Regels
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Kom Sint Hubert’ van gemeente Mill en Sint Hubert.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0815.BPL12027HST-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanneengebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning.
1.6 achtergevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.
1.7 afhankelijke woonruimte
een (gedeelte) van een bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van telen van gewassen of het houden van dieren.
1.9 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.10 archeologische waarden
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
1.11 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 bedrijf
een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen bewerken en/of verwerken van producten zoals genoemd in de bijlagen van de VNG publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en horeca.
1.13 bedrijf aan huis
een bedrijf dat in een woning en de daarbij behorende bebouwing door de bewoner wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten zoals genoemd in de bijlagen van de VNG publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’: Bedrijf aan huis, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.14 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf. Hieronder wordt mede verstaan een bedrijfsverzamelgebouw.
1.15 bedrijfsmatig
in uitoefening van een bedrijf.
1.16 bedrijfsverzamelgebouw
een bedrijfsgebouw dat in gebruik is door meer dan één bedrijf.
1.17 bedrijfswoning
een woning, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming, noodzakelijk is.
1.18 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlak
de totale oppervlakte van de voor beroep- of bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.19 beroep aan huis
een dienstverlenend beroep dat in een woning en de daarbij behorende bebouwing door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.20 bestaande situatie
de bebouwing en het gebruik, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.21 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.22 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.24 bijbehorende voorzieningen
voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering of functie en/of bouwvlakken.
1.25 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.26 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.27 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.28 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.29 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.30 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.31 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.32 carport
een bouwwerk, vrijstaand of aangebouwd aan een gebouw, ter vergroting van het woongenot, ondersteund door palen of kolommen, dat maximaal aan twee zijden gesloten is. Indien de carport wordt gebouwd tegen een gebouw op het aangrenzend perceel zijn er maximaal drie gesloten zijden toegestaan.
1.33 cultuurhistorische waarde en kenmerken
waarden en kernmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
1.34 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen, verhuren en leveren van goederen geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.35 detailhandel volumineus
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, keukens en sanitair, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen, alsmede bouwmarkten.
1.36 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.37 erker
hoekige of ronde uitbouw aan gevel.
1.38 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond.
1.39 evenement categorie 1
een evenement met onversterkte (straat)muziek, achtergrondmuziek en beperkte spreekinstallaties, waarbij het evenement per dag maximaal 5.000 bezoekers trekt.
1.40 evenement categorie 2
een evenement met spreekinstallaties, versterkte (live) muziek, orkest, taptoe, etc, waarbij het evenement per dag maximaal 5.000 bezoekers trekt.
1.41 evenement categorie 3
een evenement zoals popconcerten, live optredens, houseparty, DJ’s, rap, dance-event en muziekprogramma’s van radio en TV-omroepen, etc, waarbij het evenement per dag maximaal 5.000 bezoekers trekt.
1.42 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.43 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.44 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
1.45 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.46 gestapelde woningen
boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.
1.47 grondgebonden woning
een woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau.
1.48 herbouw
reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen.
1.49 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.
1.50 hoofdfunctie
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.
1.51 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.
1.52 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf. Onder te verdelen in drie categorieën.
Categorie 1 ‘lichte horeca’:
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en ’s avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken zoals:
aan de detailhandelsfunctie verwante horeca;
overige lichte horeca;
bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking.
Categorie 2 ‘middelzware horeca’:
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken zoals:
bar;
bierhuis;
biljartcentrum;
café;
proeflokaal;
shoarma/grillroom;
zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Categorie 3 ‘zware horeca’:
Bedrijven die voor een goed functioneren ook ’s nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen zoals:
dancing;
discotheek;
nachtclub;
partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/ dansevenementen).
1.53 huishouden
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.
1.54 inwoning
wonen in een ondergeschikt deel van een woning als medegebruiker van het pand.
1.55 jongerenontmoetingsplek
een geformaliseerde hangplek voor jongeren in de vorm van een overkapping al dan niet met zitgelegenheid.
1.56 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.57 karakterisitiek
herkenbaar, markant, wegens schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde van belang.
1.58 maatschappelijke diensten/ voorzieningen
voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.
1.59 mantelzorg
het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.60 normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.
1.61 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
1.62 ondergeschikte detailhandel
detailhandel, die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdbestemming.
1.63 ondergeschikte horeca
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren, zoals een kantine in een verenigingsgebouw of sportvoorziening.
1.64 ondergeschikte nevenfunctie
een activiteit met een zodanige beperkte omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm als hoofdfunctie herkenbaar blijft.
1.65 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden
werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden.
1.66 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder peil.
1.67 onderkomen
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als bouwwerk is aan te merken, alsook een tent
1.68 patiowoning
een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing.
1.69 perceelsgrens
grens van een bouwperceel.
1.70 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
1.71 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.72 risicovolle inrichting
inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt op het tijdstip van de vaststelling van het plan.
1.73 sexinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsnog zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.74 sportvoorziening
faciliteit, bijvoorbeeld een sportveld, sprothal of soortgelijke accommodatie, waar lichamelijke activiteiten kunnen worden beoefend.
1.75 straatmeubilair
bouwwerken, bedoeld als voorziening in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de openbare ruimte, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, informatieborden, zitbanken, hekken, speeltoestellen en hondentoiletten.
1.76 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
1.77 twee-aaneen woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen, alsmede door garages geschakelde woningen waarbij het hoofdgebouw aan één zijde op de zijdelingse perceelsgrens gebouwd mag worden.
1.78 voorgevel
de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekperceel met een grondgebonden woning is er slechts sprake van één voorgevel).
1.78 voorgevel
de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekperceel met een grondgebonden woning is er slechts sprake van één voorgevel).
1.79 voorgevellijn
de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekperceel met een grondgebonden woning is er slechts sprake van één voorgevel).
1.80 vrijstaande woning
een woning waarvan het hoofdgebouw vrijstaat van andere hoofdgebouwen.
1.81 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.
1.82 woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.83 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat geplaatst is op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel/ in delen kan worden verplaatst.
1.84 zijgevel
een niet naar een weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel.
1.85 zorgwoning
zelfstandige woning, waar zorg op afroep of 24 uurszorg beschikbaar is vanuit een verpleeg- of verzorgingshuis, een woonzorgcentrum of bijvoorbeeld een dienstcentrum.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Definitiebepaling
2.1.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
2.1.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwwerken tezamen.
2.1.3 bebouwingspercentage
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
2.1.4 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.1.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.1.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.1.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.1.8 lengte, diepte c.q. breedte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken langs) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).
2.1.9 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
2.1.10 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.1.10 peil
voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang vermeerderd met 0,25 m;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein ter hoogte van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,25 m.
2.2 Dakkapel en goothoogte
Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel.
2.3 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten, balkons, loggia’s en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- of bestemmingsgrens of de bouwhoogte met niet meer dan 1 m wordt overschreden.
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
duurzaam agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening;
recreatief medegebruik;
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte en oppervlakte van kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of recreatief medegebruik mag niet meer bedragen dan 8 m, respectievelijk 30 m².
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
bewoning;
kampeerdoeleinden;
de uitoefening van enige tak van handels-, detailhandels- en bedrijfsdoeleinden.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de VNG handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ editie 2009;
één bedrijfswoning per bouwvlak;
geen bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘geen bedrijfswoning (-bw)’;
bedrijfspercelen waarvan de oppervlakte niet minder mag bedragen dan 1000 m2 en niet meer mag bedragen dan 5.000 m².
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede lid20.3), groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.
Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
4.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
Alleen niet-inpandige bedrijfswoningen mogen niet-inpandig worden herbouwd.
De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 m.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 4.2.2onder a van toepassing is.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 4.2.2 onder b van toepassing is.
De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat:
tot 1 m uit de perceelsgrens de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m en,
tot 2 m uit de perceelsgrens de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
c. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met uitzondering van:
erkers die tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en op de gronden gelegen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
de horizontale diepte niet meer bedraagt dan 1,5 m;
de ligging uit de voorste perceelsgrens niet minder bedraagt dan 2 m;
de breedte niet meer is dan 2/3 van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw.
carports die tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en op de gronden gelegen vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
de ligging vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 2 m;
de ligging uit de voorste perceelsgrens niet minder bedraagt dan 2 m;
de carport vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw niet met enige wand is omsloten.
luifels die op de gronden gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
de ligging vóór de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,5 m;
de ligging uit de voorste perceelsgrens niet minder bedraagt dan 2 m;
de breedte niet meer is dan 1/3 van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw.
d. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
4.2.6 Bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen
Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen gelden de volgende regels:
Het aantal bouwwerken mag niet meer bedragen dan één per bedrijfvestiging.
Het bouwwerk mag niet op het dak worden gebouwd.
Het bouwwerk mag niet worden verlicht.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
De oppervlakte van een los geplaatst bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 m2.
De oppervlakte van een bouwwerk aan de gevel mag niet meer bedragen dan 5 m2.
4.2.7 Ondergronds bouwen
Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:
Ondergronds bouwen mag uitsluitend plaatsvinden onder gebouwen.
De verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4 m onder peil.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwweken voor:
risicovolle bedrijven zoals bedrijven die vallen onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO) en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijven;
voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder;
voor inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
voor buitenopslag aan een vanaf de openbare weg zichtbare zijde van het bedrijf.
4.4 Afwijking van de gebruiksregels
4.4.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1onder a voor het toestaan van een bedrijf in milieucategorie 3.1 zoals opgenomen in de VNG handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ editie 2009, mits:
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
het milieuhygiënisch inpasbaar is in de omgeving;
de afwijking voorzien wordt van een goede ruimtelijke onderbouwing
Artikel 5 Detailhandel
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
detailhandel;
één bedrijfswoning per bouwvlak;
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede lid 20.3), groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één detailhandelsbedrijf toegestaan.
Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
5.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
5.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
Alleen niet-inpandige bedrijfswoningen mogen niet-inpandig worden herbouwd.
De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 m.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 5.2.2 onder a van toepassing is.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 5.2.2 onder b van toepassing is.
De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.
5.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat:
tot 1 m uit de perceelsgrens de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m en,
tot 2 m uit de perceelsgrens de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
c. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met uitzondering van:
erkers die tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en op de gronden gelegen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
de horizontale diepte niet meer bedraagt dan 1,5 m;
de ligging uit de voorste perceelsgrens niet minder bedraagt dan 2 m;
de breedte niet meer is dan 2/3 van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw.
carports die tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en op de gronden gelegen vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
de ligging vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 2 m;
de ligging uit de voorste perceelsgrens niet minder bedraagt dan 2 m;
de carport vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw niet met enige wand is omsloten.
luifels die op de gronden gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
de ligging vóór de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,5 m;
de ligging uit de voorste perceelsgrens niet minder bedraagt dan 2 m;
de breedte niet meer is dan 1/3 van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw.
d. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2.
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
5.2.6 Bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen
Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen gelden de volgende regels:
Het aantal bouwwerken mag niet meer bedragen dan één per detailhandelsbedrijf.
Het bouwwerk mag niet op het dak worden gebouwd.
Het bouwwerk mag niet worden verlicht.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
De oppervlakte van een los geplaatst bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 m2.
De oppervlakte van een bouwwerk aan de gevel mag niet meer bedragen dan 5 m2.
5.2.7 Ondergronds bouwen
Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:
Ondergronds bouwen mag uitsluitend plaatsvinden onder gebouwen.
De verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4 m onder peil.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
nutsvoorzieningen;
hertenwei ter plaatse van de aanduiding ‘hertenwei (sg - htw)’;
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede lid 20.3 speelvoorzieningen en ontmoetingsvoorzieningen voor groepen mensen, straatmeubilair, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De bouwhoogte van bouwwerken voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m.
De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 8 m.
De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
6.2.2 Bouwwerken ten behoeven van nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m2.
Artikel 7 Horeca
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
horecabedrijven in categorieën 1 en 2;
terrasvoorzieningen;
één bedrijfswoning per bouwvlak;
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede lid 20.3), groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één horecabedrijf toegestaan.
Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
7.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
7.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
Alleen niet-inpandige bedrijfswoningen mogen niet-inpandig worden herbouwd.
De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 m.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 7.2.2 onder a van toepassing is.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 7.2.2 onder b van toepassing is.
De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.
7.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat:
tot 1 m uit de perceelsgrens de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m en,
tot 2 m uit de perceelsgrens de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
c. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met uitzondering van:
erkers die tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en op de gronden gelegen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
de horizontale diepte niet meer bedraagt dan 1,5 m;
de ligging uit de voorste perceelsgrens niet minder bedraagt dan 2 m;
de breedte niet meer is dan 2/3 van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw.
carports die tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en op de gronden gelegen vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
de ligging vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 2 m;
de ligging uit de voorste perceelsgrens niet minder bedraagt dan 2 m;
de carport vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw niet met enige wand is omsloten.
luifels die op de gronden gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
de ligging vóór de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,5 m;
de ligging uit de voorste perceelsgrens niet minder bedraagt dan 2 m;
de breedte niet meer is dan 1/3 van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw.
d. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2.
7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
7.2.6 Bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen
Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen gelden de volgende regels:
Het aantal bouwwerken mag niet meer bedragen dan één per horecabedrijf.
Het bouwwerk mag niet op het dak worden gebouwd.
Het bouwwerk mag niet worden verlicht.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
De oppervlakte van een los geplaatst bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 m2.
De oppervlakte van een bouwwerk aan de gevel mag niet meer bedragen dan 5 m2.
7.2.7 Ondergronds bouwen
Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:
Ondergronds bouwen mag uitsluitend plaatsvinden onder gebouwen.
De verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4 m onder peil.
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
maatschappelijke voorzieningen;
een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats (bp)';
een bestaande bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning (bw)';
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede lid 20.3), groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.
Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
8.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
8.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
Alleen niet-inpandige bedrijfswoningen mogen niet-inpandig worden herbouwd.
De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 m.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 8.2.2onder a van toepassing is.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 8.2.2 onder b van toepassing is.
De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.
8.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat:
tot 1 m uit de perceelsgrens de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m en,
tot 2 m uit de perceelsgrens de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
c. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met uitzondering van:
erkers die tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en op de gronden gelegen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
de horizontale diepte niet meer bedraagt dan 1,5 m;
de ligging uit de voorste perceelsgrens niet minder bedraagt dan 2 m;
de breedte niet meer is dan 2/3 van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw.
carports die tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en op de gronden gelegen vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
de ligging vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 2 m;
de ligging uit de voorste perceelsgrens niet minder bedraagt dan 2 m;
de carport vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw niet met enige wand is omsloten.
luifels die op de gronden gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
de ligging vóór de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,5 m;
de ligging uit de voorste perceelsgrens niet minder bedraagt dan 2 m;
de breedte niet meer is dan 1/3 van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw.
d. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2.
8.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
8.2.6 Bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen
Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen gelden de volgende regels:
Het aantal bouwwerken mag niet meer bedragen dan één per bedrijfvestiging.
Het bouwwerk mag niet op het dak worden gebouwd.
Het bouwwerk mag niet worden verlicht.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
De oppervlakte van een los geplaatst bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 m2.
De oppervlakte van een bouwwerk aan de gevel mag niet meer bedragen dan 5 m2.
8.2.7 Ondergronds bouwen
Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:
Ondergronds bouwen mag uitsluitend plaatsvinden onder gebouwen.
De verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4 m onder peil.
Artikel 9 Sport
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
sportvoorzieningen met uitzondering van gemotoriseerde sporten;
aan de in a genoemde ondergeschikte horeca.
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede lid 20.3), groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:
Gebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
9.2.2 Gebouwen binnen het bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
9.2.3 Gebouwen buiten het bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
De oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m².
Het bestemmingsvlak mag voor maximaal 5 % bebouwd worden.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte van speelinstallaties en ballenvangers mag niet meer bedragen dan 12 m.
De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 15 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
Artikel 10 Tuin
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
tuinen;
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede lid 20.3), water en voorzieningen voor de waterhuishouding en erven
10.2 Bouwregels
10.2.1 Erkers
Voor het bouwen van een erker aan het hoofdgebouw van de op de aangrenzende gronden gelegen woning gelden de volgende regels:
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De horizontale diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
De ligging uit de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.
De breedte mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van hoofdgebouw.
10.2.2 Carports
Voor het bouwen van een carport bij het hoofdgebouw van de op de aangrenzende gronden gelegen woning gelden de volgende regels:
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De ligging vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 m.
De ligging uit de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.
De carport mag vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw niet met enige wand zijn omsloten.
10.2.3 Luifels
Voor het bouwen van een luifel aan het hoofdgebouw van de op de aangrenzende gronden gelegen woning gelden de volgende regels:
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De horizontale diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
De ligging uit de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.
De breedte mag niet meer bedragen dan 1/3 van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
Artikel 11 Verkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
nutsvoorzieningen;
evenementen;
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede lid 20.3), speelvoorzieningen en ontmoetingsvoorzieningen voor groepen mensen, straatmeubilair, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De bouwhoogte van wegaanduidingen, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m.
De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 8 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
11.2.2 Bouwwerken ten behoeven van nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Evenementen
Evenementen als bedoeld in lid 11.1 sub c zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
evenementen categorie 1: onbeperkt;
evenementen categorie 2: onbeperkt.
Artikel 12 Wonen
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
een beroep aan huis;
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede lid 20.3), water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Ter plaatse van de aanduiding:
'vrijstaand';
'twee-aaneen';
'aaneengebouwd';
'gestapeld';
mogen uitsluitend de aangeduide type(n) worden gebouwd.
c. De afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens mag ter plaatse van de aanduiding:
'vrijstaand' aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 m;
'twee-aaneen' aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m;
'aaneengebouwd' aan de niet-aangebouwde zijde van de hoekwoning niet minder bedragen dan 2 m.
d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
e. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- bouwhoogte (m)' is aangegeven.
f. De minimale en maximale breedte van een hoofdgebouw is ter plaatse van de aanduiding:
'vrijstaand' 7 m respectievelijk 15 m;
'twee-aaneen' 5 m respectievelijk 9 m;
'aaneengebouwd' 5 m respectievelijk 7 m.
g. De dakhelling dient minimaal 20° en maximaal 65° te zijn.
12.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
Bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat:
tot 1 m uit de perceelsgrens de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m en,
tot 2 m uit de perceelsgrens de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
een uitzondering geldt voor die situaties waarin de kapconstructie in het verlengde ligt van het hoofdgebouw. In dat geval geldt als maximale bouwhoogte de hoogte van het hoofdgebouw minus 1,5 m. De eisen als hiervoor gegeven over de afstand uit de perceelsgrens blijven hierbij wel van kracht.
d. Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ geldt dat één zijde naast het hoofdgebouw vrij moet blijven van gebouwen over een strook van minimaal 3 m breed tot 8 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw.
e. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met uitzondering van:
erkers die tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en op de gronden gelegen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
de horizontale diepte niet meer bedraagt dan 1,5 m;
de ligging uit de voorste perceelsgrens niet minder bedraagt dan 2 m;
de breedte niet meer is dan 2/3 van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw.
carports die tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en op de gronden gelegen vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
de ligging vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 2 m;
de ligging uit de voorste perceelsgrens niet minder bedraagt dan 2 m;
de carport vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw niet met enige wand is omsloten.
luifels die op de gronden gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
de ligging vóór de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,5 m;
de ligging uit de voorste perceelsgrens niet minder bedraagt dan 2 m;
de breedte niet meer is dan 1/3 van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw.
f. De maximale gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak is per hoofdgebouw op bouwpercelen met een oppervlakte van:
oppervlakte bouwperceel |
maximale oppervlakte bijbehorende bouwwerken |
0 m² tot 125 m² |
50 m² |
125 m² tot 250 m² |
75 m² |
250 m² tot 500 m² |
100 m² |
500 m² tot 1000 m² |
125 m² |
vanaf 1000 m² |
150 m² |
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
Reclame-uitingen bij een beroep aan huis en een bedrijf aan huis mogen uitsluitend aan de gevel worden geplaatst tot een oppervlakte van 0,2 m².
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
12.2.4 Ondergronds bouwen
Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:
Ondergronds bouwen mag uitsluitend plaatsvinden onder gebouwen.
De verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4 m onder peil.
12.3 Specifieke gebruiksregels
12.3.1 Beroep aan huis
Een beroep aan huis moet voldoen aan de volgende regels:
De vloeroppervlakte van een beroep aan huis mag niet meer bedragen dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van in totaal 75 m².
Degene die de activiteiten uitoefent, is de bewoner van de woning.
Er is geen horeca en detailhandel toegestaan, uitgezonderd beperkte detailhandel via internet en beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met die activiteit.
Buitenopslag is niet toegestaan.
De activiteiten moeten milieuhygiënisch inpasbaar zijn in de omgeving.
12.3.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:
een deel van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte;
(vrijstaande) bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woonruimte en als afhankelijke woonruimte.
12.4 Afwijking van de gebruiksregels
12.4.1 Afwijking bedrijf aan huis, detailhandel of dienstverlening van ondergeschikte aard
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.1ten behoeve van het gebruik van de gronden en bouwwerken behorende bij een woning voor een bedrijf aan huis, detailhandel of dienstverlening van ondergeschikte aard in een gedeelte van het hoofdgebouw en/of een bijbehorend bouwwerk mits:
het geen volumineuze detailhandel of een supermarkt betreft;
het qua aard en omvang past in de functie van de kern Sint Hubert.
12.4.2 Afwijking mantelzorg
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.3.2 onder a en b, ten behoeve van het gebruik als afhankelijke woonruimte in een gedeelte van het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk mits:
aangetoond wordt dan inwoning in de woning of bijbehorend bouwwerk redelijkerwijs niet mogelijk is;
mantelzorg een tijdelijke situatie is en aangegeven wordt tot welk moment de afwijking noodzakelijk is;
de afhankelijke woonruimte zich op de begane grond bevindt en niet groter is dan 80 m²;
de afhankelijke woonruimte een functionele en visuele relatie heeft met de op het perceel aanwezige woning.
12.4.3 Voorwaarden voor afwijking
Afwijkingen als bedoeld in lid 12.4.1en 12.4.2kunnen slechts worden verleend, mits:
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
het milieuhygiënisch inpasbaar is in de omgeving;
de afwijking voorzien wordt van een goede ruimtelijke onderbouwing.
Artikel 13 Leiding – Riool
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of de bescherming van:
ondergrondse riooltransportleidingen ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - riool’ en een zone van 3,5 m aan weerszijden van de leiding.
13.2 Bouwregels
Op de gronden binnen de bij de leiding behorende beschermingszone, mogen in afwijking van de bouwregels van de daar voorkomende bestemmingen geen bouwwerken worden gebouwd, behoudens:
bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse riooltransportleidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 m.
13.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden mits:
het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de rioolleiding dient te zijn gewaarborgd;
Het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij de betreffende leidingbeheerder.
13.4 Specifieke gebruiksegels
13.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden, waardoor:
schade kan optreden aan de riolering;
het beheer van de riolering kan worden belemmerd.
13.5 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
13.5.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
13.5.2 Uitzonderingen
Het in lid 13.5.1vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
13.5.3 Toelaatbaarheid
De in lid 13.5.1genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de rioolleiding zijn gewaarborgd.
Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.5.1wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 14 Waarde - Archeologie 1
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere
daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming
van de (te verwachten archeologische) waarden van de gronden.
14.2 Bouwregels
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en de bodemingrepen dieper gaan dan 0,4 m beneden maaiveld,een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische;
De verplichting tot het doen van opgravingen;
De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 14.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² en met meer dan 0,4 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;
het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,4 m onder maaiveld;
het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
het verwijderen of rooien van bos;
het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,4 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;
het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m² .
14.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
14.4.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 14.4.1genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
Artikel 15 Waarde – Archeologie 2
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere
daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming
van de (te verwachten archeologische) waarden van de gronden.
15.2 Bouwregels
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en de bodemingrepen dieper gaan dan 0,4 m beneden maaiveld,een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische;
De verplichting tot het doen van opgravingen;
De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 15.2sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 250 m² en met meer dan 0,4 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;
het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,4 m onder maaiveld;
het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
het verwijderen of rooien van bos;
het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,4 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;
het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 250 m² .
15.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 15.4.1vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
15.4.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 15.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
Artikel 16 Waarde - Archeologie 3
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere
daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming
van de (te verwachten archeologische) waarden van de gronden.
16.2 Bouwregels
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2500 m² en de bodemingrepen dieper gaan dan 0,4 m beneden maaiveld,een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische;
De verplichting tot het doen van opgravingen;
De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 16.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 2500 m² en met meer dan 0,4 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;
het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,4 m onder maaiveld;
het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
het verwijderen of rooien van bos;
het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,4 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;
het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 2500 m² .
16.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 16.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
16.4.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 16.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
Artikel 17 Waarden – Cultuurhistorie
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarden – Cultuurhistorie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, bescherming en/of herstel van:
de kerk aan Kerkepad 16
wat tot uitdrukking komt in de structuur en de ruimtelijke kwaliteit van de genoemde gebouwen.
17.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de hoofdvorm van de gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, de gevelbreedte, de goot en bouwhoogte, de dakhelling en de nokrichting, zoals die bestond op het tijdstip van de vaststelling van het plan gehandhaafd moet worden, met dien verstande dat een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast .
17.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, de nokrichting van de kappen van gebouwen, de gevelindeling en het materiaal- en kleurgebruik ten behoeve van het behoud, de versterking en/of het herstel van het beschermde dorpsgezicht.
17.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 17.2 en toestaan dat de hoofdvorm van de gebouwen, zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan niet wordt gehandhaafd.
17.4.1 Afwegingskader
De in artikel 17.4 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend:
voor zover de gebouwen voldoen aan de regels van de basisbestemming;
nadat een onafhankelijke, deskundige instantie daar omtrent is gehoord.
17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.5.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het vellen, rooien, zaaien of aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de gemeentelijke bomenverordening of de Boswet is geregeld, zoals deze regelingen luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
het planten van bomen;
het ontgronden, afgraven, egaliseren of ophogen van gronden;
het verharden van de openbare ruimte, alsmede de onbebouwde ruimte vóór de
voorgevelrooilijnen;
het wijzigen van de aard van de oppervlakteverhardingen.
17.5.2 Uitzonderingen
Het in lid 17.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
waarin de Monumentenwet 1988 voorziet.
17.5.3 Toelaatbaarheid
De in lid 17.5.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend:
indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen gevaar of onevenredig nadeel ontstaat voor het beschermde dorpsgezicht of de historische buitenplaats;
nadat een onafhankelijke, deskundige instantie daaromtrent is gehoord.
Artikel 18 Waterstaat - Waterlopen
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat – Waterlopen’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het beheer van de watergang, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en met de inachtneming van de Keur van het waterschap.
18.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag niet worden gebouwd.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 18.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de watergang.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
18.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 18.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of beheer betreffen;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
18.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 18.4.1genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien alvorens over de aanvraag wordt beslist, advies is verkregen van de beheerder van de watergang.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 20 Algemene bouwregels
20.1 Uitzondering ondergeschikte bouwonderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- of bestemmingsgrens of de bouwhoogte met niet meer dan 1,0 m wordt overschreden.
20.2 Maatvoering
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op tijdstip van het terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
20.3 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
20.3.1 Parkeernorm wonen
Voor wat betreft de functie wonen moet per woning ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hiervoor dienen de normen zoals opgenomen in de publicatie ‘Parkeerkencijfers – basis voor parkeernormering (CROW)’ te worden gehanteerd.
20.3.2 Parkeernorm overig
Voor wat betreft functies anders dan wonen moet, indien de omvang, het gebruik of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, dan wel op het betreffende terrein, overeenkomstig de in de publicatie ‘Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering (CROW)’opgenomen normen.
20.3.3 Afmetingen
De in artikel 20.3.1 en 20.3.2 bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,5 x 5 m in geval van kops parkeren en 2,5 x 6 m bij langsparkeren bedragen;
indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte – voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,5 m bij 6 m bedragen.
20.3.4 Laden en lossen
Indien het gebruik of de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, overeenkomstig de publicatie 'parkeerencijfers - basis voor parkeernormering (CROW)' opgenomen normen.
20.3.5 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen toestemming verlenen om af te wijken van het bepaalde in artikel 20.3.1, 20.3.2 en 20.3.3:
indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Artikel 21 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met het bestemmingsplan, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
het storten van puin en/of afvalstoffen;
de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
Artikel 22 Algemene afwijkingsregels
22.1 Algemene afwijkingen
Burgemeester en wethouders kunnen toestemming verlenen om af te wijken van de regels en toestaan dat:
het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
de maximale bouwhoogte van gebouwen wordt overschreden ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtbehandelingsapparatuur, liftopbouwen en lichtkappen, mits:
over een oppervlakte van maximaal 50 m²;
hoogte maximaal 25% boven toegestane bouwhoogte betreffend gebouw;
hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
d. kunstwerken maximaal 15 m
e. zend-, ontvang- en/of sirenemasten maximaal 40 m
f. overige maximaal 10 m;
g. nutsvoorzieningen worden opgericht, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met:
oppervlakte maximaal 50 m²
hoogte maximaal 3,50 m.
h. straatmeubilair wordt geplaatst, met:
oppervlakte maximaal 5 m²
hoogte maximaal 2,50 m;
i. jongerenontmoetingsplekken worden geplaatst, met:
oppervlakte maximaal 25 m²
hoogte maximaal 3 m;
j. de onder a tot en met i genoemde afwijkingen kunnen uitsluitend worden verleend mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden;
het straat- en bebouwingsbeeld,
de woonsituatie;
de milieusituatie;
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid.
Artikel 23 Algemene nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals beschreven in het beeldkwaliteitplan;
de gebruiksmogelijkheden;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de milieusituatie.
Artikel 24 Algemene sloopregels
24.1 Omgevingsvergunningplichtige activiteiten ten aanzien van slopen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een pand, zoals opgenomen in tabel 1 te slopen.
24.2 Uitzonderingen
Het in lid 24.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
welke het normale onderhoud betreffen;
waarvoor op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan rees sloopvergunning is verleend;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
24.3 Toelaatbaarheid
De in lid 24.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend, indien:
de instandhouding van het pand geen bijdrage meer levert aan de cultuurhistorische waarde van het pand en de omgeving en/of;
het pand niet meer beschikt over de eigenschappen die het pand de cultuurhistorische waarden verschafte;
alvorens een besluit wordt genomen omtrent het verlenen van de vergunning wordt advies gevraagd bij de gemeentelijke monumentencommissie.
Tabel 1
Aanduiding |
Adres |
sw - slr |
Kerkpad 9 |
sw - slr |
Kerkpad 10 |
sw - slr |
Kerkpad 11 |
sw - slr |
Kerkpad 12 |
sw - slr |
Kerkpad 18 |
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 25 Overgangsrecht
25.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
25.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 26 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels bestemmingsplan ‘Kom Sint Hubert’.