direct naar inhoud van Artikel 12 Wonen
Plan: Rechtvaart 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0809.BPRechtvaart-VG01

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-gebonden beroepen;
  • c. tuinen, erven en verhardingen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.

12.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen (woningen) gelden de volgende bepalingen:

  • a. de volgende bebouwingstypologie is van toepassing:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "twee-aaneen" mogen uitsluitend halfvrijstaande woningen worden gebouwd;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding "woonwagenstandplaats" mag uitsluitend een woonwagen worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan beide zijden van het bouwperceel minimaal 3 m;
  • d. de afstand van een halfvrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan één zijde van het bouwperceel minimaal 3 m;
  • e. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de goot- en bouwhoogte die ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • f. hoofdgebouwen, met uitzondering van woonwagens, mogen uitsluitend worden gebouwd met een kap met een dakhelling van minimaal 30° en maximaal 60°;
  • g. in afwijking van het gestelde onder b, mag per woning maximaal één portiek of erker buiten het aangegeven bouwvlak worden gesitueerd, mits voldaan wordt aan de volgende eisen:
    • 1. de afstand van de portiek of de erker tot de bestemming “Verkeer - Verblijfsgebied” dient minimaal 2 meter te bedragen;
    • 2. de oppervlakte van de portiek of erker bedraagt maximaal 6 m²;
    • 3. de breedte van de portiek of erker bedraagt maximaal 60% van de breedte van de desbetreffende gevel van de woning met een maximum van 4 meter;
    • 4. de bouwhoogte van de portiek of de erker bedraagt maximaal 3 meter.
12.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen mogen zowel binnen het bouwvlak als op gronden ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” gebouwd worden;
  • b. de goothoogte van een bijgebouw bedraagt maximaal 3 meter;
  • c. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 4 meter, mits het bijgebouw wordt afgedekt met een zadeldak;
  • d. de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen bedraagt maximaal 4 meter, mits deze architectonisch één geheel vormen met het hoofdgebouw;
  • e. een aangebouwd bijgebouw mag de achtergrens van het bouwvlak en het verlengde daarvan met maximaal 4 meter overschrijden;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag:
    • 1. niet meer bedragen dan 80 m² per woning, indien de oppervlakte van een bij een woning behorende aanduiding “bijgebouwen” niet groter is dan 800 m²;
    • 2. niet meer bedragen dan 100 m² per woning, indien de oppervlakte van een bij een woning behorende aanduiding “bijgebouwen” groter is dan 800 m² en niet groter is dan 1.000 m²;
    • 3. niet meer bedragen dan 150 m² per woning, indien de oppervlakte van een bij een woning behorende aanduiding “bijgebouwen” groter is dan 1000 m² en niet groter is dan 1.500 m²;
    • 4. niet meer bedragen dan 200 m² per woning, indien de oppervlakte van een bij een woning behorende aanduiding “bijgebouwen” groter is dan 1500 m²;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f. bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij de woonwagen ter plaatse van de aanduiding "woonwagenstandplaats" maximaal 40 m².
12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter (het verlengde van) de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
12.3 Ontheffing van de bouwregels
12.3.1 Ontheffing seniorenwoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 12.4.1 onder c voor het in het kader van mantelzorg realiseren van een afhankelijke woonruimte, bestaande uit een slaapkamer met natte cel op de begane grond (“seniorenwoning”), mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. aangetoond is, dat de toepassing van de onder 12.2 genoemde bouwmogelijkheden onvoldoende ruimte biedt om een extra slaapkamer en een natte cel op de begane grond te realiseren;
  • b. het perceel wordt door maximaal één gezin bewoond;
  • c. het oppervlak van deze voorziening bedraagt maximaal 20 m²;
  • d. het totaal van de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen, voor zover gelegen ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” bedraagt maximaal 85 m²;
  • e. de bouw van de afhankelijke woonruimte mag niet tot gevolg hebben dat de gronden ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" voor meer dan 50% worden bebouwd;
  • f. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal 3 meter respectievelijk 4 meter;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting van het stedenbouwkundige straatbeeld plaats;
  • h. er ontstaat stedenbouwkundig en architectonisch een evenwichtig geheel met het op het perceel aanwezige hoofdgebouw en er wordt ook een evenwichtige afstemming gevonden ten opzichte van de zich op het perceel bevindende vrijstaande gebouwen;
  • i. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet worden onevenredig aangetast, met dien verstande dat met name de bezonning van belendende percelen niet onevenredig wordt geschaad.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:

  • a. gronden en bouwwerken voor nijverheid en dienstverlening, tenzij het betreft een aan-huis-gebonden beroep en behoudens onthefffing overeenkomstig het bepaalde in 12.5.1;
  • b. gronden en bouwwerken voor detail- en andere handel, tenzij het betreft detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep en behoudens ontheffing overeenkomstig het bepaalde in 12.5.1;
  • c. vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning; bij aangebouwde bijgebouwen is de woonfunctie wel toegestaan.
12.4.2 Aan huis gebonden beroep

Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 45 m²;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. de activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door een bewoner van de woning.
12.5 Ontheffing van de gebruiksregels
12.5.1 Ontheffing aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 12.4.1 onder b, ten behoeve van de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten binnen gebouwen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er wordt geen afbreuk gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
  • b. er wordt, gelet op de omvang, ligging en wijze van uitoefening, geen onevenredige afbreuk gedaan aan het milieu van de omgeving;
  • c. de vloeroppervlakte die ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten in gebruik is, bedraagt niet meer dan 25 m²;
  • d. er zijn daarvoor geen extra verkeersmaatregelen en parkeervoorzieningen op of aan de openbare weg nodig;
  • e. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten.
12.5.2 Ontheffing bewoning vrijstaand bijgebouwen t.b.v. mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 12.4.1 onder c voor het bewonen van een vrijstaand bijgebouw, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een mantelzorg;
  • b. de zorgbehoefte dient te worden aangetoond middels een RIO of GGD-verklaring;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast;
  • e. de bewoning plaatsvindt op een vloeroppervlakte van maximaal 85 m².

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om aan de ontheffing de navolgende voorwaarden te verbinden:

  • a. de ontheffing wordt verleend voor het verlenen van mantelzorg door (mantelzorgverlener) ten behoeve van (mantelzorgontvanger);
  • b. binnen één maand na beëindiging van de zorgvraag dient het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg te worden beëindigd en dit dient schriftelijk gemeld te worden aan burgemeester en wethouders;
  • c. binnen drie maanden na het beëindigen van het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg dient dit bijgebouw door het verwijderen van de essentiële woonvoorzieningen ongeschikt te worden gemaakt voor bewoning;
  • d. binnen drie maanden na het beëindigen van het gebruik van de afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg dient het bijgebouw weer overeenkomstig de bestemming te (kunnen) worden gebruikt.