22.2 	Dakkapellen
						Een dakkapel is als ondergeschikte toevoeging aan het dakvlak toegestaan, en verhoogt
						de goothoogte niet, mits deze voldoet aan de volgende voorwaarden:
						
							- 
								a. De afstand van de dakkapel tot iedere dakrand mag niet minder bedragen dan 0,5 m;
- 
								b. Bij plaatsing op een zijdakvlak mag de afstand tot het voorerf niet minder bedragen dan 1 m.
- 
								c. Bij meerdere dakkapellen/dakramen mag de tussenruimte niet minder bedragen dan 1 m.
- 
								d. Per woning mag het aantal dakkapellen op het betreffende dakvlak niet meer bedragen dan 2.
- 
								e. De dakkapel wordt plat afgedekt. Bij een dakhelling groter dan 45° is een aangekapte dakkapel toegestaan met een minimale dakhelling van 25º.
- 
								f. Voor plat afgedekte dakkapellen gelden de volgende regels:
									- 
										1. De hoogte mag niet meer bedragen dan 50% van de in het verticale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak met een maximum van 1,5 m.
- 
										2. De breedte mag in totaal niet meer bedragen dan 50% van de breedte van het dakvlak;
 
- 
								g. Voor aangekapte dakkapellen gelden de volgende regels:
									- 
										1. De afstand tussen de voet van de dakkapel en de gootlijn van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 0,9 m;
- 
										2. De totale hoogte mag niet meer bedragen dan 50% van de in het verticale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak;
- 
										3. De breedte mag in totaal niet meer bedragen dan 50% van de breedte van het dakvlak.