direct naar inhoud van Regels

Buitengebied Mill en Sint Hubert

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0815.BPL12022HBU-VA01

Artikel 37 Algemene aanduidingsregels

 

37.1 Aardkundig waardevol gebied

 

37.1.1 Werken en werkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol gebied’ verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,4 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,4 m onder maaiveld;

  3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  5. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden;

  6. het verwijderen van paden en onverharde wegen.

 

37.1.2 Uitzonderingen

Het in lid 37.1.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. binnen het bouwvlak plaats vinden.

 

37.1.3 Toelaatbaarheid

De in lid 37.1.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden.

 

37.2 Cultuurhistorisch waardevol gebied

 

37.2.1 Werken en werkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’ verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,4 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,4 m onder maaiveld;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  4. het verwijderen of rooien van bos;

  5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  6. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  7. het permanent omzetten van grasland;

  8. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen;

  9. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m².

  10. het aanplanten van bomen in beekdalen;

  11. het vergraven van de perceleringsstructuur in de Hollanderbroek.

 

37.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 37.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. binnen het bouwvlak plaats vinden.

 

37.2.3 Toelaatbaarheid

De in lid 37.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de cultuurhistorische waarden.

 

37.3 Geluidzone – industrie

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - industrie’, mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige objecten worden opgericht, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.

 

37.4 Geluidzone - Vliegveld

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - vliegveld’, mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige objecten en terreinen worden opgericht.

 

37.5 Luchtvaartverkeerzones

 

37.5.1 Funnel

  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 1’, ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 2’, ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 3’ zijn mede bestemd voor het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

  2. Op deze gronden mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan:

  1. 30 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 1’;

  2. 35 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 2’;

  3. 40 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 3’.

 

37.5.2 IHCS-zone

  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS-zone, zijn mede bestemd voor het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

  2. Op deze gronden mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 64 m + NAP.

 

37.5.3 ILS-zone

  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 1’, ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 2’, ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 3’, ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 4’, luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 5’, ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 6’, ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 7’ en ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 8’ zijn mede bestemd voor een obstakelvrije ruimte ten behoeve van de vliegveiligheid van het nabijgelegen luchtvaartterrein.

  2. Op deze gronden mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan:

  1. 18,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 1’;

  2. 28,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 2’;

  3. 38,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 3’;

  4. 48,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 4’;

  5. 58,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 5’;

  6. 68,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 6’;

  7. 78,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 7’;

  8. 38,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 8’.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder b, mits de functie van de ILS-zone niet onevenredig wordt aangetast. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij het Ministerie van Defensie.

 

37.5.4 Radarverstoringsgebied

  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - radarverstoringsgebied’ zijn mede bestemd voor een onverstoorde instandhouding van het radarverstoringsgebied.

  2. Op deze gronden mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 65 m + NAP.

  3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder b, mits de functie van het radarverstoringsgebied niet onevenredig wordt aangetast. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij het Ministerie van Defensie.

 

37.6 Reconstructiewetzone – extensiveringsgebied

De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ zijn gelegen binnen het extensiveringsgebied.

 

37.7 Reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied

De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ zijn gelegen binnen het landbouwontwikkelingsgebied.

 

37.8 Reconstructiewetzone – verwevingsgebied

De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – verwevingsgebied’ zijn gelegen binnen het verwevingsgebied.

 

37.9 Reserveringsgebied – waterberging

  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘reserveringsgebied – waterberging’ zijn mede bestemd voor het behoud van het waterbergend vermogen van het reserveringsgebied.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘reserveringsgebied – waterberging’ kan geen omgevingsvergunning verleend worden voor het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,5 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie.

 

37.10 Veiligheidszone – bevi

 

37.10.1 Bouwregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - bevi’ is geen nieuw-bouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.

 

37.10.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaald in lid 37.10.1, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van de betreffende Bevi-inrichting, de veiligheid van personen en goederen is afgewogen en het groepsrisico is verantwoord.

  2. Er wordt advies ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige.

 

37.11 Veiligheidszone - lpg

 

37.11.1 Bouwregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.

 

37.11.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaald in lid 37.11.1, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van het betreffende vulpunt voor lpg, de veiligheid van personen en goederen is afgewogen en het groepsrisico is verantwoord.

  2. Er wordt advies ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige.

 

37.12 Vrijwaringszone - molenbiotoop

 

37.12.1 Zoneomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – molenbiotoop’ zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.

 

37.12.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, gelden voor het bouwen op of in de in deze bestemming begrepen gronden de volgende regels:

  1. Binnen de zone van 100 m gemeten vanaf de molen mogen geen bouwwerken worden gebouwd of beplanting worden gerealiseerd die hoger is dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen (het verschil tussen de askophoogte en de lengte van één wiek).

  2. Binnen de zone gemeten van 100 m vanaf de molen tot een afstand van 500 m gemeten vanaf de molen, mogen geen hogere bouwwerken worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald:

H=X/75+0,2*Z

waarin:

H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen)

X = de afstand in meters vanaf het bouwwerk tot de wieken van de molen

Z = askophoogte (helft van de vlucht van de wieken + belthoogte)

 

37.12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 37.12.2, met dien verstande dat:

  1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing. Alvorens omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag schriftelijk advies bij de molendeskundige;

  2. toepassing van de in lid 37.12.2 bedoelde afstands- en hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden.

 

37.13 Zoekgebied ecologische verbindingszone

 

37.13.1 Werken en werkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,4 m onder maaiveld;

  3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  5. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m²;

  6. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

 

37.13.2 Uitzonderingen

Het in lid 37.13.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. binnen het bouwvlak plaats vinden.

 

37.13.3 Toelaatbaarheid

De in lid 37.13.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige waarden.