direct naar inhoud van Artikel 14 Leiding
Plan: Nuenen-Noordwest
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0820.BPNuenenNoordwest-D002

Artikel 14 Leiding

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolpersleiding en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool'.

14.1.2

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.2 

14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Leiding' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Leiding' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. van geringe omvang, die noodzakelijk zijn voor de aanleg en instandhouding van de in 14.1 bedoelde leiding;
  • b. met een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Bouwen van gebouwen of andere bouwwerken, geen gebouw zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 14.2.1, voor het bouwen van gebouwen of andere bouwwerken, geen gebouw zijnde op de voor 'Leiding' aangewezen gronden, met dien verstande dat:

  • a. het doelmatig functioneren van de in artikel 14.1 bedoelde leiding niet wordt aangetast;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;
  • c. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Leiding' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan de in artikel 14.1 bedoelde leiding;
  • f. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
14.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 14.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
14.4.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 14.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen het doelmatig functioneren van de in artikel 14.1 bedoelde leiding niet wordt aangetast;
  • b. daarover vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.