direct naar inhoud van Regels
Plan: Houtwolstraat - Wanroijseweg te Mill
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0815.BPL14059HMI-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Houtwolstraat - Wanroijseweg te Mill met identificatienummer NL.IMRO.0815.BPL14059HMI-VA01 van de gemeente Mill en Sint Hubert.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 afhankelijke woonruimte

een (gedeelte) van een bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.7 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingspercentage

een in het plan aangeduid percentage, dat de grootte van het in de regels aangegeven terrein aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.9 bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen bewerken en/of verwerken van producten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en horeca.

1.10 bedrijf aan huis

een bedrijf dat in een woning en de daarbij behorende bebouwing door de bewoner wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.11 bedrijfsvloeroppervlak

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.12 beroep aan huis

een dienstverlenend beroep dat in een woning en de daarbij behorende bebouwing door de bewoner wordt uitgeoefend , waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.13 bestaand
  • a. bij bouwwerken: op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan krachtens een bouwvergunning aanwezig of in uitvoering, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning;
  • b. bij gebruik: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, mits dat niet reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan inclusief de overgangsbepaling van dat plan.
1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijgebouw

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen, verhuren en leveren van goederen geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.24 detailhandel volumineus

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, keukens en sanitair, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen, alsmede bouwmarkten.

1.25 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.28 geluidszoneringsplichtige inrichting

inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken en wordt aangewezen in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer.

1.29 gevellijn

de als zodanig aangegeven lijn en het verlengde daarvan, die niet door hoofdgebouwen mag worden overschreden.

1.30 grondgebonden woning

een woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau.

1.31 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.32 hoofdgebouw

een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.33 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder bed & breakfast, discotheek. feestzaal en partyboerderij.

1.34 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

1.35 inwoning

wonen in een ondergeschikt deel van een woning als medegebruiker van het pand waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de inwoonsituatie niet groter mag zijn dan 30% van de totale leefruimte van de woning.

1.36 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen (waaronder congres- en vergaderaccommodaties).

1.37 maatschappelijke diensten/ voorzieningen

voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.38 mantelzorg

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.39 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.40 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.41 overkapping

een bouwwerk met een open constructie zonder eigen wanden, op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats.

1.42 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang + 25 cm;
  • b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang + 25 cm.
1.43 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.44 risicovolle inrichting

inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt op het tijdstip van de vaststelling van het plan.

1.45 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.46 Staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven.

1.47 straatmeubilair

bouwwerken, bedoeld als voorziening in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de openbare ruimte, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, informatieborden, zitbanken, hekken, speeltoestellen en hondentoiletten.

1.48 uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.49 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

1.50 voorgevel

de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekperceel met een grondgebonden woning is er slechts sprake van één voorgevel).

1.51 woning/ zelfstandige woonruimte

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, met dien verstande dat onder een:

  • a. aaneengebouwde woning wordt verstaan:
    een woning die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan tenminste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;
  • b. gestapelde woning wordt verstaan:
    een woning die geheel of gedeeltelijk boven/ onder een andere woning is gelegen;
  • c. patiowoning wordt verstaan:
    een aaneengebouwde woning met een open binnenplaats;
  • d. twee- aaneen (halfvrijstaande woning) wordt verstaan:
    een woning waarvan het hoofdgebouw met één zijgevel in de zijdelingse bouwperceelgrens is gebouwd en waarvan de afstand tot de andere zijdlingse bouwperceelgrens ten minste 3 m bedraagt, voor zover deze afstand niet door middel van een bouwvlak is vastgelegd; de woning kan deel uitmaken van een blok van ten hoogste twee woningen;
  • e. vrijstaande woning wordt verstaan:
    een woning waarvan de afstand van beide zijgevels van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen ten minste 3 m bedraagt, voor zover deze afstand niet door middel van een bouwvlak is vastgelegd.
1.52 woonzorg

de verpleging, verzorging en/of begeleiding van lichamelijk, psychisch en/of op sociaal vlak hulpbehoevenden die niet zelfstandig kunnen of mogen wonen.

1.53 zijdelingse (bouw) perceelgrens

een niet naar een weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 dakkapel en goothoogte

Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken langs) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.8 ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen ter plaatse van de aanduidingen:
    • 1. 'aaneengebouwd': aaneengebouwde woningen;
    • 2. 'twee-aaneen': twee-aaneen gebouwde woningen;
    • 3. 'vrijstaand': vrijstaande woningen;
  • b. beroep of bedrijf aan huis;
  • c. tuinen en erven;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd, en gelden de volgende regels.

3.2.1 Algemeen
  • a. bebouwingspercentage bouwperceel:
    • 1. op bouwpercelen tot 250 m2 maximaal 60%;
    • 2. op bouwpercelen van 250 m2 en groter maximaal 50%.
  • b. voor parkeren is het bepaalde in artikel 5.2 van toepassing.
3.2.2 Hoofdgebouwen

Alleen bouwen binnen een bouwvlak:

  • a. per bouwvlak type en aantal woningen, zoals aangeduid, met inachtneming van het bepaalde in 3.1 onder a;
  • b. per bouwperceel maximaal één hoofdgebouw;
  • c. breedte van de voorgevel bij:
    • 1. vrijstaande woningen minimaal 7 m, maximaal 15 m;
    • 2. twee-aaneen woningen minimaal 5 m, maximaal 7,5.
  • d. afstand tot een binnen een bouwvlak gelegen zijdelingse perceelgrens, bedraagt ter plaatse van de bouwaanduiding:
    • 1. 'vrijstaand', aan twee zijden minimaal 3 m;
    • 2. 'twee-aaneen', aan één zijde minimaal 3 m.
  • e. goothoogte, tenzij anders aangegeven maximaal 6 m;
  • f. bouwhoogte, tenzij anders aangegeven maximaal 11 m;
  • g. dakhelling minimaal 20° en maximaal 65°.
3.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen
  • a. bouwen binnen en buiten het bouwvlak;
  • b. bouwen minimaal 2 m achter de voorgevel, of het verlengde daarvan, van het hoofdgebouw;
  • c. bij vrijstaande woningen aan één zijde: geen bebouwing in strook van minimaal 3 m vanaf zijdelingse perceelgrens en 15 m vanaf voorste perceelgrens;
  • d. gezamenlijke oppervlakte buiten bouwvlak per hoofdgebouw op bouwpercelen met een oppervlakte:
    • 1. tot 250 m2 maximaal 75 m2;
    • 2. van 250 tot 500 m2 maximaal 100 m2;
    • 3. van 500 tot 1.000 m2 maximaal 125 m2;
    • 4. van 1.000 m2 en groter maximaal 150 m2.
  • e. goothoogte maximaal 3 m;
  • f. bouwhoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen:
    • 1. maximaal 6 m, tenzij dakvlak ligt in verlengde van dakvlak hoofdgebouw; en
    • 2. minimaal 1,5 m lager dan het hoofdgebouw;
  • g. bouwhoogte overkappingen maximaal 3 m;
  • h. in aanvulling op b: erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken vóór de voorgevel:
    • 1. horizontale diepte maximaal 1,5 m;
    • 2. ligging uit de voorste perceelgrens minimaal 2 m;
    • 3. gezamenlijke breedte: maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 4. bouwhoogte maximaal 3 m.
  • i. in aanvulling op b: overkappingen vóór de voorgevel, of het verlengde daarvan:
    • 1. ligging vóór de voorgevel, of het verlengde daarvan, maximaal 1,5 m;
    • 2. ligging uit de voorste perceelsgrens minimaal 2 m;
    • 3. vóór de voorgevel, of het verlengde daarvan, niet met enige wand omsloten.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel, of het verlengde daarvan:
    • 1. in open constructie maximaal 1,5 m;
    • 2. overigens maximaal 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel, of het verlengde daarvan, maximaal 2 m;
  • c. vlaggenmasten maximaal 6 m;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.
3.2.5 Ondergronds bouwen
  • a. ondergronds bouwen alleen onder gebouwen;
  • b. verticale diepte maximaal 4 meter.
3.2.6 Reclame- uitingen ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis
  • a. aan de gevel maximaal 0,2 m2;
  • b. los geplaatst:
    • 1. hoogte maximaal 1,20 m;
    • 2. oppervlakte maximaal 1 m2.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 3.2.1 onder a. voor een hoger bebouwingspercentage, mits:
    • 1. sprake is van grondgebonden woningen, zoals patiowoningen in maximaal 1 laag met kap;
    • 2. 25 m2 onbebouwd als tuin beschikbaar blijft;
  • b. 3.2.2 onder g voor een afwijkende dakhelling in geval van architectonisch bijzondere, in het straatbeeld passende kapvormen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Beroep en bedrijf aan huis

Een beroep en bedrijf aan huis moet voldoen aan de volgende regels:

  • a. maximaal 75 m2 bedrijfsvloeroppervlakte mag worden gebruikt voor het beroep en/of bedrijf aan huis, mits dit oppervlak niet meer bedraagt dan 50% van de vloeroppervlakte van de woning;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, is bewoner van de woning;
  • c. er is geen detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop als onderschikte activiteit en wel in verband met die activiteit;
  • d. de bedrijfsactiviteit is genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijf aan huis', of is, indien daar niet in genoemd, daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen.
3.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een deel van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte;
  • b. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woonruimte en als afhankelijke woonruimte.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Mantelzorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4.2 en worden toegestaan dat een gedeelte van een hoofdgebouw en/of een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. aangetoond wordt dat inwoning in de woning of aangebouwd bijgebouw redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • b. mantelzorg noodzakelijk is, hetgeen dient te blijken uit een advies van een onafhankelijke, deskundige instantie;
  • c. de afhankelijke woonruimte binnen de geldende regeling inzake hoofdgebouwen/bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bestaand bijgebouw dat op maximaal 10 m afstand is gelegen van de achtergevel van de woning. Afwijking is slechts mogelijk indien er achter de voorgevel van de woning sprake is van (een) reeds aanwezige bijgebouw(en) dat zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kan/kunnen worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg. Indien sprake is van nieuwbouw mag de afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 10 m.
3.5.2 Intrekken

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning, verleend op grond van 3.5.1 in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak van mantelzorg, niet meer aanwezig is.

3.5.3 Woonzorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van het gebruik van een woning voor woonzorg, onder voorwaarde dat:

  • a. het een grondgebonden woning betreft;
  • b. de woning is gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonzorg';
  • c. maximaal 50% van het aanduidingsvlak wordt gebruikt voor woonzorg;
  • d. binnen de woning meerdere huishoudens zijn toegestaan, mits er gemeenschappelijke verblijfsruimten zijn;
  • e. er geen omgevingsvergunning milieu nodig is;
  • f. de parkeerbehoefte primair op eigen terrein wordt opgevangen en secundair passend is binnen de verkeerskundige opbouw van de directe omgeving;
  • g. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
3.5.4 Algemene Voorwaarden

De in 3.5.1 en 3.5.3 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Uitzondering ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- of bestemmingsgrens of de bouwhoogte met niet meer dan 1,0 m wordt overschreden.

5.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
5.2.1

Voor wat betreft de functie wonen moet per woning ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Per woning is hiervoor minimaal 1,8 parkeerplaatsen te realiseren, waarvan 1 parkeerplaats op eigen terrein bij vrijstaande en tweeaaneen woningen.

5.2.2

Voor wat betreft functies anders dan wonen moet, indien de omvang, het gebruik of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, dan wel op het betreffende terrein, overeenkomstig de in de publicatie “Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering (CROW, maart 2004)” opgenomen normen.

5.2.3

De in 5.2.1 en 5.2.2 bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:

  • a. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,5 x 5 m in geval van kops parkeren en 2,5 x 6 m bij langsparkeren bedragen;
  • b. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte – voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,5 m bij 6 m bedragen.
5.2.4

Indien het gebruik of de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, overeenkomstig de publicatie “Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering (CROW, maart 2004)” opgenomen normen.

5.3 Afwijken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.1, 5.2.2 en 5.2.3:

  • a. indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met het bestemmingsplan, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • b. het storten van puin en/of afvalstoffen;
  • c. de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van de regels en toestaan dat:

  • a. de gegeven maten, afmetingen bouwwerken en bebouwingspercentages met 10% worden verhoogd, voor zover niet een specifieke afwijkingsbevoegdheid is opgenomen;
  • b. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de maximale bouwhoogte van gebouwen wordt overschreden ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtbehandelingsapparatuur, liftopbouwen en lichtkappen, mits:
    • 1. over een oppervlakte van maximaal 50 m2;
    • 2. hoogte maximaal 25% boven toegestane bouwhoogte betreffend gebouw;
  • e. hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    • 1. kunstwerken maximaal 15 m;
    • 2. zend-, ontvang- en/of sirenemasten maximaal 40 m;
    • 3. overige maximaal 10 m;
  • f. nutsvoorzieningen worden opgericht, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes, met:
    • 1. oppervlakte maximaal 50 m2;
    • 2. hoogte maximaal 3,50 m;
  • g. straatmeubilair wordt geplaatst, met:
    • 1. oppervlakte maximaal 5 m2;
    • 2. hoogte maximaal 2,50 m.
7.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid.

Artikel 8 Algemene procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:

  • a. het ontwerp-besluit tot het stellen van nadere eisen ligt gedurende tenminste 2 weken ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van het ontwerp-besluit tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het naar keuze schriftelijk of mondeling indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerp-besluit gedurende de onder a. genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 9 Algemene nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals beschreven in het beeldkwaliteitplan;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
10.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.1.2

Eenmalig kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van 10.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

10.1.3

10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
10.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

10.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in 10.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.2.4

10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Houtwolstraat - Wanroijseweg te Mill.