geen locatie betreft welke kan dienen voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en is derhalve in ieder geval niet gelegen op een locatie binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair' of 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair';

  2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de statische opslag bedraagt niet meer dan 1.000 m².

  3. in afwijking van het bepaalde in b mag de vloeroppervlakte van de statische opslag in een bebouwingsconcentratie niet meer bedragen dan 1.500 m2;

  4. overtollige bebouwing dient gesloopt te worden met uitzondering van de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning.

  5. er is geen sprake van opslag ten behoeve van handel of opslag van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;

  6. de opslag vindt plaats binnen de bestaande bedrijfsgebouwen.

 

5.7.9 Agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de locatie is niet duurzaam of wordt niet blijvend geschikt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van bijlage 5 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  2. het betreft geen voormalige agrarische bedrijfslocatie waar bedrijfsbebouwing is gesloopt in het kader van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken en de regeling Ruimte voor Ruimte;

  3. er wordt maximaal 800 m² van de bestaande bebouwing gebruikt voor de hergebruiksactiviteit;

  4. in afwijking van hetgeen onder c is bepaald gelden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie 1' of 'overige zone - bebouwingsconcentratie 2' de volgende maximale oppervlakten:

  1. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingscluster nabij kern of doorgaande weg' of 'bebouwingslint nabij kern of doorgaande weg', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.200 m² bedragen;

  2. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingszone', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.000 m² bedragen;

  1. overtollige bebouwing moet gesloopt worden, met uitzondering van de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning;

  2. het betreft een vorm van agrarisch-verwant bedrijf of agrarisch-technischhulpbedrijf zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels, dan wel een daaraan gelijk te stellen agrarisch-verwant of agrarisch-technisch bedrijf, met maximaal 3 arbeidskrachten, waarbij in ieder geval niet zijn toegestaan: industriële bedrijvigheid, transport / distributie, detailhandel (hoofdfunctie), prostitutie, garage en autohandel;

  3. er dient een bedrijfsplan te worden aangeleverd waarin tevens aangetoond wordt welke bestaande bedrijfsbebouwing noodzakelijk is voor het hergebruik;

  4. uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan;

  5. indien de locatie is gelegen in de groenblauwe mantel (GBM) zoals vastgelegd in de Verordening Ruimte 2012 van de provincie Noord Brabant, dient de omschakeling gepaard te gaan met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;

  6. deze wijzigingsbevoegdheid kan niet worden toegepast indien de locatie is gelegen in de ecologische hoofdstructuur (EHS) ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur'.

 

5.7.10 Niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor een niet-agrarisch bedrijf. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

  1. de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie 1' en van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie 2';

  2. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingscluster nabij kern of doorgaande weg' of 'bebouwingslint nabij kern of doorgaande weg', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.000 m² bedragen;

  3. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingszone', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 800 m² bedragen;

  4. overtollige bebouwing moet gesloopt worden met uitzondering van:

  1. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels, dan wel die als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de gemeentelijke monumentencommissie;

  2. de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning.

  1. het betreft een kleinschalige ambachtelijke activiteit zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een daaraan gelijk te stellen ambachtelijk bedrijf, in de milieucategorie 1 en 2, met maximaal 3 arbeidskrachten, waarbij in ieder geval niet zijn toegestaan: industriële bedrijvigheid, transport/distributie, detailhandel (hoofdfunctie), prostitutie, landbouwmechanisatie, garage en autohandel;

  2. er dient een bedrijfsplan te worden aangeleverd waarin tevens aangetoond wordt welke bestaande bedrijfsbebouwing noodzakelijk is voor het hergebruik;

  3. activiteiten moeten inpandig plaats vinden;

  4. uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan;

  5. het nieuwe bestemmingsvlak is niet groter dan 5.000 m2;

  6. deze wijzigingsbevoegdheid kan niet worden toegepast indien de locatie is gelegen in de ecologische hoofdstructuur (EHS) ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur'.

 

5.7.11 Vervallen

Vervallen.

 

5.7.12 Bestemming Sport ten behoeve van manege

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Sport' ten behoeve van de vestiging van een manege. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. deze slechts is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie 1' of 'overige zone - bebouwingsconcentratie 2';

  2. deze niet worden opgericht binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied primair';

  3. er een rijhal mag worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 1.200 m²;

  4. paardenbakken dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht conform sub 5.2.7.

 

5.7.13 Bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. wijziging is uitsluitend toegestaan, indien de locatie niet duurzaam is dan wel niet blijvend geschikt is voor agrarisch hergebruik voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van bijlage 5 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  2. uitsluitend de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande en vergunde bedrijfswoning( en) mag voor bewoning worden gebruikt;

  3. het maximale aantal woningen is gelijk aan het bestaande en vergunde aantal bedrijfswoningen;

  4. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  5. indien het maximaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen onder e wordt overschreden, dient te worden gesloopt, tenzij het monumentale of waardevolle bebouwing betreft conform bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  6. het bouwvlak ten behoeve van de woning wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen;

  7. de omgevingsvergunning milieu onherroepelijk is ingetrokken.

 

5.7.14 Toevoeging woning door boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van de toevoeging van een woning door bouwkundige aanpassing van een bestaande boerderij, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en), onder de volgende voorwaarden:

  1. het een 'kenmerkende boerderij voor het buitengebied' betreft zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  2. de inhoudsmaat van het gebouw minimaal 900 m³ bedraagt;

  3. de kenmerkende vorm gehandhaafd blijft;

  4. het aantal woningen past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma en in elk geval niet meer bedraagt dan 2;

  5. na splitsing geen vergroting van de boerderij plaatsvindt;

 

  1. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  2. indien het maximaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen onder f wordt overschreden, dient te worden gesloopt, tenzij het monumentale of waardevolle bebouwing betreft conform bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  3. de monumentencommissie over voorgestelde plannen positief adviseert.

 

5.7.15 Realisatie van één woning in een bijbehorend bouwwerk

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van de realisatie van één woning in een bijbehorende bouwwerk, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en), onder de volgende voorwaarden:

  1. wijziging is uitsluitend toegestaan, indien de locatie niet duurzaam is dan wel niet blijvend geschikt is/wordt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van bijlage 5 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  2. het een bijbehorend bouwwerk betreft dat is opgenomen bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels en als zodanig als cultuurhistorische waardevol is aangemerkt;

  3. de oppervlaktemaat van het gebouw bedraagt minimaal 30 m²;

  4. de inhoudsmaat van het gebouw maximaal 750 m³ bedraagt;

  5. de kenmerkende vorm en cultuurhistorische waarden van het betreffende bijbehorende bouwwerk gehandhaafd blijven;

  6. de woning past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma;

  7. na realisatie geen vergroting van de woning plaatsvindt;

  8. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  9. de omgevingsvergunning milieu onherroepelijk is ingetrokken.

 

5.7.16 Plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door toevoeging van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' onder gelijktijdige verwijdering van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. De aan te duiden plattelandswoning betreft een bestaande agrarsiche bedrijfswoning;

  2. De aan te duiden plattelandswoning is uitsluitend toegestaan bij een nog actief reëel agrarisch bedrijf. De agrarische bestemming moet worden gehandhaafd.

  3. Ter plaatse van de plattelandswoning is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

  4. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een beplantingsplan en een landschappelijke versterking via een fysieke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zoals omschreven in bijlage 7 Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012.

 

5.7.17 Wijziging ten behoeve van ruwvoeropslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de realisatie van ruwvoeropslag buiten het bestaande bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. Het is niet mogelijk de ruwvoeropslag binnen het bestaande bouwvlak te realiseren.

  2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak, hiervoor wordt de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – ruwvoeropslag’ opgenomen.

  3. Uitsluitend ten behoeve van ruwvoeropslag mag het bouwvlak worden vergroot met een maximum van 5.000 m² waarbij de totale oppervlakte van het bouwvlak nooit meer bedraagt dan 2 ha.

  4. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van ruwvoeropslag bedraagt niet meer dan 2,5 m.

  5. Het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer, de wijzigingsbevoegdheid geldt niet voor intensieve veehouderijbedrijven.

  6. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  8. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

 

 

Artikel 6 Bedrijf

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarisch-verwante bedrijven, agrarische-technische bedrijven en niet-agrarische bedrijven ter plaatse aangeduid zoals hierna opgenomen in onderstaande tabel 'Staat van niet-agrarische bedrijven' met maximaal één bedrijf per bestemmingsvlak:

 

aanduiding

functie/aard bebouwing

adres

toegestane oppervlakte
bebouwing in m²

sb-cs

specifieke vorm van bedrijf - caravanstalling

Achtbundersedijk 3

1.000

sb-chb

specifieke vorm van bedrijf – caravanhandelsbedrijf

Beerseweg 1

2.310

sb-tsb

specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf

Beerseweg 9

1.885

tc

tuincentrum

Bestseweg 53

3.620

sb-mvb

specifieke vorm van bedrijf – mengvoederbedrijf

Bestseweg 61

3.130

 

hondenkennel

Besteweg 63

710

sb-hbb

specifieke vorm van bedrijf – houtbewerkingsbedrijf

de Bollen 1b

965

sb-otd

specifieke vorm van bedrijf - op- en overslag toilet en douche units

Boterwijksestraat 2

1.325

sb-hb

specifieke vorm van bedrijf – handelsbedrijf

Boterwijksestraat 6

191

sb-anb

specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf

Boterwijksestraat 21a

895

sb-atb

specifieke vorm van bedrijf – loon- en grondverzetbedrijf

Broekeindsedijk 6a

965

al

agrarisch loonbedrijf

Broekstraat 27

1.275

sb-hb

specifieke vorm van bedrijf – handelsbedrijf

Broekstraat 27b

1.970

k

kantoor

Burg. J. Smulderslaan 1a

375

sb-tsb

specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf

Burg. J. Smulderslaan 1b

305

op en p

opslag en parkeren

Burg. J. Smulderslaan ong.

115

sb-abb

specifieke vorm van bedrijf – ambachtsbedrijf

De Hanenberg 4

400

sb-abb

specifieke vorm van bedrijf – ambachtsbedrijf

De Hanenberg 7

800

op

opslag

Dennedijk 2

1.000

sb-log

specifieke vorm van bedrijf – loodgietersbedrijf

De Scheper 255a

PM

sb-lpg

specifieke vorm van bedrijf – LPG-inbouwbedrijf

Driehoek 18

1.495

b-hb

specifieke vorm van bedrijf – handelsbedrijf

Heersdijk 9

480

al

agrarisch loonbedrijf

Heldersestraat 5-6

3.630

sb-hb

specifieke vorm van bedrijf – handelsbedrijf

Hertog Janstraat 3

2.725

sb-dw

specifieke vorm van bedrijf - dierenwinkel

Hertog Janstraat 7

300

sb-rd

specifieke vorm van bedrijf - revisiebedrijf dieselmotoren

Hillestraat 2

1.085

sb-mhb

specifieke vorm van bedrijf – metaalhandelsbedrijf

Hoogeindseweg 21

305

hv en tc

hovenier en tuincentrum

Huijgevoort 18a

4.095

sb-vhb

specifieke vorm van bedrijf - verhuurbedrijf

Kapeldijk 2

400

sb-gil

specifieke vorm van bedrijf - groothandel in ijzerwaren en machinerieën + lasbedrijf

Kapeldijk 4

640

sb-tsb

specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf

Kuikeindseweg 29

435

sb-bmh

specifieke vorm van bedrijf – bouwmaterialenhandel

Kuikeindseweg 34a

655

hv, bm en tc

specifieke vorm van bedrijf - hoveniersbedrijf, boomkwekerij en tuincentrum

't Laar 3

985

hbb

specifieke vorm van bedrijf – houtbewerkingsbedrijf

Lieveld 6

585

sb-bos

specifieke vorm van bedrijf - bollenspoelerij

Neereindseweg 1

1.200

sb-gvb

specifieke vorm van bedrijf – grondverzetbedrijf

Neereindseweg 5 en 5b

370

sb-pvs

specifieke vorm van bedrijf – pluimveeservice

Nieuwedijk 26

1.320

al

agrarisch loonbedrijf

Notel 55

1.125

sb-dp

specifieke vorm van bedrijf – dierenpension

Oude Grintweg 73

290

cs

caravanstalling

Oude Grintweg 77a

4.450

sb-rdw en op

specifieke vorm van bedrijf - rijdende winkel en opslag

Pandgat 3a

240

al

agrarisch loonbedrijf

Pandgat 14

3.660

sb-dp

specifieke vorm van bedrijf – dierenpension

Pandgat 22

1.620

sb-anb

specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf

Papenvoorden 6

890

sb-mtb

specifieke vorm van bedrijf – montagebedrijf

Papenvoorden 13

400

sb-tc

specifieke vorm van bedrijf - tuincentrum en kwekerij

Peperstraat 5a

4.545

op

opslag

Putstraat 3

1.055

sb-anb

specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf

Putstraat 9

4.875

sb-anb

specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf

Reijzings 2

820

vml

verkooppunt motorbrandstof met LPG

Rijksweg A58 kmp 15,8

940

vml

verkooppunt motorbrandstof met LPG

Rijksweg A58 kmp 16,8

1.050

sb-vhb

specifieke vorm van bedrijf – verhuurbedrijf

Schansstraat 5 en 5a

780

sb-anb

specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf

Schansstraat 7

1.250

sb-sch

specifieke vorm van bedrijf – schildersbedrijf

Schansstraat 9

280

sb-bwb en sb-hmb

specifieke vorm van bedrijf – bouwbedrijf en specifieke vorm van bedrijf - hout- en metaalbewerking

Sparrendijk 6a

2.670

sb-bwb

specifieke vorm van bedrijf – bouwbedrijf

Spoordonkseweg 59a

415

sb-hh en op

specifieke vorm van bedrijf - houthandel en opslag

Spoordonkseweg 62

1.300

sb-kkb

specifieke vorm van bedrijf – keukenbedrijf

Spoordonkseweg 73

785

sb-hsm

specifieke vorm van bedrijf – hoefsmederij

Spoordonkseweg 76

270

hv

hovenier

Spoordonkseweg 81

280

al

agrarisch loonbedrijf

't Ven 28

6.000

sb-hb

specifieke vorm van bedrijf – handelsbedrijf

Voldijnseweg 12

720

sb-gbb

specifieke vorm van bedrijf – grondwerkbedrijf en bomenrooierij

Voorteindseweg 2

345

sb-tsb

specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf

Westelbeersedijk 10

2.821

sb-stv

specifieke vorm van bedrijf - veehandelbedrijf

Westelbeersedijk 14

730

sb-fbt

specifieke vorm van bedrijf - fabriek van bouw- en transportwerktuigen

Westelbeersedijk 18

10.820

sb-hbb

specifieke vorm van bedrijf – houtbewerkingsbedrijf

Wit Hollandweg 3

17.400

Tabel: Staat van niet-agrarische bedrijven

 

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens een bedrijfswoning;

  2. tuinen en erven ;

  3. groenvoorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. landschappelijke inpassing.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak waarop de regels voor een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing zijn.

  2. de maximale oppervlakte aan bebouwing, exclusief de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan is opgenomen in de tabel 'Staat van niet-agrarische bedrijven'.

  3. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

  4. De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

 

6.2.2 Bedrijfsgebouwen en bedrijfsoverkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfsoverkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De bouwhoogte van bedrijfsoverkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

 

6.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is opgenomen, in welk geval maximaal het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfswoning' is uitsluitend een bedrijfswoning toegestaan.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  5. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, aan- en uitbouwen) bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  4. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2.

 

6.2.4 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 35.2 Ondergronds bouwen.

 

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van antennes mag niet meer bedragen dan 15 m.

  4. Paardenbakken:

  1. De bouwhoogte van een terreinafscheiding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2.

  3. De paardenbak mag uitsluitend achter de bestaande bebouwingworden aangelegd.

  4. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

  5. Lichtmasten bij een paardenbak zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bebouwingsconcentraties.

  6. De bouwhoogte van lichtmasten bij een paardenbak mag niet meer bedragen dan 3 m.

  1. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'fabriek van bouw- en transportwerktuigen' is een testmast toegestaan met een maximale bouwhoogte van 30 m.

  3. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mengvoederbedrijf' zijn silo's toegestaan met een maximale bouwhoogte van 35 m.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

 

6.3.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld en de woonsituatie

  2. de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

6.3.2 Afwijking dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 6.2.2, en 6.2.3 en toestaan dat de dakhelling wordt verkleind c.q. vergroot, mits het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast en mits de maximaal toegestane inhoudsmaat voor een bedrijfswoning zoals bepaald sub 6.2.3 niet wordt overschreden.

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

6.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en niet (brand)gevaarlijk is, met uitzondering van de stalling van carnavalswagens en van caravans;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor andere bedrijfsactiviteiten dan ter plaatse aangeduid, met uitzondering van de bouw van carnavalswagens;

  3. het gebruik van gronden voor recreatie;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, behoudens detailhandel ter plaatse van de bedrijven met de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf – dierenwinkel', 'tuincentrum', 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' en 'specifieke vorm van bedrijf - caravanhandelsbedrijf', met dien verstande dat bij het caravanhandelsbedrijf detailhandel is toegestaan met een maximaal verkoopvloeroppervlak van 350 m2;

  5. het gebruik van bouwwerken voor wonen behoudens de toegestane bedrijfswoningen;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  7. het gebruik van gronden voor manegeactiviteiten.

 

6.4.2 Permanente bewoning

Onder strijdig gebruik met het bepaalde sub 6.4.1 valt het gebruik van bedrijfsgebouwen, kampeermiddelen, trekkershutten, bed & breakfast-voorzieningen, vakantiewoningen/-appartementen, groepsaccomodaties/ kampeerboerderijen en kleinschalig kamperen/minicamping voor permanente bewoning.

 

6.4.3 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 37.3.

 

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.5.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. Het betreft geen locatie die kan dienen voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en die derhalve in ieder geval niet gelegen is op een locatie binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair' of 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied secundair';

  2. De afwijking is nodig vanuit een doelmatige bedrijfsvoering/-ontwikkeling.

  3. Indien sprake is van een afwijking ten behoeve van een nevenactiviteit, is/blijft de nevenactiviteit ondergeschikt aan hoofdfunctie van de bestemming.

  4. Detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel in streekproducten en/of in ter plaatse vervaardigde producten, is niet toegestaan. De bedrijfsvloeroppervlakte voor ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 100 m², waarvan maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte;

  5. Buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan.

  6. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  7. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  8. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.

  9. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  10. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

 

6.5.2 Gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 6.4.1 en verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten toestaan, met dien verstande dat:

  1. ten aanzien van kleinschalig kamperen/minicamping gelden, naast de sub 6.5.1 gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. deze nevenactiviteit vindt niet plaats op gronden die grenzen aan de bestemming 'Bos', 'Natuur' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden en niet binnen de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 1';

  2. de kampeermiddelen dienen binnen het bouwvlak geplaatst te worden dan wel tot maximaal 100 m buiten het bouwvlak, mits de bestemming van die gronden een dergelijk gebruik toelaat;

  3. er mag geen gebruik worden gemaakt van stacaravans, woonunits en/of chalets;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kansrijk extensief recreatief gebied' en 'overige zone - intensief recreatief gebied' zijn in het zomerseizoen maximaal 40 kampeermiddelen per bedrijf toestaan;

  5. buiten de aanduidingen 'overige zone - kansrijk extensief recreatief gebied', 'overige zone - intensief recreatief gebied', zijn in het zomerseizoen maximaal 25 kampeermiddelen per bedrijf toegestaan;

  6. sanitaire voorzieningen moeten worden gerealiseerd in bestaande bebouwing binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 75 m2;

  7. overige (slechtweer)voorzieningen moeten worden gerealiseerd in aanwezige bebouwing binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 100 m2;

  1. ten aanzien van bed & breakfast voorzieningen gelden de volgende specifieke voorwaarden:

  1. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw tot een maximale oppervlakte van 150 m2;

  2. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden bedraagt 9.

 

6.5.3 Gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder a ten behoeve van het toestaan van een ander niet-agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. het uitsluitend betreft een bedrijf in milieucategorie 1 of 2 zoals genoemd in bijlage 6 'Staat van bedrijfsactiviteiten' dan wel vergelijkbaar daarmee;

  2. de nieuwe activiteit mag niet leiden tot een vergroting van de milieuhinder;

  3. er is sprake van maximaal 1 bedrijf per bouwvlak.

 

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

6.6.1 Bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een semi- of niet-agrarisch bedrijf met een bedrijfswoning de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. wijziging van de bestemming is niet toegestaan op een bouwvlak gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied primair' en 'reconstructiezone – landbouwontwikkelingsgebied secundair';

  2. uitsluitend de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande en vergunde bedrijfswoning(en) mag/mogen voor bewoning worden gebruikt;

  3. het maximale aantal woningen is gelijk aan het bestaande en vergunde aantal bedrijfswoningen;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c is toevoeging van een woning door bouwkundige aanpassing van een bestaande boerderij mogelijk, mits:

  1. het een 'kenmerkende boerderij voor het buitengebied' betreft zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  2. de inhoudsmaat van het gebouw minimaal 900 m³ bedraagt;

  3. de kenmerkende vorm gehandhaafd blijft;

  4. het aantal woningen past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma en in elk geval niet meer bedraagt dan 2;

  5. bij splitsing geen vergroting van de boerderij plaatsvindt;

  6. indien het maximaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen onder f wordt overschreden, dient te worden gesloopt, tenzij het monumentale of waardevolle bebouwing betreft conform bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels dan wel als cultuurhistorisch waardevol is aangemerkt door de monumentencommissie;

  7. de monumentencommissie over voorgestelde plannen positief adviseert;

  8. geen afbreuk wordt gedaan aan of aantasting plaatsvindt van in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bodem en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

  9. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

  1. overtollige bebouwing moet gesloopt worden met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels, dan wel als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de monumentencommissie;

  2. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  3. indien het maximaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen onder e wordt overschreden, dient te worden gesloopt, tenzij het monumentale of waardevolle bebouwing betreft conform bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  4. er is sprake van een goed woon- en leefklimaat;

  5. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

  6. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

  7. de omgevingsvergunning milieu onherroepelijk is ingetrokken.

 

 

 

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gemalen, zendmasten en gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwen.

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterwinbedrijf' tevens een waterwinbedrijf;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bergbezinkbassin' tevens een bergbezinkbassin;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' tevens een waterberging;

  5. groenvoorzieningen;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 4 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterwinbedrijf' de goothoogte van een gebouw niet meer dan 6 m en de bouwhoogte van een gebouw niet meer dan 14 m mag bedragen.

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak dan wel, indien ter plaatse geen bouwvlak is aangegeven, binnen het bestemmingsvlak;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm bedrijf - waterwinbedrijf' de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 3 m mag bedragen;

  3. de bouwhoogte van een zendmast mag niet meer dan bedragen 50 m.

 

 

 

Artikel 8 Bos

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bos en bebossing;

  2. behoud van bosgroeiplaats;

  3. behoud, herstel en ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden van beboste gronden en verspreide houtopstanden;

  4. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van beboste gronden en verspreide houtopstanden;

  5. behoud en bescherming van aardkundige waarden;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' een speelvoorziening in de vorm van een speelweide;

  7. ter plaatse van de aanuiding 'specifieke vorm van bos - beheergebouw' een beheergebouw ten behoeve van bosonderhoud en -beheer;

  8. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  9. parkeervoorzieningen;

  10. houtproductie;

  11. extensief recreatief medegebruik;

  12. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

worden gebouwd.

 

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 4 m mag bedragen.

 

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 8.2.1 en toestaan dat kleinschalige gebouwen ten behoeve van bos- en natuurbeheer worden gebouwd, mits:

  1. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 4 m;

  2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m² en de inhoud niet meer bedraagt dan 70 m3;

  3. de noodzaak wordt aangetoond.

 

8.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden of bouwwerken, voor:

  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;

  2. als standplaats voor kampeermiddelen;

  3. het winnen van bosstrooisel of mos;

  4. militaire doeleinden;

  5. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover noodzakelijk voor het op de bestemming gerichte gebruik;

  6. lawaaisporten;

  7. verblijfsrecreatie.

 

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

8.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verwijderen van houtgewas dan wel handelingen te verrichten die ernstige schade aan houtopstanden kunnen veroorzaken;

  2. het vergraven, afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;

  3. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;

  4. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;

  5. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  6. het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van beplanting tot gevolg kunnen hebben.

 

8.5.2 Uitzonderingen

Het sub 8.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen in het kader van bos- en natuurbeheer;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;

 

8.5.3 Toelaatbaarheid

De sub 8.5.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de waarden, als beschreven in lid 8.1 niet onevenredig worden aangetast.

 

 

 

Artikel 9 Groen

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. bermen en beplanting;

  3. onverharde paden;

  4. openbare nutsvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

alsmede voor:

  1. behoud, versterking en/of ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden, zoals houtwallen, houtopstanden en bosschages.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

9.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;

  3. lawaaisporten;

  4. verblijfsrecreatie.

 

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

9.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verwijderen van houtgewas;

  2. het afgraven, egaliseren en ophogen van gronden, voor zover het om ingrepen gaat die grond verzetten met hoogteverschillen van meet dan 0,40 m;

  3. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;

  4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen, poelen en overige waterpartijen;

  5. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.

 

9.4.2 Uitzonderingen

Het sub 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen in het kader van bos- en natuurbeheer;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning;

 

9.4.3 Toelaatbaarheid

De sub 9.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en natuurwaarden zoals bedoeld in lid 9.1 niet onevenredig aangetast worden.

 

 

 

Artikel 10 Horeca

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecavoorzieningen, ter plaatse aangeduid zoals hierna opgenomen in de tabel 'Staat van horecabedrijven':

 

aanduiding

functie/aard
bebouwing

Adres

toegestane oppervlakte
bebouwing in m²

sh-hcd

restaurant/café

Bestseweg 52

1.100

sh-hcb

pannenkoekenhuis

Nieuwedijk 37

450

sh-hcd

café/zaal/hotel

Notel 42

1.050

sh-hcd

café/restaurant met kegelcentrum

Oude Grintweg 69a

1.000

sh-hcd

café/restaurant

Oude Grintweg 90

930

sh-hcd

café/restaurant, trekkershutten en bed & breakfast

Oude Grintweg 100

1.000

sh-hcd

café

Proosbroekweg 6a

305

sh-hcd

café, zalencentrum, groepsaccommodatie, opslagloods en speelvoorziening alsmede pitch en put.

Spoordonkseweg 80/80b

2.300, exclusief bedrijfswoning

sh-hcd

uitspanning, trekkershutten en bed & breakfast

Straten 13

250

Tabel: Staat van horecabedrijven

 

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens een bedrijfswoning;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – toeristenpoort' een toeristenpoort;

  3. de niet in de tabel 'Staat van horecabedrijven' opgenomen bestaande en vergunde bedrijfsmatige nevenactiviteiten ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan

  4. de nevenactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 3 'Nevenactiviteiten' bij deze regels.

  5. terrassen;

  6. water en waterhuidhoudkundige voorzieningen;

  7. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  8. parkeervoorzieningen;

  9. groenvoorzieningen;

  10. tuinen, erven en terreinen.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak

  2. De maximale oppervlakte aan bebouwing, exclusief de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, mag per horecabedrijf niet meer bedragen dan is opgenomen in de tabel 'Staat van horecabedrijven';

  3. Tevens mogen hoofdgebouwen in de vorm van trekkershutten van 20 m2 per hut worden opgericht, met dien verstande dat:

  1. ter plaatse van Oude Grintweg 100 het aantal trekkershutten maximaal 10 mag bedragen met een oppervlakte van maximaal 30 m2 per hut;

  2. ter plaatse van Straten 13 het aantal trekkershutten maximaal 5 mag bedragen met een oppervlakte van maximaal 30 m2 per hut.

  3. de bouwhoogte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 4 m;

  1. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

  2. De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

  3. In afwijking van het bepaalde sub 10.2.2 en sub 10.2.3 gelden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' voor het bouwen van hoofdgebouwen (niet zijnde hoofdgebouwen in de vorm van trekkershutten) en van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken afwijkende maatvoeringseisen van artikel 27.

  4. De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

 

10.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De dakhelling van hoofdgebouwen mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

 

10.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  5. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, aan- en uitbouwen) bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  4. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2.

 

10.2.4 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 35.2 Ondergronds bouwen.

 

10.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m mag bedragen;

  3. de bouwhoogte respectievelijk oppervlakte van reclameaanduidingen mag niet meer bedragen dan 2 m respectievelijk 1,5 m2;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

10.3 Afwijken van de bouwregels

 

10.3.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld en de woonsituatie;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

10.3.2 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in de subleden 10.2.2 en 10.2.3 en toestaan dat de dakhelling wordt verkleind c.q. vergroot, mits het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast en mits de maximaal toegestane inhoudsmaat voor een bedrijfswoning zoals bepaald sub 10.2.2 niet wordt overschreden.

 

10.4 Specifieke gebruiksregels

 

10.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van de gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gericht gebruik;

  2. het gebruik van de gronden voor andere doeleinden dan de per perceel aangeduide horeca-activiteit;

  3. het gebruik van bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de ter plaatse toegestane bedrijvigheid;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, behoudens detailhandel gericht op de bestemming;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor wonen, behoudens de toegestane bedrijfswoningen;

  7. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.

 

10.4.2 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 37.3.

 

 

 

Artikel 11 Maatschappelijk

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse aangeduid zoals hierna opgenomen in de tabel 'Staat van maatschappelijke voorzieningen':

 

aanduiding

functie/aard bebouwing

adres

toegestane
oppervlakte
bebouwing m²

re

religie (kapel)

Straten 12

50

re

religie (kapel)

Spreeuwelsedijk 1

22

re

religie (kapel)

Dr. J. van de Mortellaan 15

7

sm-kdv en nso

specifieke vorm van maatschappelijk -kinderdagverblijf en naschoolse opvang

Hoolkot 2a

360

sm-sct

specifieke vorm van maatschappelijk - scouting

Konijnenberg 2

275

on

onderwijsvoorzieningen (conferentie/studiecentrum)

Montfortlaan 12

2.945

on

onderwijsvoorzieningen (school)

Montfortlaan 20

1.125

sm-vz

verslavingszorg

Oerlesedijk 1

965

sm-pir

piëtarots

Proosbroekweg

-

re

religie (kapel)

Proosbroekweg 11

93

on

onderwijsvoorzieningen (conferentie/studiecentrum) ondersteunende horecavoorzieningen

Spreeuwelsedijk 9

5.160 70

Tabel: Staat van maatschappelijke voorzieningen

 

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;

  2. en de niet in de tabel 'Staat van maatschappelijke voorzieningen' opgenomen bestaande en vergunde bedrijfsmatige nevenactiviteiten ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

  3. de nevenactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 3 'Nevenactiviteiten' bij deze regels;

  4. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. speelvoorzieningen;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  9. tuinen, erven en terreinen;

 

alsmede voor:

  1. het behoud van de volgende cultuurhistorische en landschapswaarden:

  1. de aangeduide kenmerkende landschapselementen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waardevol landschapselement';

  2. de cultuurhistorische waarde van panden, zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Algemeen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak

  2. De maximale oppervlakte aan bebouwing, exclusief de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, mag per maatschappelijke voorziening niet meer bedragen dan is opgenomen in de tabel 'Staat van maatschappelijke voorzieningen';

  3. In afwijking van het bepaalde sub 11.2.2 en sub 11.2.3 gelden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' voor het bouwen van hoofdgebouwen en van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken afwijkende maatvoeringseisen van artikel 27.

  4. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

  5. De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

 

11.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt de volgende bepaling:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

11.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  5. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, aan- en uitbouwen) bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  4. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2.

 

11.2.4 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 35.2 Ondergronds bouwen.

 

11.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooijlijn maximaal 1 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte respectievelijk oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 30 m2;

  3. de bouwhoogte respectievelijk oppervlakte van reclameaanduidingen mag niet meer dan 2 m respectievelijk 1,5 m2 bedragen;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.

 

11.3 Afwijken van de bouwregels

 

11.3.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 11.2.3 en toestaan dat de dakhelling wordt verkleind c.q. vergroot, mits het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast en mits de maximaal toegestane inhoudsmaat voor een bedrijfswoning zoals bepaald sub 11.2.3 niet wordt overschreden.

 

11.3.2 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld en de woonsituatie;

  2. de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

11.4 Specifieke gebruiksregels

 

11.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken voor andere doeleinden dan de per perceel aangeduide maatschappelijke voorzieningen;

  3. het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, behoudens detailhandel gericht op de bestemming;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor wonen, behoudens de toegestane bedrijfswoningen;

  7. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

  8. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen.

 

11.4.2 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 37.3.

 

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

11.5.1 Houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 11.4.1 onder h voor het houden van evenementen met dien verstande dat:

  1. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;

  2. een evenement maximaal 5 aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouwen, mag plaatsvinden;

  3. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;

  4. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

 

11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

11.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waardevol landschapselement':

  1. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;

  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  4. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;

  5. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van beplanting tot gevolg kunnen hebben.

 

11.6.2 Uitzonderingen

Het sub 11.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning.

 

11.6.3 Toelaatbaarheid

De sub 11.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden.

 

 

 

Artikel 12 Maatschappelijk - Buitenplaats

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk - Buitenplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud van de bestaande buitenplaats;

  2. behoud van de cultuurhistorische waarde van panden, zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  3. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' het behoud van de aardkundige waarden;

  5. geïntegreerd bosbeheer;

  6. wonen;

  7. extensief recreatief medegebruik;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' tevens een begraafplaats;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtwerf' tevens een houtwerf;

  10. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  11. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Algemeen

De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

 

12.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de inhoud van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande inhoud;

  2. de goothoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande goothoogte;

  3. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande bouwhoogte;

  4. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtwerf' mag niet meer dan 120 m² bedragen.

 

12.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de buitenplaats behorende bij het landgoed Baest is een gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken toegestaan van maximaal 2.300 m²;

 

  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken behorende bij de buitenplaats mag niet meer bedragen dan de ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande oppervlakte, tenzij de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan minder bedraagt dan 120 m2. In dat geval mag de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 120 m2 bedragen;

  2. de goothoogte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 m;

  3. de bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 m.

 

12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

12.3 Specifieke gebruiksregels

 

12.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- en verwerken van producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een sexinrichting;

  4. bewoning van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken en bed & breakfast-voorzieningen;

  5. het gebruik van een (gedeelte van) de woning of bijbehorende bouwwerk voor nevenactiviteiten;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen.

 

12.3.2 Permanente bewoning

Onder strijdig gebruik met het bepaalde sub 12.3.1 valt het gebruik van gebouwen en bed & breakfast-voorzieningen voor permanente bewoning.

 

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

12.4.1 Bed & Breakfast als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in de subleden 12.3.1 onder b en d en 12.3.2 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorende bouwwerken bij de woning voor bed & breakfast als nevenactiviteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw tot een maximale oppervlakte van 150 m2;

  2. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden is 9;

  3. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  4. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  5. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen woon- en werkfuncties.

 

12.4.2 Houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 12.3.1 onder f voor het houden van evenementen met dien verstande dat:

  1. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;

  2. een evenement maximaal 5 aaneengesloten dagen, incusief op- en afbouwen, mag plaatsvinden;

  3. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;

  4. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

 

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

12.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. aanbrengen van verhardingen;

  3. het vellen of rooien van houtopstanden dan wel handelingen te verrichten die ernstige schade aan houtopstanden kunnen veroorzaken, met uitzondering van het vellen of rooien van houtopstanden in het kader van de op houtproductie gerichte bedrijfsvoering van de buitenplaats;

  4. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;

  5. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;

  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  7. het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van beplanting tot gevolg kunnen hebben.

 

12.5.2 Uitzonderingen

Het sub 12.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer treffen;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. die reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning.

 

12.5.3 Toelaatbaarheid

De sub 12.5.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.

 

 

 

Artikel 13 Maatschappelijk - Militair oefenterrein

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

 

13.1.1 Algemeen

De voor Maatschappelijk – militair oefenterrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het houden van militaire oefeningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – logistieke inrichting' militaire doeleinden in de vorm van een logistieke inrichting;

  3. houtproductie;

  4. behoud van bosgroeiplaats;

  5. extensief recreatief medegebruik;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – gevarenzone munitieopslagplaats c' tevens een munitieopslagplaats c;

  7. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede:

  1. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, natuurwaarden en ecologische waarden zoals bos- en heidegebieden en behoud van biotopen van amfibieën, bosvogels en plantengezelschappen.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat de afstand van gebouwen tot de as van de weg niet minder mag bedragen dan 15 m.

 

13.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen slechts worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - logistieke inrichting';

  2. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 200 m²;

  3. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m;

  4. het maximale bebouwingspercentage is 5% van het bouwvlak.

 

13.2.3 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 35.2 Ondergronds bouwen.

 

13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte respectievelijk oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 30 m2;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 13.2.4 onder a en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen wordt verhoogd tot 5 m, indien dit noodzakelijk is voor het landsbelang.

 

13.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting.

 

 

 

Artikel 14 Natuur

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuur-, landschappelijke, cultuurhistorische, ecologische en hydrologische waarden van beboste gronden en niet-beboste gronden en heidevelden;

  2. geïntegreerd bosbeheer;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waardevol gebied' de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de gronden;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'motorcrossterrein' tevens een motorcrossterrein;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens een parkeerterrein;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurbegraafplaats' tevens een natuurbegraafplaats;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur- beheergebouw' tevens een beheergebouw;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - paardenstal' tevens een paardenstal;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur' tevens een veldschuur;

  11. agrarisch medegebruik in de vorm van natuurbeheer;

  12. extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik;

  13. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  14. openbare nutsvoorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. behoud van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden, waar ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied', het beleid is gericht op behoud en versterking van het parkachtig bos (landschapsstijl), verhoogd aangeplante beukengroepen, lanenpatronen, singels en wildwallen rond akkercomplexen, een en ander als onderdeel van het cultuurhistorisch waardevolle landgoed Baest.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd., met uitzondering van een paardenstal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - paardenstal', waarvan de oppervlakte, de goothoogte en de bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan bestaand.

 

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken ten dienst van wild, begeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

14.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;

  3. lawaaisporten, behoudens lawaaisporten ter plaatse van de aanduiding 'motorcrossterrein';

  4. intensieve recreatie en verblijfsrecreatie;

  5. publieksaantrekkende dagrecreatie.

 

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

14.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verwijderen van houtgewas;

  2. het aanleggen van oppervlakteverhardingen groter dan 10 m² en wegen;

  3. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen en ophogen van gronden;

  4. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;

  5. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  6. uitvoeren van andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;

  7. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;

  8. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.

 

14.4.2 Uitzonderingen

Het sub 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen in het kader van bos- en natuurbeheer;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning;

  4. die betrekking hebben op het delven van graven binnen de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurbegraafplaats'.

 

14.4.3 Toelaatbaarheid

De sub 14.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en natuurwaarden zoals bedoeld in lid 14.1 niet onevenredig aangetast worden.

 

 

 

Artikel 15 Recreatie

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfsrecreatieve en dagrecreatieve voorzieningen, ter plaatse aangeduid zoals hierna opgenomen in de tabel 'Staat van recreatieve voorzieningen':

 

aanduiding

functie/aard bebouwing

adres

toegestane oppervlakte bebouwing in m²

vij

vijver (recreatievisvijver)

van Coehoornweg

-

rw

recreatiewoning

Groenewoudsedijk 7

155

kp en sm-psz

kampeerboerderij en specifieke vorm van maatschappelijk peuterspeelzaal

Hedel 2

965

rw

recreatiewoning

's Heerensvijvers 2

270

kp

kampeerboerderij

Heikant 9

265

sr-dj

specifieke vorm van recreatie - duivenvereniging, jeu de boulesterrein en opslag

Hoogeindseweg 23

615, waarvan 80 voor opslag, 385 voor jeu de boulesterrein en 150 voor duivenvereniging

vij

vijver (recreatievisvijver)

Kanaaldijk Noord

-

sr-bgt

specifieke vorm van recreatie - bungalowterrein

Kapeldijk 6

2.800

vij

vijver (recreatievisvijver)

Kattenbergseweg

-

kt

kampeerterrein

Kromvensedijk 11

610

kt

kampeerterrein

Kuikseindseweg 31

645

vt

volkstuin

Leeuwerikstraat

-

kp

kampeerboerderij

Ontginningsweg 10

1.440

kt

kampeerterrein

Oude Grintweg 69

960

kt en spt

kampeerterrein en speeltuin

Schansstraat 2a en 3

3.500

kt

kampeerterrein

Schepersweg 10a

3.325

sr-cub

 

cultuurboerderij (tenstoonstellingen, exposities, workshops, excursies en voorstellingen) horecavooziening bed&breakfast open lucht podium

Voldijnsweg 8

 

225 50 80 25

rw

recreatiewoning

Voldijnseweg / Keijenhurksedreef

65

sr-vc

specifieke vorm van recreatie- vakantiecentrum

Zonnedauw 10

815

Tabel: Staat van recreatieve voorzieningen

 

  1. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' voor het plaatsen van kampeermiddelen;

  2. stacaravans en chalets zijn niet toegestaan, met dien verstande dat stacaravans en chalets die aanwezig zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan mogen worden gehandhaafd en vervangen;

  3. het behoud van de aangeduide kenmerkende landschapswaarden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - reliëf' en 'overige zone - waardevol landschapselement';

  4. de nevenactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 3 'Nevenactiviteiten' bij deze regels;

  5. bedrijfsgebouwen;

  6. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – bungalowterrein’ en de aanduiding ‘kampeerterrein’ gemeenschappelijke voorzieningen in de vorm van een receptie, kantine, verblijfsruimte, sanitaire voorzieningen, kampwinkel, en dergelijke en bij het kampeerterrein aan de Schepersweg 10A ondersteunende horeca in de zin van een kantine, cafetaria en restaurant;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens een bedrijfswoning;

  8. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  9. parkeervoorzieningen;

  10. groenvoorzieningen;

  11. speelvoorzieningen;

  12. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  13. tuinen, erven en terreinen.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt de volgende bepaling:

  1. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

  2. De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

 

15.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van de recreatieve voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  1. de maximale oppervlakte aan bebouwing, exclusief de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan is opgenomen in de tabel 'Staat van recreatieve voorzieningen';

  2. binnen een bouwvlak, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, zijn de regels voor een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – bungalowterrein' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. er zijn maximaal 36 bungalows toegestaan;

  2. de bebouwde oppervlakte per bungalow (inclusief één bijbehorende bouwwerk) mag niet meer bedragen dan 70 m²

  3. de goothoogte van een bungalow mag niet meer bedragen dan 3 m;

  4. de bouwhoogte van een bungalow mag niet meer bedragen dan 5 m;

  5. de goothoogte van de overige gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m;

  6. de bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer bedragen dan 8 m.

  1. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. het kampeerterrein aan de Kuikseindseweg 31 mag maximaal 131 kampeerplaatsen omvatten

  2. het kampeerterrein aan de Oude Grintweg 69 mag maximaal 60 kampeerplaatsen omvatten, waarvan maximaal 39 voor stacaravans;

  3. het kampeerterrein aan de Schepersweg 10a mag maximaal 610 kampeerplaatsen omvatten, waarbij maximaal 30 recreatiewoningen zijn toegestaan, met een maximale oppervlakte van 70 m2 per recreatiewoning;

  4. het kampeerterrein aan de Schansstraat 3 mag maximaal 60 kampeerplaatsen omvatten;

  5. de oppervlakte van een stacaravan mag niet meer bedragen dan 70 m2;

  6. de bouwhoogte van een stacaravan mag niet meer bedragen dan 4 m;

  7. de oppervlakte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 20 m2;

  8. de bouwhoogte van een een trekkershut mag niet meer bedragen dan 4 m;

  9. de goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 3 m;

  10. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 5 m;

  11. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4 m;

  12. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 8 m;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. de oppervlakte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 70 m²;

  2. goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 3 m;

  3. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 5 m;

  4. het aantal bijbehorende bouwwerken per recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 1;

  5. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 10 m2;

  6. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 m.

  1. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 m;

  2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 10 m.

  1. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van 'specifieke vorm van recreatie - vakantiecentrum' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. één gebouw met logeer-, verblijfs- en eetruimten en bedrijfsgebouwen ten behoeve van verblijfsactiviteiten zijn toegestaan;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4 m;

  3. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 8 m.

  1. ter plaatse van de aanduidingen 'volkstuin' en 'vijver' geldt de aanvullende voorwaarde, dat op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

15.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Het aantal bedrijfswoningen per recreatieve voorziening mag niet meer bedragen dan één, tenzij de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is opgenomen, in welk geval maximaal 2 bedrijfswoningen zijn toegestaan.

  2. In afwijking van het bepaalde onder 1 is ter plaatse van het gekoppelde bouwvlak, voorzien van de aanduiding 'relatie', ten behoeve van het kampeerterrein aan de Schepersweg 10A per bouwvlak één bedrijfswoning toegestaan.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  5. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  6. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, aan- en uitbouwen) bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  4. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2.

 

15.2.4 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 35.2 Ondergronds bouwen.

 

15.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende algemene bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m , met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte respectievelijk oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 30 m2;

  3. de bouwhoogte respectievelijk oppervlakte van reclameaanduidingen mag niet meer bedragen dan 2 m respectievelijk 1,5 m2;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' geldt de aanvullende voorwaarde, dat de bouwhoogte van lichtmasten en sport- en spelattributen niet meer mag bedragen dan 8 m.

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – bungalowterrein' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van de antennemast mag niet meer bedragen dan 40 m;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten en sport- en spelattributen mag niet meer bedragen dan 8 m.

  1. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' geldt de aanvullende voorwaarde, dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 m.

  2. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 17 m;

  2. de bouwhoogte van sport- en spelattributen mag niet meer bedragen dan 8 m.

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - gildeterrein' geldt de aanvullende voorwaarde, dat de bouwhoogte van schutsbomen niet meer mag bedragen dan 13 m.

  2. ter plaatse van de aanduidingen 'volkstuin' en 'vijver' geldt de aanvullende voorwaarde, dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 m.

 

15.3 Specifieke gebruiksregels

 

15.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van (brand)gevaarlijke materialen en producten, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken voor andere doeleinden dan de per perceel aangeduide recreatieve voorzieningen;

  3. het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, behoudens detailhandel gericht op de bestemming;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen.

  7. het gebruik van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning, met dien verstande dat:

  1. ter plaatse van een kampeerterrein, recreatiewoning, vakantiecentrum en/of een bungalowterrein maximaal 45 aaneengesloten overnachtingen zijn toegestaan;

  2. ter plaatse van een kampeerboerderij en/of groepaccommodatie maximaal 7 aaneengesloten overnachtingen zijn toegestaan.

 

15.3.2 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 37.3.

 

15.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

15.4.1 Houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 15.3.1 onder f voor het houden van evenementen met dien verstande dat:

  1. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;

  2. een evenement maximaal 5 aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouwen, mag plaatsvinden;

  3. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;

  4. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

 

15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

15.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waardevol landschapselement':

  1. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;

  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

 

  1. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;

  2. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben.

 

15.5.2 Uitzonderingen

Het sub 15.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning;

 

15.5.3 Toelaatbaarheid

De sub 15.5.1bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in lid 15.1 niet onevenredig worden aangetast.

 

 

 

Artikel 16 Sport

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sport- en recreatieve voorzieningen, ter plaatse aangeduid zoals hierna opgenomen in de tabel 'Staat van sportvoorzieningen':

 

aanduiding

functie/aard bebouwing

adres

toegestane oppervlakte bebouwing in m²

sr-gdt en sr-hbs

specifieke vorm van recreatie - gildeterrein en specifieke vorm van recreatie - handboogschietbaan

Akkerweg 3

620

sr-gdt

specifieke vorm van recreatie - gildeterrein

Heersdijk ong.

336

skb

skibaan

Konijnenberg 1

250

sr-gdt en sr-hbs

specifieke vorm van recreatie - gildeterrein en
specifieke vorm van recreatie - handboogschietbaan

Notel 2

198

ma

manege

Notel 53

4.140

spv

sportveld

Oude Grintweg

200

sr-gdt

specifieke vorm van recreatie - gildeterrein

Schepersweg

150

ma

manege

Steenovenweg 2a

5.190

sr-gdt

specifieke vorm van recreatie - gildeterrein

Wintelresedijk

150

Tabel: Staat van sportvoorzieningen

 

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - gildeterrein', 'skibaan' 'manege', 'sportveld' en 'specifieke vorm van recreatie - handboogschietbaan' voor het uitoefenen van de betreffende sportactiviteit;

  2. het behoud van de aangeduide kenmerkende landschapswaarden ter plaatse van de aanduiding, 'overige zone - reliëf' en 'overige zone - waardevol landschapselement';

  3. ter plaatse van de aanduiding 'manege' en de aanduiding 'skibaan' een kantine;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' een kantine, doucheruimten, sanitaire voorzieningen, lichtmasten en dergelijke;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;

  6. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  7. parkeervoorzieningen;

  8. groenvoorzieningen;

  9. speelvoorzieningen;

  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  11. tuinen, erven en terreinen.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat de afstand van gebouwen tot de as van de weg niet minder mag bedragen dan 15 m.

 

16.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van de sportvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  1. de maximale oppervlakte aan bebouwing, exclusief de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan is opgenomen in de tabel 'Staat van recreatieve voorzieningen';

  2. binnen een bouwvlak, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, zijn de regels voor een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – handboogschietbaan' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 m;

  2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 10 m.

  1. ter plaatse van de aanduiding 'manege' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 m;

  2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 10 m.

  1. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4 m;

  2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 8 m.

  1. ter plaatse van de aanduiding 'skibaan' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 m;

  2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

16.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Het aantal bedrijfswoningen per bedrijf mag niet meer bedragen dan één, tenzij de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is opgenomen, in welk geval maximaal 2 bedrijfswoningen zijn toegestaan.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  5. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

  6. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, aan- en uitbouwen) bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  4. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2.

 

16.2.4 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 35.2 Ondergronds bouwen.

 

16.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende algemene bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte respectievelijk oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 30 m2;

  3. de bouwhoogte respectievelijk oppervlakte van reclameaanduidingen mag niet meer bedragen dan 2 m respectievelijk 1,5 m2;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' gelden de aanvullende voorwaarde, dat de bouwhoogte van lichtmasten en sport- en spelattributen niet meer mag bedragen dan 8 m;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' gelden de aanvullende voorwaarde, dat de bouwhoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 17 m;

  7. de bouwhoogte van sport- en spelattributen mag niet meer bedragen dan 8 m;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - gildeterrein' geldt de aanvullende voorwaarde, dat de bouwhoogte van schutsbomen niet meer mag bedragen dan 13 m.

 

16.3 Specifieke gebruiksregels

 

16.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van (brand)gevaarlijke materialen en producten, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken voor andere doeleinden dan de per perceel aangeduide recreatieve voorzieningen;

  3. het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, behoudens detailhandel gericht op de bestemming;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning;

  7. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen.

 

16.3.2 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 37.3.

 

16.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

16.4.1 Houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 16.3.1 onder g voor het houden van evenementen met dien verstande dat:

  1. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;

  2. een evenement maximaal 5 aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouwen, mag plaatsvinden;

  3. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;

  4. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

 

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

16.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waardevol landschapselement':

  1. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;

  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  4. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;

  5. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben.

 

16.5.2 Uitzonderingen

Het sub 16.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning;

 

16.5.3 Toelaatbaarheid

De sub 16.5.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in lid 16.1 niet onevenredig worden aangetast.

 

 

 

Artikel 17 Verkeer

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - hoofdverkeersweg' hoofdverkeerswegen;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - interlokale weg' interlokale wegen;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ontsluitingsweg' ontsluitingswegen;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg' onverharde wegen;

  6. voet- en fietspaden;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens een parkeerterrein;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – gevarenzone munitieopslagplaats b' tevens een munitieopslagplaats b;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – gevarenzone munitieopslagplaats c' tevens een munitieopslagplaats c;

  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  11. nutsvoorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. het behoud van de landschapswaarden en aardkundige waarden ter plaatse van de aanduiding, 'overige zone - reliëf', 'overige zone - akkercomplex 1', 'overige zone - akkercomplex 2' en 'overige zone - waardevol landschapselement';

  2. het behoud van onverharde wegen en paden.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, mits:

  1. de oppervlakte niet meer dan 10 m² bedraagt;

  2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m.

 

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de voorwaarde, dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer mag bedragen dan 8,5 m.

 

17.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;

  2. verkoop van motorbrandstoffen;

  3. het gebruik van gronden en bouwerken voor het houden van evenementen;

  4. het inrichten van wegen voor een andere aanduiding 'specifieke vorm van verkeer' zoals omschreven in lid 17.1.

 

17.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

17.4.1 Houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.3 sub c voor het houden van evenementen met dien verstande dat:

  1. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;

  2. een evenement maximaal 5 aaneengesloten dagen, inclusief op en afbouwen, mag plaatsvinden;

  3. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;

  4. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

 

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

17.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen, verbreden en/of verharden van (onverharde)wegen, (zand)paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  2. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  3. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;

  4. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van wegbeplanting tot gevolg kunnen hebben;

  5. het dempen van bermsloten.

 

17.5.2 Uitzonderingen

Het sub 17.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning.

 

17.5.3 Toelaatbaarheid

De sub 17.5.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien daardoor de cultuurhistorische, ecologische en landschappelijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, als beschreven in lid 17.1 niet onevenredig worden aangetast.

 

 

 

Artikel 18 Water

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. vaarwater ten behoeve van de scheep- en recreatievaart met bijbehorende bouwwerken zoals bruggen, dammen, stuwen en duikers;

  2. beheer en onderhoud van de watergang;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. het behoud, herstel en ontwikkeling van de natuur-, landschaps-, hydrologische en ecologische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waardevol gebied' voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden;

  2. het behoud en ontwikkeling van de ecologische verbindingszone (kanaal en beken).

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de waterhuishouding.

  2. de bouwhoogte van bruggen en viaducten mag niet meer bedragen dan 8 m;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

 

 

Artikel 19 Wonen

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – statische opslag' voor opslag binnen de bestaande gebouwen, met uitzondering van de opslag van (brand)gevaarlijke materialen;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'naschoolse opvang' voor naschoolse opvang;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - beheergebouw' tevens voor landschapsbeheer in de vorm van een beheergebouw;

  5. de nevenactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 3 'Nevenactiviteiten' bij deze regels;

  6. tuinen en erven;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. het behoud van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden;

  2. het behoud van cultuurhistorische bebouwing zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden';

  3. het behoud van cultuurhistorische bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Algemeen

  1. Voor het bouwen van gebouwen geldt dat de afstand van gebouwen tot de as van de weg niet minder mag bedragen dan 15 m.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwings- en beplantingsvrije zone' mag niet worden gebouwd en mag geen opgaande beplanting aanwezig zijn.

 

19.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;

  2. Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  3. Per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan;

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;

  6. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - grotere inhoudsmaat toegestaan' de inhoud niet meer mag bedragen dan 1.000 m3;

  7. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 5 m.

  8. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

  9. in afwijking van het bepaalde onder d, e, f en g geldt ter plaatse van de (dubbel)bestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' de maatvoering zoals opgenomen in artikel 27.

 

19.2.3 Bouwregels

Herbouw van bestaande woningen is uitsluitend toegestaan, indien en voor zover:

  1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten onder de voorwaarde dat er geen grotere afbreuk wordt gedaan aan of geen grotere aantasting plaatsvindt van in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden noch de belangen van de omliggende (agrarische) bedrijven onevenredig worden geschaad;

  2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;

  3. de bouwwijze (vrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning.

 

19.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, aan- en uitbouwen) bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Bijbehorende bouwwerken bij woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De afstand tot de voorgevelrooilijn mag niet minder bedragen dan 3 m.

  3. De afstand tot de woning mag niet meer bedragen dan 20 m.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is aangegeven.

  6. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - grotere inhoudsmaat toegestaan' de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 240 m2.

  7. In afwijking van het bepaalde onder f mag in geval van sloop maximaal 20% van de te slopen oppervlakte als extra oppervlakte worden teruggebouwd tot een maximale totale oppervlakte van 240 m2 aan bijbehorende bouwwerken.

  8. In afwijking van het bepaalde onder f mag de oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' niet meer bedragen dan aangegeven.

  9. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

 

19.2.5 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 35.2 Ondergronds bouwen.

 

19.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.

  2. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van antennes mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. Paardenbakken:

  1. De bouwhoogte van een omheining van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2.

  3. De paardenbak mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn worden aangelegd.

  4. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

  5. Lichtmasten bij een paardenbak zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bebouwingsconcentraties.

  6. De bouwhoogte van lichtmasten bij een paardenbak mag niet meer bedragen dan 3 m.

  1. Overkappingen:

  1. De bouwhoogte van mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m2.

  1. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

 

19.3 Afwijken van de bouwregels

 

19.3.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld en de woonsituatie;

  2. de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

19.3.2 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. het bepaalde sub 19.2.2 en toestaan dat de dakhelling van hoofdgebouwen wordt verkleind c.q. vergroot, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;

  2. het bepaalde sub 19.2.3 en toestaan dat algehele herbouw van een woning plaatsvindt buiten de bestaande funderingen onder de volgende voorwaarden:

  1. de herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel;

  2. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;

  3. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

  4. er wordt geen afbreuk gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven.

 

19.4 Specifieke gebruiksregels

 

19.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van een (gedeelte) van de woning of bijbehorend bouwwerk voor nevenactiviteiten;

  2. het gebruik van gronden als standplaats van kampeermiddelen;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  4. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;

  5. het gebruik van gebouwen en bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij het inpandige berging in ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande en vergunde gebouwen, van toercaravans, kampeerauto's, boten en vouwwagens betreft.

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen.

 

19.4.2 Permanente bewoning

Onder strijdig gebruik met het bepaalde in de subleden 19.4.1, 19.5.2, 19.5.3 en 19.5.4 valt het gebruik van gebouwen en kampeermiddelen voor permanente bewoning. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor bewoning door een huishouden langer dan 30 dagen aaneengesloten voor trekkershutten, bed & breakfast-voorzieningen, vakantiewoningen/ -appartementen en groepsaccomodaties/kampeerboerderij en langer dan 60 dagen aaneengesloten voor kleinschalig kamperen/minicamping.

 

19.4.3 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 37.3.

 

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

19.5.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. Indien sprake is van een afwijking ten behoeve van een nevenactiviteit, is/blijft de nevenactiviteit ondergeschikt aan de hoofdfunctie van de bestemming.

  2. Buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan.

  3. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  4. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  5. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.

  6. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  7. De maximale oppervlakte aan nevenactiviteiten mag in totaal niet meer bedragen dan 240 m2.

 

19.5.2 Bed & breakfast als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 19.4.1 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorend bouwwerk bij de woning voor bed & breakfast als nevenactiviteit, onder de volgende voorwaarden:

  1. de nevenactiviteit is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waterrecreatie';

  2. de nevenactiviteit vindt plaats binnen de bestaande bebouwing;

  3. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing tot een maximale oppervlakte van 150 m2, waarbij de maximale oppervlakte per kamer 50 m² bedraagt;

  4. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden is 9.

 

19.5.3 Vakantiewoningen/-appartementen als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 19.4.1 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorend bouwwerk bij de woning voor vakantiewoningen/-appartementen als nevenactiviteit, onder de volgende voorwaarden:

  1. de nevenactiviteit is niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - waterrecreatie' en 'overige zone - intensief recreatief gebied';

  2. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw tot een maximale oppervlakte van 120 m², waarbij de maximale oppervlakte per kamer 50 m² bedraagt;

  3. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden is 9;

 

19.5.4 Gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.1 en sub 19.4.1 ten behoeve van het gebruik van gronden voor kleinschalig kamperen als nevenactiviteit, onder de volgende voorwaarden:

  1. de nevenactiviteit vindt niet plaats op gronden die grenzen aan de bestemming 'Bos', 'Natuur' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden;

  2. de kampeermiddelen geplaatst worden binnen het bouwvlak, dan wel tot maximaal 100 m buiten het bouwvlak, mits de bestemming van die gronden een dergelijk gebruik toelaat;

  3. er wordt geen gebruik gemaakt van stacaravans, woonunits en/of chalets;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kansrijk extensief recreatief gebied' en 'overige zone - intensief recreatief gebied' zijn in het zomerseizoen maximaal 40 kampeermiddelen per bedrijf toestaan;

  5. buiten de aanduidingen 'overige zone - kansrijk extensief recreatief gebied' en 'overige zone - intensief recreatief gebied', zijn in het zomerseizoen maximaal 25 kampeermiddelen per bedrijf toegestaan;

  6. sanitaire voorzieningen moeten worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 75 m2;

  7. overige (slechtweer)voorzieningen moeten worden gerealiseerd in aanwezige bebouwing binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 75 m2.

 

19.5.5 Zorgverlenende activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 19.4.1 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorend bouwwerk bij de woning voor zorgverlenende nevenactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels, dan wel een vergelijkbare zorgverlenende activiteit, onder de volgende voorwaarden:

  1. er is sprake van een versterking van de ruimtelijke kwaliteit door het toestaan van de activiteit;

  2. de activiteit vindt plaats binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden;

  3. de maximale oppervlakte voor de zorgverlenende nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw bedraagt maximaal 240 m²;

  4. er wordt maximaal 200  m2 aan buitenruimte ingericht.

 

19.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

19.6.1 Sloopwerkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders een pand met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' te slopen.

 

19.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 19.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. welke het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds een sloopvergunning is verleend;

  3. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.

 

19.6.3 Toelaatbaarheid

De in lid 19.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  1. de instandhouding van het pand geen bijdrage meer levert aan de cultuurhistorische waarde van het pand en de omgeving en/of;

  2. het pand niet meer beschikt over de eigenschappen die het pand de cultuurhistorische waarden verschaften;

  3. alvorens een besluit wordt genomen omtrent het verlenen van de vergunning wordt advies gevraagd aan de gemeentelijke monumentencommissie.

 

19.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

19.7.1 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde woningsplitsing van een bestaande boerderij toe te staan, onder de volgende voorwaarden:

  1. het betreft een 'monument, beeldbepalende pand of karakteristiek gebouw', zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels, dan wel als zodanig aangemerkt door de monumentencommissie;

  2. de inhoudsmaat van het gebouw bedraagt minimaal 900 m³;

  3. bij splitsing vindt geen vergroting van de boerderij plaats;

  4. de kenmerkende vorm blijft gehandhaafd;

  5. het aantal woningen moet passen binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma en bedraagt in elk geval niet meer dan 2;

  6. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m²;

  7. indien het maximaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen sub 19.2.4 onder f wordt overschreden, moet worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing betreft zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels, dan wel als cultuurhistorisch waardevol is aangemerkt door de monumentencommissie;

  8. indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen kan de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m² tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 240 m².

  9. de monumentencommissie adviseert positief over de voorgestelde plannen;

  10. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

  11. er wordt geen afbreuk gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven;

  12. voldaan wordt aan de in de subleden 19.2.2 en 19.2.4 gestelde voorwaarden.

 

 

 

Artikel 20 Leiding

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een ondergrondse brandstofleiding met de hartleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - brandstof';

  2. een ondergrondse gasleiding, met een diameter van maximaal 42 inch en een druk van maximaal 66,2 bar, met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';

  3. een ondergrondse rioolleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - riool;

  4. een ondergrondse PRB-transportleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - PRB';

  5. een ondergrondse waterleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - water.

 

20.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet worden opgericht.

 

20.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 20.2 en toestaan dat bouwwerken overeenkomstig dit hoofdstuk van deze regels worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

 

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

20.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;

  2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

  3. het verrichten van grondroeractiviteiten anders dan normaal spit- en ploegwerk;

  4. het diepploegen;

  5. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  6. het aanbrengen van gesloten verhardingen;

  7. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;

  8. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;

  9. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair

 

20.4.2 Uitzonderingen

Het sub 20.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

 

20.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 20.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.

  2. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de ondergrondse leiding.

 

 

 

Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

 

21.1.1 Algemeen

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een bovengrondse hoogspanningsleiding 150 kV met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding 1';

  2. een bovengrondse hoogspanningsleiding 380 kV met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn - hoogspanningsverbinding 2'.

 

21.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in dit hoofdstuk van deze regels mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, waaronder tevens zijn begrepen hoogspanningsmasten tot een maximale bouwhoogte van:

  1. 60 m ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding 1';

  2. 30 m ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding 2'.

 

21.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde lid 21.2 en toestaan dat bouwwerken overeenkomstig dit hoofdstuk van de regels worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

 

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

21.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders opgaande beplantingen aan te brengen.

 

21.4.2 Uitzonderingen

Het sub 21.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

 

21.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 21.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.

  2. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de leiding.

 

 

 

Artikel 22 Waarde – Archeologie 1

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte beschermde archeologische monumentale waarden.

 

 

 

Artikel 23 Waarde – Archeologie 2

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

 

23.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte van 100 m² en groter en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
    Overlegging van een rapport is niet nodig, indien het gronden betreft die als verstoord zijn aangemerkt op bijlage 8 Archeologische verwachtingen- en waardenkaart d.d. 7 februari 2011 dan wel waarvan verstoring blijkt uit een eerder verleende omgevingsvergunning of uit andere formele bescheiden.

  2. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan het schriftelijk advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

23.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 100 m² en groter:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;

  3. het ophogen en egaliseren van gronden;

  4. het verlagen van het waterpeil;

  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.

  6. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies.

 

23.3.2 Uitzonderingen

Het sub 23.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.

  3. in het kader van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd inclusief het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.

 

23.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 23.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder a genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

  3. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld sub 23.3.1 kan het schriftelijk advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

 

 

Artikel 24 Waarde – Archeologie 3

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

 

24.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte van 250 m² en groter en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
    Overlegging van een rapport is niet nodig, indien het gronden betreft die als verstoord zijn aangemerkt op bijlage 8 Archeologische verwachtingen- en waardenkaart d.d. 7 februari 2011 dan wel waarvan verstoring blijkt uit een eerder verleende omgevingsvergunning of uit andere formele bescheiden.

  2. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt, dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan het schriftelijk advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

24.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 250 m² en groter:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd, dieper dan 0,3 m;

  3. het ophogen en egaliseren van gronden;

  4. het verlagen van het waterpeil;

  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.

  6. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies.

 

24.3.2 Uitzonderingen

Het sub 24.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.

  3. in het kader van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd inclusief het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.

 

24.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 24.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder a genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

  3. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld sub 24.3.1 kan het schriftelijk advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

 

 

Artikel 25 Waarde – Archeologie 4

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

 

25.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte van 500 m² en groter en een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
    Overlegging van een rapport is niet nodig, indien het gronden betreft die als verstoord zijn aangemerkt op bijlage 8 Archeologische verwachtingen- en waardenkaart d.d. 7 februari 2011 dan wel waarvan verstoring blijkt uit een eerder verleende omgevingsvergunning of uit andere formele bescheiden.

  2. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan het schriftelijk advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

25.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 500 m² en groter:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, dieper dan 0,5 m onder maaiveld;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;

  3. het ophogen en egaliseren van gronden;

  4. het verlagen van het waterpeil;

  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.

  6. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies.

 

25.3.2 Uitzonderingen

Het sub 25.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.

  3. in het kader van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd inclusief het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.

 

25.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 25.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder a genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

  3. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld sub 25.3.1 kan het advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

 

 

Artikel 26 Waarde – Archeologie 5

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

 

26.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte van 2.500 m² en groter en een diepte van meer 0,5 m onder maaiveld een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
    Overlegging van een rapport is niet nodig, indien het gronden betreft die als verstoord zijn aangemerkt op bijlage 8 Archeologische verwachtingen- en waardenkaart d.d. 7 februari 2011 dan wel waarvan verstoring blijkt uit een eerder verleende omgevingsvergunning.

  2. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan het schriftelijk advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

26.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 2.500 m² en groter:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, dieper 0,5 m onder maaiveld;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;

  3. het ophogen en egaliseren van gronden;

  4. het verlagen van het waterpeil;

  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.

  6. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies.

 

26.3.2 Uitzonderingen

Het sub 26.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, welke:

  1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.

  3. in het kader van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd inclusief het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.

 

26.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 25.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder a genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

  3. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld sub 26.3.1 kan het advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

 

 

Artikel 27 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Beschermd dorpsgezicht aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. behoud en herstel van de ruimtelijke structuur van het beschermd dorpsgezicht De Bollen;

  2. behoud en herstel van de cultuurhistorische waarde van het beschermd dorpsgezicht De Bollen.

 

27.2 Bouwregels

 

27.2.1 Gebouwen

  1. Voor het bouwen van gebouwen binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' gelden de volgende van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' afwijkende bepalingen:

  1. De goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3,5 m bedragen dan wel dan de bestaande grotere goothoogte;

  2. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 8,5 m bedragen dan wel dan de bestaande grotere bouwhoogte;

  1. Voor het bouwen van gebouwen binnen de bestemming 'Maatschappelijk' gelden de volgende van de bestemming 'Maatschappelijk' afwijkende bepalingen:

  1. De goothoogte van het gebouw mag uitsluitend de bestaande goothoogte bedragen.

  2. De bouwhoogte van het gebouw mag uitsluitend de bestaande bouwhoogte bedragen.

  3. De dakhelling van het gebouw mag uitsluitend de bestaande dakhelling bedragen.

 

27.2.2 Hoofdgebouwen

  1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen binnen de bestemming 'Horeca' gelden de volgende van de bestemming 'Horeca' afwijkende bepalingen:

  1. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 4 m.

  2. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

  3. De dakhelling van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 35º.

  4. De dakhelling van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 50º .

  1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen binnen de bestemming 'Wonen' gelden de volgende van de bestemming 'Wonen' afwijkende bepalingen:

  1. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 4 m dan wel dan de bestaande grotere goothoogte;.

  2. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10 m dan wel dan de bestaande grotere bouwhoogte.

  3. De dakhelling van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 35º.

  4. De dakhelling van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 50º.

 

27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

27.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het verwijderen van houtgewas;

  4. het aanbrengen van hoog opschietende beplanting.

 

27.3.2 Uitzonderingen

Het sub 27.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. die op het moment van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;

 

27.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 27.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en archeologische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen. Alvorens vergunning wordt verleend wordt advies gevraagd bij de gemeentelijke monumentencommissie.

  2. De sub 27.3.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in lid 27.1 niet onevenredig worden aangetast.

 

27.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

27.4.1 Sloopwerkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 27.1 bedoelde gronden te slopen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders.

 

27.4.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning voor het slopen is vereist voor:

  1. het slopen ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;

  2. sloopwerkzaamheden die op het moment van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;

  3. sloopwerkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het gedeeltelijk veranderen of vernieuwen van een bouwwerk overeenkomstig een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen.

 

 

 

Artikel 28 Waarde - Cultuurhistorie

 

 

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorisch en oudheidkundige waardevolle elementen (monumenten, ensembles en beeldbepalende panden) en patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld);

  2. het behoud van de ter plaatse bestaande ruimtelijk-functionele eenheid zoals omschreven in het 'Advies Monumentencommissie Burgerwalweg 2' zoals opgenomen in bijlage 10.

 

28.2 Bouwregels

 

28.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden mag slechts worden gebouwd indien en voor zover dat nodig is voor het behoud en/of herstel van de bestaande bebouwing dan wel voor het behoud van de ter plaatse bestaande ruimtelijk-funtionele eenheid zoals bedoeld in 28.1, met dien verstande, dat:

  1. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;

  2. geen veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld, bepaald door kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling, dat met inbegrip van waardevolle details als erkers, dakkapellen, kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en soortgelijke bouwdelen waarmee afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden;

  3. geen veranderingen worden aangebracht in de ruimtelijk-functionele eenheid, bepaald door vorm en grootte;

  4. rekening wordt gehouden met de aangrenzende cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld en de schoonheid en de ruimtelijke structurele samenhang van bedoelde straatwanden;

  5. vooraf advies is gevraagd aan een onafhankelijke deskundige.

 

28.2.2 Herbouw van bestaande bebouwing

Herbouw van bestaande bebouwing is uitsluitend toegestaan indien en voor zover:

  1. de herbouw plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten;

  2. de voorgevel van de te herbouwen bebouwing wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;

  3. de bouwwijze (vrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bebouwing niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke bebouwing;

  4. de vorm en grootte van de te herbouwen bebouwing niet afwijkt van de oorspronkelijke bebouwing;

 

  1. het stedenbouwkundige beeld niet afwijkt van de oorspronkelijke bebouwing, bepaald door kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling, dat met inbegrip van waardevolle details als erkers, dakkapellen, kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en soortgelijke bouwdelen waarmee afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden;

  2. de monumentencommissie positief adviseert over de voorgestelde plannen.

 

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

28.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in de tot 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het doorvoeren van veranderingen in de verkaveling of percelering van terreinen;

  2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;

  4. alle overige werkzaamheden die de cultuurhistorische waarden kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot de normale onderhoudswerkzaamheden.

 

28.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 28.3.1 is niet van toepassing op:

  1. normale onderhoudswerkzaamheden;

  2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

  3. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  4. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;

  5. werken of werkzaamheden, gericht op de instandhouding van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische waarden. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis.

 

28.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 28.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 28.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

  2. Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden wint het bevoegd gezag advies in bij een deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

28.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

28.4.1 Sloopwerkzaamheden

Het is verboden op of in de tot 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk karakteristieke bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

 

28.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 28.4.1 is niet van toepassing op:

  1. normale onderhoudswerkzaamheden;

  2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

  3. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  4. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.

 

28.4.3 Toelaatbaarheid

De sloopwerkzaamheden als bedoeld onder 28.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien de cultuurhistorische waarden behouden blijven en door die werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind. Ter beoordeling hiervan dient een deskundige gehoord te worden.

 

 

 

Artikel 29 Waarde - Ecologie

 

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Ecologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het ontwikkelen en in stand houden van ecologische verbindingszones in de vorm van bebouwingsvrije stroken met beplanting (natuurbouw) ten behoeve van de ecologische infrastructuur met de bijbehorende natuur-, ecologische en hydrologische waarden.

 

29.2 Bouwregels

 

29.2.1 Algemeen

  1. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen mag in of op de gronden binnen deze bestemming niet worden gebouwd.

  2. Het bepaalde onder a en in de subleden 29.2.2 en 29.2.3 geldt niet voor het bouwen binnen een bouwvlak.

 

29.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

 

29.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de voorwaarde, dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

29.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 29.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits het behoud en de ontwikkeling van de ecologische verbindingszone niet in het gedrang komt.

  2. Afwijken is niet toegestaan voor de bouw van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

 

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

29.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

 

29.4.2 Uitzonderingen

Het sub 29.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. welke het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

 

29.4.3 Toelaatbaarheid

De sub 29.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van het gebied als ecologische verbindingszone en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

 

 

 

Artikel 30 Waarde - Natte natuurparel

 

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Natte natuurparel aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie binnen de natte natuurparels met bijbehorende beschermingszones;

  2. het verbeteren van de condities voor de natuurwaarden.

 

30.2 Bouwregels

 

30.2.1 Algemeen

  1. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met het bepaalde sub 30.2.3 onder a.

  2. Voor een toename van het verharde oppervlak groter dan 250 m2 is een advies van de waterbeheerder vereist.

  3. Het bepaalde onder a en b in de subleden 30.2.2 en 30.2.3 geldt niet voor het bouwen binnen een bouwvlak.

 

30.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd met uitzondering van gebouwen binnen bouwvlakken.

 

30.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik zijn toegestaan.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

30.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 30.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen sprake is van ondergronds bouwen, geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden die de Natte natuurparel moet beschermen en alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend advies gevraagd wordt aan de waterbeheerder.

 

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

30.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, vergraven en afgraven van de gronden;

  2. het ophogen van gronden;

  3. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;

  5. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainage of bronbemaling;

  6. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

 

30.4.2 Uitzonderingen

Het sub 30.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. waarvan het ruimtebeslag minder is dan 250 m2;

  2. welke het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;

  3. die op het moment van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;

  4. die worden uitgevoerd binnen een bouwvlak of bestemmingsvlak waar gebouwen zijn toegestaan.

 

30.4.3 Toelaatbaarheid

De sub 30.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in lid 30.1 genoemde waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

 

Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, wordt advies gevraagd aan de waterbeheerder.

 

 

 

Artikel 31 Waarde - Natura 2000

 

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Natura 2000 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het instandhouden van de landschaps- en natuurwaarden en het voorkomen van verslechtering en verstoring van de aanwezige natuurlijke habitats.

 

31.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet worden opgericht.

 

31.3 Afwijking van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 31.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen sprake is van (significant) nadelige effecten op de belangen die door de aanwijzing van het Natura 2000-gebied worden beschermd en, indien nodig, vergunning is verkregen op basis van de Natuurbeschermingswet.

  2. Afwijken is niet toegestaan voor de bouw van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

 

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor zover ingevolge de bestemmingen waarmee deze bestemming samenvalt, een omgevingsvergunning kan worden verleend, dient bij de verlening van deze omgevingsvergunning tevens de volgende voorwaarde in acht te worden genomen:

  1. de werken/werkzaamheden mogen geen (significant) nadelige effecten te hebben op de belangen die door de aanwijzing van het Natura 2000-gebied worden beschermd.

  2. werken en werkzaamheden gericht op de onttrekking van grondwater zijn niet toegestaan.

 

 

 

Artikel 32 Waterstaat - Waterbergingsgebied

 

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterbergingsgebied aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor tijdelijke opvang van water in geval van wateroverlast

 

32.2 Bouwregels

 

32.2.1 Algemeen

  1. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met het bepaalde sub 32.2.3.

  2. Het bepaalde onder a en in de subleden 32.2.2 en 32.2.3 geldt niet voor bouwen binnen een bouwvlak.

 

32.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

 

32.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de opvang van water zijn toegestaan.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

32.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 32.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het waterbergend vermogen van de gronden. Voor de verlening van deze omgevingsvergunning wordt advies ingewonnen bij Waterschap De Dommel. Indien sprake is van ondergronds bouwen dient voor het verlenen van deze omgevingsvergunning van het Waterschap De Dommel een positief advies te zijn verkregen.

 

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

32.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen van gronden;

  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage als dit een aantasting van het waterbergend vermogen van de gronden tot gevolg heeft.

 

32.4.2 Uitzonderingen

Het sub 32.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. welke het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;

  2. die op het moment van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;

  3. die worden uitgevoerd binnen een bouwvlak of bestemmingsvlak waar gebouwenzijn toegestaan.

 

32.4.3 Toelaatbaarheid

De sub 32.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in lid 32.1 genoemde waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

 

 

 

Artikel 33 Waterstaat - Waterkering

 

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering, kades, waterhuishouding en waterstaat en de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

33.2 Bouwregels

  1. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de waterstaat en/of waterkering met een maximale bouwhoogte van 4 m.

  2. Vervallen.

 

33.2.1 Algemeen

 

33.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

 

33.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterstaat en/of waterkering zijn toegestaan.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

33.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 33.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de waterstaat en/of waterkering. Voor de verlening van deze omgevingsvergunning wordt advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering. Indien sprake is van ondergronds bouwen dient voor het verlenen van deze omgevingsvergunning van het de beheerder van de waterkering een positief advies te zijn verkregen.

 

33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

33.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het afgraven of ophogen van gronden;

  2. het egaliseren van gronden;

  3. het beplanten met diepwortelende beplanting;

  4. het vellen, rooien van bomen en andere houtopstanden;

  5. aanleggen van onder- en/of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en de daarmee verband houdende constructies en/of installaties.

 

33.4.2 Uitzonderingen

Het sub 33.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  1. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud, gebruik en/of beheer van de gronden;

  2. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een bouwvergunning is verleend;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.

 

33.4.3 Toelaatbaarheid

De sub 33.4.1genoemde vergunning wordt slechts verleend, indien:

  1. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;

  2. de werken en/of werkzaamheden verenigbaar zijn met de belangen van de waterstaat en/of de waterkering en de beheerder van de waterkering daarover heeft geadviseerd.

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

Artikel 34 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 35 Algemene bouwregels

 

35.1 Algemeen

 

35.1.1 Reclameaanduidingen

Voor het bouwen van reclameaanduidingen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1,5 m2.

 

35.1.2 Niet-overdekte zwembaden bij een (bedrijfs)woning

Voor het bouwen van niet-overdekte zwembaden bij een (bedrijfs)woning gelden de volgende voorwaarden:

  1. De afstand achter de voorgevelrooilijn van de (bedrijfs)woning mag niet minder bedragen dan 3 m.

  2. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m.

  3. De afstand tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.

 

35.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. Situering:

  1. bij (agrarische) bedrijfsgebouwen: de bebouwing mag uitsluitend worden gebouwd onder de (agrarische) bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat binnen de gebouwen ten hoogste één bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren;

  2. in overige gevallen: de bebouwing moet worden opgericht onder een (bedrijfs)woning en/of onder de bij de (bedrijfs)woning behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de woonfunctie, met dien verstande dat deze aan één zijde maximaal 2 m buiten het bovengrondse gevelvlak mag uitsteken;

  1. de inhoud van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan de inhoud van het gebouw waaronder de ondergrondse bebouwing wordt gebouwd;

  2. de verticale diepte mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

35.3 Afwijking maten

In die gevallen, waarin de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan voor de bestaande feitelijke situatie, uitgezonderd in geval van nieuwbouw.

 

35.4 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven op basis van het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;

  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

  5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; en

  6. de ruimte tussen bouwwerken.

 

 

Artikel 36 Algemene sloopregels

 

36.1 Omgevingsvergunningplichtige activiteiten ten aanzien van slopen

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders een pand dat is opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels, te slopen.

 

36.2 Uitzonderingen

Het in lid 36.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. welke het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;

  2. waarvoor op het tijdstip van het van de inwerkingtreding van dit plan reeds een sloopvergunning is verleend;

  3. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.

 

36.3 Toelaatbaarheid

De in lid 36.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  1. de instandhouding van het pand geen bijdrage meer levert aan de cultuurhistorische waarde van het pand en de omgeving en/of;

  2. het pand niet meer beschikt over de eigenschappen die het pand de cultuurhistorische waarden verschaften;

Alvorens een besluit wordt genomen omtrent het verlenen van de vergunning wordt advies gevraagd aan de gemeentelijke monumentencommissie.

 

 

Artikel 37 Algemene gebruiksregels

 

37.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in elk geval verstaan:

  1. het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij een woning voor bewoning;.

  2. het gebruik van gronden in strijd met de op grond van dit plan geldende bestemming.

  3. de nieuwvestiging van mestbewerking, de uitbreiding van de bestaande gebruiksoppervlakte van mestbewerking en de toename van de bestaande bebouwingsoppervlakte voor mestbewerking, uitgezonderd in het geval van mestbewerking van ter plaatse geproduceerde mest bij een veehouderij.

 

37.2 Ondergeschikte functie

Een ondergeschikte functie mag een omvang hebben van niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de bebouwing, die bestemd is voor de hoofdfunctie.

 

37.3 Aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is toegestaan om ruimten binnen een (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken te gebruiken voor aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten, mits:

  1. tot maximaal 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50 m² wordt gebruikt voor deze activiteiten;

  2. het gebruik overeenkomstig de hoofdfunctie blijft mogelijk;

  3. degene die de activiteiten in de (bedrijfs)woning en/of het bijbehorende bouwwerk uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;

  4. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;

  5. er geen detailhandel en/of groothandel ter plaatse plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit;

  6. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en van (agrarische) bedrijven;

 

 

Artikel 38 Afwijken van de gebruiksregels

 

38.1 Afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 3.4.1, 4.4.1, 5.4.1 , 6.4.1, 10.4.1, 11.4.1, 12.3.1, 15.3.1, 16.3.1 en 19.4.1 en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs)woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. het een bijbehorend bouwwerk betreft behorende bij een (bedrijfs)woning;

  2. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit het oogpunt van mantelzorg, hetgeen blijkt uit een aantoonbare zorgbehoefte dan wel een leeftijd van boven de 65 jaar;

  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

  4. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijbehorende bouwwerken, met een maximale bebouwde oppervlakte van 80 m²;

  5. de bebouwing die wordt gebruikt voor mantelzorg mag op maximaal 30 m van het hoofdgebouw staan;

  6. het bijbehorend bouwwerk vormt een onlosmakelijk geheel met het (bedrijfs)woning van waaruit de mantelzorg wordt verleend;

  7. burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning zowel op naam van de mantelzorgverlener als op naam van de mantelzorgontvanger onder de voorwaarden dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van het bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg hiervan schriftelijke melding wordt gemaakt bij burgemeester en wethouders en het bijbehorend bouwwerk binnen 3 maanden na beëindiging van het gebruik als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg ongedaan wordt gemaakt voor bewoning. Na de beëindiging van het gebruik is de omgevingsvergunning per direct vervallen.

 

 

Artikel 39 Algemene aanduidingsregels

 

39.1 cultuurhistorisch waardevol gebied

 

39.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van cultuurhistorische waarden.

 

39.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. op alle gronden:

  1. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;

  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  4. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;

  5. het wijzigen van de waterhuishouding door draineren, vergraven, diepploegen of bemalen van gronden;

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' en 'overige zone - reliëf':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven en egaliseren van gronden;

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - akkercomplex 2':

  1. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  2. het ontgronden, vergraven, afgraven en egaliseren van gronden;

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied':

  1. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  2. het ontgronden, vergraven, afgraven en egaliseren van gronden;

  1. op gronden met de aanduiding 'overige zone - waardevol landschapselement':

  1. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van beplanting tot gevolg kunnen hebben.

 

39.2 luchtvaartverkeerzone

 

39.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de vliegverkeersveiligheid binnen de Inner Horizontal Surface en Conical Surface (IHCS) en het voorkomen van verstoringen binnen het verstoringsgebied rondom de start- en landingsbaan (Instrument Landing System; ILS).

 

39.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in dit hoofdstuk van de regels, mogen op de sub 39.2.1 bedoelde gronden geen bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte hoger dan 40 m.

 

39.2.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 39.2.2 en toestaan dat er hoger wordt gebouwd mag worden dan 40 m, met dien verstande dat de werking van de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed en voorafgaand aan het verlenen van de vergunning advies is ingewonnen bij de beheerder van het betrokken ILS.

 

 

39.3 veiligheidszone - bedrijven

 

39.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een gasontvangststation.

 

39.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

 

39.3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 39.3.2 voor het toestaan van een nieuw beperkt kwetsbaar object, voor zover in overeenstemming met de andere bestemming, mits:

  1. ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;

  2. de afstand van het beperkt kwetsbare object tot het gasontvangststation minimaal 4 meter bedraagt.

 

39.3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  1. het verplaatsen of verkleinen van het aanduidingsvlak 'veiligheidszone - bedrijven' in verband met het verplaatsen van het gasontvangststation, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;

  2. het verwijderen van het aanduidingsvlak 'veiligheidszone - bedrijven', mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het gasontvangststation wordt beëindigd.

 

 

39.4 veiligheidszone - leiding

 

39.4.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het (leef)klimaat rondom de bijbehorende ondergrondse leiding.

 

39.4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' is het verboden gebouwen op te richten, waarin zich in de regel personen bevinden, zoals woningen, kantoren, cafés en dergelijke alsmede recreatieve voorzieningen.

 

 

39.5 veiligheidszone - lpg

 

39.5.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een lpg- dan wel propaan-installatie.

 

39.5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

 

39.5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 39.5.2 voor het toestaan van nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, voor zover in overeenstemming met de andere bestemming, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

 

39.5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  1. het verplaatsen of verkleinen van het aanduidingsvlak 'veiligheidszone - lpg' in verband met het verplaatsen van het lpg-vulpunt c.q. het verkleinen van de lpg-doorzet als aangeduid op de verbeelding, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;

  2. het verwijderen van het aanduidingsvlak 'veiligheidszone - lpg', mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de lpg-installatie wordt beëindigd.

 

 

39.6 veiligheidszone - munitie

 

39.6.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het (leef)klimaat rondom de munitieopslagplaats.

 

39.6.2 Bouwregels

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gevarenzone munitieopslagplaats b' is het verboden gebouwen op te richten, waarin zich in de regel personen bevinden, zoals woningen, kantoren, cafés en dergelijke alsmede recreatieve voorzieningen.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gevarenzone munitieopslagplaats c' is het verboden gebouwen op te richten met vlies- of gordijngevelconstructies alsmede gebouwen met grote glasoppervlakten waarin zich in de regel een groot aantal mensen bevindt.

 

 

39.7 veiligheidszone - windturbine

Over de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - windturbine' is de overzwaai van rotorbladen van een buiten het plangebied aanwezige windturbine toegestaan.

 

 

39.8 Vervallen

Vervallen.

 

 

39.9 Vervallen

Vervallen.

 

 

39.10 vrijwaringszone - weg 0 - 50 m

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 0 - 50 m’ mag ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen geen bebouwing worden opgericht anders dan ten behoeve van verkeersdoeleinden, tenzij toestemming door de wegbeheerder is verleend.

 

 

39.11 vrijwaringszone - weg 50 - 100 m

  1. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 50 - 100 m’ mag ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen geen bebouwing worden opgericht anders dan ten behoeve van verkeersdoeleinden.

  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde onder a voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van de bestemming, mits vooraf van de wegbeheerder een verklaring van geen bezwaar is verkregen.

 

 

39.12 Groenblauwe mantel

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' gelden de volgende regels:

  1. van toepassing is het bepaalde in artikel 3, artikel 4 en artikel 5.

 

 

39.13 Ecologische hoofdstructuur

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur' gelden de volgende regels:

  1. van toepassing is het bepaalde in artikel 3, artikel 4 en artikel 5.

 

 

39.14 vrijwaringszone - weg 0 - 30 m

  1. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 0 - 30 m’ mag ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen geen bebouwing worden opgericht anders dan ten behoeve van verkeersdoeleinden.

  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde onder a voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van de bestemming, mits vooraf van de wegbeheerder een verklaring van geen bezwaar is verkregen.

 

 

39.15 500 meterzone Natura 2000

 

39.15.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het instandhouden van de landschaps- en natuurwaarden en het voorkomen van verslechtering en verstoring van de aanwezige natuurlijke habitats in de nabijgelegen Natrua 2000-gebieden.

 

39.15.2 Specifieke gebruiksregels

  1. In aanvulling op het bepaalde bij de andere bestemmingen, mogen op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - 500 meterzone Natura 2000', geen grondwateronttrekkingen plaatsvinden, met uitzondering van:

  1. bestaande grondwateronttrekkingen;

  2. grondwateronttrekkingen ten behoeve van de brandblusvoorziening bij agrarische bedrijven;

  3. nieuwe grondwateronttrekkingen die het gevolg zijn van de verplaatsing van een bestaande grondwateronttrekking en waarvoor een omgevingsvergunning is verleend op grond van sublid 3.6.3 onder b, sublid 4.6.3 onder b of sublid 5.6.3 onder b.

  1. De capaciteit van bestaande grondwateronttrekkingen en de capaciteit van nieuwe grondwateronttrekkingen na verplaatsing, zoals bedoeld onder a, sub 3 mag niet worden vergroot.

 

 

39.16 Vervallen

Vervallen.

 

 

Artikel 40 Algemene afwijkingregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. in deze regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van de inhoudsmaat en oppervlaktemaat van (bedrijfs)woningen en bijbehorende bouwwerken, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, tenzij in de bestemming reeds een ontheffingsmogelijkheid voor de maatvoering is opgenomen;

  2. de bestemmingsplanbepalingen voor het bouwen binnen 5 m van of in de zijdelingse perceelsgrens, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast en landschappelijke inpassing plaatsvindt;

  3. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;

  4. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  5. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;

  6. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m.

 

 

Artikel 41 Algemene wijzigingsregels

 

41.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrens, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, indien dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

41.2 Wijzigingsbevoegdheid:

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de de ecologische hoofdstructuur ten behoeve van beekherstel en herstel van natte natuurparels, waterberging, ecologische verbindingszones, waterzuiveringsgebieden wijzigen in de bestemming 'Natuur' en/of de bestemming 'Water', indien en voor zover de gronden worden ingericht en beheerd als natuurgebied.

Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven en van in de omgeving aanwezige functies;

  2. de ontwikkeling van deze natuurgebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren;

  3. de eigenaar is bereid en in staat om het terrein in te richten als natuurgebied;

  4. bodemonderzoek dient aan te tonen dat de gronden geschikt zijn voor natuurontwikkeling

  5. er wordt geen afbreuk gedaan aan dan wel er vindt geen aantasting plaats van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden.

 

41.3 Wijzigingsbevoegdheid toevoegen bestemming Waarde - Archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van toevoeging van de bestemming 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde -Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4' dan wel 'Waarde - Archeologie 5', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk dan wel noodzakelijk is, mits vooraf terzake advies is ingewonnen bij een deskundige op het gebied van archeologie.

 

 

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 42 Overgangsrecht

 

42.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

42.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangs- bepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 43 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, geconsolideerde versie 2020'.