direct naar inhoud van Regels

Buitengebied Mill en Sint Hubert

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0815.BPL12022HBU-VA01

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 34 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 35 Algemene bouwregels

 

35.1 Maatvoering

In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

35.2 Bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

 

35.3 Ondergronds bouwen

  1. Op plaatsen waar hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a zijn bij agrarische bedrijven mestkelders overal binnen het bouwvlak toegestaan.

  3. Ondergrondse bouwwerken mogen uit niet meer dan één bouwlaag bestaan.

  4. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.

 

35.4 Rijbakken

Voor het bouwen van rijbakken gelden de volgende regels:

  1. Rijbakken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, grenzend aan een bouwvlak of grenzend aan een bestemmingsvlak waar gebouwen zijn toegestaan.

  2. De afmetingen van een rijbak mogen niet meer bedragen dan 800 m².

  3. De bouwhoogte van lichtmasten bij de rijbak mag niet meer bedragen dan 12 m.

  4. De bouwhoogte van afscheidingen van de rijbak mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

Artikel 36 Algemene gebruiksregels

 

36.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

  2. het gebruik en laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

  3. het permanent bewonen of laten bewonen van recreatieve nachtverblijven;

  4. het (proef)boren naar gas (waaronder schaliegas).

 

36.2 Aan huis gebonden beroep

Voor het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie gelden de volgende regels:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 60 m².

  2. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

  3. Detailhandel en groothandel is niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en in verband met die activiteit, en handelsactiviteiten via het internet.

 

36.3 Kleinschalig logeren

Voor kleinschalig logeren als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie gelden de volgende regels:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m².

  2. Het aantal logeerplaatsen mag niet meer bedragen dan 5.

  3. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

Artikel 37 Algemene aanduidingsregels

 

37.1 Aardkundig waardevol gebied

 

37.1.1 Werken en werkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol gebied’ verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,4 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,4 m onder maaiveld;

  3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  5. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden;

  6. het verwijderen van paden en onverharde wegen.

 

37.1.2 Uitzonderingen

Het in lid 37.1.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. binnen het bouwvlak plaats vinden.

 

37.1.3 Toelaatbaarheid

De in lid 37.1.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden.

 

37.2 Cultuurhistorisch waardevol gebied

 

37.2.1 Werken en werkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’ verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,4 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,4 m onder maaiveld;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  4. het verwijderen of rooien van bos;

  5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  6. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  7. het permanent omzetten van grasland;

  8. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen;

  9. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m².

  10. het aanplanten van bomen in beekdalen;

  11. het vergraven van de perceleringsstructuur in de Hollanderbroek.

 

37.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 37.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. binnen het bouwvlak plaats vinden.

 

37.2.3 Toelaatbaarheid

De in lid 37.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de cultuurhistorische waarden.

 

37.3 Geluidzone – industrie

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - industrie’, mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige objecten worden opgericht, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.

 

37.4 Geluidzone - Vliegveld

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - vliegveld’, mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige objecten en terreinen worden opgericht.

 

37.5 Luchtvaartverkeerzones

 

37.5.1 Funnel

  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 1’, ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 2’, ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 3’ zijn mede bestemd voor het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

  2. Op deze gronden mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan:

  1. 30 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 1’;

  2. 35 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 2’;

  3. 40 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 3’.

 

37.5.2 IHCS-zone

  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS-zone, zijn mede bestemd voor het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

  2. Op deze gronden mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 64 m + NAP.

 

37.5.3 ILS-zone

  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 1’, ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 2’, ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 3’, ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 4’, luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 5’, ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 6’, ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 7’ en ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 8’ zijn mede bestemd voor een obstakelvrije ruimte ten behoeve van de vliegveiligheid van het nabijgelegen luchtvaartterrein.

  2. Op deze gronden mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan:

  1. 18,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 1’;

  2. 28,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 2’;

  3. 38,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 3’;

  4. 48,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 4’;

  5. 58,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 5’;

  6. 68,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 6’;

  7. 78,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 7’;

  8. 38,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 8’.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder b, mits de functie van de ILS-zone niet onevenredig wordt aangetast. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij het Ministerie van Defensie.

 

37.5.4 Radarverstoringsgebied

  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - radarverstoringsgebied’ zijn mede bestemd voor een onverstoorde instandhouding van het radarverstoringsgebied.

  2. Op deze gronden mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 65 m + NAP.

  3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder b, mits de functie van het radarverstoringsgebied niet onevenredig wordt aangetast. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij het Ministerie van Defensie.

 

37.6 Reconstructiewetzone – extensiveringsgebied

De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ zijn gelegen binnen het extensiveringsgebied.

 

37.7 Reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied

De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ zijn gelegen binnen het landbouwontwikkelingsgebied.

 

37.8 Reconstructiewetzone – verwevingsgebied

De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – verwevingsgebied’ zijn gelegen binnen het verwevingsgebied.

 

37.9 Reserveringsgebied – waterberging

  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘reserveringsgebied – waterberging’ zijn mede bestemd voor het behoud van het waterbergend vermogen van het reserveringsgebied.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘reserveringsgebied – waterberging’ kan geen omgevingsvergunning verleend worden voor het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,5 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie.

 

37.10 Veiligheidszone – bevi

 

37.10.1 Bouwregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - bevi’ is geen nieuw-bouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.

 

37.10.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaald in lid 37.10.1, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van de betreffende Bevi-inrichting, de veiligheid van personen en goederen is afgewogen en het groepsrisico is verantwoord.

  2. Er wordt advies ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige.

 

37.11 Veiligheidszone - lpg

 

37.11.1 Bouwregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.

 

37.11.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaald in lid 37.11.1, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van het betreffende vulpunt voor lpg, de veiligheid van personen en goederen is afgewogen en het groepsrisico is verantwoord.

  2. Er wordt advies ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige.

 

37.12 Vrijwaringszone - molenbiotoop

 

37.12.1 Zoneomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – molenbiotoop’ zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.

 

37.12.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, gelden voor het bouwen op of in de in deze bestemming begrepen gronden de volgende regels:

  1. Binnen de zone van 100 m gemeten vanaf de molen mogen geen bouwwerken worden gebouwd of beplanting worden gerealiseerd die hoger is dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen (het verschil tussen de askophoogte en de lengte van één wiek).

  2. Binnen de zone gemeten van 100 m vanaf de molen tot een afstand van 500 m gemeten vanaf de molen, mogen geen hogere bouwwerken worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald:

H=X/75+0,2*Z

waarin:

H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen)

X = de afstand in meters vanaf het bouwwerk tot de wieken van de molen

Z = askophoogte (helft van de vlucht van de wieken + belthoogte)

 

37.12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 37.12.2, met dien verstande dat:

  1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing. Alvorens omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag schriftelijk advies bij de molendeskundige;

  2. toepassing van de in lid 37.12.2 bedoelde afstands- en hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden.

 

37.13 Zoekgebied ecologische verbindingszone

 

37.13.1 Werken en werkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,4 m onder maaiveld;

  3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  5. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m²;

  6. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

 

37.13.2 Uitzonderingen

Het in lid 37.13.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. binnen het bouwvlak plaats vinden.

 

37.13.3 Toelaatbaarheid

De in lid 37.13.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige waarden.

 

Artikel 38 Algemene afwijkingsregels

 

38.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen, niet zijnde het bebouwingspercentage;

  2. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  3. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

  1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;

  1. de bestemmingsregels voor het bouwen van windmolens, waarbij de volgende regels gelden:

  1. Deze afwijking is niet mogelijk binnen de bestemming ‘Agrarisch – Ecologische Hoofdstructuur’.

  2. Per bouwperceel zijn niet meer dan 2 windmolens toegestaan.

  3. De hoogte mag niet meer bedragen dan 15 m.

  4. De tiphoogte mag niet meer bedragen dan 20 m.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De windmolen zijn stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  1. de onder a tot en met e genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de milieusituatie, en;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

38.2 Afwijken aan huis gebonden beroep

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 36.2 voor het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie met een grotere oppervlakte, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m².

  2. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

  3. Detailhandel en groothandel is niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en in verband met de activiteit en handelsactiviteiten via het internet.

  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. De afwijking mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

 

38.3 Afwijken aan huis gebonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 36.2 voor het uitoefenen van een aan huis gebonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Als aan huis gebonden bedrijven zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, dan wel daarin niet genoemd, maar de activiteit naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijfsactiviteiten die wel in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen.

  2. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m².

  3. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

  4. Detailhandel en groothandel bij een aan huis gebonden bedrijf is niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en in verband met de activiteit en handelsactiviteiten via het internet.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De afwijking mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

 

38.4 Afwijken mantelzorg

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 36.1 onder b, en toestaan dat een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk bij de (bedrijfs-)woning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden::

  1. Bewoning van een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen wordt aangetoond door een deskundige instantie.

  2. De omvang van de afhankelijke woonruimte mag niet meer bedragen dan 80 m².

  3. Een afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan op de begane grond.

  4. De maximale toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken wordt niet overschreden.

  5. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

  6. In het geval van nieuwbouw mag de afstand van de nieuwbouw tot de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 10 m.

  1. Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van het bepaalde onder a, in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

Artikel 39 Algemene wijzigingsregels

 

39.1 Wijziging aanduidingen waarden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door de aanduidingen:

  1. ‘aardkundig waardevol gebied’;

  2. ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’;

  3. ‘leefgebied dassen’;

  4. ‘leefgebied kwetsbare soorten’;

  5. ‘leefgebied struweelvogels’;

  6. ‘leefgebied weidevogels’;

in omvang en/of vorm te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen of toe te kennen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Bij geheel of gedeeltelijk verwijderen van een aanduiding dient door middel van onderzoek aangetoond te zijn dat de desbetreffende waarde ter plaatse niet (meer) aanwezig is, dan wel dat bescherming van de waarde met de aanduiding niet (meer) noodzakelijk is.

  2. Bij het wijzigen van de omvang en/of vorm van de aanduiding of het toekennen van de aanduiding dient door middel van onderzoek aangetoond te zijn dat dit noodzakelijk is ter bescherming van de desbetreffende waarde.

 

39.2 Wijziging aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ in omvang en/of vorm te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De ecologische verbindingszone is gerealiseerd.

  2. Bescherming van het zoekgebied ten behoeve van de ecologische verbindingszone is niet meer noodzakelijk.

 

39.3 Wijziging aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’, ‘reconstructiewetzone – verwevingsgebied’ en/of ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’, ‘reconstructiewetzone – verwevingsgebied’ en/of ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ in omvang en/of vorm te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:

  1. De zonering in het kader van de Reconstructiewet of provinciale Verordening Ruimte is herzien.

 

39.4 Wijziging aanduiding ‘veiligheidszone – lpg’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door de aanduiding ‘veiligheidszone – lpg’ in omvang en/of vorm te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien het betreffende vulpunt is beëindigd.

 

39.5 Vormverandering bestemmingsvlak ‘Agrarisch – Paardenhouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ en de omliggende bestemming(en) te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak, en eventueel daarmee samenhangend vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.

  2. De wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  6. Indien de wijziging betrekking heeft op de bestemming ‘Agrarisch – Groenblauwe Mantel’ dient er een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

 

39.6 Vergroting bestemmingsvlak ‘Agrarisch – Paardenhouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ en de omliggende bestemming(en) te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bestemmingsvlak, en eventueel daarmee samenhangend vergroting van het bouwvlak waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

  2. De vergroting mag uitsluitend plaatsvinden in agrarisch gebied en aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.

  3. De wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  4. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel paardenhouderijbedrijf.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een onafhankelijke deskundige.

  7. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfs-bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  8. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  9. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  10. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  11. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  12. De wijziging mag geen betrekking hebben op gronden binnen de bestemming ‘Agrarisch – Groenblauwe Mantel’.

  13. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

 

39.7 Vergroting bestemmingsvlak en bouwvlak ‘Bedrijf’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf’ en de omliggende bestemming(en) te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bestemmingsvlak, en/of het vergroten van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Voor niet-agrarische bedrijven is vergroting van het bestemmingsvlak toegestaan tot een maximum van 5.000 m².

  2. Voor agrarisch technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven is vergroting van het bestemmingsvlak toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

  3. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.

  4. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan met maximaal 20%.

  5. De vergroting van het bestemmingsvlak en/of bouwvlak dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  6. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een onafhankelijke deskundige.

  7. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfs-bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  8. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  9. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  10. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  11. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  12. Indien de wijziging betrekking heeft op de bestemming ‘Agrarisch – Groenblauwe Mantel’ dient er een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  13. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

 

39.8 Vergroting bestemmingsvlak en bouwvlak ‘Horeca’ of ‘Maatschappelijk’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Horeca’ of ‘Maatschappelijk’ en de omliggende bestemming(en) te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bestemmingsvlak, en/of het vergroten van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

  2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.

  3. De vergroting van het bestemmingsvlak en/of bouwvlak dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een horecabedrijf of maatschappelijke voorziening.

  4. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een onafhankelijke deskundige.

  5. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfs-bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  6. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. Indien de wijziging betrekking heeft op de bestemming ‘Agrarisch – Groenblauwe Mantel’ dient er een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  11. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

 

39.9 Wijziging naar ‘Bos’ of ‘Natuur’

Burgemeester en wethouders zijn bestemming ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ te wijzigen ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos, landschapselementen en/of de natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’.

  2. De wijziging vindt plaats nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.

 

39.10 Boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen ten behoeve van de splitsing van een (bedrijfs-)woning in twee woningen waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Splitsing is alleen toegestaan indien het een karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle woonboerderij betreft op basis van erfgoedbeleid.

  2. De inhoud van de te splitsen woonboerderij dient ten minste 900 m³ te bedragen.

  3. Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 350 m3.

  4. Na splitsing mogen de twee woningen niet worden gesloopt en worden vervangen voor twee vrijstaande woningen.

  5. Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische dan wel beeldbepalende waarden mogen niet worden aangetast.

  6. Voor zover de gezamenlijk oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken meer bedraagt dan 200 m², dient overtollige bebouwing te worden gesloopt, tenzij dit leidt tot aantasting van het bestaande architectonische karakter van de boerderij of het bijbehorende bouwwerk en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische dan wel beeldbepalende waarden.

  7. De splitsing mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. De splitsing dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  9. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  10. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  11. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

Artikel 40 Overige regels

 

40.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige voorwaarden;

  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

  4. het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;

  5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden en

  6. de ruimte tussen bouwwerken.

 

40.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.