direct naar inhoud van Artikel 12 Overige regels
Plan: Frederiksweg 45
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0815.BPL10012HMI-VA01

Artikel 12 Overige regels

12.1 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
12.1.1 Wonen

Voor wat betreft de functie wonen moet per woning ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Per woning is hiervoor minimaal 1,8 parkeerplaatsen te realiseren, waarvan 1 parkeerplaats op eigen terrein bij vrijstaande en twee-aaneen woningen.

12.1.2 Niet-wonen

Voor wat betreft functies anders dan wonen moet, indien de omvang, het gebruik of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, dan wel op het betreffende terrein, overeenkomstig de in de publicatie “Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering (CROW, maart 2004)” opgenomen normen.

12.1.3 Parkeren

De in artikel 12.1.1 en artikel 12.1.2 bedoelde ruimte voor het parkeren van auto’s moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:

  • a. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,5 x 5 m in geval van kops parkeren en 2,5 x 6 m bij langsparkeren bedragen;
  • b. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte, voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,5 m bij 6 m bedragen.
12.1.4 Laden en lossen

Indien het gebruik of de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, overeenkomstig de publicatie “Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering (CROW, maart 2004)” opgenomen normen.

12.1.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in artikel 12.1.1, artikel 12.1.2, artikel 12.1.3 en artikel 12.1.4 indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en / of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) danwel een andere ruimtelijke-functionele structuur te waarborgen.

12.1.6 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 12.1.1, artikel 12.1.2, artikel 12.1.3 en artikel 12.1.4:

  • a. indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
12.2 Aarden wal
12.2.1 Verbod

Het is verboden om een aarden wal aan te leggen:

  • a. hoger dan 2,5 m en / of;
  • b. voor een groter deel van het bouwperceel dan 25% en / of;
  • c. voor het (verlengde) van de voorgevel van de woning;

zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.

12.2.2 Vergunningverlening

De vergunning als bedoeld in artikel 12.2.1 wordt verleend, indien is gebleken dat het aanleggen van de aarden wal:

  • a. geen directe of indirecte landschappelijke gevolgen heeft en / of;
  • b. geen onevenredig negatieve gevolgen heeft op de verkeersafwikkeling en / of;
  • c. vanuit stedenbouwkundige oogpunt voldoende inpasbaar is en / of.
12.2.3 Voorwaarden voor vergunningverlening

Een vergunning als bedoeld in artikel 12.2.1 wordt pas verleend nadat:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad in relatie tot de aanwezige natuurwaarden;
  • b. de vergunning voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing.
12.2.4 Uitzondering

In afwijking van het hiervoor bepaalde is geen vergunning nodig voor het aanleggen van een aarden wal tot maximaal 2,5 m hoogte waarbij tevens geldt dat het bouwperceel voor niet meer dan 25% mag bestaan uit een aarden wal en voor zover deze aarden wal is gelegen achter het (verlengde van) de voorgevel van de woning.